Plan: | Woonwijken Groenlo, wijziging Thorbeckestraat 115 Groenlo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.WPGRO502-VG01 |
De eigenaar van Thorbeckestraat 115 te Groenlo heeft een verzoek gedaan voor het wijzigen van de bestemming van de bedrijfswoning aan de Thorbeckestraat 115 in Groenlo naar een woonbestemming. Deze woning maakte oorspronkelijk deel uit van het naastgelegen bedrijf Auto Kolkman, Thorbeckestraat 117.
Het college wil onder voorwaarden en behoudens rechten van derden meewerken aan het wijzigen van het gebruik en de bestemming van de woning.
De woning kan vervolgens als burgerwoning worden gebruikt en verkocht. Door specifieke maatregelen en afspraken kunnen de woning op nr. 115 en het bedrijf op nr. 117 naast elkaar bestaan.
Het bestemmingsplan zal hiervoor worden gewijzigd.
Het plangebied is de voormalige bedrijfswoning aan de Thorbeckestraat 115 in Groenlo. Het perceel is gelegen in de bebouwde kom van Groenlo.
Plangebied
Ligging plangebied
Het perceel is gelegen in het bestemmingsplan Woonwijken Groenlo en heeft de bestemming 'Bedrijf' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'. In deze bestemming zijn bestaande bedrijfswoningen toegestaan. De woning is onderdeel van het bedrijf Auto Kolkman aan de Thorbeckestraat 117. Daarnaast is aan de Borculoseweg 57 nog het bedrijf Kolkman Brandstoffen met een bedrijfswoning gelegen. De twee bedrijven en twee bedrijfswoningen hebben gezamenlijk één bouwvlak.
Uitsnede verbeelding van vigerend bestemmingsplan
In Hoofdstuk 1 is de aanleiding en doel van dit wijzigingsplan uiteengezet. In Hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de bestaande en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. De historie en cultuurhistorie komt aan bod. Ook wordt inzicht gegeven in de opbouw van het plangebied met de daarbij behorende functies. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 het beleidskader van het Rijk, de provincie Gelderland en de gemeente Oost Gelre uiteen gezet. Hoofdstuk 4 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. In Hoofdstuk 5 volgt een toetsing van het plan aan de wijzigingsbevoegdheid. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en planregels worden besproken. Tot slot volgt in Hoofdstuk 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van overleg en terinzagelegging.
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie vanuit ruimtelijk oogpunt en per functie, evenals de ontwikkelingen op basis van het vigerende beleid beschreven. Er wordt flexibiliteit geboden daar waar het kan. Rekening wordt gehouden met de dynamiek in het plangebied en ruimte voor 'reguliere' uitbreidingen en veranderingen.
Aan de Thorbeckestraat 115 in Groenlo is een bedrijfswoning gelegen. Deze behoorde voorheen bij het naastgelegen bedrijf Auto Kolkman. De woning is echter al enkele jaren niet meer in gebruik als bedrijfswoning.
Het verzoek is om de bestemming van de bedrijfswoning aan de Thorbeckestraat 115 te wijzigen naar een woonbestemming.
Het college wil onder voorwaarden en behoudens rechten van derden meewerken aan het wijzigen van het gebruik en de bestemming van de woning.
De woning kan vervolgens als burgerwoning worden gebruikt en verkocht. Door specifieke maatregelen en afspraken kunnen de woning op nr. 115 en het bedrijf op nr. 117 naast elkaar bestaan.
Met een bestemmingsplanwijziging kan worden meegewerkt aan het wijzigen van de bestemming naar een woonbestemming.
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische kaders en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat. Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regelingen van de Europese unie zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Op nationaal en provinciaal niveau zijn eveneens een groot aantal juridische kaders en beleidskaders van toepassing op het plangebied.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk wil ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Het verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan provincies en gemeenten. De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's.
Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer het Natuur Netwerk Nederland (de opvolger van de ecologische hoofdstructuur), radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Vervolgens dient bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie gekeken te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt – onder voorwaarden - aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. Door de ladder voor duurzame verstedelijking toe te passen, wordt verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied geconcentreerd. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt.
Onderhavige ontwikkeling betreft wijziging van de bestemming bedrijfswoning naar burgerwoning. In artikel 1.1.1 van het Bro is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader toegelicht, het gaat hier om 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Het betreft in hoofdzaak het wijzigen van het gebruik van bestaande bebouwing.
In de onderhavige situatie betreft het geen stedelijke ontwikkeling. Het gaat om het wijzigen van de bestemming van bedrijfswoning naar burgerwoning. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet relevant voor dit plan.
De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in de 'Omgevingsvisie Gelderland'. Deze is vastgesteld op 9 juli 2014. Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 10 juli 2017 een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening. De provincie streeft onder andere naar het versterken en behouden van de vitaliteit van kleinere kernen en dorpen. Om dit te bereiken dienen stedelijke functies waar mogelijk te worden gebundeld en geconcentreerd. Daarnaast ondersteunt de provincie bij de aanpak van leegstand in dorpen en kernen.
In de Omgevingsvisie is de Gelderse Ladder opgenomen. De Gelderse Ladder wordt gebruikt als afwegingskader voor de vestigingsplek van stedelijke ontwikkelingen. Als juridische basis voor de Gelderse Ladder gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking, genoemd in de vorige paragraaf. De juridische borging van de ladder is geregeld in de Bro en is niet nogmaals opgenomen in de provinciale verordening. Consequenties met betrekking tot de voorliggende ontwikkeling zijn dan ook hetzelfde.
