direct naar inhoud van Regels
Plan: Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 10
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0104U04-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Van toepassing verklaring

Op dit uitwerkingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012", vastgesteld op 28 maart 2013 door de gemeenteraad van Lansingerland, van toepassing, voor zover in de regels van dit uitwerkingsplan niet anders is bepaald en met dien verstande dat in geval van discrepantie tussen de regels van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012" en het uitwerkingsplan, de regels van het uitwerkingsplan van toepassing zijn.

Artikel 2 Begrippen

Ter aanvulling op de begripsbepalingen van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012" wordt in deze regels verstaan onder:

2.1 plan:

het uitwerkingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 10" met identificatienummer NL.IMRO.1621.BP0104U04-VAST van de gemeente Lansingerland.

2.2 uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. water;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. speelplaatsen en speelvoorzieningen;
  • f. in- en uitritten;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. ontsluitingen ten behoeve van calamiteitenverkeer;
  • i. geluidsafschermende of -werende voorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en bij de bestemming behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen, waaronder bruggen, overige kunstwerken, geluidsschermen en straatmeubilair ten behoeve van de aangrenzende verkeersbestemmingen worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 3 m.

3.3 Afwijken van de gebruiksregels
3.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van

  • a. het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van maximaal 10% van het bestemmingsvlak ten behoeve van de aanleg van halfverharde parkeervoorzieningen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en ongebouwde parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gesitueerde bestemmingen met de daarbij behorende andere bouwwerken, werken en werkzaamheden.

4.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zijn de gronden uitsluitend bedoeld voor de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschapswaarden, bestaande uit een talud met een natuurlijke afscheiding naar het water.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken uitgesloten

Ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – bouwwerken' zijn bouwwerken uitgesloten en zijn de gronden niet aan te merken als achtererfgebied, zoals bedoeld in artikel 1 behorende bij bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

4.2.3 Gebouwen en overkappingen

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend een erker, entree- of tochtportaal worden gebouwd, waarbij geldt dat:

  • a. de afstand tot de grens van het openbaar gebied niet minder mag bedragen dan 2 m;
  • b. de diepte, gemeten vanuit de voorgevelrooilijn, niet meer mag bedragen dan 1,5 m voor een erker en 2 m voor een entree- of tochtportaal;
  • c. de totale grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van de woning;
  • e. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de woning, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m.
4.2.4 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

4.3.1 Andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.4 onder a voor de bouw van overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – bouwwerken' zijn vlonders en terrassen toegestaan, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 40% van de oeverlengte met een maximum van 5 m.
4.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu.

Artikel 5 Tuin - Parkeren

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeervoorzieningen, waarbij:
    • 1. binnen de bestemming ten minste twee parkeerplaatsen per woning dienen te worden aangelegd en in stand gehouden;
    • 2. van iedere parkeerplaats de diepte ten minste 5,5 m en de breedte ten minste 2,5 m dient te bedragen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gesitueerde bestemmingen;

met de daarbij behorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
  • b. bebouwing mag slechts worden opgericht indien geen afbreuk wordt gedaan aan de parkeerfunctie van de percelen, waarbij de bedoelde parkeervoorzieningen toegankelijk en te allen tijde volledig bruikbaar dienen te blijven.
5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen alleen worden gebouwd:

  • a. een erker, entree- of tochtportaal, waarbij geldt dat:
    • 1. de afstand tot de grens van het openbaar gebied niet minder mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de diepte, gemeten vanuit de voorgevelrooilijn, niet meer mag bedragen dan 1,5 m voor een erker en 2 m voor een entree- of tochtportaal;
    • 3. de totale grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
    • 4. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 5. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m.
5.2.3 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 onder a voor de bouw van overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m én de binnen de lid 5.1 onder a bedoelde parkeervoorzieningen toegankelijk en te allen tijde volledig bruikbaar dienen te blijven.

5.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. er geen afbreuk wordt gedaan aan de parkeerfunctie van de percelen, waarbij de in lid 5.1 onder a. bedoelde parkeervoorzieningen toegankelijk en te allen tijde volledig bruikbaar dienen te blijven;
  • b. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu.

