direct naar inhoud van Regels
Plan: Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 7, fase 4
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0104U13-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Van toepassing verklaring

Op dit uitwerkingsplan- en wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012", vastgesteld op 28 maart 2013 door de gemeenteraad van Lansingerland, van toepassing, voor zover in de regels van dit uitwerkingsplan- en wijzigingsplan niet anders is bepaald en met dien verstande dat in geval van discrepantie tussen de regels van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012" en het uitwerkingsplan- en wijzigingsplan, de regels van het uitwerkingsplan- en wijzigingsplan van toepassing zijn.

Artikel 2 Begrippen

Ter aanvulling op de begripsbepalingen van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012" wordt in deze regels verstaan onder:

2.1 plan:

het uitwerkings- en wijzigingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 7, fase 4" met identificatienummer NL.IMRO.1621.BP0104U13-VAST van de gemeente Lansingerland.

2.2 uitwerkings- en wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. water;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen;
  • f. speelplaatsen en speelvoorzieningen;
  • g. in- en uitritten;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. ontsluitingen ten behoeve van calamiteitenverkeer;

met de daarbij behorende bouwwerken en bij de bestemming behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
3.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

3.3 Afwijken van de gebruiksregels
3.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van maximaal 10% van het bestemmingsvlak ten behoeve van de aanleg van halfverharde parkeervoorzieningen.
3.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • b. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbaar gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden; gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;

c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;

d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte, waarbij dient te worden voldaan aan de geldende gemeentelijke parkeernota.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en ongebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet in de vorm van parkeerkoffers, en de ontsluiting daarvan, behorende bij de op de aangrenzende gronden gesitueerde bestemmingen met de daarbij behorende bouwwerken, werken en werkzaamheden.

Met dien verstande dat:

  • a. parkeerkoffers uitsluitend tussen de woningen gerealiseerd mogen worden, dus niet op hoeken.

4.1.2 Specifiek
  • a. in afwijking van het bepaalde in 4.1.1 onder a mag de parkeerkoffer in het bestemmingsvlak waarbinnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeerkoffer' is opgenomen uitsluitend binnen die aanduiding worden aangelegd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'pad' een fiets-/voetpad aangelegd moet worden met een minimale breedte van 2 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - geluidscherm ' een geluidsscherm van 3 m lang en 4 m hoog achter de achtergevel en in het verlengde van de zijgevel aangelegd dient te worden conform het akoestisch onderzoek, opgenomen als bijlage 3 bij de regels;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zijn de gronden uitsluitend bedoeld voor de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschapswaarden, bestaande uit een talud met een natuurlijke afscheiding naar het water.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken uitgesloten

Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' zijn bouwwerken uitgesloten, en zijn de gronden niet aan te merken als achtererfgebied, zoals bedoeld in artikel 1 behorende bij bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

4.2.3 Pergola's

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen pergola's worden gebouwd, waarbij geldt dat:

  • a. de diepte vanaf de voorgevel niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
  • b. de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter mag bedragen;
  • c. het dakvlak niet gebruikt mag worden als dakterras;
  • d. de pergola geen gesloten wanden mag bevatten, met uitzondering van de wand die gevormd door de gevel van het hoofdgebouw;
  • e. de pergola integraal onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning voor het bouwen van het betreffende hoofdgebouw.
4.2.4 Luifels boven de voordeur

Boven de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen luifels boven de voordeur worden gebouwd, waarbij geldt dat:

  • a. de diepte, gemeten vanuit de voorgevelrooilijn, niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw;
  • c. deze luifel integraal onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning voor het bouwen van het betreffende hoofdgebouw.
4.2.5 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.5 onder a voor de bouw van erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken op voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, niet zijnde erf- en terreinafscheidingen, niet meer dan 3 m bedraagt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – bouwwerken' zijn vlonders en terrassen toegestaan, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de oeverlengte van een perceel én indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
4.3.2 Algemene randvoorwaarden voor het afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits;