De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, etcetera.
Bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk rekening gehouden met de regels uit de Omgevingsverordening Gelderland.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Er zijn vanuit de omgevingsvisie en -verordening geen tegenstrijdige belangen waarmee in de voorliggende bestemmingsherziening rekening moet worden gehouden. De provinciale Omgevingsvisie en -verordening bevatten geen specifieke eisen waaraan het voorliggende bestemmingsplan moet voldoen.
Het plan is daarmee in overeenstemming met de omgevingsvisie en -verordening Gelderland.
Geluid is een belangrijke bron van hinder en zelfs een mogelijk gevaar voor de volksgezondheid. Naar schatting een miljoen mensen in Nederland ondervinden ernstige hinder van geluid. Belangrijke bronnen zijn wegverkeer en in minder mate railverkeer en industrielawaai. Ook buren zijn belangrijke veroorzakers van geluidhinder. Het is daarom belangrijk om in het gemeentelijke geluidbeleid hinder ten gevolge van geluid te reduceren. Stilte (het ontbreken van hinderlijk geluid) is een belangrijke kernkwaliteit van de Achterhoek. Deze kwaliteit is het waard om beschermd te worden.
Daarnaast is het een belangrijke gemeentelijke taak om ruimte te bieden aan (geluidproducerende) bedrijvigheid en verkeer. Een goede balans daartussen is de uitdaging van dit beleidsstuk.
Gemeente Oost Gelre heeft in regionaal verband geluidbeleid ontwikkeld om de stilte als kwaliteit van de Achterhoek te versterken en richting te geven aan het geluidaspect in bestemmingsplannen, vergunningen e.d. De Rijksoverheid treedt steeds verder terug om geluidzaken meer decentraal te laten regelen. De gemeente Oost Gelre grijpt deze kans om maatwerk te leveren: stilte beschermen waar mogelijk en geluidruimte te bieden waar nodig.
Het gemeentelijk geluidbeleid is gebiedsgericht beleid. Het gemeentelijk beleid is verdeeld in 10 akoestisch relevante gebiedstypen, zoals natuur, agrarisch gebied, woonwijken, centra en industrieterrein. Voor elk gebied is vastgesteld welke akoestische streef-, grens- en plafondwaarden gelden. Bij nieuwe activiteiten dient een geluidbelasting tussen streef en grenswaarden te ontstaan, waarbij streefwaarden de norm zijn. Alleen akoestisch uitzonderlijke situaties geven mogelijkheden geluidbelastingen tussen grens- en plafondwaarden aan te houden. Kortom, hoe verder de geluidbelasting boven de streefwaarden komt des te belangrijker wordt een goede motivatie van deze afwijking. Doel is immers om een gekozen akoestisch leefklimaat te realiseren, indien nodig ten koste van nieuwe (te luidruchtige) activiteiten. Waar meer geluidruimte is gegeven, zijn dus ook meer activiteiten mogelijk.
In paragraaf 4.4 wordt ingegaan op het onderdeel geluid.
Cultuurhistorie
Op 16 december 2008 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische gebiedsbeschrijving vastgesteld. Naast een beschrijvende nota maakt hier ook een waarderende nota onderdeel van uit. Deze nota heeft de titel 'Tussen kunst en kitsch'. Naast de beschrijving dient deze waarderende nota als inspiratiebrond om gebieden te beschermen dan wel te ontwikkelen. Voor het huidige plangebied worden geen bijzonderheden vermeld.
Archeologie
De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Om de archeologische waarden ook voor de toekomst veilig te stellen is voor het plangebied een dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 1’ opgenomen. Dit betekent dat bij een aanvraag om een omgevingsvergunning onderdeel bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 30 m2 een rapport op basis van inventariserend archeologisch onderzoek moet worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld. Op basis daarvan kunnen voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden verbonden.
Omdat er geen wijziging zal plaatsvinden ten opzichte van de huidige bebouwing, is er geen aanleiding tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek.
Conclusie
De aspecten cultuurhistorie en archeologie leveren geen belemmering op voor de bestemming van het bestaande pand aan de Thorbeckestraat 115. Er wordt een dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2’ opgenomen.
Beoordelingskader
Bij een bestemmingsplanprocedure wordt op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgesteld of de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan. Aan de hand van beschikbare bodeminformatie wordt onderbouwd wat de verwachte bodemkwaliteit is, of bodemonderzoek nodig is en of er maatregelen nodig zijn om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor het beoogde gebruik.
Inventarisatie en Inhoudelijke beoordeling
Om in beeld te brengen of ter plaatse van de Thorbeckestraat 115 mogelijk sprake is van bodemverontreiniging is een inventarisatie uitgevoerd:
Conclusies en Advies
De bodemkwaliteit ter plaatse van de Thorbeckestraat 115 in Groenlo is niet eerder met bodemonderzoek vastgesteld. Alhoewel op aangrenzende percelen sprake is van bodemverontreiniging, verwachten we op het perceel van de woning zelf geen afwijkende kwaliteit. Omdat geen sprake is van het wijzigen van het feitelijke gebruik én er geen grondingrepen gaan plaatsvinden, is het uitvoeren van onderzoek om de actuele bodemkwaliteit vast te leggen niet nodig. De bodemkwaliteit wordt geschikt geacht voor de functie wonen. Het aspect Bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Wettelijk kader
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.
De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen). Het beleid gaat uit van:
Specifiek voor het stedelijk gebied is het volgende van belang:
Situatie plangebied
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat als een vraag met ja wordt beantwoord het waterthema relevant is. De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld. Het bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande legale situatie vast, hierdoor zijn een aantal thema's minder relevant.
