Plan: | Drie percelen buitengebied Oost Gelre |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.WPBUI2025-VG01 |
Er zijn een drietal verzoeken ingekomen tot wijziging van de bestemming voor een drietal percelen in het buitengebied van de gemeente Oost Gelre die met elkaar procedureel verbonden zijn. Het gaat hierbij om de percelen Veenweg 2-4 te Harreveld, Zwolse Veenweg 3 te Groenlo en Dwarsdijk 11 te Vragender.
Op het perceel Veenweg 2-4 te Harreveld is een agrarisch bedrijf gevestigd die wil stoppen met de agrarische bedrijfsvoering. Door middel van functieverandering naar Wonen wil het bedrijf, na sloop van alle aanwezige agrarische bedrijfsbebouwing, één woning op het perceel realiseren.
Ook op het perceel Zwolse Veenweg 3 te Groenlo is een agrarisch bedrijf gevestigd die wil stoppen met de agrarische bedrijfsvoering. Door middel van functieverandering naar Wonen wil ook dit bedrijf, na sloop van een deel van de aanwezige agrarische bedrijfsbebouwing, één woning op het perceel realiseren.
Op het perceel Dwarsdijk 11 te Vragender is een woning aanwezig die niet als zodanig is bestemd. Hier wordt met functieverandering naar Wonen deze woning in de bestaande bebouwing gelegaliseerd.
Op de percelen Zwolse Veenweg 3 te Groenlo en Dwarsdijk 11 te Vragender wordt, overeenkomstig de regels uit het geldend bestemmingsplan, niet genoeg gesloopt voor realisatie van een woning op het perceel. Aan Veenweg 2-4 te Harreveld wordt teveel gesloopt. Een deel van deze overtollige sloop wordt overgeheveld naar voornoemde twee percelen, met als uitgangspunt dat op alle drie percelen ruimtelijke kwaliteit wordt verkregen.
De ontwikkeling op deze drie percelen passen niet in het geldende bestemmingsplan voor het buitengebied. Een herziening of wijziging van dat bestemmingsplan is daarom noodzakelijk. Daarom is het voorliggende wijzigingsplan 'Drie percelen buitengebied Oost Gelre' opgesteld.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen en wijzigingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Oost Gelre wordt in principe overal dezelfde plansystematiek gehanteerd. De bestemmingen en regels uit het voorliggende bestemmingsplan sluiten daardoor grotendeels aan op de bestemmingen en regels uit andere bestemmingsplannen. Daarmee wordt de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid van de burgers vergroot.
Het plangebied bestaat uit drie deellocaties. Het gaat hierbij om:
Veenweg 2-4 Harreveld
Het perceel ligt in het buitengebied ten zuid-oosten van de bebouwde kom Harreveld en ten zuid-westen van de bebouwde kom Lichtenvoorde.
Veenweg 2-4 Harreveld
Zwolse Veenweg 3 Groenlo
Het perceel ligt in het buitengebied ten noord-oosten van de bebouwde kom Groenlo.
Zwolse Veenweg 3 Groenlo
Dwarsdijk 11 Vragender
Het perceel ligt in het buitengebied ten noord-oosten van de bebouwde kom Vragender.
Dwarsdijk 11 Vragender
Het wijzigingsplan 'Drie percelen buitengebied Oost Gelre' is een wijziging van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' vastgesteld door de gemeenteraad van Oost Gelre op 18 december 2012 met de daarbij bijbehorende Reparatieplannen 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre' vastgesteld door de gemeenteraad van Oost Gelre op 15 juli 2014 en 'Buitengebied, Reparatieplan 2016' vastgesteld door de gemeenteraad van Oost Gelre op 4 april 2017.
Daarnaast geldt voor de drie percelen het bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie' welke op 22 februari 2022 door de gemeenteraad van Oost Gelre is vastgesteld.
Voor de drie percelen gelden momenteel de volgende bestemmingen en dubbelbestemmingen:
Veenweg 2-4 Harreveld
Op het perceel ligt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' voorzien van een 'bouwvlak' met nadere functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Daarnaast geldt de gebiedsaanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone'. Op een deel van het perceel geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3' en op het overige deel van het perceel, waarin beide woningen en een deel van de bedrijfsbebouwing is gelegen, geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 4'.
Zwolse Veenweg 3 Groenlo
Op het perceel ligt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' voorzien van een 'bouwvlak' met nadere functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Op het gehele perceel geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3'.
Dwarsdijk 11 Vragender
Op het perceel ligt de bestemming 'Wonen' voorzien van een 'bouwvlak' met een bouwaanduiding 'aaneengebouwd' en maatvoering van 'maximum aantal wooneenheden' van twee. Daarnaast geldt de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'. Op het gehele perceel geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3'.
Uitsnede geldende bestemmingsplannen op perceel niveau:
Veenweg 2, 4 Harreveld
Zwolse Veenweg 3 Groenlo
Dwarsdijk 11 Vragender
Het plan bestaat uit drie verschillende locaties met verschillende, met elkaar samenhangende, ontwikkelingen. Het gaat om de volgende locaties:
Veenweg 2, 4 Harreveld
De bestaande agrarische bestemming wordt gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'. Op dit perceel worden de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt met een totale oppervlakte van 2.720 m2, worden de aanwezige kuilvoerplaten en een sleufsilo verwijderd. In het verlengde van de bestaande woningen wordt aan de noord-oostzijde een nieuwe woning met een bijbehorend bouwwerk van maximaal 150 m2 gerealiseerd. De bestaande woningen blijven behouden en daarbij worden twee bijbehorende bouwwerken gebouwd met een oppervlakte van maximaal 250 m2 per bijbehorend bouwwerk.
De woningen ontsluiten op de Veenweg. Het perceel wordt landschappelijk ingepast.
Zwolse Veenweg 3 Groenlo
Ook hier wordt de bestaande agrarische bestemming gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'. Hierbij wordt een deel van de agrarische bedrijfsbebouwing met een oppervlakte van ongeveer 499 m2 gesloopt waarna er op het perceel een nieuwe woning wordt gerealiseerd met bijbehorende bijgebouwen.
In een te behouden bestaand bedrijfsgebouw is sinds 2005 een eigen bouwbedrijf gevestigd. Dit bedrijfsgebouw wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de opslag van bouwmaterialen en incidentele bouwwerkzaamheden. Dit bedrijfsgebouw wordt behouden. Daarnaast wordt in een te behouden bestaand bedrijfsgebouw een 'beroep aan huis' gevestigd.
De woningen ontsluiten op de Zwolse Veenweg. Het perceel wordt landschappelijk ingepast.
Dwarsdijk 11 Vragender
Op dit perceel was een voormalig agrarisch bedrijf aanwezig welke jaren geleden al is gestopt met de agrarische activiteiten. Het perceel is gelegen in de bestemming 'Wonen'. Op het perceel zijn twee wooneenheden aanwezig in de voormalige boerderij. Aan het achterhuis is jaren geleden een uitbouw gerealiseerd die als zelfstandige woonruimte in gebruik is genomen. Deze woonruimte wordt nu als zelfstandige woning bestemd. Bij de woning mogen maximaal 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken aanwezig zijn.
De twee bestaande woningen ontsluiten op de Oorschotweg. De nieuwe wooneenheid ontsluit aan de Dwarsdijk. Het perceel wordt landschappelijk ingepast.
Algemeen
Het college heeft principemedewerking verleent aan de drie plannen die procedureel met elkaar verbonden zijn. De landschappelijke inpassingsplannen zijn als bijlage bij deze toelichting bijgevoegd.
De "Vogelrichtlijn" (79/409/EG) uit 1979 heeft tot doel: de bescherming en het beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende vogels en hun habitats. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van al deze vogelsoorten en in het bijzonder de trekvogels en zijn verplicht om de verschillende natuurlijke habitats die het leefmilieu van de wilde vogels vormen, in stand te houden. Op grond van deze richtlijn worden gebieden aangewezen als Speciale Beschermingszone. Deze gebieden maken deel uit van het Europese initiatief om een ecologisch netwerk van natuurgebieden duurzaam te beschermen (Natura 2000). Daarnaast stelt de richtlijn nadere regels voor de bescherming, het beheer en de regulering van vogelsoorten.
De rechtsgevolgen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn betreffen, naast het aanwijzen van de Speciale Beschermingszones, ook de verplichting om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden van de vogelsoorten niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende invloeden optreden in gebieden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten, die door de Vogelrichtlijn beschermd worden. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden volgens de richtlijn getoetst.
Alle drie de plangebieden en de directe omgeving ervan zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn.
De in 1992 vastgestelde "Habitatrichtlijn" is het voornaamste stuk wetgeving van de Europese Gemeenschap ter bevordering van de biologische verscheidenheid. Deze richtlijn houdt de verplichting in voor deelstaten om de habitats en soorten, die voor de Europese Unie van belang zijn, in stand te houden. Iedere lidstaat moet op zijn grondgebied de gebieden die voor het behoud van de onder de richtlijn vallende habitats en soorten het belangrijkst zijn, identificeren en vervolgens aanwijzen als Speciale Beschermingszones.
Alle drie de plangebieden en de directe omgeving ervan zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn.
Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en Tweede Kamer. Invoering van het verdrag heeft gevolgen voor het huidige archeologisch bestel. Het moet nog (beter) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd worden. Alle overheden hebben zorgplicht voor archeologische waarden gekregen, dus ook de gemeenten. In de ruimtelijke ordening wordt aan veel aspecten aandacht geschonken en worden tal van belangen tegen elkaar afgewogen. Voor veel zaken wordt de afweging gestuurd door wet- en regelgeving. Het verdrag van Malta heeft tot gevolg dat dit ook voor de archeologie het geval is. Door het verdrag heeft (ook) de gemeente de inspanningsverplichting de archeologische waarden te beschermen.
De archeologische waarden zijn opgenomen als dubbelbestemming in het geldende bestemmingsplan. Hier zijn Regels aan gesteld ter bescherming van mogelijke archeologische waarden.
Daarnaast geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente Oost Gelre het 'Parapluplan Archeologie'. In hoofdstuk 4, paragraaf 4.2 wordt dit nader toegelicht.
De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste uitgangspunten van de KRW zijn:
Via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Een watertoets is beschreven in hoofdstuk 4 in paragraaf 4.4.
Algemene conclusie
De internationale regelgeving en/of de europese regelgeving is geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.
Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
2. Duurzaam economisch groeipotentieel
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair.
3. Sterke en gezonde steden en regio's
Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zet het Rijk in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
1. Combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies.
In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
Het verschilt tussen gebieden wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling en tussen concurrentiekracht en leefbaarheid. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
3. Afwentelen wordt voorkomen.
Het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie inwoners, zonder dat dit ten komst gaat van die van toekomstige generaties.
Voorliggende gevallen betreffen projecten waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Bij het uitwerken van de plannen zijn de kenmerken en identiteit van het gebied centraal gesteld.
Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit wijzigingsplan opgenomen ontwikkeling.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's.
Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer het Natuur Netwerk Nederland (de opvolger van de ecologische hoofdstructuur), radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
De uitgangspunten van het Barro zijn bij het opstellen van dit wijzigingsplan betrokken.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Vervolgens dient bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie gekeken te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt – onder voorwaarden - aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. Door de ladder voor duurzame verstedelijking toe te passen, wordt verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied geconcentreerd. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Onderhavige ontwikkelingen op perceel niveau betreft het toevoegen van een woning met bijbehorend bouwwerk binnen de bestaande en nieuwe bestemming 'Wonen'. In artikel 1.1.1 van het Bro is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader toegelicht, het gaat hier om 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Het betreft hier dus toevoeging van in totaal drie woningen op drie verschillende percelen. Bij een kleinschalige woningbouwontwikkeling is de ladder niet van toepassing. Waar de grens precies ligt, blijkt niet expliciet uit het Besluit ruimtelijk ordening. Op basis van jurisprudentie blijkt dat bij woningbouw in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Voorliggende ontwikkelingen betreffen dus het toevoegen van drie woningen op perceelsniveau. Hierbij is sprake van een dusdanige kleinschalige woningbouwontwikkeling dat hier geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Afweging
Uit bovenstaande onderbouwing kan worden geconcludeerd dat de toevoeging van in totaal drie woningen op drie verschillende percelen niet wordt beschouwd als een stedelijke ontwikkeling zodat gesteld kan worden dat er geen sprake is van een duurzame verstedelijking.
