Plan: | Groenlo, hotel Marveld recreatie |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.PBMEO002-VG05 |
Groenlo, hotel Marveld recreatie |
omgevingsvergunning |
januari 2014 |
Inlichtingen: |
Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Beheer |
mevr. B.D. Leusink |
Telefoonnummer 0544 - 39 34 81 |
Op 21 juli 2013 is bij de gemeente Oost Gelre een aanvraag om omgevingsvergunning ingekomen voor de nieuwbouw van een hotel met spa aan de Elshofweg 3 te Groenlo. Het hotel komt op de plaats van de bestaande woning op die locatie.
Het op te richten hotel komt in de plaats van villa De Wissenkamp op het perceel plaatselijk bekend Elshofweg 3 en is omringd door bestaande recreatieve voorzieningen die deel uitmaken van Marveld recreatie. Verderop liggen aan de zuidwestzijde enkele diepe achtertuinen van de woningen gelegen aan de Oude Winterswijkseweg.
plangebied en omgeving
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.
Het hotel richt zich op de senioren- en groepsvergadermarkt. De marktontwikkeling is zodanig dat er meer vraag is naar luxe accommodaties, vooral vanuit de seniorenmarkt. De klant vraagt meer kwaliteit en luxe en heeft graag de mogelijkheid van differentiatie in de aankomst- en vertrekdata. Initiatiefnemer speelt hier met het hotel op in door luxe en kwaliteit te bieden door een koppeling met een wellness op een locatie die rustiger is dan het bestaande recreatiepark. Het hotel richt zich met name op vakantieverblijf maar biedt ook vergaderfaciliteiten.
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan De Wissenkamp 1986. Dit bestemmingsplan ging uit van de realisatie van een conferentieoord in de bestaande villa met rondom recreatiewoningen. De recreatiewoningen zijn gerealiseerd; het conferentieoord niet. De bouw van een hotel past niet binnen de aangegeven functies en bouwvlakken. Via een procedure voor omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening (projectafwijking Wabo) of een herziening van het bestemmingsplan kan bebouwing op het perceel mogelijk worden gemaakt. Door het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning heeft verzoeker, Bomers Marveld Holding b.v., aangegeven een procedure om projectafwijking Wabo conform artikel 2.12. lid 1 onder a sub 3 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) te willen volgen.
Het huidige perceel is ingericht met de woning en ruime tuin met voornamelijk gazon en afschermende beplanting. De nieuwbouw krijgt de uitstraling van een havezate of kasteel. Bij de ingang van het hotel komt een waterpartij met brug. Het geheel wordt verder opnieuw groen ingepast. Het perceel wordt zowel in bestaande als nieuwe situatie ontsloten op de Elshofweg.
De gewenste situatie ziet er als volgt uit:
situatie
De voorgevel van het hotel ziet er als volgt uit:
voorgevel hotel
Voor het gebied geldt een aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden die kaders samengevat die relevant zijn voor het plangebied.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tussen nu en 2040.
Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het rijk nog steeds uit van de bundelingsstrategie. Daarbij wordt voldoende aanbod van ruimte gereserveerd voor stedelijke functies en bij de vraag aangesloten. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaande bebouwde gebied aanwezig is en er wordt ruimte geboden aan gemeenten om te kunnen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei.
De provincies en gemeenten zijn meer dan voorheen verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening met betrekking tot verstedelijking, de afbakening van de bebouwde kommen en het landelijk gebied en het veilig stellen van de verschillende waarden van het landelijk gebied.
In een bestemmingsplan dient volgens artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening een waterparagraaf te worden opgenomen. Het doel van deze 'watertoets' is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht.
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet biedt het juridisch kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten in Nederland en bevat onder andere de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waar deze richtlijnen betrekking op hebben. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3).