Thema | Toetsvraag | Rele- vant |
Hoofdthema's | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? | Nee |
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | Nee | |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? | Nee |
2. Ligt in het plangebied een persleiding van Waterschap Rijn en IJssel? | Nee | |
3. Ligt in of nabij het plangebied een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap? | Nee | |
Wateroverlast | 1. Is sprake van toename van verhard oppervlak? | Nee |
(oppervlaktewater) | 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? | Nee |
3. Bevinden zich in of nabij het plangebied natte en laaggelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes? | Nee | |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? | Nee |
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? | Nee | |
3. Is in het plangebied sprake van kwel? | Nee | |
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | Nee | |
Oppervlaktewaterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? | Nee |
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? | Nee | |
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een strategisch actiegebied? | Nee | |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt in het plangebied een beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? | Nee |
2. Bevinden zich of komen er functies in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee | |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een hydrologisch beïnvloedingsgebied voor natte land natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte ecologische verbindingzone? | Nee |
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte landnatuur? | Nee | |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn van het waterschap? | Nee |
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee | |
Aandachtsthema's | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Tabel: Watertoetstabel met waterhuishoudkundige thema's
In bovenstaande tabel zijn geen relevante thema's met ja beantwoord. Een nadere toelichting op genoemde thema's is dan ook niet nodig. In het onderhavige geval is sprake van een bestaande woning. Dit heeft geen gevolgen voor het thema water.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Beoordelingskader
Voor de beoordeling van het onderwerp geluid gelden bij ruimtelijke besluiten de volgende uitgangspunten:
Inhoudelijke beoordeling
1: Normen Wet geluidhinder
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen voor geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) is de Wet geluidhinder van toepassing. De Wet geluidhinder kent drie geluidbronnen waarvoor geluidzones gelden:
Wanneer een ontwikkeling in een zone valt zoals aangegeven in de Wet geluidhinder, moet akoestisch aantonen dat aan de grenswaarden in deze wet wordt voldaan. Wordt niet voldaan aan deze grenswaarden, dan kunnen Burgemeester en Wethouders onder voorwaarden de mogelijkheid hogere grenswaarden vast te stellen. Hierbij wordt een procedure doorlopen die aan de eisen van de Wet geluidhinder moet voldoen.
Woning of ander geluidgevoelig gebouw
De ontwikkeling betreft het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. De Wet geluidhinder is van toepassing.
In de omgeving van het plan bevindt zich geen spoorweg. Het onderdeel railverkeerslawaai van de Wet geluidhinder is niet van toepassing.
De woning is niet gelegen binnen de zone van een industrieterrein
In de omgeving van het plan bevinden zich een aantal gemeentelijke wegen met mogelijk een wettelijk zone.
Het betreft hier:
Artikel 74 lid 1 geeft aan dat de volgende type wegen een wettelijke geluidszone hebben en de zonebreedtes zijn:
Als de toegestane maximum rijsnelheid op deze wegen 30 km/uur of minder is geldt artikel 74 lid 2 van de Wet geluidhinder. Hier is aangegeven dat Artikel 74 lid 1 niet geldt voor wegen met een maximale rijsnelheid van maximaal 30 km/uur.
Alle wegen met uitzondering van de Borculoseweg liggen in een 30km zone. Dit betekent dat alleen de Borculoseweg is voorzien van een zone. De woning ligt op een afstand van ongeveer 50 meter van deze weg. Gezien de relatief lage verkeersintensiteit en de afstand tot de weg, kan worden aangenomen dat de in de Wet geluidhinder aangegeven grenswaarde van 48 dB niet zal worden overschreden.
Daarnaast wordt in de voorliggende situatie de bedrijfswoning omgezet naar burgerwoning. Er zal daarom ook fysiek niets veranderen en daarbij kent de Wet geluidhinder geen verschil in woonvormen.
2: Belemmering bedrijfsvoering
Door een ruimtelijke ontwikkeling kunnen geluidgevoelige objecten dichter naar bedrijven toe komen. Bedrijven moeten ten aanzien van deze objecten voldoen aan geluidsnormen. Het realiseren van geluidsgevoelige objecten dichter naar de bedrijven betekent een beperking voor de bedrijven betekenen. Of deze beperking ook leidt tot directe gevolgen voor de bedrijfsvoering, dient te worden vastgesteld. In dergelijke gevallen is akoestisch nodig om te onderzoeken welke geluidsbelasting het bedrijf op het plangebied heeft.
Norm bedrijfswoning
Momenteel is de woning gelegen op een terrein met de bestemming bedrijf. Het kan gezien de omvang van de bestemming als een bedrijfswoning op een klein bedrijventerrein worden aangemerkt. De geluidsnorm in het Activiteitenbesluit voor de gemiddelde geluidsbelasting voor dergelijke woningen is 55 dB(A) etmaalwaarde.
Er is hier sprake van bijzondere omstandigheden. Naast een toets aan het Activiteitenbesluit moet ook getoetst worden aan het gemeentelijk geluidbeleid uit 2008. Dat beleid is hier strenger dan de landelijke regels en richt zich vooral op de toets of nieuwe of uitbreiding van geluidmakers kan worden toegestaan in relatie tot de omgeving. In dit geval gaat het niet om een nieuwe, of uitbreiding van een, geluidmaker. Ook wordt er geen geluidgevoelige bestemming toegevoegd. Er blijft gewoond worden en het autobedrijf gaat verder met de huidige activiteiten.