Conclusie
Daarmee vormt de ladder van duurzame verstedelijking geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.
Algemene conclusie
Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling die deze omgevingsvergunning mogelijk maakt.
De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in de 'Omgevingsvisie Gelderland'. Deze is vastgesteld op 9 juli 2014. Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 19 december 2018 een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening. De provincie streeft onder andere naar het versterken en behouden van de vitaliteit van kleinere kernen en dorpen. Om dit te bereiken dienen stedelijke functies waar mogelijk te worden gebundeld en geconcentreerd. Daarnaast ondersteunt de provincie bij de aanpak van leegstand in dorpen en kernen.
In de Omgevingsvisie is de Gelderse Ladder opgenomen. De Gelderse Ladder wordt gebruikt als afwegingskader voor de vestigingsplek van stedelijke ontwikkelingen. Als juridische basis voor de Gelderse Ladder gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking, genoemd in de vorige paragraaf. De juridische borging van de ladder is geregeld in de Bro en is niet nogmaals opgenomen in de provinciale verordening. Consequenties met betrekking tot de voorliggende ontwikkeling zijn dan ook hetzelfde.
De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen dus ook voor het toevoegen van woningen. In de omgevingsverordening wordt aangegeven dat er een regionale woonagenda door Gedeputeerde Staten moet zijn vastgesteld.
De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld, om in te spelen op de veranderde behoefte. In het najaar van 2019 is de Regionale Woonagenda op onderdelen aangepast. Daarmee wordt vooruit gelopen op de nieuwe Regionale Woonagenda. Het beleidskader is in lijn met de Koers Ruimte voor goed wonen van de provincie en met het provinciale coalitieakkoord.
Daarnaast heeft de gemeente Oost Gelre een eigen woonvisie vastgesteld voor de periode 2016 – 2025. Deze is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 september 2016. In paragraaf 3.4.2 wordt deze woonvisie nader toegelicht.
Omgevingsverordening 1 februari 2022
De meest actuele omgevingsverordening is een geconsolideerde versie van 1 februari 2022. Ingevolge deze versie gelden voor de onderhavige percelen het volgende.
Veenweg 2, 4 Harreveld
Het perceel is gelegen in de Groene Ontwikkelingszone (GO) welke onderdeel uitmaakt van het Gelders NatuurNetwerk (GNN). Ingevolge de voornoemde omgevingsverordening gelden hiervoor de Regels Natuur.
Groene Ontwikkelingszone (Bron: ruimtelijkeplannen.nl).
In paragraaf 2.6.5 van de Omgevingsverordening zijn Instructieregels aangegeven om de Groene Ontwikkelingszone te beschermen. Hierin is aangegeven dat nieuwe activiteiten of ontwikkelingen in deze zone alleen worden toegelaten indien de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen worden versterkt en de samenhang niet verloren gaat.
Het perceel Veenweg 2, 4 te Harreveld is gelegen in deelgebied 43 'Veengoot'. Voor dit gebied gelden de volgende kernkwaliteiten:
Voor Groene Ontwikkelingszones gelden hierbij de volgende ontwikkelingsdoelen:
Beoordeling planontwikkeling Veenweg 2, 4 Harreveld
Het op het perceel aanwezige agrarische bedrijf stopt met haar agrarische activiteiten. De agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en aanwezige kuilvoerplaten en sleufsilo worden verwijderd. De agrarische activiteiten worden gewijzigd naar woonactiviteiten. Dit zal een positieve invloed hebben op de aanwezige kernkwaliteiten in en direct rondom het perceel.
Om te beoordelen of aanwezige kernkwaliteiten, zoals hierboven genoemd, worden aangetast en versterkt is er een Natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Hierin wordt ingegaan op gebieds- en soortenbescherming. Een nadere toelichting hiervan is gegeven in paragraaf 4.7.
Daarnaast wordt het perceel en de omliggende gronden landschappelijk versterkt door middel van erf- en landschappelijke inpassing. Hierbij is rekening gehouden met de aanwezige kernkwaliteiten in het gebied. Het erf- en landschappelijk inpassingsplan is als bijlage bijgevoegd.
Conclusie Veenweg 2, 4 Harreveld
Het stoppen met de agrarische activiteiten en het wijzigen naar wonen zal een positieve invloed hebben op de aanwezige kernkwaliteiten in het gebied. Erf- en landschappelijke inpassing zal dit versterken.
Zwolse Veenweg 3 Groenlo en Dwarsdijk 11 Vragender
Beide percelen zijn gelegen in het Nationaal Landschap Winterswijk.
Nationaal Landschap Winterswijk (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
In artikel 2.56 van de Omgevingsverordening is aangegeven dat ontwikkelingen voor gronden binnen een Nationaal Landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone en het Gelders natuurnetwerk alleen mogelijk zijn indien de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet worden aangetast.
Kernkwaliteiten Nationaal Landschap Winterswijk:
- De kleinschaligheid is deels te herleiden tot de kleinschalige geologie en geomorfologie van het Oost-Nederlands Plateau, die sterk afwijkt van het aanliggende dekzandlandschap: met heel karakteristieke structuren van kleine ingesneden beken op korte afstand van elkaar.
- In de westelijke helft komt tussen de plateaurand Aalten-Groenlo en Winterswijk een komvormige laagte voor waar een afwijkend landschap is ontstaan op voormalig broek en veen. Dit jongere landschap is eveneens kleinschalig maar kent niet de afwisseling met beken, oude bouwlanden en hoeven. Dezelfde soort jongere landschappen komt voor aan de noordkant (o.a. Meddosche Veld en Masterveld).
- De kleinschaligheid en verweving hangt ook samen met het voorkomen van vele kleine landgoederen met een grote afwisseling van natuur, landbouwgrond, bos en kleine beplantingselementen.
- Grondgebonden landbouw op economische basis draagt bij aan een landschap dat door eigenaren, gebruikers, bewoners en toeristen als 'levend' wordt ervaren.
- De terrasrand ligt tussen Aalten en Groenlo. Boven op de rand komen grote open escomplexen voor: tusen Aalten en Barlo en bij Vragender, en verspreid talloze kleinere essen; het patroon is grillig met veel gebogen wegen en esranden. Op de terrasrand komen ook jongere ontginningen met rechthoekige patronen voor, zoals Schaarsheide en Vragenderveld, met heel andere patroonkenmerken. De hoge ligging nodigde in het verleden militaire activiteit uit waarvan de Besselinkschans bij Lievelde en de vestingstad Groenlo met zijn circumvallatie uit de Tachtigjarige Oorlog nog herinnert.
- Essen, eenmansessen met steilranden komen overal in het gebied voor behalve in de jongere ontginningen.
- De structuur van beken en beekjes die samenstromen in de Groenlosche Slinge en de Bovenslinge wordt bepaald door de ondergrond en menselijke activiteit.
- Langs de beken zijn veel kleine tot middelgrote (loof)bossen gelegen. Op hogere plaatsen langs de beken is het natuurlijke reliëf opgehoogd met esdekken.
- Voor de essen, zie ook boven bij 'rijk aan microreliëf'. Binnen de begrenzing van de open escomplexen komen gebiedjes voor die geen oude open bouwlanden zijn, maar bijvoorbeeld overgangen naar beekdalen, kleine beekdalen, bosjes. Deze gebiedjes zijn toleranter voor toevoegingen als opgaande beplanting.
- Bijzondere broek- en veengebieden zijn het Korenburgerveen en omgeving en het Wooldsche Veen, die getuigen van kleinschalige turfwinning.
- Historische nederzettingspatroon, vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.
- De enige grote nederzetting in het gebied zelf is Winterswijk, dat als een spin in het web van wegen zit. Aan de westrand van het gebied in het plateau liggen Groenlo, Lichtenvoorde en Aalten.
- De vele gehuchten liggen verspreid in het land, de meeste bestaan uit oude en jongere gebouwen, van oorsprong veelal hoeven, in een karakteristieke losse structuur gegroepeerd bij of rond essen en esjes en in veel gevallen aan een beek. De escomplexen die op de kaart zijn weergegeven, liggen alle bij zulke gehuchten; onder meer Vragender, Barlo, Meddo, Huppel, Kotten, Miste en Corle.
Beoordeling planontwikkeling Zwolse Veenweg 3 Groenlo en Dwarsdijk 11 Vragender
Het op het perceel Zwolse Veenweg 3 Groenlo aanwezige agrarisch bedrijf stopt met haar agrarische activiteiten. De agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De agrarische activiteiten worden gewijzigd naar woonactiviteiten. Dit zal een positieve invloed hebben op de aanwezige kernkwaliteiten in en direct rondom het perceel.
Om te beoordelen of aanwezige kernkwaliteiten, zoals hierboven genoemd, worden aangetast en versterkt is er een Natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Hierin wordt ingegaan op gebieds- en soortenbescherming. Een nadere toelichting hiervan is gegeven in paragraaf 4.7.
Daarnaast wordt het perceel en de omliggende gronden landschappelijk versterkt door middel van erf- en landschappelijke inpassing. Hierbij is rekening gehouden met de aanwezige kernkwaliteiten in het gebied. Het erf- en landschappelijk inpassingsplan is als bijlage bijgevoegd.
Voor het perceel Dwarsdijk 11 te Vragender wijzigt er niets. Het gebruik wordt voortgezet en zal geen negatieve invloed hebben op de aanwezige kernkwaliteiten zoals hiervoor genoemd.
Conclusie Zwolse Veenweg 3 Groenlo en Dwarsdijk 11 Vragender
Het stoppen met de agrarische activiteiten op het perceel Zwolse Veenweg 3 te Groenlo en het wijzigen naar wonen zal een positieve invloed hebben op de aanwezige kernkwaliteiten in het gebied. Erf- en landschappelijke inpassing zal dit versterken.
Voor het perceel Dwarsdijk 11 te Vragender wijzigt niets. Het gebruik blijft hetzelfde.
Algehele conclusie
Het toevoegen van een woning na sloop van bedrijfsbebouwing op perceelniveau (functieveranderingsbeleid) en het bestemmen van een al bestaande woning op perceelniveau waarbij in totaal drie woningen worden gerealiseerd, passen in de regionale woonagenda en de daarbij opgesteld woonvisie voor de gemeente Oost Gelre. De aanwezige kernkwaliteiten in de gebieden rondom de percelen worden niet negatief aangetast maar door erf- en landschappelijke inpassing juist versterkt. Hiermee wordt voldaan aan de regels uit de provinciale omgevingsverordening.
Omgevingsvisie en -verordening vormen dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen die dit wijzigingsplan mogelijk maakt.
Cultuur en erfgoed dragen bij aan de economie en de maatschappij. Zij dragen bij aan het toerisme en aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en bewoners. Door de gemeenten Winterswijk, Aalten en Oost Gelre is gezamenlijk de erfgoednota opgesteld. Het beleven van erfgoed is een van de ambities in deze nota om daarmee het (economisch) rendement te vergroten.
Het doel van de nota is het vaststellen van ambities voor de ontwikkeling en instandhouding van het erfgoed, zodat dit:
Op de percelen Veenweg 2, 4 Harreveld en Zwolse Veenweg 3 te Groenlo is geen monumentale- of karakteristieke bebouwing aanwezig. Ook de gerealiseerde wooneenheid aan de Dwarsdijk 11 te Vragender is niet monumentaal of karakteristiek.