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Hierbij is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Belangrijke uitgangspunten van de Wro zijn het duidelijke onderscheid tussen beleid, normstelling en uitvoering en het beginsel dat normstelling plaatsvindt door het meest geschikte overheidsorgaan. Normstelling op een hoger niveau vindt plaats indien een beleidsonderdeel niet op doelmatige of doeltreffende wijze door een lager overheidsorgaan kan worden behartigd, gezien de aard van de betrokken taak of de schaal waarop een aangelegenheid moet worden geregeld. Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie ingevolge artikel 2.2 Wro voor het streekplan in de plaats gekomen. Het streekplan Gelderland 2005 heeft op grond van het overgangsrecht de status gekregen van structuurvisie ingevolge artikel 2.2 lid 1 van de Wro. Daarnaast kunnen, indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen. Op 25 november 2008 is door de provincie besloten voor een aantal onderwerpen, conform de Wro-agenda, de voorbereiding van de ruimtelijke verordening ter hand te nemen. Daarnaast is ook het Rijk bezig algemene regels neer te leggen in het "Ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (hierna te noemen Amvb). In deze Amvb worden zowel rechtstreeks, richting de gemeentebesturen, werkende algemene regels neergelegd (algemene regels ter zake van bestemmingsplannen) als ook algemene regels die door de provincie in de verordening neergelegd dienen te worden (algemene regels te stellen door provincies). Op grond hiervan zijn naast de reeds uit de Wro-agenda voortvloeiende onderwerpen nog enkele andere onderwerpen in de verordening opgenomen, te weten: verstedelijking (wonen en werken) buiten bestaand bebouwd gebied, hergebruik van bebouwing in het buitengebied en nationale landschappen. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door GS te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft dit plaats gemaakt voor algemene regels. Gemeenten dienen deze algemene regels weliswaar in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang.
Op 15 december 2010 heeft de Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke verordening Gelderland (RvG) vastgesteld. Deze verordening vormt samen met het streekplan Gelderland 2005 het ruimtelijk beleid.
Nadien zijn er al drie herzieningen op het RvG vastgesteld: op 27 juni 2012 heeft Provinciale Staten van Gelderland de eerste herziening vastgesteld, op 19 december 2012 de tweede en op 29 mei 2013 de derde. De eerste twee herzieningen zijn opgenomen in een geconsolideerde versie.
Relatie plangebied
Verstedelijking
Ingevolge de RvG valt het plan onder hoofdstuk 2 Verstedelijking. Het plangebied is bestaand stedelijk gebied. De bepalingen in dit hoofdstuk zien niet toe op een hotelfunctie.
Recreatie
De RvG geeft tevens aan dat het perceel valt onder Hoofdstuk 5 en 6 waarin recreatiewoningen en recreatieparken worden beschreven. De bepalingen in deze hoofdstukken bevatten geen regels voor een hotelfunctie.
Glastuinbouw
Op het perceel gelden volgens de RvG ook de hoofdstukken 7 tot en met 12, die betrekking hebben op Glastuinbouw. Deze bepalingen zijn niet op onderhavig plan van toepassing.
Conclusie
Het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot aantasting van de genoemde aspecten in de RvG. Het plan voldoet aan de Ruimtelijke verordening Gelderland.
Het 'Derde Waterhuishoudingsplan 2005-2009 (WHP3)', dat op 14 februari 2005 in werking is getreden, wordt richting gegeven aan de inrichting en het beheer van de waterhuishouding in Gelderland. Het Waterhuishoudingsplan schetst de mogelijkheden om de kansen van water voor mens en natuur goed te benutten in Gelderland. Naast kansen voor verbetering van de kwaliteit van onze leefomgeving zijn er ook maatregelen noodzakelijk om veiligheid te blijven bieden tegen overstroming met rivierwater en om wateroverlast na hevige regenval te voorkomen. De noodzaak voor deze maatregelen is groot nu de gevolgen van de klimaatverandering zichtbaar worden, met naar verwachting vaker droge zomers en natte winters. Het streefbeeld voor de lange termijn is dat in 2030 het waterbeheer volledig op orde is ten behoeve van de maatschappelijke functies. Voor deze functies zal door de waterschappen het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR) worden bepaald. De wensen ten aanzien van de waterhuishouding zijn per stroomgebied aangegeven, waarbij uitgangspunt is dat de knelpunten van een stroomgebied in principe binnen dat stroomgebied worden opgelost. De waterhuishouding van Oost Gelre maakt deel uit van de 'Stroomgebiedvisie Achterhoek-Liemers'. In het Waterhuishoudingsplan wordt ingegaan op de visie voor de lange en middellange termijn. Daarnaast wordt aangegeven wat er heel concreet in de planperiode) zal worden opgepakt. Gedurende de planperiode 2005-2009 wordt met name ingezet op de uitvoering van een zestal speerpunten. Drie speerpunten gaan over maatregelen die in Gelderland in het algemeen nodig zijn en drie over extra maatregelen in actiegebieden. Oost Gelre bevindt zich niet in een actiegebied. Wel geldt het basisbeleid dat provinciebreed nodig is.