Het gemeentelijk geluidbeleid kent een gebiedsgerichte benadering. Dit gebied is toentertijd ingedeeld als Wonen. De gebiedsindeling is nogal grofmazig.
Bij het gebied Wonen hoort een plafondwaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde op een reguliere woning. Gezien de bestemming en de werkelijke aard van het gebied had het gebiedstype 'wonen-werken gemengd, kleine bedrijven' beter aangesloten bij de (ook toen al) feitelijke situatie. Bij een dergelijk gebied hoort 55 dB(A) op een bedrijfswoning en 50 dB(A) op een reguliere woning.
Maatwerk
De twee bedrijven in de directe omgeving van de woning zijn akoestisch onderzocht. Het akoestisch rapport is opgenomen in Bijlage 1.
Kolkman Brandstoffen kan in de nieuwe situatie ruimschoots voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit en het Geluidbeleid. Het hoogst berekende langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ter plaatse van de woning bedraagt 32 dB(A) in de dagperiode en 20 dB(A) in de nachtperiode. Het maximale geluidniveau bedraagt ten hoogste 54 dB(A) in de dagperiode. In alle gevallen kan worden voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.
Auto Kolkman kan in de nieuwe situatie niet voldoen aan de norm van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit laat staan aan de streefwaarden uit het geluidsbeleid. Alleen met hoge schermen tot 4,20 meter zou de norm kunnen worden gehaald. Nog afgezien van de kosten van dergelijke schermen is het vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst deze schermen te plaatsen.
Als niet aan de standaardnormen kan worden voldaan biedt het Activiteitenbesluit de mogelijkheid om hogere normen vast te stellen. De hoogste waarde die kan worden vergund is 55 dB(A). Dit kan zowel via de plafondwaarde van het gebiedstype “woon/werken" uit het geluidbeleid als ook via de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Bij een scherm van 1,6 tot 1,8 meter hoog kan het bedrijf dan ook voldoen aan die waarde. Wel is het belangrijk dat hierbij een goede belangenafweging moet plaatsvinden. Belangrijke punten hierbij zijn het feit dat het ook niet meer als bedrijfswoning zal worden gebruikt en het gegeven dat de hinder en de hinderbeleving met de bestemming niet zal wijzigen.
Er is een besluit genomen waarin deze hogere maatwerkvoorschriften worden opgelegd.
3: Aanvaardbaar woon- en leefklimaat
Afgewogen moet worden of er in en om de geluidgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat blijft gegarandeerd. Dit aspect speelt wanneer geluidgevoelige objecten en geluid producerende objecten als bedrijven en wegen in elkaars nabijheid worden gerealiseerd. Om hierover een goed oordeel te kunnen vormen dient te worden bepaald wanneer sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Wanneer een gemeente geluidbeleid heeft vastgesteld kunnen daarin geluidnormen zijn opgenomen. Voor rail- en wegverkeerslawaai kan aansluiting worden gezocht bij de normen in de Wet geluidhinder. Ook als er sprake is van een industrieterrein in of rond een plangebied kent de Wet geluidhinder normen. Voor het overige lawaai van bedrijven kennen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Activiteitenbesluit en de Handleiding Industrielawaai en vergunningverlening regels en normen.
Uit vaste jurisprudentie blijkt dat bij ruimtelijke plannen verder moet worden gekeken dan de normen uit de diverse wetten. De VNG-publicatie “bedrijven en Milieuzonering” is hiervoor een hulpmiddel. Wanneer aan de richtafstanden van deze publicatie wordt voldaan is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Wordt niet voldaan aan de richtafstanden dan dient de situatie akoestisch te worden bepaald en afgewogen.
Bij de afweging of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook in een nieuwe situatie aanwezig blijft, moet worden betrokken:
Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan gelden voor het te realiseren plan, maar geldt ook voor de omgeving van het plan.
Het woon- en leefmilieu verandert in de praktijk niet. Afgewogen moet worden of er in en om de geluidgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat blijft gegarandeerd. Dit aspect speelt wanneer geluidgevoelige objecten en geluid producerende objecten zoals bedrijven in elkaars nabijheid worden gerealiseerd. Het gebruik van de Thorbeckestraat 115 verandert feitelijk niet, immers het blijft bewoning naast een bedrijf. Op basis van het Activiteitenbesluit geldt in de vigerende situatie (bedrijfswoning) op de Thorbeckestraat 115 een plafondwaarde van 55 dB(A) etmaalwaarde. Voor de toekomst zal dit, met het in voorbereiding zijnde maatwerkvoorschrift, eveneens 55 dB(A) worden. De toegestane geluidsbelasting wijzigt daarmee niet.
Bij de bouw van de woning is de aan het bedrijf grenzende gevel al nagenoeg 'doof' uitgevoerd. Onlangs is de woning voorzien van dubbel glas. Dit maakt het aannemelijk dat de woning over een aanvaardbaar binnengeluidniveau beschikt.
Conclusie / advies
De Wet geluidhinder is van toepassing op het wegverkeerslawaai, echter er kan worden aangenomen dat de wettelijke grenswaarde niet wordt overschreden.
Er is sprake van belemmering van een naastliggend bedrijf. Door het stellen van maatwerkvoorschriften is dit op te lossen. Daarnaast is er een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een geluidsscherm. Deze wordt gerealiseerd door Auto Kolkman met akkoord van de eigenaren van Thorbeckestraat 115 Groenlo.
Er zal met de nieuwe bestemming niets veranderen aan het woon- en leefklimaat.