De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld. Een demografische ontwikkeling in deze regio is dat het aantal inwoners in de komende periode langzaam maar zeker afneemt. In de Regionale Woonvisie wordt ingespeeld op die bevolkingsdaling en afname van het aantal huishoudens. Concreet betekent dit voor iedere gemeente in de Achterhoek dat de aangegeven bouwvolumes in de gemeentelijke woonvisies naar beneden bijgesteld moeten worden.
De gemeente Oost Gelre heeft een eigen woonvisie vastgesteld voor de periode 2016 - 2025 waarin de regionale woonvisie in is verweven. Deze is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 september 2016.
De woonvisie Oost Gelre is een kernachtige en toegankelijke visie. De visie is vormgegeven op basis van een drietal thema's: kwantiteit & kwaliteit, beschikbaarheid & betaalbaarheid en wonen met zorg en welzijn. Bij ieder thema is aangegeven wat wordt gezien als ontwikkelingen, wat er bereikt moet worden en wat hiervoor moet worden gedaan. Voorafgaand hierop is ingegaan op de kwaliteiten van Oost Gelre, specifiek de verschillende kernen, en de maatschappelijke ontwikkelingen die het woonbeleid beïnvloeden. In een uitvoeringsprogramma is aangegeven welke activiteiten uit de woonvisie voortvloeien en wanneer en door wie deze worden uitgevoerd. De ruimtelijke uitvoeringmaatregelen zoals het stoplichtmodel, vijfsporenstrategie, sturingstabel en de richtlijnen voor nieuwe principe verzoeken zijn als bijlage bij het uitvoeringsprogramma gevoegd.
Bij het opstellen van dit wijzigingsplan is rekening gehouden met de vastgestelde woonvisie. In de woonvisie zijn reserveringen gemaakt voor wooncontingenten om woningen, welke worden gerealiseerd in het kader van functieverandering en bij woningsplitsingen, mogelijk te maken. De ontwikkeling past daarom in de woningbouwprogrammering. Hiermee wordt dan ook voldaan aan het gestelde in de Woonvisie.
Als gevolg van enkele rampen en incidenten, zoals de vuurwerkramp in Enschede, is externe veiligheid een belangrijk thema geworden. Deze rampen en incidenten hebben ertoe geleid dat de Rijksoverheid diverse maatregelen heeft genomen om acht te krijgen op de risicobronnen in Nederland en het optimaliseren van de risicobeheersing rondom de risicobronnen. Maatschappelijk gezien hebben deze rampen eveneens een belangrijke bijdrage geleverd aan de bewustwording van het leven met veiligheidsrisico's. Helder is dat de huidige maatschappij nu eenmaal veiligheidsrisico's met zich meebrengt, maar dat er wel grenzen aan deze risico's gesteld moeten worden.
Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente allereerst haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten.
Daarnaast wordt aangegeven welke maatregelen genomen moeten worden om de geformuleerde ambities te realiseren en welke instrumenten daarvoor kunnen worden ingezet. De maatregelen worden uitgewerkt in andere gemeentelijke documenten (bestemmingsplannen / streekplannen, milieuvergunningen en rampenbestrijdingsplannen). In die zin bestrijkt de beleidsvisie zowel de beheersing van risico's als de bestrijding van een ramp wanneer die zich voordoet.
Externe veiligheid is nader beschreven in paragraaf 4.9.
Met het welstandsbeleid wordt richting gegeven aan gebouwen en het landschap in de gemeente Oost Gelre. Wat is belangrijk om te behouden of te beschermen en op welke plekken kunnen de burgers meer vrijheid van handelen krijgen. Deze keuze vormt de politieke component van het welstandsbeleid. De gemeenteraad heeft aangegeven meer "vrijheid" te willen en meer te willen "inspireren".
Het beleid is gericht op deregulering: voor minder bouwaanvragen een welstandstoets gebaseerd op minder en duidelijkere regels. Op de vraag hoe eventueel welstandstoezicht zou moeten plaatsvinden, wordt hier al een voorlopig antwoord geformuleerd: niet door te omschrijven hoe het gebouw moet worden, maar door aan te geven waarop de beoordeling van het ontwerp gebaseerd moet worden. Het welstandsbeleid biedt concreet gereedschappen (handvatten) voor burgers, ondernemers en gemeente om samen aan de slag te gaan met nieuwe ruimtelijke initiatieven.
Inspiratiedocument Ruimte Oost Gelre
Aan het welstandsbeleid is een Inspiratiedocument gekoppeld. Dit document vormt een belangrijke basis voor het welstandsbeleid. In dit document zijn de kernkwaliteiten voor Oost Gelre beschreven. Deze kernkwaliteiten en kansen voor de kernen bieden aanknopingspunten ter inspiratie voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Een sterke economie is een van de belangrijkste voorwaarden om te kunnen blijven bouwen aan een gezonde gemeente. Werk is daarbij een van de belangrijkste pijlers. Werk biedt mensen de kans tot ontwikkeling, het bevordert de integratie, biedt sociale contacten en structuur en betrekt de burger bij de samenleving. Participatie, zelfontplooiing en inkomen staan in nauwe relatie tot gezondheid en welzijn.
De gemeentelijke rol ligt in het nemen van verantwoordelijkheid voor het algemene vestigingsklimaat, het faciliteren en stimuleren van ondernemerschap, bijdragen aan netwerken en verbindingen in de regio, bijdragen aan de verbinding onderwijs en arbeidsmarkt, zorgen voor goede woonvoorzieningen en geschikte werklocaties.
Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders en de raad van de gemeente Oost Gelre is de Economische visie tot stand gekomen. De ontwikkelingen nu en in de toekomst van onze gemeente zijn aanleiding geweest om te onderzoeken waar de gemeente Oost Gelre op dit moment staat, wat al wordt gedaan en wat er de komende jaren moet worden aangepakt om een aantrekkelijke gemeente te blijven en nog aantrekkelijker te worden voor huidige en nieuwe inwoners en ondernemers.
De opgestelde economische visie bestaat uit een aantal speerpunten waar de focus op gelegd wordt en de hierbij behorende doorvertaling in concrete acties en inspanningen. De economische uitvoeringsagenda is een zogenoemd 'levend document', dat na vaststelling bijgewerkt en aangevuld kan worden.
Geluid is een belangrijke bron van hinder en zelfs een mogelijk gevaar voor de volksgezondheid. Naar schatting een miljoen mensen in Nederland ondervinden ernstige hinder van geluid. Belangrijke bronnen zijn wegverkeer en in minder mate railverkeer en industrielawaai. Ook buren zijn belangrijke veroorzakers van geluidhinder. Het is daarom belangrijk om in het gemeentelijke geluidbeleid hinder ten gevolge van geluid te reduceren. Stilte (het ontbreken van hinderlijk geluid) is een belangrijke kernkwaliteit van de Achterhoek. Deze kwaliteit is het waard om beschermd te worden.
Daarnaast is het een belangrijke gemeentelijke taak om ruimte te bieden aan (geluidproducerende) bedrijvigheid en verkeer. Een goede balans daartussen is de uitdaging van het geluidbeleid.
Op 11 februari 2020 heeft de gemeenteraad het nieuwe 'Geluidbeleid Oost Gelre' vastgesteld. Met dit beleid worden de uitgangspunten en de normen van het Activiteitenbesluit als basis genomen voor het bepalen van de geluidsnormen. Uitzondering hierop zijn agrarische bedrijven.
Het Activiteitenbesluit kent wat betreft geluidnormering maar twee gebiedstypes (bedrijventerrein en al het overige) met twee bedrijfstypes (agrarisch en tankstations) als uitzondering. Dit staat in schril contrast met het 'oude' geluidbeleid van Oost Gelre waarin negen verschillende gebiedstypes en vele (streef-, grens- en plafond) waarden werden aangeduid. Het Activiteitenbesluit is nu voor het overgrote deel van de bedrijven van toepassing.
Het geluid is nader beschreven in paragraaf 4.5.
Het Rijk en de provincies leggen hun verkeer- en vervoersbeleid vast in een beleidsplan. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij hun beleid vastleggen. Het is wel een verplichting om aan te geven hoe het verkeer- en vervoersbeleid in de gemeente wordt vormgegeven. Hiervoor heeft de gemeente, in navolging van het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan 2011-2015 (GVVP), het "Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014-2024" vastgesteld.
Het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 6) heeft betrekking op de periode 2014-2018 en wordt geactualiseerd. Waar voorheen het GVVP zich vrijwel uitsluitend beperkte tot een aantal maatregelen die slechts betrekking hadden op de verkeersproblematiek, is nu gekozen voor een opzet die de oplossing van verkeers- en vervoersproblemen in een breder kader plaatst.
De hernieuwde insteek voorziet in een integrale benadering van het verkeer in een landschappelijke en ruimtelijke omgeving. Verkeer is vaak een afgeleide van ruimtelijke ontwikkelingen. Vanuit deze integrale benadering zijn er ambities, aandachtspunten en beleidsprincipes in beeld gebracht. Dit leidt tot een concreet uitvoeringsprogramma om de komende jaren aan te werken. In het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 6) is ruimte geboden voor het inbrengen van (lokale) aandachtspunten door burgers/belangengroepen. Deze zijn geïnventariseerd en vervolgens opgenomen in het uitvoeringsprogramma.
Het Landschapsontwikkelingsplan is een beleidsnota van de gemeente waarin het landschapsbeleid is vastgelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt de mogelijkheid de landschappelijke eenheid en kwaliteit in de gemeente te versterken en toch ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. In het LOP zijn elf landschapsensembles benoemd. Elk landschapsensemble kenmerkt zich door eigen karakteristieke landschapselementen. Het zijn meestal elementen die hier historisch gezien thuis horen, en soms varianten daarop die aansluiten bij het hedendaagse gebruik van het landschap. Die visie in het LOP is in hoofdlijnen: 'Groen licht voor het landschap, maar voor wat hoort wat!'
Veenweg 2, 4 Harreveld
In het Visiedeel van het landschapsontwikkelingsplan is het perceel gelegen binnen het landschaps- ensemble aangemerkt als 'Het kerk- en esdorp Harreveld' .
Hierbij geldt het motto: "Vang de dynamiek in de dorpsranden en om de es op door elke ingreep in het landschap te verevenen met een kwaliteitsverbetering op de plek en de omgeving daarvan: voor wat hoort wat!
Kies daarbij voor de verschillende kanten van Harreveld voor verschillende thema’s:
Te beschermen of op te poetsen parels:
Te stimuleren landschapselementen:
Zwolse Veenweg 3 Groenlo
In het Visiedeel van het landschapsontwikkelingsplan is het perceel gelegen binnen het landschaps- ensemble aangemerkt als 'Zwolle en de glooiingen langs de Slinge' .
Hierbij geldt het motto: "Pak de historische karakteristiek op en koppel deze aan het eigentijdse gemengd bedrijf van verbrede landbouw en buitenlui op het platteland. Stimuleer de doorstroming van recreanten langs kavelscheidingen en rem daar de afstroming van het water. Bescherm langs die randen de bestaande beplantingen en stimuleer scholtenlanen langs de wegen en langs kavelranden ‘scholtensingels’ en ‘slingeslingers’ ".
Te beschermen of op te poetsen parels:
Te behouden en te stimuleren landschapselementen:
Dwarsdijk 11 Vragender
In het Visiedeel van het landschapsontwikkelingsplan is het perceel gelegen binnen het landschaps- ensemble aangemerkt als 'Marke Vragender' .
Hierbij geldt het motto: "Vragender verdient een krans! Pak de historische karakteristiek van ‘esdorp in het veld en aan het veen’ op en koppel deze aan het eigentijdse gemengd bedrijf van verbrede landbouw en buitenlui op het platteland. Werk aan een groenblauwe dooradering van het cultuurlandschap voor recreanten, maar zeker ook voor ommetjes voor mensen vanuit het dorp. Geef de es een krans met oude en nieuwe kranspaden. Van daaruit kunnen paden en wandelstroken voor mens, plant en dier door het veld en de beekdalen gaan".