5.4 Specifieke gebruiksregels

De inrichting van gronden mag niet zodanig worden gewijzigd dat deze gronden niet langer kunnen worden gebruikt ten behoeve van parkeervoorzieningen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a sub 2 voor een kleiner oppervlak van de parkeerplaats tot een minimum van 12 m2.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten, woonerven en pleinen;
  • b. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
  • c. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • d. overdekte fietsenstallingen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. bermen, groenvoorzieningen en water;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen;
  • i. speelplaatsen en speelvoorzieningen;
  • j. in- en uitritten;

met de daarbij behorende bouwwerken.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Gebouwen

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bouwwerken ten behoeve van kruisende verkeersbestemmingen en watergangen, zoals bruggen, viaducten en duikers mogen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m waaronder straatmeubilair, bruggen en overige kunstwerken.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. de waterhuishouding (waterberging, -aanvoer en -afvoer, (hoofd)watergangen, e.d.);
  • c. oevers en landtongen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. taluds;
  • f. bruggen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming en kunstwerken, zoals bruggen en dammen (al dan niet met duikers) ten behoeve van de ontsluiting van aangrenzende verkeers- en/of woonbestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • b. de bouw van andere bouwwerken tot een bouwhoogte van maximaal 5 m, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
7.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. het gewenste voorzieningenniveau;
  • e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
  • f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. het milieu.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 33 'Algemene gebruiksregels' van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012", wordt in ieder geval gerekend het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en overige zaken.

7.4.2 Vergunning

Voor werkzaamheden aan of in deze bestemming, niet behorende tot het normale onderhoud, dient een (Keur)vergunning te worden aangevraagd bij de waterbeheerder.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep en/of webwinkel;
  • b. tuinen en erven;
  • c. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd, met dien verstande dat op het perceel Veilingweg 68 de bestaande woning gesloopt dient te zijn;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mogen twee-aaneengebouwde woningen of vrijstaande woningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal woningen niet meer bedraagt dan op de verbeelding is weergegeven;
    • 2. de perceelsbreedte bij een vrijstaande woning minimaal 15 m bedraagt en de perceelsbreedte bij een twee-aaneengebouwde woning minimaal 12 m per woning bedraagt;
    • 3. de onderstaande bepalingen d tot en met n voor hoofdgebouwen, zowel voor vrijstaande als voor een twee-aaneengebouwde woning geldt;
  • d. de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum dakhelling (graden)' en 'minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)';
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag de goothoogte voor ten hoogste 40% van de breedte van het hoofdgebouw overschreden worden ten behoeve van gevel- en dakopbouwen tot een hoogte van maximaal 6 m;
  • f. hoofdgebouwen dienen met de voorgevel op het figuur 'gevellijn' te worden georiënteerd;
  • g. hoofdgebouwen dienen op of evenwijdig aan het figuur 'gevellijn' te worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 2 m dient te verspringen ten opzichte van de aangrenzende woningen;
  • h. Indien het hoofdgebouw binnen een afstand van maximaal 4 m van het figuur 'gevellijn' wordt gebouwd, mag de breedte van de voorgevel maximaal 6 m bedragen, waarna de bebouwing minimaal 2 m naar achteren inspringt;
  • i. Indien het hoofdgebouw op meer dan 4 m van het figuur 'gevellijn' wordt gebouwd, mag de breedte van de voorgevel maximaal 15 m bedragen;
  • j. hoofdgebouwen dienen minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stedenbouwkundig accent' dienen de hoofdgebouwen in de naar de bestemming 'Verkeer' gerichte bouwgrenzen te worden gebouwd, waarbij de gevels gericht op het openbaar gebied een representatief karakter hebben;
  • l. ter plaatse van de aanduiding ‘nokrichting’ dient de nok evenwijdig aan de Veilingweg of Industrieweg, grenzend aan het betreffende perceel, te liggen;
  • m. voor zover een bouwperceel aan twee zijden grenst aan openbaar gebied, dient de zijgevel gericht op het openbaar gebied een representatief karakter te hebben;
  • n. ten aanzien van het bouwen is tevens het bepaalde in artikel 32 'Algemene bouwregels' van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012" van toepassing.
8.2.3 Dakkapellen