Beoordelingskader
De Nederlandse wetgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat bekend als de Wet luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ontwikkelingen als:
In de Wet luchtkwaliteit staan de grenswaarden voor verschillende luchtverontreinigende stoffen. In de praktijk blijft toetsing aan grenswaarden beperkt tot de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit onderstaande tabel.
Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende besluiten en regelingen:
Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (nibm) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet milieubeheer. De Nibm-bijdrage komt dan neer op 1,2 µg/m3.
In de Regeling nibm is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze gevoelige bestemmingen zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen zijn geen gevoelige bestemmingen.
Het besluit legt aan weerzijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast (van respectievelijk 300 en 50 meter). Bij realisatie van gevoelige bestemmingen binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit nodig.
Regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007
In deze regeling staan eisen waaraan berekeningen en rekenmodellen moeten voldoen. In de regeling is het toepasbaarheidsbeginsel opgenomen. Dit beginsel geeft aan op welke plaatsen de luchtkwaliteitseisen toepasbaar zijn. In grote lijnen gelden daarbij de volgende bepalingen:
Overwegingen
Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer. De voorgenomen ontwikkeling draagt bovendien niet bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
De ruimtelijke procedure voorziet niet in de ontwikkeling van een nieuwe gevoelige bestemming. De locatie ligt bovendien op een afstand van:
Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.
Conclusie / advies
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Er is geen sprake van een nieuwe gevoelige bestemming. De locatie ligt bovendien op voldoende afstand van rijks- en provinciale wegen. Er is geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Er is daarom geen nader onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit nodig.
Wettelijk kader
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Gebiedsbescherming
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.
De provincie Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Dit vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland. De GNN en GO kent formeel geen externe werking.
Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Situatie plangebied
Het betreft een bestemmingswijziging waarbij het huidige gebruik onveranderd blijft. Er vindt geen sloop van gebouwen plaats en er is geen sprake van nieuwbouw. Er hoeft geen nader onderzoek naar effecten op natuurwaarden te worden uitgevoerd.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Beoordelingskader
De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen. Die ontwikkelingen hebben bijvoorbeeld betrekking op nieuwe woningen in de omgeving van bedrijven of op nieuwe bedrijvigheid in de omgeving van woningen.
De in de VNG-publicatie genoemde richtafstanden zijn afhankelijk van de omgevings- en bedrijfskenmerken naar boven of beneden bij te stellen. Het toepassen van de richtafstand moet dus gemotiveerd gebeuren. Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde richtafstanden gelden tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden (rustige woonwijk en rustig buitengebied). Overigens gaan wettelijke afstanden voor de richtafstanden uit de VNG-publicatie.
Wanneer uit de beoordeling aan de richtafstanden blijkt dat een ontwikkeling niet mogelijk is, kan onderzoek naar de daadwerkelijke milieubelasting uitwijzen dat kleinere afstanden dan de richtafstanden mogelijk zijn. Op dat moment is een afweging aan de orde over de belangen van woningbouw en bedrijvigheid. In die afweging speelt ook de langere termijn visie op de gewenste ontwikkeling van het bedrijventerrein of de bedrijfslocatie een rol.
Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen gemotiveerd kleinere afstanden worden aangehouden. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Bij het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden uit bijlage 1 met één afstandsstap worden verlaagd. Voor bedrijven waarbij het aspect gevaar maatgevend is voor de richtafstand is reductie van de richtafstanden met één afstandsstap niet zonder meer mogelijk.
Overwegingen
De locatie Thorbeckestraat 115 ligt in een gebied met matige functiemenging en ligt op relatief korte afstand van de Borculoseweg. Deze weg kan als hoofdinfrastructuur worden aangemerkt. De omgeving waarin de locatie Thorbeckstraat 115 ligt kan daarom worden aangemerkt als gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering kunnen dan, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd. Alleen voor het aspect gevaar is een verlaging van de richtafstand met één afstandsstap niet zonder meer mogelijk. In de omgeving van de voorgenomen ontwikkeling bevinden zich de volgende bedrijven.
Thorbeckestraat 50 en 117 – Auto Kolkman
Dit betreft een autobedrijf. Op grond van de bedrijfsactiviteiten geldt volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 30 meter.
Na correctie met één afstandsstap bedraagt de grootste richtafstand 10 meter. De voorgenomen ontwikkeling ligt binnen de richtafstanden voor de aspecten geluid en gevaar.
Voor de aspecten geluid en gevaar kan hierover het volgende worden opgemerkt:
Met betrekking tot "Geluid" is het volgende geconcludeerd:
Het aspect geluid vormt mogelijk een belemmering voor het bedrijf Auto Kolkman op het adres Thorbeckestraat 117. Nader onderzoek naar het aspect geluid is noodzakelijk om te beoordelen of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor dit bedrijf en het woon- en leefklimaat van de her te bestemmen woning niet in het geding is.
In paragraaf 4.4 Geluid is beschreven op welke manier het plan kan voldoen aan de geluidseisen.
Het bedrijf Auto Kolkman valt niet onder Besluit externe veiligheid inrichtingen. Binnen het bedrijf vinden daarnaast geen activiteiten plaats waarbij sprake is van een gevaarzetting buiten de inrichtingsgrens. Het aspect gevaar vormt daarom geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Borculoseweg 57 – Kolkman brandstoffen
Dit betreft een tankstation voor benzine, diesel en LPG. Op grond van de bedrijfsactiviteiten geldt volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 50 meter.