Het Waterplan dat op 9 december 2008 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, wordt de opvolger van het huidige derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het ontwerp Waterplan is tegelijk opgesteld met de ontwerp water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
In het Gelderse Milieuplan ligt de nadruk vooral op een gezonde, schone en veilige leefomgeving voor mens en natuur. De provincie wil een leefomgeving die de huidige en toekomstige generaties kansen biedt om veilig en gezond te wonen, te werken en te recreëren. Om dit te bereiken zijn maatregelen nodig die de milieuverontreiniging tegen gaan. De maatregelen betreffen het verkeer en vervoer, het bedrijfsleven, de landbouw en het wonen.
Op 16 december 2008 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische gebiedsbeschrijving vastgesteld. Naast een beschrijvende nota maakt hier ook een waarderende nota onderdeel van uit. Deze nota heeft de titel "Tussen kunst en kitsch". Naast de beschrijving dient deze waarderende nota als inspiratiebron om gebieden te beschermen dan wel te ontwikkelen.
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in een bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.
De nieuwbouw is gesitueerd binnen op recreatiepark Marveld, op de locatie van een bestaand woonhuis op een groen ruimte tussen complexen met vakantiewoningen. In de directe omgeving heeft ooit de havezate Marveld gestaan, naamgever van dit recreatieve complex. Het plan bestaat uit een interpretatie van een kasteelvorm, vooral door de opzet van een centraal torenelement als centrum van het gehele complex, met twee zijvleugels voor de hotelkamers. De beide zijvleugels zijn verbonden met de toren door middel van een soort kasteelmuur met palissades en weergangen.
De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit heeft op 19 september 2013 geoordeeld dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Rouwmaat Milieutechniek heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het te ontwikkelen perceel in het kader van de omgevingsvergunning bouw. Op grond van het uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit op de onderzochte locatie geschikt is voor het beoogde gebruik als hotel.
Ten behoeve van de verwerking van de vrijkomende grond wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit bodemkwaliteit.
Het onderzoeksrapport met nummer MT.13167, gedateerd 31 mei 2013, is als bijlage bijgevoegd.
Hieronder wordt beschreven op welke wijze in het project rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.
In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling per waterthema afgewogen. In het stedelijke gebied is de waterhuishouding in eerste instantie gericht op het voorkomen van (grond)wateroverlast.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt “stand still - step forward”. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.
Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.
Watertoetstabel
Thema | Toetsvraag | Relevant | |
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
|
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
|
Wateroverlast (oppervlakte-water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Ja Nee Nee |
|
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Ja |
|
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
|
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Ja Nee |
|
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
|
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
|
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Nee |
|
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater)
Het bestaand verhard oppervlak is 1900 m2. Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe naar de nieuwe oppervlakte van 2475 m2. Om wateroverlast te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar geborgen in een bergingsvijver met een capaciteit van circa 5250 m3. Hier infiltreert het water. De vijver heeft een overloop met knijpvoorziening op de Heuzelsgoot.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Vanuit het plangebied wordt hemelwater via een bergingsvijver geloosd op het oppervlaktewatersysteem (zie ook wateroverlast). Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden.
Inrichting en beheer
De voorgenomen ontwikkelingen zijn geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van het watersysteem.