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • b. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Parkeervoorzieningen
  • a. Het is verboden de gronden zodanig te gebruiken dat geen gebruik kan worden gemaakt van de in lid 8.1.2 bedoelde parkeervoorzieningen.
  • b. Ter bepaling van het aantal parkeerplaatsen wordt gerekend met de volgende parkeerkencijfers:
    Type parkeerplaats   Parkeerkencijfer  
    parkeerplaats op openbaar terrein   1,00 parkeerplaats  
    garage met oprit op eigen erf   1,00 parkeerplaats  
    garage zonder oprit op eigen erf   0,40 parkeerplaats  
    garage met dubbele oprit (in lengte) op eigen erf   1,70 parkeerplaats  
    garage met dubbele oprit (in breedte) op eigen erf   1,80 parkeerplaats  
    één parkeerplaats op eigen erf   0,80 parkeerplaats  
    twee parkeerplaatsen op eigen erf (naast elkaar)   1,70 parkeerplaats  
    twee parkeerplaatsen op eigen erf (achter elkaar)   1,40 parkeerplaats  
    carport of oprit zonder garage   0,80 parkeerplaats  
  • c. Van iedere parkeerplaats dient de oppervlakte ten minste 15 m2, de diepte ten minste 6 m en de breedte ten minste 2,5 m te bedragen.

Artikel 5 Tuin - Parkeren

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeervoorzieningen, waarbij:
    • 1. binnen de bestemming ten minste twee parkeerplaatsen per woning dienen te worden gerealiseerd;
    • 2. van iedere parkeerplaats de oppervlakte ten minste 15 m2, de diepte ten minste 6 m en de breedte ten minste 2,5 m dient te bedragen;

Met daaraan ondergeschikt:

  • b. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gesitueerde bestemmingen;

met de daarbij behorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. bebouwing mag slechts worden opgericht indien geen afbreuk wordt gedaan aan de parkeerfunctie van de percelen, waarbij de bedoelde parkeervoorzieningen vrij bereikbaar en te allen tijden volledig bruikbaar dienen te blijven.
5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen alleen worden gebouwd:

  • a. bij ieder hoofdgebouw mag, naast de zijgevel van het hoofdgebouw, een overkapping zoals een carport worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de grondoppervlakte niet meer dan 20 m2 mag bedragen;
    • 2. de overkapping op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw dient te worden geplaatst;
    • 3. de breedte van de overkapping gemeten vanuit de zijgevel niet meer mag bedragen dan 3,6 m
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
5.2.3 Luifels boven de voordeur

Boven de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen luifels boven de voordeur worden gebouwd, waarbij geldt dat:

  • a. de diepte, gemeten vanuit de voorgevelrooilijn, niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw;
  • c. deze luifel integraal onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning voor het bouwen van het betreffende hoofdgebouw.
5.2.4 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor de bouw van aanbouwen en/of bijgebouwen aan de zijgevel van een hoofdgebouw, zoals gesitueerd op de aangrenzende gronden waarbij:
  • 1. het bepaalde in lid 5.1 onder a onverminderd van toepassing is, tenzij op basis van het advies van verkeerskundige blijkt dat er op andere wijze is/wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • 2. de diepte gemeten uit:
      • de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
      • de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;

3. de afstand tot:

      • de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; grenzend aan openbaar gebied; minimaal 2 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; niet grenzend aan openbaar gebied; minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      • de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m;
      • op de uitbreiding zijn veiligheidsvoorzieningen, zoals een balustrade of borstwering, tot een hoogte van 1,5 m toegestaan, tenzij het betreedbaar oppervlak zich dan binnen 2 m van een buurperceel bevindt;
  • b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 voor de bouw van overige andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
5.3.2 Algemene randvoorwaarden voor het afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits;