De goothoogte van een dakkapel - gebouwd aan het voordakvlak of een ander naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak van het hoofdgebouw - wordt buiten beschouwing gelaten voor zover voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. in het dakvlak waarop de dakkapel is voorzien, is nog geen dakkapel aanwezig;
  • b. de hellingshoek van het dakvlak waarop de dakkapel is voorzien bedraagt minimaal 30 graden;
  • c. de afstand van de bovenzijde boeiboord of daktrim tot de daknok bedraagt minimaal 0,5 m;
  • d. de afstand van de voet van de dakkapel tot de verdiepingsvloer bedraagt minimaal 0,5 m en maximaal 1 m;
  • e. de afstand van de zijkant van een dakkapel tot de binnenkant van de scheidingsmuur/-muren en/of de zijdelingse dakrand(en) bedraagt minimaal 1 m;
  • f. de breedte van de dakkapel bedraagt maximaal 3 m;
  • g. de hoogte van de dakkapel bedraagt maximaal 1, 75 m, gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde boeiboord of daktrim;
  • h. de dakkapel plat is afgedekt.
8.2.4 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. bij iedere woning mogen aan de achtergevel van het hoofdgebouw aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m;
    • 3. op de uitbouw zijn veiligheidsvoorzieningen, zoals een balustrade of borstwering, tot een bouwhoogte van 1 m toegestaan, tenzij het betreedbaar oppervlak zich dan binnen 2 m van een buurperceel bevindt;
  • b. bij iedere woning mogen aan de zijgevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit:
      • de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
      • de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot:
      • de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; grenzend aan openbaar gebied; minimaal 2 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; niet grenzend aan openbaar gebied; minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m;
    • 4. op de uitbreiding zijn veiligheidsvoorzieningen, zoals een balustrade of borstwering, tot een hoogte van 1 m toegestaan, tenzij het betreedbaar oppervlak zich dan binnen 2 m van een buurperceel bevindt;
  • c. bij iedere woning mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein;
    • 2. de afstand tot:
      • de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
      • de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw ten minste 6 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; grenzend aan openbaar gebied; minimaal 2 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; niet grenzend aan openbaar gebied; minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      • (het verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
8.2.5 Bebouwingspercentage per perceel (hoofdgebouwen én aan- en bijgebouwen en overkappingen)

de hoofdgebouwen als bedoeld onder 8.2.2 en de aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen als bedoeld onder 8.2.4, mogen slechts worden opgericht, indien het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft.

8.2.6 Andere bouwwerken
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. 3 m voor overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.2 onder d voor het bouwen van een afwijkende dakhelling.
8.3.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.4 onder c voor een afwijkende goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw tot maximaal 3 m respectievelijk 5 m;
  • b. het bepaalde in lid 8.2.4 onder c voor de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt.
8.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. op een goede wijze in de (extra) parkeerbehoefte wordt voorzien, waarbij dient te worden voldaan aan de geldende gemeentelijke parkeernota.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Aantal woningen

Het totale aantal woningen binnen de bestemming 'Wonen' mag niet meer bedragen dan 19.

8.4.2 Beroep aan huis

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 33 'Algemene gebruiksregels' van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012", wordt gerekend het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw, aanbouwen en/of bijgebouwen voor een beroep aan huis, voor zover niet aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven (met name ingeval de beroepsmatige werkruimte in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd);
  • b. de beroepsmatige activiteiten dienen te geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale beroepsvloeroppervlakte mag per perceel niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 50 m²;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  • f. er mogen geen activiteiten plaatsvinden vallend onder de Wet milieubeheer / Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • g. er slechts detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden op voorwaarde dat:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen (extra) parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
  • i. binnen de bestemming worden uitsluitend functies toegestaan met een maximale milieucategorie 1 zoals bedoeld in de in bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten (wonen), voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald.
8.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 33 'Algemene gebruiksregels' van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012", wordt gerekend het exploiteren van een webwinkel waarbij sprake is van uitstallen ten verkoop of het ter plaatse leveren of afhalen van goederen.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw, aanbouwen en/of bijgebouwen voor ambachtelijke/verzorgende bedrijven, voor zover aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven (met name ingeval de beroepsmatige werkruimte in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd);
  • b. de bedrijfsmatige activiteiten dienen te geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag per perceel niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 50 m²;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  • f. er mogen geen activiteiten plaatsvinden vallend onder de Wet milieubeheer / Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • g. er slechts detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden op voorwaarde dat:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente.
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen (extra) parkeerbehoefte naast het oorspronkelijke aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
  • i. binnen de bestemming worden uitsluitend functies toegestaan met een maximale milieucategorie 1 zoals bedoeld in de in bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten (wonen), voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald.
8.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte, waarbij dient te worden voldaan aan de geldende gemeentelijke parkeernota.