Correctie van de richtafstand voor het aspect gevaar is niet zonder meer mogelijk. De richtafstand voor het aspect gevaar blijft op voorhand daarom 50 meter. De voorgenomen ontwikkeling ligt binnen de richtafstanden voor de aspecten geur, geluid en gevaar.
Voor de aspecten geluid en gevaar kan hierover het volgende worden opgemerkt:
Met betrekking tot "Geur" komt naar voren dat de woning op voldoende afstand van de onderdelen van het tankstation ligt waarbij sprake is van geuremissie. Ter plaatse van de woning is daarom sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect geur vormt daarom geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Met betrekking tot "Geluid" is het volgende geconcludeerd:
Voor Kolkman brandstoffen is de woning Thorbeckestraat 115 sinds 1995 geen bedrijfswoning meer. De functieverandering heeft voor dit bedrijf geen gevolgen. Het aspect geluid vormt daarom geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Met betrekking tot "Externe Veiligheid" is het volgende geconcludeerd:
De locatie Thorbeckestraat 115 ligt buiten de plaatsgebonden risicocontouren van de installaties van het LPG tankstation aan de Thorbeckestraat 117. De locatie ligt binnen het invloedsgebied van het genoemde LPG tankstation. De personendichtheid wijzigt niet waardoor er geen wijziging van het groepsrisico is als gevolg van deze voorgenomen ontwikkeling. Het aspect Externe Veiligheid vormt daarom geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie / advies
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats binnen de richtafstanden van omliggende bedrijven.
Nader onderzoek naar het aspect geluid is noodzakelijk om te beoordelen of:
In paragraaf 4.4 Geluid wordt ingegaan op het uitgevoerde akoestisch onderzoek. Hieruit blijkt dat er sprake is van belemmering van een naastliggend bedrijf. Door het stellen van maatwerkvoorschriften is dit op te lossen. Daarnaast is er een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een geluidsscherm. Er zal met de nieuwe bestemming niets veranderen aan het woon- en leefklimaat.
Beoordelingskader
Externe veiligheid beschrijft risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen.
In dit advies wordt getoetst aan de volgende wet- en regelgeving:
Analyse en advies
Het omzetten van de bestemming van bedrijfswoning naar burgerwoning wordt gezien als realisatie van een nieuwe kwetsbaar object. In artikel 1 van het besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijfswoningen aangemerkt als beperkt kwetsbare objecten en burgerwoningen, bij meer dan twee woningen per hectaren als kwetsbare objecten. In dit geval is er sprake van meer dan 2 woningen per hectare. Het onderwerp externe veiligheid is derhalve relevant voor dit planinitiatief.
Met behulp van de gegevens van de inrichting op huisnummer 117 is gekeken naar de risico's in de omgeving van het planinitiatief.
In onderstaande figuur figuur zijn de plaatsgebonden risicocontouren van het LPG tankstation weergegeven. De woning die van functie wisselt van bedrijfswoning naar burgerwoning is de woning rechtsonder in onderstaande figuur De plaatsgebonden risicocontour van het LPG tankstation niet over de bedrijfswoning. De afstanden in onderstaande figuur zijn opnieuw ingetekend omdat deze nog niet correct op de risicokaart worden weergegeven. Het RRGS voor dit bedrijf moet worden aangepast. Hiertoe zal het initiatief worden genomen door de Omgevingsdienst Achterhoek.
Met behulp van de signaleringskaart is gekeken naar mogelijke andere risicobronnen in de omgeving van het plangebied.
De signaleringskaart externe veiligheid is een door de provincie Gelderland in samenwerking met de Gelderse omgevingsdiensten opgestelde verbeterde versie van de risicokaart.
In onderstaande figuur zijn alle contouren weergegeven zoals deze op de signaleringskaart staan aangegeven. Het invloedsgebied (De paarse contour) valt hierbij over het adres Thorbeckestraat 115.
In de figuur hieronder worden de aanwezige risicobronnen weergegeven met de bijbehorende contouren en afstanden tot het plangebied.
Inrichtingen
Aan de Thorbeckestraat 117 is het LPG tankstation Kolkman gevestigd. Voor dit bedrijf is in 2006 de doorzet beperkt tot 1000 m3/jaar.
De woning op het perceel Thorbeckestraat 115 valt buiten de plaatsgebonden risicocontour van de inrichting.
De woning valt wel binnen het invloedsgebied van de inrichting ter grote van 150 m vanaf het vulpunt en het reservoir.
Bij deze omzetting van bedrijfswoning naar burgerwoning wijzigt het beschermingsniveau voor het plaatsgebonden risico. Het planinitiatief valt echter buiten de plaatsgebonden risicocontouren van de inrichting. Het aantal aanwezige personen in een bedrijfswoning verschilt niet van het aantal aanwezige personen in een burgerwoning. Hiervoor wordt 2,4 personen voor de nachtsituatie en 1,2 personen voor de dag-situatie aangehouden.
Circulaire effectafstanden LPG
De circulaire effectafstanden LPG is alleen van toepassing als er nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten binnen de effectzone. In dit geval gaat het niet om een nieuw object maar een bestaand object wat van beperkt kwetsbaar naar kwetsbaar wijzigt.
De circulaire effectafstanden LPG is hiermee niet van toepassing op dit planinitiatief.
Buisleidingen
In de directe omgeving van de locatie Thorbeckestraat 115 te Groenlo bevinden zich geen hoge druk aardgasleidingen.
