direct naar inhoud van Artikel 26 Algemene wijzigingsregels
Plan: Boterdorp Zuidwest en Oosthoeck
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0109-VAST

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

26.1 Algemeen

Bevoegd gezag zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m dit voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 25 (afwijkingsregels) niet kunnen worden gebouwd;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bestemmingsgrenzen, bebouwingsgrenzen en bouwvlakken, aanduidingen en/of aanwijzingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen   nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;
  • c. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.
26.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Bevoegd gezag zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het wijzigen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en/of 'Waarde - Archeologie 2' door de bestemmingsvlak(ken) aan te passen, toe te voegen en/of te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat er (geen) sprake (meer) is van te beschermen archeologische waarde(n). Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen bevoegd gezag advies in bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de provinciale archeoloog of bij een ter zake deskundige instantie;
  • b. Het wijzigen van de situering tot maximaal 25 meter uit vanuit de hartlijn van de leiding naar beide zijden en/of verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' waarbij geldt dat:
    • 1. voor het wijzigen van de situering de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad, er voldaan blijft worden aan de bepalingen inzake externe veiligheid en het Besluit externe veiligheid buisleidingen en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
    • 2. voor het verwijderen vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s).
  • c. Het wijzigen van de situering tot maximaal 25 meter uit vanuit de hartlijn van de leiding naar beide zijden en/of verwijderen van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' waarbij geldt dat:
    • 1. voor het wijzigen van de situering geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
    • 2. voor het verwijderen vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s).
  • d. het verwijderen of toevoegen van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie', indien op basis van nadere inventarisatie zulks gewenst is. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen bevoegd gezag advies in bij een deskundige op cultuurhistorisch gebied;
  • e. het wijzigen van de bestemmingen ten behoeve van de aanleg van een (ondergrondse) leiding van welke aard dan ook. Alvorens toepassing te geven wordt advies ingewonnen bij een, ter zake de veiligheid van leidingen, deskundige instantie zoals het RIVM en de beheerder(s) van de leiding;
  • f. het geheel verwijderen en/of wijzigen van gebiedsaanduidingen, indien dit:
    • 1. in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven wenselijk en/of vereist is; en/of
    • 2. in verband met gewijzigde milieuhinder, wetgeving en/of beschermingsregimes wenselijk en/of vereist is;
  • g. het geheel verwijderen en/of wijzigen van functieaanduidingen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt.
26.3 Algemene randvoorwaarden voor wijzigen

Bevoegd gezag verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu:
  • b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.