In verband met deze ruimtelijke ontwikkeling is het noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar relevante soorten in het kader van de Flora- en faunawet. Het plangebied is gelegen in een bebouwd gebied, waarbij een nieuw gebouw wordt opgericht.
Door de Stichting Staring Advies is een quick scan natuuronderzoek uitgevoerd op het perceel. De resultaten zijn verwoord in een rapport met nummer R1302, projectnr. 2088, gedateerd mei 2013 en is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.
Tijdens het onderzoek is het voorkomen van beschermde soorten planten en dieren op de locatie nagegaan. Daarnaast is onderzocht op welke wijze de plannen voor de locatie in overeenstemming kunnen worden gebracht met hetgeen bepaald is in de Flora- en faunawet.
Geconstateerd is dat geen nader onderzoek en geen ontheffing noodzakelijk is in het kader van de Flora- en Faunawet. I.v.m. mogelijke broedvogels dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen van 15 maart tot 15 juli gestart te worden.
Bij grondwerkzaamheden i.v.m. de voorgenomen sloop en nieuwbouw worden mogelijk archeologische waarden verstoord. Het te ontwikkelen perceel is voor wat betreft het noordwestelijke deel van de nieuwbouw gelegen binnen een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit wil zeggen dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 250 m2 archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. De rest van de nieuwbouw valt binnen een lage verwachtingszone, waar onderzoek nodig is bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 5.000 m2.
Door Archeodienst is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, karterende fase: Hotel Havezathe te Groenlo met rapportnr. 293, gedateerd 17 juni 2013, uitgevoerd.
Voor het plangebied is een ruimere zone rond het hotel onderzocht van ca. 5.275 m2.
Aangezien tijdens het karterend booronderzoek geen aanwijzignen zijn gevonden voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats, is een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
Het aspect archeologie vormt daarmee geen belemmering voor realisatie van het bouwplan.
Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij een ruimtelijke planontwikkeling ter waarborging van een akoestisch goed woon- en leefklimaat in verblijfsobjecten rekening te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een geluidzone met uitzondering van wegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Het nieuw te bouwen object ontsluit op de Elshofweg. Deze weg is een 30-km weg. Het te bouwen object ligt voor een klein deel binnen de geluidzone van de Oude Winterswijkseweg, een 50 km-weg. Het object ligt tenslotte buiten de zone van de N18 (80-km weg).
Een hotel is geen zogenaamd geluidgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder. Er vindt afschermende werking plaats door de reeds aanwezige bebouwing tussen nieuwbouw en weg. Wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de voorgenomen bouw van het hotel.
Met behulp van het handboek Bedrijven en milieuzonering is bekeken of de gewenste ontwikkeling past in haar omgeving.
Voor een hotel geldt een richtafstand ten opzichte van woningen voor geluid van 10 m. De aanwezige afstand is veel ruimer en vormt dus geen belemmering.
Verkeer:
Het plangebied wordt ontsloten via de Elshofweg naar de Oude Winterswijkseweg. De Elshofweg is onlangs gereconstrueerd om de verkeersstroom van en naar het recreatiepark beter af te kunnen wikkelen.
Een hotel heeft volgens het handboek Bedrijven en milieuzonering in het algemeen een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking voor personenvervoer. Dit hotel heeft een capaciteit van 37 kamers en zal daarmee, in relatie tot het bestaande recreatiepark, een ondergeschikte toename van verkeer opleveren.
Resumerend ondervindt het bouwplan qua verkeer geen belemmering.
Parkeren:
Parkeren zal plaatsvinden op het algemene parkeerterrein op het recreatiepark.Op die parkeerplaats is aanzienlijke overcapaciteit aanwezig.
Hieronder staat de berekening van de benodigde parkeervakken op Marveld recreatie inclusief het te bouwen hotel.