Te beschermen of op te poetsen parels:
Te stimuleren landschapselementen:
Conclusie
Voornoemde uitgangspunten zijn de basis geweest voor het per perceel opgestelde landschappelijk inpassingsplan. De geschiedenis van het landschap heeft hierbij als basis gediend voor de investeringen in de ruimtelijke kwaliteit. De landschappelijke inpassingsplannen zijn als bijlage bij deze onderbouwing bijgevoegd.
Voor het perceel Dwarsdijk 11 te Vragender is geen landschappelijk inpassingsplan uitgevoerd nu er geen wijzigingen op het perceel plaatsvinden.
Algehele conclusie
Het gemeentelijk beleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
Wettelijk kader
Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd door het 'Besluit reparatie en modernisering milieueffectrapportage' en is bepaald dat de grenswaarden voor een m.e.r.-beoordelingsplicht indicatief zijn. Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage II van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). In het kader hiervan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.
In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorgekomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.Voor deze toetst wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toetst kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval moet een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.
AANMELDNOTITIE
Het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) is gewijzigd. De wijziging is het gevolg van de implementatie van Richtlijn 2014/52/EU die ziet op het wijzigen van Richtlijn 2011/92/EU. Dit is de richtlijn die ziet op projecten (kolom 4). De wijzigingsrichtlijn is voor het overgrote deel geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Het gewijzigde Besluit m.e.r. is in werking getreden op 7 juli 2017.
Een van de belangrijkste gevolgen van de wijziging van het Besluit m.e.r. is dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie. Dit is geregeld in artikel 2 lid 5 Besluit m.e.r. De aanmeldnotitie beschrijft de gevolgen van de voorgenomen activiteit voor het milieu en geeft een conclusie omtrent de noodzaak tot een m.e.r.-procedure. Aan de hand van deze informatie kan het bevoegd gezag een beslissing nemen of voor de voorgenomen activiteit een MER dient te worden opgesteld.
Afweging
Dit wijzigingsplan maakt de bouw van twee woningen mogelijk. Daarnaast wordt er een bestaande woning positief bestemd, zodat er dus drie woningen op drie verschillende percelen worden toegevoegd. Voor stedelijke ontwikkelingsprojecten (D11.2) geldt een grenswaarde van 2.000 woningen. Het plan blijft met een drietal woningen ruimschoots onder de drempelwaarde, zoals die is opgenomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.
Uit de verrichte milieuonderzoeken, die hierna in de onderstaande paragrafen wordt beschreven, blijkt dat de effecten van de realisatie van een drietal woningen op de betreffende locaties niet van dien aard zijn dat er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen. De aard van de voorgenomen activiteit op perceelniveau is niet van die omvang dat er onevenredig nadelige effecten op de omgeving plaatsvinden. Daarnaast vinden de ingrepen niet plaats in een gevoelig gebied. Er zijn geen negatieve effecten op de omgeving te verwachten.
Conclusie
Het plan per perceel is van relatief geringe omvang. Daarbij is het project qua situering en potentiële negatieve effecten op de omgeving niet van dien aard dat het nader beoordeeld moet worden in een afzonderlijke m.e.r.(beoordelings)procedure.
Wettelijk kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Archeologie
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.
Nieuw Archeologiebeleid
Op 14 april 2020 heeft de gemeenteraad van Oost Gelre nieuw archeologisch beleid vastgesteld met titel 'Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost Gelre, een actualisatie van de archeologische waarden-, verwachtings- en beleidskaart'.
Dit nieuwe beleid is opgenomen in het op 22 februari 2022 door de gemeenteraad vastgestelde 'Parapluplan Archeologie'. De drie percelen zijn aan dit Parapluplan getoetst.
Veenweg 2, 4 Harreveld
Voor het perceel aan de Veenweg 2, 4 te Harreveld gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3' en 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 4'. De te realiseren woning aan de noord oostzijde van de bestaande woningen komt dan te liggen in het verwachtingsgebied 3.
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3
Hierbij geldt een vergunningplicht voor o.a. bodemwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte gelijk aan of groter dan 1.000 m2.
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 4
Hierbij geldt een vergunningplicht voor o.a. bodemwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte gelijk aan of groter dan 5.000 m2.
De te realiseren woning met een bijbehorend bouwwerk wordt gerealiseerd in het verlengde van de bestaande woningen aan de noord oostzijde van het perceel. Hier geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3' waarbij dus een vergunningplicht geldt bij bodemwerkzaamheden dieper dan 30 cm over een oppervlakte van meer dan 1.000 m2.
Op het perceel worden alle aanwezige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt met uitzondering van de twee bestaande bedrijfswoningen. Voor deze twee woningen worden nieuwe bijbehorende bouwwerken gerealiseerd. Deze bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd op grond waarop de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen hebben gestaan. Ook bij de nieuw te realiseren woning wordt een bijbehorend bouwwerk gerealiseerd op grond waarop een voormalig agrarsich bedrijfsgebouw heeft gestaan. De ondergrond onder deze bouwwerken is al geroerd.
De nieuwe woning komt op ongeroerde grond te liggen waarvoor dieper dan 30 cm zal worden gegraafd in de bodem. De oppervlakte van 1.000 m2 wordt hierbij echter niet overschreden.
Nu een groot deel van de nieuw te realiseren bouwwerken op geroerde komt te liggen en bij de nieuwe woning de opeprvlakte van 1.000 m2 niet wordt overschreden is een verkennend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Zwolse Veenweg 3 Groenlo
Voor het gehele perceel aan de Zwolse Veenweg 3 te Groenlo geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3'.
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3
Hierbij geldt een vergunningplicht voor o.a. bodemwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte gelijk aan of groter dan 1.000 m2.
De te realiseren woning met een bijbehorend bouwwerk wordt gerealiseerd in het verlengde van de bestaande woning aan de zuid oostzijde van het perceel. Aan deze zijde zijn ook de voromalige agrarische bedrijfsgebouwen gelegen die zullen worden gesloopt. Op deze te slopen locaties is sprake van geroerde grond.
De nieuwe woning en het nieuwe bijbehorend bouwwerk komt gedeeltelijk op geroerde en gedeeltelijk op ongeroerde grond te liggen waarvoor tevens dieper dan 30 cm zal worden gegraafd in de bodem. De oppervlakte van 1.000 m2 wordt hierbij niet overschreden. Een verkennend archeologisch onderzoek is dan ook op dit perceel niet noodzakelijk.
Dwarsdijk 11 Vragender
Voor het gehele perceel aan de Dwarsdijk 11 te Vragender geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3'.
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3
Hierbij geldt een vergunningplicht voor o.a. bodemwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte gelijk aan of groter dan 1.000 m2.
Op het perceel is sprake van een bestaand bouwwerk welke als woning wordt bestemd. Hierdoor vinden er geen bodemwerkzaamheden plaats. Zou er sprake zijn van een nieuw te bouwen woning met een bijbehorend bouwwerk ook dan zou de minimale oppervlakte van 1.000 m2 niet worden overschreden. Op deze locatie is een aanvullend verkennend archeologisch onderzoek dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie archeologie
Een verkennend archeologisch onderzoek op alle drie locaties is niet noodzakelijk. Een deel van de nieuw te realiseren bouwwerken worden op geroerde grond gerealiseerd en een deel op ongeroerde grond. Op perceel niveau wordt hierbij de 1.000 m2 niet overschreden.
Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke ingrepen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
Tot de overige cultuurhistorische waarden worden gerekend:
Op de drie locaties aan de Veenweg 2, 4 te Harreveld, de Zwolse Veenweg 3 te Groenlo en Dwarsdijk 11 te Vragender zijn geen historisch-geografische of stedenbouwkundige waarden aanwezig. Ook zijn geen architectuurhistorische waarden aanwezig. De gemeentelijke erfgoednota is niet van toepassing bij de boogde ontwikkelingen op de percelen. Het voorliggend wijzigingsplan tast de cultuurhistorische waarden niet aan. Ook zijn binnen de plangebieden geen monumenten aanwezig.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen op de drie locaties.
Wettelijk kader
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Op 1 juli 2012 zijn in Oost Gelre de Nota Bodembeheer en Bodemkwaliteitskaart in werking getreden. De Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart zijn bedoeld om de omgang met grond goed te regelen. Op basis van de Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is het in veel gevallen mogelijk om het hergebruik van grond als bodem zonder extra keuringen toe te staan. Grondverzet op basis van Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is mogelijk binnen de volgende gemeenten: Aalten, Bronckhorst, Berkelland, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk. De Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vormt de basis van duurzaam bodembeheer binnen de regio Achterhoek.
Situatie plangebieden
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Bodemonderzoeken mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Uitgevoerde bodemonderzoeken
Veenweg 2, 4 Harreveld
Door het onderzoeksbureau De Klinker is een verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn verwoord in een bodemonderzoeksrapport met projectnummer K21005231 d.d. 23 juni 2021. Het bodemonderzoeksrapport is als bijlage bijgevoegd.
Het onderzoeksbureau concludeert in dit rapport het volgende:
"Voormalige bovengrondse tank
Voormalige ondergrondse tank
Druppelzone (onverharde strook onder asbestverdachte dakbedekking)
Overig terrein
Het matig verhoogde gehalte koper kan normaliter aanleiding zijn voor nader onderzoek. Echter, verhoogde gehalten zware metalen worden vaker aangetroffen in het grondwater en zijn dan veelal van natuurlijke oorsprong. Omdat op de locatie geen bronnen bekend zijn die een eventuele verontreinigingen met koper kunnen hebben veroorzaakt, wordt ervan uitgegaan dat het een van nature verhoogd gehalte betreft en geen nader onderzoek noodzakelijk is. Het terrein is ons inziens op basis van de milieuhygiënische kwaliteit geschikt voor het voorgenomen gebruik."
Dit verkennend bodemonderzoek is nader beoordeeld door de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA). De beoordeling is verwoord in een advies met kenmerk 2020EA0806, d.d. 19 juli 2021 welke als bijlage is bijgevoegd.
De ODA geeft hierbij hetvolgende advies:
"Het bodemonderzoek voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen. Met het onderzoek zijn in de grond géén verhoogde gehalten aangetoond. In het grondwater is een matig verhoogde concentratie koper (66µg/l) en licht verhoogde concentraties voor barium en cadmium gemeten. Het asbestgehalte ligt beneden de norm van 50 mg/kg.ds. Er is geen nader bodemonderzoek nodig. De gehalten voldoen aan de functienorm voor 'wonen'. De bodemkwaliteit is geschikt voor het beoogde gebruik. Aan de vergunning hoeven geen bodemspecifieke voorwaarden te worden verbonden."
Conclusie bodemonderzoek Veenweg 2, 4 te Harreveld
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Zwolse Veenweg 3 Groenlo
Door het onderzoeksbureau De Klinker is een verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn verwoord in een bodemonderzoeksrapport met projectnummer K2220011 d.d. 1 maart 2022.
Het onderzoeksbureau concludeert in dit rapport het volgende:
"Uit de resultaten kan het volgende geconcludeerd worden:
Het terrein is ons inziens op basis van de milieuhygiënische kwaliteit geschikt voor het voorgenomen gebruik."
Dit verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek is beoordeeld door de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA). Deze is niet akoord bevonden en door de Omgevingsdienst is geadviseerd om het verkennend bodemonderzoek aan te vullen. Dit heeft geresulteerd in een nieuw aanvullend verkennend bodem- en asbestonderzoek met projectnummer K2220011 versie 2.0, d.d. 11 mei 2022, welke als bijlage is bijgevoegd. Dit bodemonderzoek is door de Omgevingsdienst beoordeeld en verwoord in een advies met kenmerk 2022EA0370, d.d. 16 mei 2022 welke als bijlage is bijgevoegd.