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • b. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Parkeervoorzieningen
  • a. Het is verboden de gronden zodanig te gebruiken dat geen gebruik kan worden gemaakt van de in lid 5.1 en/of lid 8.1.2 bedoelde parkeervoorzieningen.
  • b. Ter bepaling van het aantal parkeerplaatsen wordt gerekend met de volgende parkeerkencijfers:
    Type parkeerplaats   Parkeerkencijfer  
    parkeerplaats op openbaar terrein   1,00 parkeerplaats  
    garage met oprit op eigen erf   1,00 parkeerplaats  
    garage zonder oprit op eigen erf   0,40 parkeerplaats  
    garage met dubbele oprit (in lengte) op eigen erf   1,70 parkeerplaats  
    garage met dubbele oprit (in breedte) op eigen erf   1,80 parkeerplaats  
    één parkeerplaats op eigen erf   0,80 parkeerplaats  
    twee parkeerplaatsen op eigen erf (naast elkaar)   1,70 parkeerplaats  
    twee parkeerplaatsen op eigen erf (achter elkaar)   1,40 parkeerplaats  
    carport of oprit zonder garage   0,80 parkeerplaats  
  • c. Van iedere parkeerplaats dient de oppervlakte ten minste 15 m2, de diepte ten minste 6 m en de breedte ten minste 2,5 m te bedragen.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan op basis van het advies van verkeerskundige bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a sub 2 voor een kleiner oppervlak van de parkeerplaats tot een minimum van 12 m2.

5.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits;

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • b. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op;
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbaar gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte, waarbij dient te worden voldaan aan de geldende gemeentelijke parkeernota.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten, woonerven en pleinen;
  • b. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
  • c. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • d. overdekte fietsenstallingen;
  • e. geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. bermen, groenvoorzieningen en water;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. speelplaatsen en speelvoorzieningen;
  • j. in- en uitritten;

met de daarbij behorende bouwwerken.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
6.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen, waaronder straatmeubilair, bruggen en overige kunstwerken, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Parkeervoorzieningen
  • a. Het is verboden de gronden zodanig te gebruiken dat geen gebruik kan worden gemaakt van de in lid 8.1.2 bedoelde parkeervoorzieningen.
  • b. Ter bepaling van het aantal parkeerplaatsen wordt gerekend met de volgende parkeerkencijfers:
    Type parkeerplaats   Parkeerkencijfer  
    parkeerplaats op openbaar terrein   1,00 parkeerplaats  
    garage met oprit op eigen erf   1,00 parkeerplaats  
    garage zonder oprit op eigen erf   0,40 parkeerplaats  
    garage met dubbele oprit (in lengte) op eigen erf   1,70 parkeerplaats  
    garage met dubbele oprit (in breedte) op eigen erf   1,80 parkeerplaats  
    één parkeerplaats op eigen erf   0,80 parkeerplaats  
    twee parkeerplaatsen op eigen erf (naast elkaar)   1,70 parkeerplaats  
    twee parkeerplaatsen op eigen erf (achter elkaar)   1,40 parkeerplaats  
    carport of oprit zonder garage   0,80 parkeerplaats  
  • c. Van iedere parkeerplaats dient de oppervlakte ten minste 15 m2, de diepte ten minste 6 m en de breedte ten minste 2,5 m te bedragen

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. de waterhuishouding (waterberging, -aanvoer en -afvoer, (hoofd)watergangen, e.d.);
  • c. taluds;
  • d. groenvoorzieningen.
7.2 bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming en kunstwerken, zoals bruggen en dammen (al dan niet met duikers), ten behoeve van de ontsluiting van aangrenzende verkeers- en/of woonbestemmingen en/of onderhoudsdoeleinden worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • b. de bouw van andere bouwwerken tot een bouwhoogte van maximaal 5 m, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
7.3.2 Algemene randvoorwaarden voor het afwijken van de bouwregels
  • a. De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits;
  • b. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • c. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in de Algemene gebruiksregels, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en overige zaken.