Artikel 9 Wonen - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep en/of webwinkel;
  • b. tuinen en erven;
  • c. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • c. in afwijking van het bepaalde onder c mag de goothoogte voor ten hoogste 40% van de breedte van het hoofdgebouw overschreden worden ten behoeve van gevel- en dakopbouwen tot een hoogte van maximaal 6 m;
  • d. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer dan 60°;
  • e. hoofdgebouwen dienen minimaal 3 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  • f. ten aanzien van het bouwen is tevens het bepaalde in artikel 32 'Algemene bouwregels' van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012" van toepassing.
9.2.3 Dakkapellen

De goothoogte van een dakkapel - gebouwd aan het voordakvlak of een ander naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak van het hoofdgebouw - wordt buiten beschouwing gelaten voor zover voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. in het dakvlak waarop de dakkapel is voorzien, is nog geen dakkapel aanwezig;
  • b. de hellingshoek van het dakvlak waarop de dakkapel is voorzien bedraagt minimaal 30 graden;
  • c. de afstand van de bovenzijde boeiboord of daktrim tot de daknok bedraagt minimaal 0,5 m;
  • d. de afstand van de voet van de dakkapel tot de verdiepingsvloer bedraagt minimaal 0,5 m en maximaal 1 m;
  • e. de afstand van de zijkant van een dakkapel tot de binnenkant van de scheidingsmuur/-muren en/of de zijdelingse dakrand(en) bedraagt minimaal 1 m;
  • f. de breedte van de dakkapel bedraagt maximaal 3 m;
  • g. de hoogte van de dakkapel bedraagt maximaal 1,75 m, gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde boeiboord of daktrim;
  • h. de dakkapel plat is afgedekt.
9.2.4 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. bij iedere woning mogen aan de achtergevel van het hoofdgebouw aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m;
    • 3. op de uitbouw zijn veiligheidsvoorzieningen, zoals een balustrade of borstwering, tot een bouwhoogte van 1 m toegestaan, tenzij het betreedbaar oppervlak zich dan binnen 2 m van een buurperceel bevindt;
  • b. bij iedere woning mogen aan de zijgevel aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de diepte gemeten uit:
      • de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
      • de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot:
      • de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; grenzend aan openbaar gebied; minimaal 2 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; niet grenzend aan openbaar gebied; minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m;
    • 4. op de uitbreiding zijn veiligheidsvoorzieningen, zoals een balustrade of borstwering, tot een hoogte van 1 m toegestaan, tenzij het betreedbaar oppervlak zich dan binnen 2 m van een buurperceel bevindt;
  • c. bij iedere woning mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein;
    • 2. de afstand tot:
      • de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
      • de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw ten minste 6 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; grenzend aan openbaar gebied; minimaal 2 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens; niet grenzend aan openbaar gebied; minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      • (het verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
  • d. de gebouwen en overkappingen als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden opgericht, indien het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen - 2', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd en minimaal 35 m² onbebouwd en onoverdekt blijft en:
    • 1. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 75 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen - 2', buiten het bouwvlak, minder dan 300 m² bedraagt;
    • 2. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 100 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen - 2', buiten het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m² bedraagt;
    • 3. de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 150 m², indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen - 2', buiten het bouwvlak, meer dan 500 m² bedraagt;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a t/m d mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een vrijstaand bijgebouw worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 4,5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
    • 3. er geleding in de voorgevel aangebracht dient te worden, waarbij aaneengesloten geveldelen niet breder dan 6 m mogen zijn;
    • 4. het bijgebouw op de Veilingweg is georiënteerd;
    • 5. de afstand tot het hoofdgebouw minimaal 3 m bedraagt;
    • 6. het bijgebouw in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de bijbehorende woning;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a t/m d mogen aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bestaande woningen, die rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpuitwerkingsplan, worden gehandhaafd.
9.2.5 Andere bouwwerken
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. 3 m voor overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