De ODA geeft hierbij hetvolgende advies:
"Het bodemonderzoek voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen. Met het onderzoek zijn geen verhoogde gehalten in de grond of grondwater vastgesteld. De bodemkwaliteit is geschikt voor een gebruik als wonen. Het uitvoeren van nader bodemonderzoek is niet nodig. Aan de omgevingsvergunning bouw en bestemmingsplanprocedure hoeven geen bodemspecifieke voorschriften te worden verbonden".
Conclusie bodemonderzoek Zwolse Veenweg 3 Groenlo
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Dwarsdijk 11 Vragender
Door het onderzoeksbureau Rouwmaat is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn verwoord in een bodemonderzoeksrapport met projectnummer MT-210273 d.d. 9 augustus 2021. Het bodemonderzoeksrapport is als bijlage bijgevoegd.
Het onderzoeksbureau concludeert in dit rapport het volgende:
"Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
Dit verkennend bodemonderzoek is nader beoordeeld door de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA). De beoordeling is verwoord in een advies met kenmerk 1070764, d.d. 30 augustus 2021 welke als bijlage is bijgevoegd.
De ODA geeft hierbij hetvolgende advies:
"Het bodemonderzoek voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen. De bodemkwaliteit is geschikt voor een gebruik als woning . Het uitvoeren van nader bodemonderzoek is niet nodig. Aan de procedure hoeven geen bodemspecifieke voorwaarden te worden verbonden."
Conclusie bodemonderzoek Dwarsdijk 11 te Vragender
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Wettelijk kader
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.
De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen). Het beleid gaat uit van:
Situatie plangebied
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat als een vraag met ja wordt beantwoord het waterthema relevant is. De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld. Het bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande legale situatie vast, hierdoor zijn een aantal thema's minder relevant.
Voor ieder perceel is een afzonderlijke watertoets beschreven.
Thema | Toetsvraag | Relevant voor Veenweg 2, 4 | Relevant voor Zwolse Veenweg 3 | Relevant voor Dwarsdijk 11 |
Hoofdthema's | ||||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? | Nee | Nee | Nee |
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | Nee | Nee | Nee | |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? | Ja | Ja | Ja |
2. Ligt in het plangebied een persleiding van Waterschap Rijn en IJssel? | Nee | Nee | Nee | |
3. Ligt in of nabij het plangebied een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap? | Nee | Nee | Nee | |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is sprake van toename van verhard oppervlak? | Nee | Nee | Nee |
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? | Nee | Nee | Nee | |
3. Bevinden zich in of nabij het plangebied natte en laaggelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes? | Nee | Nee | Nee | |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? | Nee | Nee | Nee |
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? | Nee | Nee | Nee | |
3. Is in het plangebied sprake van kwel? | Nee | Nee | Nee | |
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | Nee | Nee | Nee | |
Oppervlaktewater- kwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Nee | Nee | Nee |
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? | Ja, SED water | Nee | Nee | |
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een strategisch actiegebied? | Nee | Nee | Nee | |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt in het plangebied een beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | Nee | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? | Nee | Nee | Nee |
2. Bevinden zich of komen er functies in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee | Nee | Nee | |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een hydrologisch beïnvloedingsgebied voor natte land natuur? | Nee | Nee | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte ecologische verbindingzone? | Nee | Nee | Nee |
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte landnatuur? | Ja | Nee | Ja | |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn van het waterschap? | Ja | Nee | Nee |
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee | Nee | Nee | |
Aandachtsthema's | ||||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | Nee | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | Nee | Nee |
Tabel: Watertoetstabel met waterhuishoudkundige thema's
De met 'ja' beantwoorde vragen zijn hieronder nader uitgewerkt.
Riolering en Afvalwaterketen
Een toename van het afvalwater heeft effect op het functioneren van de afvalwaterketen. Het (gemeentelijk) rioolstelsel, de gemalen (overnamepunten) en de rioolwaterzuiveringsinstallatie dienen de toename te kunnen verwerken zonder daarmee het milieu zwaarder te belasten. Voor onderhoud aan het persleidingenstelsel is bereikbaarheid van de leiding noodzakelijk. Tot slot mogen in de milieuzone van de RWZI geen hindergevoelige functies worden opgenomen.
Door het toevoegen van een wooneenheid op alle drie locaties zal het grijze afvalwater toenemen. Alle drie locaties zijn aangeloten op de persriolering van de gemeente Oost Gerle. Het hoeveelheid afvalwater van één huishouden is niet dermate groot dat hiermee de persriolering overbelast raakt en/of de rioolwaterzuiveringsinstallatie overbelast zou raken. De dimensionering van het aanwezige persriool is dusdanig groot dat dit afvalwater op het riool geloosd mag worden. De woningen worden niet in de milieuzone van een RWZI gerealiseerd.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Het perceel Veenweg 2, 4 te Harreveld is gelegen in de nabijheid van de Veengoot en de Zilverbeek. Laatstgenoemde is aangeduid als een SED-watergang. Nieuwe ontwikkelingen mogen geen verslechtering van de oppervlaktewaterkwaliteit tot gevolg hebben voor beide watergangen.
Vanuit het plangebied wordt geen hemelwater rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd maar via een langzame afloop over de aanwezige gronden geinfiltreerd in de bodem. Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden.
Natte natuur
De inrichting of realisatie van wateren met een HEN-, SED- of EVZ-functie mag met de voorgenomen ontwikkeling niet worden geschaad of belemmerd. Daarnaast mogen nieuwe ontwikkelingen geen negatieve invloed hebben op de Natura2000 gebieden en de natte natuur.
Het perceel Veenweg 2, 4 te Harreveld is gelegen in de nabijheid van de Zilverbeek welke is aangeduid als een SED-watergang. De beoogde ontwikkelingen zijn geen belemmering voor de EVZ maar versterken juist de ontwikkeling en bescherming van de gewenste natuurwaarden. Er wordt geen (hemel)water rechtstreeks op de SED-watergang geloosd. Daarbij wordt aanwezige verharding op het perceel verwijderd en wordt het perceel landschappelijk ingepast wat een positieve ontwikkeling en bescherming van de gewenste natuurwaarden zal hebben.
Het perceel Dwarsdijk 11 te Vragender is gelegen in de nabijheid van het Korenburgerveen wat als een Natura 2000-gebied is aangeduid. De beoogde ontwikkeling, het in gebruik nemen van een bestaand bouwwerk als woning, zal geen negatieve invloed hebben op de waterkwantiteit en –kwaliteit in relatie tot dit natte natuurgebied.
Inrichting en beheer
Het beheer en onderhoud van het watersysteem dient met het reguliere onderhoudsmaterieel van het waterschap mogelijk te zijn. Daarnaast dienen wijzigingen aan het watersysteem en werkzaamheden in de keurzone met een watervergunning te worden uitgevoerd.
Het perceel Veenweg 2, 4 te Harreveld is gelegen in de nabijheid van een watergang welke in eigendom en beheer is van het Waterschap Rijn en IJssel. De voorgenomen ontwikkelingen op het perceel vormen geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van het watersysteem.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Wettelijk kader
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Naast het wettelijk kader van de Wet geluidhinder moet ook een afweging gemaakt worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Verkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs wegen geluidszones. In buitenstedelijk gebied geldt voor wegen, bestaande uit vijf of meer rijstroken een zone van 600 m, voor drie of vier rijstroken een zone van 400 m en voor wegen bestaande uit één of twee rijstroken een zone van 250 m, gemeten vanuit de as van de weg. Voor wegen binnen de bebouwde kom geldt een zone van 200 m. Binnen de zone moet in het geval van een nieuwe situatie met een geluidsgevoelige bestemming onderzoek worden verricht naar de optredende geluidsbelasting. Een aantal wegen heeft geen zone, te weten:
Situatie Veenweg 2, 4 Harreveld
De nieuwe woning op het perceel Veenweg 2, 4 te Harreveld komt te liggen op 20 m van de voor de woning aanwezige Veenweg. De woning wordt aan deze weg ontsloten. De Veenweg is een ontsluitingsweg tussen de N18 en het buitengebied met één rijstrook en wordt veelal gebruikt door bestemmingsverkeer. De verkeersintensiteit zal met name in de vroege ochtend en aan het eind van de middag hoger zijn door motorvoertuigen welke vanuit het buitengebied richting de N18 zal rijden (woon-werk verkeer). De maximale snelheid op deze weg bedraagt 60 km.
Daarnaast is op ongeveer 500 m de doorgaande N18 gelegen. Dit is een weg met twee rijstroken waarvoor een zone van 250 m geldt. Nu het perceel buiten deze zone is gelegen heeft het wegverkeerslawaai van deze weg geen invloed op de nieuwe woning.
Om een indicatie te krijgen van de geluidsbelasting op de gevel, afkomstig van het wegverkeer op de Veenweg, zijn met behulp van het rekenprogramma SRM1 indicatieve berekeningen gemaakt. Hierbij is een inschatting gedaan naar de verkeersintensiteit op genoemde weg. Uit de indicatieve berekeningen blijkt dat bij gebruik van 640 motorvoertuigen per etmaal, waarbij onderscheid is gemaakt tussen licht, middelzwaar en zwaar verkeer, de geluidsbelasting op de gevel van het nieuwe woonhuis, op slaapkamerhoogte van 4,5 m, net boven de richtwaarden van 48 dB(A) in de dagperiode dB(A) komt. Hiermee kan een binnenwaarde van 33 dB(A) worden gewaarborgd en is een goed woon- en leefklimaat in de woning ook gewaarborgd.
Het aantal indicatieve motorvoertuigen komt redelijk overeen met de dagelijkse vervoersbewegingen op de Veenweg.
Situatie Zwolse Veenweg 3 Groenlo
De nieuwe woning op het perceel Zwolse Veenweg 3 te Groenlo komt te liggen op ongeveer 125 m van de Zwolse Veenweg. De woning wordt aan deze weg ontsloten. De Zwolse Veenweg is een ontsluitingsweg tussen de Boerijendijk en de Klaverdijk met één rijstrook en wordt veelal gebruikt door bestemmingsverkeer. De maximale snelheid op deze weg bedraagt 60 km.
Om een indicatie te krijgen van de geluidsbelasting op de gevel, afkomstig van het wegverkeer op de Zwolse Veenweg, zijn met behulp van het rekenprogramma SRM1 indicatieve berekeningen gemaakt. Hierbij is een inschatting gedaan naar de verkeersintensiteit op genoemde weg. Uit de indicatieve berekeningen blijkt dat bij gebruik van 8.500 motorvoertuigen per etmaal, waarbij onderscheid is gemaakt tussen licht, middelzwaar en zwaar verkeer, de geluidsbelasting op de gevel van het nieuwe woonhuis, op slaapkamerhoogte van 4,5 m, net onder de richtwaarden van 48 dB(A) in de dagperiode dB(A) komt. Hiermee kan een binnenwaarde van 33 dB(A) worden gewaarborgd en is een goed woon- en leefklimaat in de woning ook gewaarborgd.
Het aantal indicatieve motorvoertuigen zal het aantal dagelijkse vervoersbewegingen op de Zwolse Veenweg ruim overschrijden.
Situatie Dwarsdijk 11 Vragender
De nieuwe woning op het perceel Dwarsdijk 11 te Vragender komt te liggen op ongeveer 18 m van de Dwarsdijk. De woning wordt aan deze weg ontsloten. De Dwarsdijk is een ontsluitingsweg tussen de Oude Winterswijkseweg en de Meddoseweg met één rijstrook en wordt veelal gebruikt door bestemmingsverkeer. De maximale snelheid op deze weg bedraagt 60 km.
