Plan: | Omgevingsvergunning Broekboomstraat 13 Lichtenvoorde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.PBLIC107-VG01 |
Omgevingsvergunning Broekboomstraat 13 Lichtenvoorde |
omgevingsvergunning |
Inlichtingen: |
Afdeling Omgeving |
Op 20 maart 2021 is bij de gemeente Oost Gelre een aanvraag om omgevingsvergunning ingekomen voor de nieuwbouw van een tweetal appartementen aan de Broekboomstraat 13 te Lichtenvoorde. De appartementen komen op de verdieping. Op de begane grond komen bergingen en opslag. De huidige bebouwing wordt deels gesloopt. Dit is fase 2 van het bouwplan voor dit perceel. Voor fase 1 is al een vergunning verleend en betreft het verbouwen van het café en de bestaande bovenwoning.
Het betreffende perceel is gelegen aan de Broekboomstraat in Lichtenvoorde in het centrum. In de omgeving bevinden zich gemengde functies, zoals woningen, horeca, dienstverlening, maatschappelijke functies, parkeren en detailhandel.
Omgeving plangebied
Plangebied
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.
Op het perceel Broekboomstraat 13 is momenteel een café met bovenwoning en opslag aanwezig. Er is een aanvraag ingediend om een deel van de bestaande bebouwing te slopen en twee appartementen te realiseren. De appartementen komen op de verdieping en op de begane grond komen bergingen en opslag.
Er is al eerder een vergunning verleend voor verbouwing van het café en de bestaande bovenwoning.
Huidige situatie perceel
Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Dorpskern Lichtenvoorde'. Het perceel heeft de bestemming 'Centrum' met een bouwvlak. Het perceel heeft daarnaast deels de functieaanduiding 'horeca'. Op het perceel ligt daarnaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1'. In het bestemmingsplan is opgenomen dat het aantal woningen niet mag toenemen. Het plan past niet in het bestemmingsplan.
Er is een plan ingediend voor de nieuwbouw van een tweetal appartementen. Op de begane grond komen bergingen en opslag. Het bouwplan past niet in het geldende bestemmingsplan, aangezien het aantal woningen niet mag toenemen. Het overige deel (op de afbeelding hieronder aangeduid als fase 1) blijft horeca met bovenwoning.
Gevelbeeld gewenste situatie
In de nieuwe situatie is er sprake van een nieuwe gevel langs de Broekboomstraat. De bouw- en goothoogte blijven nagenoeg gelijk en sluiten aan bij de bebouwing op de aangrenzende percelen. Middels een accent wordt de lengte van het pand doorbroken. Met de beoogde ontwikkeling wordt het straatbeeld flink opgewaardeerd. De woningen komen in de kap. Omdat het hier gaat om één laag met een kap en er sprake is van een beperkte massa is en de bebouwing aansluit bij de bebouwing op de aangrenzende percelen is dit acceptabel. In de kap worden dakkappelen gerealiseerd. Het aantal en de breedte (in houding tot de kap) van de dakkappelen is beperkt. Hierdoor is er sprake een heldere en herkenbare kap met ondergeschikte dakkapellen.
Het plan is voorgelegd aan Welstand en zij hebben positief geadviseerd.
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk wil ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Het verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan provincies en gemeenten. De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's.
Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer het Natuur Netwerk Nederland (de opvolger van de ecologische hoofdstructuur), radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Vervolgens dient bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie gekeken te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt – onder voorwaarden - aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. Door de ladder voor duurzame verstedelijking toe te passen, wordt verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied geconcentreerd. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt.
Doorwerking bestemmingsplan
Onderhavige ontwikkeling betreft realisatie van twee nieuwe woningen. In artikel 1.1.1 van het Bro is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader toegelicht, het gaat hier om 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Het betreft hier een centrumlocatie. Bij een kleinschalige woningbouwontwikkeling is de ladder niet van toepassing. Waar de grens precies ligt, blijkt niet expliciet uit het Besluit ruimtelijk ordening. Op basis van jurisprudentie blijkt dat bij woningbouw in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie van 2 nieuwe woningen. Vanwege de omvang van het project kan worden geconludeerd dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Conclusie
De ladder van duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.
De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in de 'Omgevingsvisie Gelderland'. Deze is vastgesteld op 9 juli 2014. Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 19 december 2018 een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening. De provincie streeft onder andere naar het versterken en behouden van de vitaliteit van kleinere kernen en dorpen. Om dit te bereiken dienen stedelijke functies waar mogelijk te worden gebundeld en geconcentreerd. Daarnaast ondersteunt de provincie bij de aanpak van leegstand in dorpen en kernen.