9.3.1 Hoofdgebouwen
  • b. het bepaalde in lid 9.2.2 onder d voor het bouwen van een afwijkende dakhelling;
9.3.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. het bepaalde in lid 9.2.4 onder c voor een afwijkende goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw tot maximaal 3 m respectievelijk 5 m;
  • b. het bepaalde in lid 9.2.4 onder c voor de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt.
9.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. op een goede wijze in de (extra) parkeerbehoefte wordt voorzien, waarbij dient te worden voldaan aan de geldende gemeentelijke parkeernota.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Aantal woningen

Voor zover binnen een bouwvlak bestaande woningen aanwezig zijn, mag het aantal woningen binnen dit bouwvlak niet worden vergroot of verkleind.

9.4.2 Beroep aan huis

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 33 'Algemene gebruiksregels' van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012", wordt gerekend het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw, aanbouwen en/of bijgebouwen voor een beroep aan huis, voor zover niet aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven (met name ingeval de beroepsmatige werkruimte in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd);
  • b. de beroepsmatige activiteiten dienen te geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale beroepsvloeroppervlakte mag per perceel niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 50 m²;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  • f. er mogen geen activiteiten plaatsvinden vallend onder de Wet milieubeheer / Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • g. er slechts detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden op voorwaarde dat:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
  • i. binnen de bestemming worden uitsluitend functies toegestaan met een maximale milieucategorie 1 zoals bedoeld in de in bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten (wonen), voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald.
9.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 33 'Algemene gebruiksregels' van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012", wordt gerekend het exploiteren van een webwinkel waarbij sprake is van uitstallen ten verkoop of het ter plaatse leveren of afhalen van goederen.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw, aanbouwen en/of bijgebouwen voor ambachtelijke/verzorgende bedrijven, voor zover aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven (met name ingeval de beroepsmatige werkruimte in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd);
  • b. de bedrijfsmatige activiteiten dienen te geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag per perceel niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 50 m²;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  • f. er mogen geen activiteiten plaatsvinden vallend onder de Wet milieubeheer / Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • g. er slechts detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden op voorwaarde dat:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente.
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijke aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
  • i. binnen de bestemming worden uitsluitend functies toegestaan met een maximale milieucategorie 1 zoals bedoeld in de in bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten (wonen), voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald.
9.5.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor de woning en buitenruimte van die hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;

voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte, waarbij dient te worden voldaan aan de geldende gemeentelijke parkeernota.

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een aardgastransportleiding ongeveer ter plaatse van de 'hartlijn leiding - gas' met de daarbij behorende zakelijke rechtstrook;
  • b. de aanleg, het herstel en de instandhouding van een lagedruk aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12,75 inch en een druk van ten hoogste 8 bar.
10.2 Bouwregels
10.2.1

Op de voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

10.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de (gas)leiding niet wordt geschaad;
  • b. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
  • d. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 33 'Algemene gebruiksregels' lid 1 van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012", wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in 10.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
10.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 10.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende en bovenliggende bestemming(en);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 10.2.
10.5.3 Toelaatbaarheid

De in 10.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

 

11.1 Vrijwaringszone - luchtvaartvoorziening

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 is het niet toegestaan binnen de (gebieds)aanduiding 'vrijwaringszone - luchtvaartvoorziening 20 m NAP en 30 m NAP' bouwwerken op te richten waarvan blijkt dat het bouwwerk hoger is dan de door middel van het toetsingsvlak aangeduide oplopende bouwhoogte, zijnde de denkbeeldige rechte lijn tussen de hoogtes van het toetsingsvlak, waarbij de toetshoogtes per meter - zoals aangegeven op de kaart 'Toetsingsvlakken Luchtverkeersleiding Nederland', opgenomen als bijlage 1 bij deze regels - in acht dienen te worden genomen.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het uitwerkingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 10".