Om een indicatie te krijgen van de geluidsbelasting op de gevel, afkomstig van het wegverkeer op de Dwarsdijk, zijn met behulp van het rekenprogramma SRM1 indicatieve berekeningen gemaakt. Hierbij is een inschatting gedaan naar de verkeersintensiteit op genoemde weg. Uit de indicatieve berekeningen blijkt dat bij gebruik van 550 motorvoertuigen per etmaal, waarbij onderscheid is gemaakt tussen licht, middelzwaar en zwaar verkeer, de geluidsbelasting op de gevel van het nieuwe woonhuis, op slaapkamerhoogte van 4,5 m, net onder de richtwaarden van 48 dB(A) in de dagperiode dB(A) komt. Hiermee kan een binnenwaarde van 33 dB(A) worden gewaarborgd en is een goed woon- en leefklimaat in de woning ook gewaarborgd.
Het aantal indicatieve motorvoertuigen komt redelijk overeen met de dagelijkse vervoersbewegingen op de Dwarsdijk.
Industrielawaai
In de directe omgeving van de plangebieden, waarop de nieuwe woningen gebouwd gaan worden, is geen bedrijventerrein aanwezig of vindt andere bedrijvigheid plaats. Een berekening naar het industrielawaai is dan ook niet noodzakelijk.
Railverkeerlawaai
Railverkeerlawaai is niet van toepassing op dit plangebied nu er geen spoorlijn in de directe nabijheid van de plangebieden aanwezig zijn.
Conclusie
Het geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Wettelijk kader
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.
Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Infrastructuur en Milieu ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
In 2015 is door Infomil een onderzoek uitgevoerd naar de verhouding tussen de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht. Uit de resultaten hiervan blijkt dat de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht sterk samenhangen. Op basis hiervan merkt Infomil op dat "wanneer wordt voldaan aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, vrijwel altijd wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5".
Voor woningbouwlocaties is een nibm-grens opgenomen van 1.500 woningen bij minimaal één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersdeling. Een project dat kleiner is dan deze grenzen, is in beginsel 'niet in betekenende mate'.
Situatie plangebieden
Dit wijzigingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van drie neuwe woningen op perceelniveau. Het blijft daarmee ruimschoots onder de nibm-grens van 1.500 woningen en kan als 'niet in betekenende mate' van invloed op de luchtkwaliteit worden beschouwd.
Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het projectgebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2011. De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen zijn stikstofoxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5).
Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan. Per 21 juni 2011 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan. Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in alle drie plangebieden de achtergrondniveaus voor NO2, PM10 en PM2,5 in zowel 2011, 2015 als 2020 onder de grenswaarden liggen.
Conclusie
Het plan voor drie woningen moet worden beschouwd als een nibm-project. Uit de achtergrondniveaus blijkt dat deze onder de wettelijke normen blijven. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Wettelijk kader
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Onderzoek natuurwaarden
Om de eventuele effecten van het plan op de aanwezige flora en fauna te onderzoeken is op de planlocatie door Natuurbank Overijssel een QuickScan Natuurwaarden uitgevoerd waarbij de resultaten zijn opgenomen in het onderzoeksrapport met projectnummer 3294, versie 1.0, d.d. 6 mei 2021 welke als bijlage is bijgevoegd. Hieronder volgt een samenvatting van het onderzoeksrapport.
Gebiedsbescherming
Het plangebied behoort tot de Groene ontwikkelingszone maar niet tot Natura 2000-gebied. Omdat de voorgenomen ontwikkeling beschouwd wordt als een kleinschalige uitbreiding van een bestaande functie, en het nieuwe erf landschappelijk wordt ingepast d.m.v. de aanplant van erfbeplanting, is het initiatief niet strijdig met provinciaal beleid t.a.v. de Groene ontwikkelingszone. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en de afstand tussen plangebied en Natura 2000-gebied, kan een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van de voorgenomen activiteiten, uitgesloten worden. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.
Stikstof
Ten behoeve van de voorgenomen activiteiten wordt materieel met een verbrandingsmotor ingezet en vindt er een tijdelijke toename plaats van verkeersbewegingen als gevolg van de aanvoer van bouwmaterialen en het vervoer van materieel en personeel. Gelet op de aard, omvang en duur van de voorgenomen activiteiten, de afstand tussen plangebied en Natura 2000-gebied en het feit dat een melkvee- en varkenshouderij zijn deuren sluit, is het niet aannemelijk dat dit leidt tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied. Nader onderzoek, zoals het uitvoeren van een stikstof- berekening wordt niet noodzakelijk geacht. Deze conclusie komt overeen met het advies van de Omgevingsdienst Twente (zie onderstaande afbeelding).
Soortenbescherming
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde planten, maar wel tot een geschikt functioneel leefgebied van verschillende beschermde dieren. Beschermde dieren benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en nestelen er vogels.
Van de in het plangebied nestelende soorten is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Geadviseerd wordt de melkveestallen buiten de voorplantingsperiode te slopen.
Voor de beschermde amfibieën die een (winter)rustplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘vangen’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling. Beschermde amfibieën mogen niet gedood worden als gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor de in het plangebied foeragerende grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, amfibieën en vogels niet af. Het plangebied wordt niet als essentieel foerageergebied voor vleermuizen beschouwd.
Wettelijke consequenties samengevat:
• Werkzaamheden afstemmen op voortplantingsperiode van vogels;
• Geen beschermde amfibieën doden (wegvangen of ontheffing aanvragen);
Samenvattende conclusie Natuurwaarden Veenweg 2, 4 Harreveld:
De voorgenomen activiteiten worden gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Gelderland een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘vangen’ en het ‘opzettelijk beschadigen en vernielen van de rust- en voortplantingsplaats’, als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Beschermde soorten mogen niet opzettelijk gedood worden. Voor beschermde soorten waarvoor die vrijstelling niet geldt, is een ontheffing vereist om ze te mogen doden en om opzettelijk rust- en voortplantingslocaties te beschadigen en te vernielen. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.
Het plangebied behoort tot de Groene ontwikkelingszone maar niet tot het Gelders Natuurnetwerk of Natura 2000-gebied. Omdat de voorgenomen ontwikkeling beschouwd wordt als een kleinschalige uitbreiding van een bestaande functie, en het nieuwe erf landschappelijk wordt ingepast d.m.v. de aanplant van erfbeplanting, is het initiatief niet strijdig met provinciaal beleid t.a.v. de Groene ontwikkelingszone. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en de afstand tussen plangebied en Natura 2000-gebied, kan een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van de voorgenomen activiteiten, uitgesloten worden. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde planten, maar wel tot een geschikt functioneel leefgebied van verschillende beschermde dieren. Beschermde dieren benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en nestelen er vogels.
Van de in het plangebied nestelende soorten is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Geadviseerd wordt de melkveestallen buiten de voorplantingsperiode te slopen.
Voor de beschermde amfibieën die een (winter)rustplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘vangen’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling. Beschermde amfibieën mogen niet gedood worden als gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor de in het plangebied foeragerende grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, amfibieën en vogels niet af. Het plangebied wordt niet als essentieel foerageergebied voor vleermuizen beschouwd.
Onderzoek natuurwaarden
Om de eventuele effecten van het plan op de aanwezige flora en fauna te onderzoeken is op de planlocatie door Natuurbank Overijssel een QuickScan Natuurwaarden uitgevoerd waarbij de resultaten zijn opgenomen in het onderzoeksrapport met projectnummer 4136, versie 1.0, d.d. 28 februari 2022 welke als bijlage is bijgevoegd. Hieronder volgt een samenvatting van het onderzoeksrapport.
Gebiedsbescherming
Het plangebied behoort niet tot het Gelders natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone of Natura 2000- gebied. Vanwege de ligging buiten het Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone, hoeft het initiatief niet getoetst te worden aan de provinciale beleidsregels ten aanzien van de bescherming van het Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone (geen externe werking). Als gevolg van de transitie van het agrarisch erf naar ‘wonen’, neemt de emissie van stikstof gedurende de gebruiksfase sterk af. Het uitvoeren van een stikstofberekening is niet nodig.
Stikstof
Beoordeling stikstof (ontwikkelfase)
Per 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering van kracht. Dat houdt in dat stikstofemissie welke ontstaat tijdens de ontwikkelfase, niet beoordeeld hoeft te worden op mogelijk negatieve effecten op Natura 2000-gebied. Wel dient de gebruiksfase beoordeeld te worden.
Beoordeling stikstof (gebruiksfase)
Er wordt agrarische bebouwing gesaneerd en de locatie wordt getransformeerd van ‘agrarisch’ naar ‘wonen’. Als gevolg van deze transformatie neemt de emissie van stikstof (ammoniak en stikstofoxiden) sterk af. De emissie van stikstof tijdens de gebruiksfase is lager dan de huidige en leidt daarom niet tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied.
Soortenbescherming
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen verblijfplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de beplanting verwijderd en de kapschuur gesloopt wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën die een (winter)rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘vangen’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties’. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden dienen ze weggejaagd te worden of weggevangen te worden (en elders losgelaten). Indien niet voorkomen kan worden dat een beschermd dier gedood wordt, dient een ontheffing aangevraagd te worden of dient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde en toepasbare gedragscode.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.
Wettelijke consequenties samengevat:
• Geen grondgebonden zoogdieren en amfibieën doden (verjagen, wegvangen of ontheffing aanvragen);
• Werkzaamheden afstemmen op de voortplantingsperiode van vogels.
Samenvattende conclusie Natuurwaarden Zwolse Veenweg 3 Groenlo:
De voorgenomen activiteiten worden gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Gelderland een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘vangen’ en het ’opzettelijk beschadigen en vernielen van de rust- en voortplantingsplaats’, als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Beschermde soorten mogen niet opzettelijk gedood worden. Voor beschermde soorten waarvoor die vrijstelling niet geldt, is een ontheffing vereist om ze te mogen doden en om opzettelijk rust- en voortplantingslocaties te beschadigen en te vernielen. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.
Het plangebied behoort niet tot het Gelders natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone of Natura 2000- gebied. Vanwege de ligging buiten het Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone, hoeft het initiatief niet getoetst te worden aan de provinciale beleidsregels ten aanzien van de bescherming van het Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone (geen externe werking). Als gevolg van de transitie van het agrarisch erf naar ‘wonen’, neemt de emissie van stikstof gedurende de gebruiksfase sterk af. Het uitvoeren van een stikstofberekening is niet nodig.
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen verblijfplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de beplanting verwijderd en de kapschuur gesloopt wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën die een (winter)rust- en/of voortplantings- locatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘vangen’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties’. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden dienen ze weggejaagd te worden of weggevangen te worden (en elders losgelaten). Indien niet voorkomen kan worden dat een beschermd dier gedood wordt, dient een ontheffing aangevraagd te worden of dient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde en toepasbare gedragscode.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.
Op het perceel Dwarsdijk 11 te Vragender is een woning aanwezig die niet als zodanig is bestemd. Hier wordt met functieverandering naar Wonen deze woning in de bestaande bebouwing gelegaliseerd. Binnen het plangebied vindt geen sloop- of bouwwerkzaamheden plaats. Het gebruik van het gebouw als woning, wat al jaren als woning in gebruik is, veranderd niet.
Nu er geen veranderingen in en op het perceel plaatsvinden is een onderzoek naar de mogelijke effecten van het plan op de aanwezige flora en fauna niet noodzakelijk.
Wel is het perceel op 25 meter afstand gelegen van een Natura 2000-gebied zijnde Het Korenburgerveen. Nu er geen sloop- en bouwwerkzaamheden op het perceel plaatsvinden en het huidige gebruik als woonhuis wordt voortgezet, kan een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van de huidige activiteiten, uitgesloten worden. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.
Ligging Dwarsdijk 11 ten opzichte van Natura 2000-gebied (bron: Aerius.nl)
Uit de uitgevoerde Quickscan's Natuurwaarden volgt dat er geen wettelijke consequenties zijn voor gebieds- en soortenbescherming. De kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone worden niet negatief aangetast. De biodiversiteit in Natura 2000-gebieden wordt behouden of verbeterd. Daarnaast is het niet aannemelijk dat de gewenste ontwikkelingen op de drie percelen leidt tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied.
