direct naar inhoud van Artikel 26 Algemene aanduidingsregels
Plan: Centrum Berkel en Rodenrijs
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0089-VAST

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

26.1 Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en objecten

In afwijking van het elders in deze regels bepaalde, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol' voor het cultuurhistorisch waardevolle gebouw of object, uitsluitend de bestaande maatvoering worden aangehouden.

26.2 Bovenland
26.2.1 Aanduidingsomschrijving

In afwijking van het elders in deze regels bepaalde, zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'bovenland', tevens bestemd voor de bescherming en instandhouding van het (niveau van het) bovenland.

26.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

1. Verbod

Het is verboden op of in de in lid 26.2.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.

2. Uitzondering

Het bepaalde onder 1. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.

3. Toelaatbaarheid

De onder 1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een cultuurhistorisch deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden van het bovenland.

4. Nadere voorwaarden

Voor zover de onder 1. genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van de cultuurhistorische waarden, kan in afwijking van het bepaalde onder 3. de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de cultuurhistorische waarden kunnen worden behouden en/of hersteld;
  • b. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de maaiveldverstoring leidt, te laten begeleiden door een cultuurhistorisch deskundige.