De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, etcetera. Voor het realiseren van nieuwe woningen wordt verwezen naar het woonprogramma. Het initiatief past binnen het beleid van de Menukaart Wonen zoals die gehanteerd wordt voor dergelijke initiatieven (zie ook paragraaf 3.4).
Vooraf
De raad heeft in de vergadering van 17 september 2019 de woonbehoefte voor de periode 2018-2025 bijgesteld naar 560 woningen met daarbij een bandbreedte tussen de 460 en 660 woningen. In dezelfde vergadering van 17 september heeft de raad ook ingestemd met de regionale kwalitatieve toetsingscriteria voor nieuwe woningbouwinitiatieven en de aanpassing van een aantal passages van de regionale woonagenda zodat er meer ruimte ontstond voor woningbouw.
Regionale Woonvisie
De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld om in te spelen op de veranderde behoefte. In het najaar van 2019 is de Regionale Woonagenda op onderdelen aangepast. Daarmee wordt vooruit gelopen op de nieuwe Regionale Woonagenda. Het beleidskader is in lijn met de Koers Ruimte voor goed wonen van de provincie en met het provinciale coalitieakkoord. Een aantal passages zijn niet meer van toepassing, zoals:
Diverse onderzoeken laten zien dat er kwalitatieve tekorten en overschotten zijn tussen vraag en aanbod van woningen in de regio Achterhoek. Daarnaast blijkt uit de nieuwste Primosprognose dat het aantal huishoudens in de regio Achterhoek tot 2030 blijft groeien. Er zijn daardoor op regioniveau extra woningen nodig bovenop de bestaande woningbouwafspraken die vastliggen in de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025.
Woonvisie Oost Gelre
De gemeente Oost Gelre heeft een eigen woonvisie vastgesteld voor de periode 2016 – 2025. Deze is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 september 2016. De woonvisie Oost Gelre is een kernachtige en toegankelijke visie. De visie is vormgegeven op basis van een drietal thema's: kwantiteit & kwaliteit, beschikbaarheid & betaalbaarheid en wonen met zorg en welzijn. Bij ieder thema is aangegeven wat wordt gezien als ontwikkelingen, wat er bereikt moet worden en wat hiervoor moet worden gedaan. Voorafgaand hierop is ingegaan op de kwaliteiten van Oost Gelre, specifiek de verschillende kernen, en de maatschappelijke ontwikkelingen die het woonbeleid beïnvloeden. In een uitvoeringsprogramma is aangegeven welke activiteiten uit de woonvisie voortvloeien en wanneer en door wie deze worden uitgevoerd. De ruimtelijke uitvoeringmaatregelen zoals het stoplichtmodel, vijfsporenstrategie, sturingstabel en de richtlijnen voor nieuwe principe verzoeken zijn als bijlage bij het uitvoeringsprogramma gevoegd.
Uit nieuwe bevolkingsprognoses blijkt dat de komende jaren extra woningen moeten worden toegevoegd. Op basis van het onderzoek “Woningbouwbehoefte Oost Gelre” is er een behoefte van 560 woningen (2018-2025) met daarbij een bandbreedte tussen de 460 woningen en 660 woningen. Aan de hand van het besluit van de gemeenteraad van 17 september 2019 wordt dit als nieuwe uitgangspunt genomen voor lokaal beleid en de woningbehoefte voor Oost Gelre.
In dat besluit is besloten dat de woningbehoefte kan worden bijgeteld op basis van nieuwe gegevens over de demografische ontwikkeling en/of de woningmarkt. Er is besloten om elk jaar een bijstelling te doen in een vaste cyclus. Op basis van monitoring kan worden bepaald of er een noodzaak is om het beleid bij te stellen. Met de notitie 'Monitoring Woningbouw' is het huidig beleid geactualiseerd. De monitoring is op 16 februari 2021 vastgesteld door het college, waarin de behoefte voor de periode 2018-2025 is bijgesteld van 560 naar 660 woningen. In de praktijk komt het voor dat plannen uiteindelijk niet doorgaan of niet ontwikkeld worden. Om in de toekomst sneller in te kunnen spelen op de woningmarkt, sturen wij de plancapaciteit op 130% van de behoefte. Daarom is weer extra ruimte voor woningbouw.
Menukaart Wonen
Het initiatief is getoetst aan de Menukaart zoals die gehanteerd wordt bij initiatieven binnen de kernen Lichtenvoorde en Groenlo en voldoet hieraan. Hieronder volgt een beschrijving van de beoordeling volgens de Menukaart Wonen.
Locatie
De locatie ligt in het centrum van Lichtenvoorde. Het perceel met een oppervlakte van 289 m2 is in gebruik voor horeca. De locatie beschikt over een aanwezige legale bebouwing. Op grond van de Menukaart Wonen komt de locatie in aanmerking voor herontwikkeling. Het college heeft daarom besloten in principe medewerking te verlenen aan dit plan.