Soorten worden niet aangetast indien rekening wordt gehouden met sloop- en bouwwerkzamheden buiten het broeiseizoen. Daarnaast geldt de algehele zorgplicht moet waarbij rekening moet worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.
Kader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is (dit is niet altijd de werkelijke gevel, maar de plek waar de gevel van de woning volgens het bestemmingsplan inclusief vergunningvrij bouwen mogelijk is). De in deze uitgave voor bedrijven opgenomen richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. De richtafstanden zijn voor drukkere gebieden (gemengd gebied) naar beneden bij te stellen. Aanvullend milieuonderzoek kan uitwijzen dat kleinere afstanden dan de richtafstanden mogelijk zijn. Verder hebben wettelijke afstanden voorrang op de richtafstanden.
Situatie plangebieden
Veenweg 2, 4 Harreveld
De omgeving van het perceel Veenweg 2, 4 te Harreveld is te omschrijven als landelijk gebied. In de directe omgeving van het perceel is een enkele agrarisch bedrijf gelegen waarbij het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf, Veenweg 7, op ongeveer 200 m is gelegen.
Het agrarisch bedrijf Veenweg 7 is een extensief veehouderijbedrijf waarvoor, ingevolge de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' een grootste afstand behoort van 100 m afkomstig van het aspect 'geur'. Nu de werkelijke afstand meer bedraagt dan 200 m zal voornoemde Handreiking geen beperking zijn voor de voorgenomen functieverandering van agrarisch naar wonen, met nieuwbouw van een woning, op het perceel Veenweg 2, 4 te Harreveld.
Zwolse Veenweg 3 Groenlo
De omgeving van het perceel Zwolse Veenweg 3 te Groenlo is te omschrijven als landelijk gebied. In de directe omgeving van het perceel zijn enkele agrarische bedrijven gelegen en een voormalig agrarisch bedrijf die met functieverandering in bestemd naar wonen.
Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf, Boerijendijk 7 te Groenlo, is op ongeveer 230 m gelegen. Dit agrarisch bedrijf is een intensieve veehouderijbedrijf in het fokken en houden van legkippen waarvoor, ingevolge de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' een grootste afstand behoort van 200 m afkomstig van het aspect 'geur'. Nu de werkelijke afstand meer bedraagt dan 200 m zal voornoemde Handreiking geen beperking zijn voor de voorgenomen functieverandering van agrarisch naar wonen, met nieuwbouw van een woning, op het perceel Zwolse Veenweg 3 te Groenlo.
Dwarsdijk 11 Vragender
De omgeving van het perceel Dwarsdijk 11 te Vragender is te omschrijven als een woonomgeving in het landelijk gebied. In de directe omgeving van het perceel zijn enkel woonbestemmingen gelegen.
Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf, Oorschotweg 1 te Vragender, is op ongeveer 400 m gelegen. Dit agrarisch bedrijf is een intensieve veehouderijbedrijf waarvoor, ingevolge de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' een grootste afstand behoort van 200 m afkomstig van het aspect 'geur'. Nu de werkelijke afstand meer bedraagt dan 200 m zal voornoemde Handreiking geen beperking zijn voor de voorgenomen woning op het perceel Dwarsdijk 11 te Vragender.
Conclusie
De Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkelingen op perceelniveau.
Wettelijk kader
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'gevoelige objecten' wordt voldaan aan de wettelijke normen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaardbare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen. Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico:
In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastgelegd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Derhalve is de risicokaart geraadpleegd.
Gemeentelijk externe veiligheidsbeleid
De gemeente Oost Gelre heeft in 2008 een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld.
Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten.
Situatie plangebieden
Veenweg 2, 4 Harreveld
Op het perceel zullen geen activiteiten plaatsvinden en/of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden waarbij de grenswaarden voor groepsrisico en plaatsgebonden risico worden overschreden. Op ruim 450 m ligt een hogedruk gasleiding (rode stippellijn). Daarnaast is het perceel op 550 m gelegen van de dichtstbijzijnde route voor gevaarlijke stoffen (N18).
In de directe nabijheid van de planlocatie zijn geen inrichtingen aanwezig zoals opgenomen in Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarbij komt de locatie te liggen buiten de in het basisnet bedoelde plaatsgebonden risico van 10-6. Daarnaast geldt voor het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevt) dat het plaatsgebonden risico van de buisleiding op een afstand van vijf meter gemeten vanuit het hart van de buisleiding niet hoger is dan 10-6 per jaar. Hiermee worden de grenswaarden voor groepsrisico en plaatsgebonden risico niet overschreden.
Risicokaart Gelderland (Bron: provincie Gelderland)
Zwolse Veenweg 3 Groenlo
Op het perceel zullen geen activiteiten plaatsvinden en/of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden waarbij de grenswaarden voor groepsrisico en plaatsgebonden risico worden overschreden. Op 45 m ligt een hogedruk gasleiding (rode stippellijn). Daarnaast is het perceel op 1,9 km gelegen van de dichtstbijzijnde route voor gevaarlijke stoffen (N18).
In de directe nabijheid van de planlocatie zijn geen inrichtingen aanwezig zoals opgenomen in Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarbij komt de locatie te liggen buiten de in het basisnet bedoelde plaatsgebonden risico van 10-6. Daarnaast geldt voor het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevt) dat het plaatsgebonden risico van de buisleiding op een afstand van vijf meter gemeten vanuit het hart van de buisleiding niet hoger is dan 10-6 per jaar. Hiermee worden de grenswaarden voor groepsrisico en plaatsgebonden risico niet overschreden.
Risicokaart Gelderland (Bron: provincie Gelderland)
Dwarsdijk 11 Vragender
Op het perceel zullen geen activiteiten plaatsvinden en/of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden waarbij de grenswaarden voor groepsrisico en plaatsgebonden risico worden overschreden. Op 1,9 km ligt een hogedruk gasleiding. Daarnaast is het perceel op 2,2 km gelegen van de dichtstbijzijnde route voor gevaarlijke stoffen (N319).
In de directe nabijheid van de planlocatie zijn geen inrichtingen aanwezig zoals opgenomen in Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarbij komt de locatie te liggen buiten de in het basisnet bedoelde plaatsgebonden risico van 10-6. Daarnaast geldt voor het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevt) dat het plaatsgebonden risico van de buisleiding op een afstand van vijf meter gemeten vanuit het hart van de buisleiding niet hoger is dan 10-6 per jaar. Hiermee worden de grenswaarden voor groepsrisico en plaatsgebonden risico niet overschreden.
Risicokaart Gelderland (Bron: provincie Gelderland)
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Wettelijk kader
Bij de realisatie van gevoelige bestemmingen, zoals woningen, is het van belang dat er een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd wordt. Daarom moet rekening worden gehouden met geurcontouren van bijvoorbeeld bestaande veehouderijen. Hiervoor bieden het Activiteitenbesluit en de Wet geurhinder en veehouderij (Wgh) een toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgh) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning.Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor geldt minimaal aan te houden afstanden. De Regeling geurhinder en veehouderij is gepubliceerd op 18 december 2006.
Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008
De raad heeft bij besluit van 12 maart 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008 vastgesteld. Deze verordening is op 28 maart 2008 in werking getreden.
Daarbij zijn de bebouwde kommen van Groenlo, Lievelde en Vragender aangewezen als gedeelte van het gemeentelijk grondgebied waarvoor een andere geurnorm van toepassing is. Op grond van de verordening gelden de volgende waarden als maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij:
Situatie plangebied Veenweg 2, 4 Harreveld
In de omgeving van het plangebied zijn enkele extensieve agrarische bedrijven aanwezig alsmede een paardenhouderij. Het dichtstbijzijnde extensieve veehouderijbedrijf, Veenweg 7, is gelegen op ongeveer 200 meter van de nieuwe woning op het percel Veenweg 2, 4 te Harreveld.
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgh) is in artikel 4, lid 1, opgenomen dat "de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt:
a.ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
b.ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen."
Voor extensieve veehouderijbedrijven zijn, anders dan voor intensieve veehouderijbedrijven, geen geuremissiefactoren vastgesteld zodat, overeenkomstig voornoemde uit de Wgh, vaste afstanden gelden. Voor het extensieve veehouderijbedrijf Veenweg 7 geldt dus een vaste afstand van 50 m tot aan de dichtstbijzijnde woning van derden. Nu deze afstand 200 meter bedraagt wordt voldaan aan de Wgh en is er in de nieuw te realiseren woning op het perceel Veenweg 2, 4 te Harreveld een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd voor wat betreft het aspect 'geur'.
Situatie plangebied Zwolse Veenweg 3 Groenlo
In de directe omgeving van het perceel Zwolse Veenweg 3 te Groenlo zijn nog in werking zijnde agrarische bedrijven aanwezig. Nu hier ook intensieve veehouderijbedrijven aanwezig zijn is advies gevraagd aan de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA). Dit advies van de ODA is opgenomen in een rapport met zaaknummer 2022EA0031, d.d. 3 februari 2022 welke als bijlage is bijgevoegd.
Voor de omliggende intensieve veehouderijbedrijven is de geurbelasting van deze bedrijven bepaald met het rekenprogramma 'V-Stacks vergunningen'. Voor de overige agrarische bedrijven, waar dieren worden gehouden waarvoor geen geuremissiefactoren zijn vastgesteld, is gemeten met de vaste afstanden, zoals opgenomen in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgh).
In het rapport van de ODA is het volgende geconcludeerd: "De te realiseren woning ligt op voldoende afstand van omliggende veehouderijen. De voorgenomen ontwikkeling werkt niet belemmerend voor deze veehouderijen. Ook het woon en leefklimaat op de locatie zelf is hierbij niet in het geding. De geur afkomstig van veehouderijen vormt geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling."
Situatie plangebied Dwarsdijk 11 Vragender
In de directe omgeving van het plangebied Dwarsdijk 11 Vragender zijn geen agrarische bedrijven gelegen. Het dichtstzijnde agrarisch bedrijf, Oorschotweg 1 te Vragender, is gelegen op ongeveer 415 meter. Daarnaast is er op ongeveer 475 m nog een gemengd bedrijf gelegen aan de Lankveldweg 3 en 5 te Vragender. Gezien de ruime afstand tot aan de woning Dwarsdijk 11 te Vragender is een goed woon- en leefklimaat in deze woning gewaarborgd. Daarnaast zijn er al woonbestemmingen in de directe nabijheid van voornoemde agrarische bedrijven gelegen die als eerst beperkende factor worden aangemerkt bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen van voornoemde agrarische bedrijven.
Conclusie geur
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen op de drie percelen.
Verkeer
Het plangebied aan de Veenweg 2, 4 te Harreveld wordt ontsloten via de Veenweg.
Het plangebied aan de Zwolse Veenweg 3 te Groenlo wordt ontsloten aan de Zwolse Veenweg.
Het plangebeid aan de Dwarsdijk 11 te Vragender wordt ontsloten via de Dwarsdijk.
Parkeren
Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre
De nota ‘Parkeernormen gemeente Oost Gelre’ is een nadere uitwerking van het parkeerbeleid zoals dat is opgenomen in het integraal verkeersprogramma.
In deze nota is een eenduidig toepassingskader vastgelegd van de parkeernormen. Tevens zijn in deze nota de toe te passen parkeernormen van de gemeente Oost Gelre vastgelegd.
Het hanteren van parkeernormen is van belang om de vraag naar en aanbod van parkeerplaatsen met elkaar in evenwicht te houden. Bij bouwplannen (nieuwbouw, verbouw, herontwikkeling etc.) kan extra parkeerbehoefte ontstaan. De hoeveelheid en de kwaliteit van de extra te realiseren parkeer-plaatsen wordt berekend aan de hand van parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet de initiatiefnemer in principe op eigen terrein in de eigen parkeerbehoefte voorzien. Hierdoor wordt een verhoging van de parkeerdruk in de openbare ruimte voorkomen.