De gehanteerde normen voor de diverse functies hebben een bandbreedte voor het minimaal en maximaal aantal benodigde parkeerplaatsen. Hierboven is voor alle functies met het maximum aantal benodigde parkeerplaatsen volgens de norm gerekend. De 14 vakken die theoretisch tekort komen vallen weg tegen de bandbreedte in de berekening. Daarnaast zullen in de praktijk niet alle onderdelen tegelijkertijd volop in bedrijf zijn en de parkeerplaatsen kunnen dus voor meerdere functies naast elkaar worden aangewend.
De bestaande parkeercapaciteit volstaat daarom voor de geplande nieuwbouw.
De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Deze stoffen zijn zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.
Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de luchtkwaliteit kunnen uitoefenen of toepassen, tenzij:
De hierboven aangegeven grenswaarden zijn in de onderstaande tabel aangegeven
Stof | Grenswaarde |
SO2 | 350 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
125 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
NO2 | 200 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010 | |
PM10 | 40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
50 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
Lood | 0,5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
CO | 10.000 ìg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie |
C6H6 | 10 ìg/ m³ tot 1-1-2010 en 5 ìg/ m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie |
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen):
Dit Besluit NIBM, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).
De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen. Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Met de voorgenomen ontwikkeling blijft het aantal woningen gelijk. Het gaat hier dus om minder woningen dan het hier genoemde criterium, waardoor het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen. Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de ontwikkelingen aan de Elshofweg 3 te Groenlo.
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het BEVI heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations en chemische fabrieken) en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd. In de directe omgeving van het plangebied is een Rijksweg (N18) gelegen welke is aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.
Route voor gevaarlijke stoffen
In de nabijheid van de Elshofweg 3 is de N18 (Twenteroute) gelegen. Dit betreft een doorgaande weg waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Om te kunnen bepalen of het vervoer van gevaarlijke stoffen over een bepaalde route voldoet aan de externe veiligheidsnormen, moeten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) worden berekend. De circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' is hiervoor het toetsingskader.
De intensiteiten van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N18 zijn gebaseerd op telgegevens van 2006. De intensiteit bedraagt voor de N18 4.079 transporten per jaar (2.305 transporten met brandbare vloeistoffen, 1.509 transporten met zeer brandbare vloeistoffen en 265 transporten met licht ontvlambare gassen).
Gelet op de intensiteit van de transporten met gevaarlijke stoffen over de N18 en gelet op de ruime afstand (ca. 160 meter) kan worden gesteld dat zowel PR als het GR geen belemmering zal vormen voor het voorgenomen plan.
Het verzoek om omgevingsvergunning Wabo voor de vestiging van het hotel is ook aangevraagd voor het brandveilig gebruik. Het verzoek is voorgelegd aan de Brandweer.
Onder voorwaarden kan de vergunning voor dit onderdeel worden verleend.
In het kader van de ontwikkeling van het plan is verzoeker een financiering met een bankinstelling overeengekomen. Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade.
Met het voorliggende plan wordt de oprichting van een hotel mogelijk gemaakt. Dit is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening en daarmee in principe exploitatieplanplichtig. De gemeente heeft met de ontwikkelaar een zogenaamde anterieure overeenkomst afgesloten. Hierin wordt een eventuele tegemoetkoming in planschade afgewenteld op verzoeker en worden de legeskosten op hem verhaald. Op deze wijze is kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp projectafwijking voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Het ontwerp heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen van 22 november 2013 t/m 2 januari 2014. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
In artikel 6.18 van het Besluit Omgevingsrecht is voor de projectafwijking (artikel 2.12. eerste lid a, onder 3) overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het plan voldoet aan de Ruimtelijke verordening Gelderland. De provincie is van het plan in kennis gesteld in een regulier overleg tussen provincie en gemeente. Aan het waterschap Rijn en IJssel is de watertoets voor een reactie voorgelegd.
Reactie waterschap:
De watertoets is goed toegepast. Onduidelijk is of er een knijpvoorziening aanwezig is tussen vijver en Heuzelsgoot. Zonder een dergelijke constructie heeft de vijver nauwelijks een vertragende afvoer.
Reactie gemeente:
De vijver heeft reeds een overloop met knijpvoorziening op de Heuzelsgoot. De watertoets is hierop aangevuld.