Besluit en Regeling externe veiligheid transportrisico's
In de directe omgeving van de locatie Thorbeckestraat 115 te Groenlo is het aantal transporten met gevaarlijke stoffen op weg, spoor en water zodanig gering, dat de PR-contouren van 10-6 per jaar binnen de rijbaan, spoorlijn en vaarweg liggen en het groepsrisico verwaarloosbaar klein is.
Met bovenstaande constateringen wordt dit planinitiatief als kansrijk beoordeeld voor het aspect externe veiligheid.
Conclusie / advies
Beoordelingskader
Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Bij geurbelasting (of immissie) gaat het om de hoeveelheid geur (uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht), die op een geurgevoelig object terecht komt. Die hoeveelheid is te meten of te berekenen. Bij het afwegen welke afstand voldoende is tussen geurbronnen en geurgevoelige objecten moet rekening worden gehouden met de ligging van de geurcontour behorend bij het aanvaardbare hinderniveau.
Handleiding geur
De Handleiding geur van Infomil legt uit hoe het bevoegd gezag het aanvaardbare hinderniveau voor geur kan bepalen en handhaven. De handleiding gaat over geur van bedrijfsmatige activiteiten anders dan veehouderij. De handleiding kan worden toegepast bij vergunningverlening, maatwerk vanuit het Activiteitenbesluit, handhaving en ruimtelijke ordening.
Activiteitenbesluit milieubeheer
Het wettelijk kader voor meldingsplichtige activiteiten is opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor activiteiten van bedrijven die vallen onder het Activiteitenbesluit zijn specifieke geurvoorschriften opgenomen in de zin van te treffen voorzieningen of geurbelasting. Daarnaast heeft het bevoegd gezag bij een aantal activiteiten de mogelijkheid aanvullende eisen te stellen in een maatwerkbesluit.
Het beoordelingskader voor geur van vergunningplichtige bedrijven staat in artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit. De geurvoorschriften in dit artikel gelden rechtstreeks voor vergunningplichtige bedrijven. Het bevoegde gezag kan in een maatwerkbesluit aanvullende eisen stellen aan geur als geen sprake is van een aanvaardbaar hinderniveau.
Gelders geurbeleid
Het geurbeleid van de provincie Gelderland richt zich op industriële bedrijven, waarvoor de provincie een wettelijke taak heeft op het gebied van vergunningverlening en handhaving.
Een deel van dit beleid richt zich specifiek op ruimtelijke ordening (Werkwijze industriële geur en ruimtelijke ordening in Gelderland van 13 september 2007).
Hoewel primair bedoeld voor intern gebruik door de provincie Gelderland, wordt het Gelders geurbeleid breed gedragen door gemeenten in Gelderland en meestal één op één toegepast bij vergunningverlening en ruimtelijke besluitvorming. De waarden uit het Gelderse Geurbeleid worden in dat verband aangemerkt als het aanvaardbare hinderniveau voor geur.
Overwegingen
Uit de beoordeling van het aspect bedrijven en milieuzonering blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling binnen de richtafstand van het bestemmingsvlak van het naastgelegen LPG tankstation ligt. De onderdelen binnen het tankstation waarbij sprake is van geuremissie betreffen met name het vulpunt van de ondergrondsopslagtank voor benzine en de afleverzuilen voor het afleveren van benzine aan voertuigen voor het wegverkeer. Bij deze onderdelen moeten volgens het Activiteitenbesluit de emissiereducerende maatregelen dampretour stage I en II worden toepast. Deze maatregelen zijn ook getroffen binnen het tankstation. Deze maatregelen zorgen ook voor een aanzienlijke reductie van geuremissie. Daarnaast bedraagt de afstand van de het vulpunt van de ondergrondse opslagtank voor benzine tot de perceelgrens van de woning ongeveer 25 meter. De afstand van de afleverzuilen tot de perceelgrens van de woning dragen meer dan 30 meter. De afstanden van onderdelen binnen het tankstation waarbij sprake is van geuremissie tot de perceelgrens van woning voldoen wel aan minimale richtafstand van 10 meter voor het aspect geur. De ontwikkeling werpt daarom geen extra belemmeringen op voor het tankstation. Andersom is ter plaatse van de woning in zoverre om dezelfde reden voldoende garantie voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie / advies
In de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van geuremissie. De voorgenomen ontwikkeling ligt op voldoende afstand van omliggende industriële geurbronnen. Deze ontwikkeling werkt niet belemmerend voor deze bedrijven. Ook het woon- en leefklimaat op de locatie is hierbij niet in het geding. Er is daarom geen aanvullend onderzoek naar het aspect geur nodig.
Aangezien de huidige situatie (het blijft een woning) niet veranderd leidt dit niet tot extra parkeerdruk. In de nabijheid is parkeergelegenheid aanwezig.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren levert geen belemmering op.
De voorgenomen ontwikkeling wordt getoetst aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van de bestemming 'Bedrijf in de bestemming 'Wonen-1'.
Aan de wijziging van het bestemmingsplan kan alleen worden meegewerkt mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:
Er is sprake van een bestaande woning die als burgerwoning in gebruik wordt genomen. Er verandert qua gebouw niets qua straat- en bebouwingsbeeld.Wel wordt er een schutting geplaatst. Een hogere erfafscheiding dan 1 m voor de voorgevel is in dit specifieke geval gerechtvaardigd.
In ons ruimtelijk beleid is de regel dat een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn niet hoger mag zijn dan 1 m. Dit vanuit onder andere stedenbouwkundig oogpunt en verkeersveiligheid. Dit beleid ligt ook vast in de bestemmingsplannen.