7.4.2 Vergunning waterbeheerder

Voor werkzaamheden aan of in deze bestemming, niet behorende tot het normale onderhoud, dient een (Keur)vergunning te worden aangevraagd bij de waterbeheerder.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal 90 woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep en/of webwinkel;
  • b. tuinen en erven;
  • c. parkeervoorzieningen, al dan niet in de vorm van parkeerkoffers, en de ontsluiting daarvan;

met de daarbij behorende bouwwerken.

Met dien verstande dat:

  • d. parkeerkoffers uitsluitend tussen de woningen gerealiseerd mogen worden, dus niet op hoeken.
8.1.2 Specifiek
  • a. in afwijking van het bepaalde in 4.1.1 onder d mag de parkeerkoffer in het bestemmingsvlak waarbinnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeerkoffer' is opgenomen uitsluitend binnen die aanduiding worden aangelegd is;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'pad' een fiets-/voetpad aangelegd moet worden met een minimale breedte van 2 meter;
  • c. ten behoeve van de bestemming 'Wonen' dienen binnen de bestemming 'Wonen' of binnen de aangrenzende bestemmingen 'Tuin' en/of 'Verkeer', tenminste:
    • 1. 1,9 parkeerplaatsen per rijwoning aangelegd en in stand gehouden te worden;
    • 2. 2,1 parkeerplaatsen per twee-onder-een-kapwoning aangelegd en in stand gehouden te worden;
    • 3. 2,2 parkeerplaatsen per vrijstaande woning aangelegd en in stand gehouden te worden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen in het plangebied wordt niet verleend als er geen omgevingsvergunning is ingediend voor de bouw van het geluidsscherm langs de N471 conform de aanduiding 'geluidscherm' en het akoestisch onderzoek, opgenomen als bijlage Bijlage 3 bij de regels;
  • c. een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning grenzend aan de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - geluidscherm' wordt niet verleend als er geen omgevingsvergunning is ingediend voor een geluidscherm ter plaatse van die aanduiding, zoals in het akoestisch onderzoek opgenomen als bijlage Bijlage 3 bij de regels beschreven;
  • d. de woningen in het plangebied mogen pas in gebruik worden genomen als het geluidscherm langs de N471 is gebouwd conform de aanduiding 'geluidscherm' en het akoestisch onderzoek, opgenomen als bijlage 3 bij de regels;
  • e. de woning grenzend aan de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - geluidscherm' mag pas in gebruik genomen worden als het geluidscherm ter plaatse van die aanduiding is gebouwd en in stand wordt gehouden zoals in het akoestisch onderzoek beschreven, opgenomen als bijlage 3 bij de regels;
  • f. er mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd binnen de bestemming met een maximum van 90;
  • g. rijwoningen mogen maximaal 6 aanéén worden gebouwd;
  • h. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 12 m;
  • i. ten aanzien van de dakhelling geldt dat voor hoofdgebouwen de dakhelling tussen de 30° en 60° bedraagt;
  • j. hoofdgebouwen dienen in/op het figuur 'gevellijn' te worden gebouwd, tenzij de 'gevellijn' aan de voorzijde ligt, dan mogen ze ook maximaal 1 meter achter én evenwijdig aan het figuur 'gevellijn' worden gebouwd;
  • k. de voor-, achter- en zijgevel(s) van het als eerste vergunde en gebouwde hoofdgebouw per kavel, zoals deze in de omgevingsvergunning voor de bouw van dat hoofdgebouw zijn opgenomen, worden aangemerkt als de voor dat hoofdgebouw geldende bebouwingsgrenzen van het bouwvlak voor de betreffende kavel, welke niet door hoofdbebouwing mogen worden overschreden;
  • l. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter aan beide zijden;
    • 2. bij twee-onder-één-kapwoningen minimaal 3 meter aan de zijde waar de woning niet gekoppeld is aan een andere woning;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1. en 2. mag tot op de grens met de bestemming 'Tuin' of Tuin - Parkeren'' worden gebouwd, wanneer deze aan de zijdelingse perceelsgrens van het woonperceel grenst;
  • m. ten aanzien van het bouwen is tevens het bepaalde in de Algemene gebruiksregels van toepassing.
8.2.3 Dakkapellen