De basis voor deze Nota Parkeernormen is het ASVV 2012 (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom) en publicatie 317 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering' van CROW - het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
Op basis van het autobezit in Oost Gelre is ervoor gekozen om de gemiddelde CROW-parkeerkencijfers als uitgangspunt te hanteren. Bij de toekomstige werkwijze bij het aanvragen van een omgevingsvergunning wordt de gemiddelde norm gehanteerd voor het aantal aan te leggen parkeerplaatsen. De normen zijn opgenomen in de nota. De parkeernormen zijn opgenomen per functie, onderverdeeld naar de stedelijke zones: centrum Groenlo en Lichtenvoorde, schil rond centrum Groenlo en Lichtenvoorde, rest bebouwde kom (overige gebieden binnen de bebouwde kom van Groenlo en Lichtenvoorde evenals de kernen Zieuwent, Mariënvelde, Harreveld, Vragender en Lievelde) en buitengebied. In de normering is rekening gehouden met een aandeel van bezoekers van 0,3 parkeerplaatsen per woning. In de nota zijn ook richtlijnen gegeven voor bijvoorbeeld maatvoering van de parkeerplaatsen en de locatie van de parkeerplaatsen. Verder is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen.
Situatie plangebieden
Ter plaatse geldt het Facetbestemmingsplan parkeren met identificatienummer NL.IMRO.1586.BPPAR1800-VG01 van de gemeente Oost Gelre. Binnen het Facetbestemmingsplan is een regeling opgenomen, waarin wordt verwezen naar de gemeentelijke Parkeernota of een rechtsopvolger daarvan. Expliciet is aangegeven dat ook een rechtsopvolger het kader kan vormen. Als de Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.
Uitgangspunt is parkeren op eigen terrein. Dit is op alle drie de percelen mogelijk. Binnen de plangebieden worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd om te kunnen voldoen aan de normen zoals opgenomen in de hierboven aangegeven Nota parkeernormen.
Conclusie
Op eigen terrein worden parkeerplaatsen gerealiseerd ten behoeve van de woningen. Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Rondom de plangebieden zijn verschillende algemene nutskabels en -leidingen aanwezig. Hiermee wordt bij de planuitwerking rekening gehouden. Er bevinden zich in of nabij de plangebieden geen kabels of leidingen waarvoor in het bestemmingsplan een beschermende regeling moet worden opgenomen.
Voorwaarden functieverandering naar Wonen
Veenweg 2, 4 Harreveld
In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' is in artikel 34.4 een Algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij Burgemeester en wethouders bevoegd zijn de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Wonen'. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:
het agrarisch bedrijf is en bijft beëindigd.
de voormalige bedrijfswoningen worden ook herbestemd en komen te liggen in de bestemming 'Wonen'.
het agrarisch bouwvlak komt te vervallen.
bij toepassing van sub h niet de oppervlakte van de voormalige bedrijfswoningen met daarbij behorende bouwwerken bij de minimaal te slopen oppervlakte mag worden meegeteld;
in de te wijzigen bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' naar 'Wonen' is geen sprake van hergebruik of woningsplitsing. Er wordt een nieuwe woning toegevoegd na sloop van alle aanwezige bedrijfsbebouwing met een oppervlak van 2.720 m2.
na functieverandering zijn er in totaal drie woningen op het perceel aanwezig.
bij de twee bestaande woningen worden bijgebouwen gerealiseerd met een oppervlakte van 250 m2 in verband met agrarische nevenactiviteiten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de in artikel 19.3, onder e. uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' genoemde afwijkingsbevoegdheid. De nieuwe woning krijgt een bijbehorend bouwwerk van maximaal 150 m2, gelegen in het achtererfgebied. Hierbij wordt de 50% niet overschreden.
de nieuwe woning wordt levensloopbestendig uitgevoerd.
het bijgevoegde erfinpassingsplan is akkoord bevonden. Landschappelijke waarden en natuurwaarden worden niet aangetast doch door de inpassing eerder versterkt.
de wijziging op het perceel is ruimtelijk beoordeeld en in hoofdstuk 4 zijn alle ruimtelijk relevante aspecten beoordeeld. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor genoemde aspecten.
Dwarsdijk 11 Vragender
In het bestemmingsplan is in de bestemming 'Wonen' een wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor 'functieverandering naar Wonen'. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van functieverandering, met dien verstande dat:
er vindt geen woningsplitsing plaats.
bij toepassing van sub e niet de oppervlakte van de voormalige bedrijfswoningen met daarbij behorende bouwwerken bij de minimaal te slopen oppervlakte mag worden meegeteld;
op het perceel wordt een al jaren aanwezige woning gelegaliseerd. Dit wordt beoordeld als zijn functieverandering naar Wonen door middel van hergebruik in een bestaand bouwwerk. Hiervoor dient minimaal 600 m2 sloop aan bebouwing plaats te vinden. Ook hierbij worden sloop vierkante meters overgeheveld van de Veenweg 2, 4 te Harreveld.
na functieverandering zullen er drie woningen op het perceel aanwezig zijn.
bij de nieuwe woning is een bijbehorend bouwwerk aanwezig. Deze is kleiner dan de toegestane 150 m2 per woning. Hierbij wordt de 50% niet overschreden.
de nieuwe woning is levensloopbestendig uitgevoerd.
het erf en de directe omgeving zijn ingepast. Landschappelijke inpssing is hier dan ook niet vereist..
de wijziging op het perceel is ruimtelijk beoordeeld en in hoofdstuk 4 zijn alle ruimtelijk relevante aspecten beoordeeld. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor genoemde aspecten.
Zwolse Veenweg 3 Groenlo
In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' is in artikel 34.4 een Algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij Burgemeester en wethouders bevoegd zijn de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Wonen'. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:
het agrarisch bedrijf is en bijft beëindigd.
de voormalige bedrijfswoning wordt ook herbestemd en komt te liggen in de bestemming 'Wonen'.
het agrarisch bouwvlak komt te vervallen.
bij toepassing van sub h niet de oppervlakte van de voormalige bedrijfswoningen met daarbij behorende bouwwerken bij de minimaal te slopen oppervlakte mag worden meegeteld;
in de te wijzigen bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' naar 'Wonen' is geen sprake van hergebruik of woningsplitsing. Er wordt een nieuwe woning toegevoegd na sloop van een deel van de aanwezige bedrijfsbebouwing en na overheveling van sloop vierkante meters van het perceel Veenweg 2, 4 Harreveld.
na functieverandering zijn er twee woningen op het perceel aanwezig.
een deel van de bestaande bebouwing blijft behouden waarin een nevenfunctie wordt uitgeoefend en een bedrijf aan huis wordt gevestigd. Daarnaast vinden er nog agrarische nevenactiviteiten plaats. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de in artikel 19.3, onder e. uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' genoemde afwijkingsbevoegdheid waarbij bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot 250 m2. In totaal mag er dan op het perceel 400 m2 aan bijbehorende bouwwerken aanwezig zijn. Nu er al 315 m2 wordt gebruikt door de bestaande woning bijft er nog 85 m2 over voor een bijbehorend bouwwerk bij de nieuwe woning. Hierbij wordt de 50% niet overschreden.
de nieuwe woning wordt levensloopbestendig uitgevoerd.
het bijgevoegde erfinpassingsplan is akkoord bevonden. Landschappelijke waarden en natuurwaarden worden niet aangetast doch door de inpassing eerder versterkt.
de wijziging op het perceel is ruimtelijk beoordeeld en in hoofdstuk 4 zijn alle ruimtelijk relevante aspecten beoordeeld. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor genoemde aspecten.
Algemene conclusie
De plannen voldoen aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in het geldend bestemmingsplan.
Dit wijzigingsplan is een ontwikkelingsplan, waarbij gekozen is voor een gedetailleerde bestemmingsregeling passend bij de geplande ontwikkelingen en waarbij aansluiting is gezocht met het geldende vastgestelde bestemmingsplan (moederplan). Dit biedt voldoende rechtszekerheid voor de burger.
Hierna volgt per deellocatie een toelichting op de planregels en plansystematiek.
Veenweg 2, 4 Harreveld
Het perceel krijgt de bestemming "Wonen". Hier zijn drie vrijstaande woningen toegestaan namelijk twee bestaande voormalige bedrijfswoningen en een nieuwe vrijstaande woning. De locaties van de woningen zijn op de verbeelding opgenomen met een bouwvlak. Het maximale aantal woningen op het perceel is aangegeven met 'twee'. De bijbehorende bouwwerken bij de woningen zijn aangeduid met een aanduidingsvlak. Bij een bijbehorende bouwwerk is de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - nevenactiviteit' opgenomen nu hier een bedrijf aan huis is gevestigd.
De dubbelbestemming "Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3 en 4" zijn overgenomen uit het geldende Parapluplan Archeologie.
Zwolse Veenweg 3 Groenlo
Het perceel krijgt de bestemming "Wonen". Hier zijn twee vrijstaande woningen toegestaan namelijk de bestaande voormalige bedrijfswoning en een nieuwe vrijstaande woning. De locaties van de nieuwe woningen zijn op de verbeelding opgenomen met een bouwvlak. Het maximale aantal woningen op het perceel is aangegeven met 'drie'. De bijbehorende bouwwerken bij de woningen zijn aangeduid met een aanduidingsvlak. Bij twee van de bijbehorende bouwwerken is de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch medegebruik'.
De dubbelbestemming "Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3" is overgenomen uit het geldende Parapluplan Archeologie.
Dwarsdijk 11 Vragender
Het perceel behoudt de bestemming 'Wonen'. De te legalieseren woning krijgt een bouwvlak alsmede de aanduding 'aaneengebouwd' nu het tezamen met de overige woningen één geheel vormt. Het bijbehorend bouwwerk wordt aangeduid met een aanduidingsvlak.
De dubbelbestemming "Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3" is overgenomen uit het geldende Parapluplan Archeologie.
Landschappelijke inpassing
De percelen Veenweg 2, 4 te Harreveld en Zwolse Veenweg 3 te Groenlo dienen landschappelijk te worden ingepast. Hiervoor is in de regels van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Dit houdt in dat deze plannen gerealiseerd en na de aanleg in stand moeten worden gehouden.
De kosten die gemaakt worden voor het opstellen van het bestemmingplan zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor is een anterieure overeenkomst met de gemeente afgesloten, waarin ook de afwikkeling van eventuele verzoeken tot tegemoetkoming in planschade is geregeld. Door deze overeenkomst is er geen financieel risico voor de gemeente.
Overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Bij de gewenste ontwikkelingen zijn geen rijks- en provinciaal belang in het geding. Ook het waterschapsbelang komt niet in het geding. Een voorontwerpbestemmingsplan wordt dan ook niet aan de overlegpartners toegezonden. De partners kunnen reageren op het ontwerpbestemmingsplan. De partners hebben geen reactie op het ontwerp bestemmingsplan gegeven.
Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegd. Een ontwerp bestemmingsplan heeft voor een ieder zes weken ter inzage gelegen van 27 mei 2022 tot en met 7 juli 2022. Binnen deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.
Exploitatieplan
Conform artikel 6.12, eerste lid Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen, tenzij conform artikel 6.12, tweede lid, onder a, het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Met de initiatiefnemers van de drie locaties is een anterieure overeenkomst aangegaan waarin alle kosten conform artikel 6.2.3/6.2.4 Bro zijn opgenomen.
Planschade
Een belanghebbende kan, na een besluit tot vaststellen van een bestemmingsplan, een verzoek indienen om een tegemoetkoming in de schade, indien die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in artikel 6.1 tweede lid Wro genoemde oorzaak (artikel 6.1 Wro). Eventuele planschade is in een anterieure overeenkomst afgewenteld naar initiatiefnemers van de drie locaties.
Conclusie
Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op verzoek van de initiatiefnemers van de drie locaties. De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn dan ook voor rekening van de drie initiatiefnemers. De economische uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd. Een exploitatieplan is niet nodig.