Het gaat in dit geval om een hoogte van 1.60 m voor de voorgevel. Gezien de specifieke omstandigheden van het geval is een afwijking hiervan naar mening van het college gerechtvaardigd:
In Hoofdstuk 4 is per milieuaspect aangegeven hoe wordt voldaan aan de normen. Met betrekking tot geluid zijn maatwerkvoorschriften vastgesteld en wordt een geluidsscherm geplaatst.
Het gaat alleen om het wijzigen van het gebruik van bedrijfswoning naar burgerwoning, waardoor de verkeersveiligheid niet verandert ten opzichte van de huidige situatie. Ter plekke van de te plaatsen geluidwerende erfascheiding staan nu al een hoge haag en schotten van de autowasplaats.
De gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden verandert niet. Naastgelegen bedrijf kan na de vaststelling van maatwerkvoorschriften voor geluid en het plaatsen van het geluidsscherm in vergelijking met de huidige situatie nog dezelfde bedrijfsactiviteiten uitoefenen.
De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels die in de meest recente plannen binnen de gemeente zijn opgenomen, deels aangepast aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen 2012 (SVBP 2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend plan (wat betekent dat het huidige gebruik en de huidige verschijningsvorm als uitgangspunt dienen). De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.
Het digitale bestemmingsplan 'Woonwijken Groenlo, wijziging Thorbeckestraat 115 Groenlo' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1586.WPGRO502-VG01 met bijbehorende regels.
Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt.
Op de verbeelding worden tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
Regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken, is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven, bij het toepassen van de wijze van meten. Dit betreft het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met bijvoorbeeld luifels, ventilatiekanalen, schoorstenen en kroonlijsten. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing, worden deze één op één overgenomen.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de (dubbel) bestemmingen vastgelegd. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen.
Bestemmingsregeling
Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:
In dit bestemmingsplan izijn alleen de bestemming 'Wonen-1' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' opgenomen.
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming.
Bouwregels
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het is mogelijk dat bestaande, legale gebouwen afwijken. Onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ zoals deze is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals deze bij de gemeente bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het Bestemmingsplan Buitengebied.
Specifieke gebruiksregels
In sommige bestemmingen is het noodzakelijk om het gebruik zoals toegelaten in de bestemmingsomschrijvingen nader te specificeren. Ter nadere toelichting is in sommige bestemmingen aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval vallen onder strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 Wabo.
Afwijken van de bouw- of gebruiksregels
Afwijkingen bij een omgevingsvergunning worden gebruikt om een bestemmingsplan flexibel te maken. Er is bijvoorbeeld een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de opgenomen maatvoeringen, met een maximum van 10%.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Op grond van de Wro is het mogelijk om ter bescherming van de functies in bestemmingsplan, een omgevingsvergunningstelsel op te nemen waarmee bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden omgevingsvergunningplichtig worden. In het bestemmingsplan geldt bijvoorbeeld voor de gronden met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' een omgevingsvergunningplicht.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en parkeerregelgeving.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Ter voldoening hieraan moet het voorontwerpbestemmingsplan worden toegestuurd aan Provincie Gelderland en Waterschap Rijn en IJssel.
Provincie Gelderland
Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben in hun schrijven genaamd 'Werkwijze onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening' aangegeven dat zij de Wro-agenda leidend laten zijn voor de wijze waarop en de mate waarin zij betrokken zouden willen worden bij het vooroverleg ex art. 3.1.1. Bro.
In hun brief van 22 oktober 2009, nummer 2009-018420 hebben zij dit nogmaals weergegeven. Dit betekent dat zij onderscheid maken in beleidsthema's waar zij wel Wro-instrumenten gaan inzetten en beleidsthema's waar zij dat in principe niet zullen doen. Daar waar zij instrumenten gaan inzetten spreekt de Wro-agenda van 'provinciaal belang en provinciale verantwoordelijkheid'; daar waar zij die instrumenten in principe niet zullen inzetten spreekt de Wro-agenda 'enkel' van 'provinciaal belang'.
Daarnaast geven zij aan dat bij 'puur lokale plannen' de provincie hierin geen rol heeft. In onderhavige herziening van het bestemmingsplan is sprake van een een perceel in Lievelde. Met deze herziening kunnen op een bestaande locatie voor corsowagenbouw tenten worden vervangen door gebouwen Hierbij is geen sprake van provinciaal belang zodat er geen vooroverleg met de provincie behoeft plaats te vinden.
Waterschap Rijn en IJssel
Aangezien er geen wijziging is in bebouwing of verhard oppervlak, heeft het plan geen gevolgen voor de watertoets. Het ontwerpwijzigingsplan is toegezonden aan het waterschap. Het waterschap heeft geen opmerkingen gegeven op het plan.
Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Exploitatieplan
Conform artikel 6.12, eerste lid Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen, tenzij conform artikel 6.12, tweede lid, onder a, het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst aangegaan waarin alle kosten conform artikel 6.2.3/6.2.4 Bro zijn opgenomen.
Planschade
Een belanghebbende kan, na een besluit tot vaststellen van een bestemmingsplan, een verzoek indienen om een tegemoetkoming in de schade, indien die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in artikel 6.1 tweede lid Wro genoemde oorzaak (artikel 6.1 Wro). Eventuele planschade wordt verhaald op de initiatiefnemer.
Conclusie
Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten van de ruimtelijk-juridische procedure zullen door middel van leges worden verrekend met de initiatiefnemer. De initiatiefnemer en de gemeente zijn een anterieure overeenkomst aangegaan waarmee de economische uitvoerbaarheid is vastgelegd. Een exploitatieplan is niet nodig.