De goothoogte van een dakkapel wordt buiten beschouwing gelaten voor zover voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. in het dakvlak waarop de dakkapel is voorzien, is nog geen dakkapel aanwezig;
  • b. de hellingshoek van het dakvlak waarop de dakkapel is voorzien bedraagt minimaal 30 graden;
  • c. de afstand van de bovenzijde boeiboord of daktrim tot de daknok bedraagt minimaal 0,5 m;
  • d. de afstand van de voet van de dakkapel tot de verdiepingsvloer bedraagt minimaal 0,5 m en maximaal 1 m;
  • e. de afstand van de zijkant van een dakkapel tot de binnenkant van de scheidingsmuur/-muren en/of de zijdelingse dakrand(en) bedraagt minimaal 1 m;
  • f. de breedte van de dakkapel bedraagt maximaal 3 m;
  • g. de hoogte van de dakkapel bedraagt maximaal 1,75 m, gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde boeiboord of daktrim.
8.2.4 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. bij iedere woning mogen aan de achtergevel van het hoofdgebouw aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen; voor zover deze zijn gelegen tussen de zijgevels en/of scheidingsmuren van het als eerste per bouwvlak vergunde hoofdgebouw, zoals deze in de omgevingsvergunning voor de bouw van dat hoofdgebouw zijn opgenomen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m;
    • 3. op de uitbouw zijn veiligheidsvoorzieningen, zoals een balustrade of borstwering, tot een bouwhoogte van 1,5 m toegestaan, tenzij het betreedbaar oppervlak zich dan binnen 2 m van een buurperceel bevindt;
  • b. bij iedere woning mogen aan de zijgevel van het hoofdgebouw aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit:
      • de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw van aanbouwen en bijgebouwen niet meer dan 6 m mag bedragen, voor zover deze niet zijn gelegen tussen de zijgevels en/of scheidingsmuur van het als eerste per bouwvlak vergunde hoofdgebouw, zoals deze in de omgevingsvergunning voor de bouw van dat hoofdgebouw zijn opgenomen;
      • in afwijking van het bovenstaande mag de maximale diepte van 6 m van aanbouwen en bijgebouwen, gemeten uit de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw doorgetrokken worden voorbij de zijgevel, waarbij:

- de breedte 25% mag bedragen van de achtergevel voor zover gelegen tussen de zijgevels en/of scheidingsmuur van het als eerste per bouwvlak vergunde hoofdgebouw, zoals deze in de omgevingsvergunning voor de bouw van dat hoofdgebouw zijn opgenomen;

- de betreffende aanbouw en/of bijgebouw aansluit aan bovenstaande aanbouw en/of bijgebouw;

- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

      • de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw van overkappingen niet meer dan 3 m mag bedragen;
      • de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 1. de afstand tot:
      • de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; grenzend aan openbaar gebied; minimaal 2 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; niet grenzend aan openbaar gebied; minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m;
    • 3. op de uitbreiding zijn veiligheidsvoorzieningen, zoals een balustrade of borstwering, tot een hoogte van 1,5 m toegestaan, tenzij het betreedbaar oppervlak zich dan binnen 2 m van een buurperceel bevindt;
  • c. bij iedere woning mogen vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein;
    • 2. de afstand tot:
      • de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw ten minste 6 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; grenzend aan openbaar gebied; minimaal 2 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; niet grenzend aan openbaar gebied; minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      • (het verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
  • d. bij iedere woning mogen vrijstaande overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein;
    • 2. de afstand tot de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens; grenzend aan openbaar gebied; minimaal 2 m zal bedragen;
    • 4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens; niet grenzend aan openbaar gebied; minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
  • e. de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b, c en d mogen slechts worden gebouwd, indien het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft en:
    • 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt;
    • 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt;
    • 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, meer dan 500 m² bedraagt.
8.2.5 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.5 onder a voor de bouw van gebouwde erf- en terreinafscheidingen op perceelsgrenzen die grenzen aan het openbaar gebied waarbij de bouwhoogte ten hoogste 2 m mag bedragen op voorwaarde dat de binnen de bestemming te realiseren parkeervoorzieningen vrij toegankelijk blijven;
  • b. het bepaalde in lid 8.2 voor de bouw van een carport op het perceelsgedeelte gelegen naast het hoofdgebouw, waarbij:
    • 1. de grondoppervlakte niet meer dan 20 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    • 3. de carport wordt gebouwd op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. het bepaalde in lid 8.2.2 onder f. voor het afwijken van de maximum goothoogte tot de maximum bouwhoogte ten behoeve van de bouw van een woning met drie bouwlagen zonder kap;
  • d. het bepaalde in lid 8.2.2 onder f. voor een maximaal 3 m hogere goothoogte over maximaal 70% van de breedte van de gevel ten behoeve van de bouw van (steden)bouwkundige accenten
  • e. het bepaalde in lid 8.2.2 onder g. voor het bouwen van een afwijkende dakhelling of kapvorm;
  • f. het bepaalde in lid 8.2.3 onder f en g voor het bouwen van een bredere dakkapel en/of hogere dakkapel, waarbij de overige bepalingen uit 8.2.3 gehandhaafd blijven;
  • g. het bepaalde in lid 8.2.4 onder b.1 voor een afwijkende diepte van een aanbouw en/of bijgebouw, gemeten uit de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw, tot maximaal 7 m;
  • h. het bepaalde in lid 8.2.4 onder a, b en c voor een afwijkende goot- en bouwhoogte van een aanbouw, bijgebouw of overkapping aan de achter- en/of zijgevel van het hoofdgebouw of van een vrijstaand bijgebouw tot maximaal 4 m respectievelijk 6 m;
  • i. het bepaalde in lid 8.2.4 onder c voor de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt;
  • j. het bepaalde in lid 8.2.4 onder b, c en d voor een afwijkende afstand van een aanbouw en/of (vrijstaand) bijgebouw en/of (vrijstaande) overkapping tot de zijdelingse perceelsgrens grenzend aan openbaar gebied.
8.3.2 Algemene randvoorwaarden voor het afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits;

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • b. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Parkeervoorzieningen
  • a. Het is verboden de gronden zodanig te gebruiken dat geen gebruik kan worden gemaakt van de in lid 8.1.2 bedoelde parkeervoorzieningen.
  • b. Ter bepaling van het aantal parkeerplaatsen wordt gerekend met de volgende parkeerkencijfers:
    Type parkeerplaats   Parkeerkencijfer  
    parkeerplaats op openbaar terrein   1,00 parkeerplaats  
    garage met oprit op eigen erf   1,00 parkeerplaats  
    garage zonder oprit op eigen erf   0,40 parkeerplaats  
    garage met dubbele oprit (in lengte) op eigen erf   1,70 parkeerplaats  
    garage met dubbele oprit (in breedte) op eigen erf   1,80 parkeerplaats  
    één parkeerplaats op eigen erf   0,80 parkeerplaats  
    twee parkeerplaatsen op eigen erf (naast elkaar)   1,70 parkeerplaats  
    twee parkeerplaatsen op eigen erf (achter elkaar)   1,40 parkeerplaats  
    carport of oprit zonder garage   0,80 parkeerplaats  
  • c. Van iedere parkeerplaats dient de oppervlakte ten minste 15 m2, de diepte ten minste 6 m en de breedte ten minste 2,5 m te bedragen.
8.4.2 Beroep aan huis

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 10 'Algemene gebruiksregels' wordt gerekend het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw, aanbouwen en/of bijgebouwen voor een beroep aan huis, voor zover niet aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven (met name ingeval de beroepsmatige werkruimte in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd);
  • b. de beroepsmatige activiteiten dienen te geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale beroepsvloeroppervlakte mag per perceel niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 50 m²;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  • f. er mogen geen activiteiten plaatsvinden vallend onder de Wet milieubeheer / Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • g. er slechts detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden op voorwaarde dat:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
  • i. binnen de bestemming worden uitsluitend functies toegestaan met een maximale milieucategorie 1 zoals opgenomen in bijlage Bijlage 1, voor zover deze in de bijlage niet zijn doorgehaald.
8.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 10, lid 1, wordt gerekend:

  • a. het exploiteren van een webwinkel waarbij sprake is van uitstallen ten verkoop of het ter plaatse leveren of afhalen van goederen;
  • b. het gebruik van de woningen in het plangebied zonder dat het geluidscherm langs de N471 is gebouwd en in stand wordt gehouden ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' en conform het akoestisch onderzoek, opgenomen als bijlage Bijlage 3 bij de regels;
  • c. het gebruik van de woning grenzend aan de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - geluidscherm' zonder dat het geluidscherm ter plaatse van die aanduiding is gebouwd en in stand wordt gehouden zoals in het akoestisch onderzoek beschreven, opgenomen als bijlage Bijlage 3 bij de regels.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw, aanbouwen en/of bijgebouwen voor ambachtelijke/verzorgende bedrijven, voor zover aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven (met name ingeval de beroepsmatige werkruimte in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd);
  • b. de bedrijfsmatige activiteiten dienen te geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag per perceel niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 50 m²;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  • f. er mogen geen activiteiten plaatsvinden vallend onder de Wet milieubeheer / Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • g. er slechts detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden op voorwaarde dat:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente.
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijke aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
  • i. binnen de bestemming worden uitsluitend functies toegestaan met een maximale milieucategorie 1 zoals bedoeld in bijlage Bijlage 1, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald.
8.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits;

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • b. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op;
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbaar gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte, waarbij dient te worden voldaan aan de geldende gemeentelijke parkeernota.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. waterkering;
  • b. de waterhuishouding.
9.2 Bouwregels

Op de in artikel 9, lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.

9.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, indien de waterstaatsbelangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 10 'Algemene gebruiksregels' lid 1, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en overige zaken.

9.4.2 Vergunning

Voor werkzaamheden aan of in deze bestemming, niet behorende tot het normale onderhoud, dient een vergunning te worden aangevraagd bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Ondergeschikte bouwdelen

Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwdelen zoals bedoeld in artikel 32, lid 32.1 van het bestemmingsplan “Westpolder/Bolwerk 2012” niet past binnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Vrijwaringszone - luchtvaartvoorziening 30m NAP en 40m NAP

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 is het niet toegestaan binnen de (gebieds)aanduiding 'Vrijwaringszone - luchtvaartvoorziening 30m NAP en 40m NAP' bouwwerken op te richten waarvan blijkt dat het bouwwerk hoger is dan de door middel van het toetsingsvlak aangeduide oplopende bouwhoogte, zijnde de denkbeeldige rechte lijn tussen de hoogtes van het toetsingsvlak, waarbij de toetshoogtes per meter - zoals aangegeven op de kaart 'Toetsingsvlakken Luchtverkeersleiding Nederland', opgenomen als bijlage 2 Luchtvaartvoorziening bij deze regels - in acht dienen te worden genomen.

11.2 Vrijwaringszone - luchtvaartvoorziening 40m NAP en 50m NAP

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 is het niet toegestaan binnen de (gebieds)aanduiding 'Vrijwaringszone - luchtvaartvoorziening 40m NAP en 50m NAP' bouwwerken op te richten waarvan blijkt dat het bouwwerk hoger is dan de door middel van het toetsingsvlak aangeduide oplopende bouwhoogte, zijnde de denkbeeldige rechte lijn tussen de hoogtes van het toetsingsvlak, waarbij de toetshoogtes per meter - zoals aangegeven op de kaart 'Toetsingsvlakken Luchtverkeersleiding Nederland', opgenomen als bijlage 2 Luchtvaartvoorziening bij deze regels - in acht dienen te worden genomen.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het uitwerkings- en wijzigingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 7, fase 4".