Kwaliteit
De bestaande bebouwing wordt deels gesloopt en vervangen. In het nieuwe situatie is er sprake van een nieuwe gevel langs de Broekboomstraat. De bouw- en goothoogte blijven nagenoeg gelijk en sluiten aan bij de bebouwing op de aangrenzende percelen. Middels een accent wordt de lengte van het pand doorbroken. Met de beoogde ontwikkeling wordt het straatbeeld flink opgewaardeerd, tevens krijgt een horecalocatie een kwaliteitsimpuls.
Behoefte
De ontwikkelling omvat de bouw van 2 huurwoningen: 2 appartementen. De woningen hebben als doelgroep starters. Het plan voorziet goed in de kwalitatieve behoefte. Er is geen sprake van een collectief particulier opdrachtgeverschap. Het initiatief ligt bij de eigenaren uit Lichtenvoorde. De woningen zijn niet levensloopbestendig en niet energieneutraal. Het betreft geen bijzondere woonvorm. De woningen hebben voldoende woonkwaliteit.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Menukaart Wonen. Nadat het college principemedewerking heeft gegeven voor het plan, is het plan nog iets aangepast en wordt deze in twee fases uitgevoerd. Er komt één woning minder dan in het eerdere plan, dus twee nieuwe woningen in plaats van drie. Daarnaast blijft de bestaande bovenwoning en wordt deze verbouwd, daarvoor is de vergunning al verleend.
Het bestemmingsplan, waarin ruimtelijke belangen worden geborgd, is het resultaat van een integrale ruimtelijke afweging. In deze integrale afweging worden ook alle milieuonderwerpen meegewogen, los van de wettelijke verplichtingen van de milieueffectrapportage. Welke milieuonderwerpen vanuit een duurzame ruimtelijke ordening voor een plangebied van belang zijn, moet per plan in beeld worden gebracht. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied en de opgave en eventuele wettelijke eisen.
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
Ad.a: Wanneer uit een toets blijkt dat de activiteit (mogelijk) significante negatieve effecten tot gevolg heeft, dan kan een vergunning alleen worden verleend als uit een passende beoordeling blijkt dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zullen worden aangetast. Onderdeel van de passende beoordeling vormt de ADC-toets. De ADC-toets houdt een onderzoek naar Alternatieven, het aantonen van Dwingende redenen van openbaar belang en het vooraf en tijdig treffen van Compenserende maatregelen.
Het Natura 2000-gebied, het Korenburgerveen, is gelegen op bijna 5 km van de woningen en heeft geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor dit Natura 2000-gebied, ook mede gezien de relatief grote afstand. Een passende beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.
Ad.b en c.: Voor de beoordeling of een project m.e.r plichtig is relevant of de activiteit is opgenomen in de in Bijlage II van het besluit m.e.r. Er moet, in dit geval, getoetst worden aan Onderdeel D11.2. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
Dit plan betreft het realiseren van 2 woningen in een stedelijk gebied. Dit overschrijdt geen drempelwaarden uit Bijlage D.
Uit jurisprudentie (nummer ECLI:NL:RVS:2020:100) blijkt dat bij een plan voor 12 vrijstaande woningen geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en geen vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In dit plan is sprake van een locatie met 2 nieuwe woningen. De jurisprudentie is toepasbaar op dit plan, waardoor geen vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden beoordeeld of de gewenste ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor de natuurherstelmaatregelen in Natura 2000-gebieden. Stikstof heeft namelijk een negatieve invloed hierop.
Met behulp van het programma Aerius kan de stikstofuitstoot van een planontwikkeling worden berekend. Heeft de planontwikkeling geen toename van stikstof op nabij gelegen natuurgebieden tot gevolg dan kan aan de planontwikkeling worden meegewerkt.
Deze vergunning regelt het realiseren van twee appartementen met bergingen en opslag.
Voor alle kernen in Oost Gelre is het dichtstbijzijnde Nederlands Natura 2000 gebied het Korenburgerveen. Van de woonkernen ligt Vragender met een afstand van circa 1,5 kilometer het meest nabij dit gebied. Om inzicht te krijgen in de effecten van bouwplannen in onze gemeente zijn de effecten van een fictief woningbouwproject met een tiental woningen binnen de bebouwde kom van Vragender doorgerekend in de rekentool Aerius Calculator. Uit deze berekening blijkt dat zowel in de bouwfase als de gebruiksfase een dergelijk project niet leidt tot een meetbare toename van stikstofdepositie op Natura2000. Het bouwen van twee appartementen met bergingen en opslag is naar aard en omvang ondergeschikt aan de bouw van tien woningen. Gezien de uitkomst van de fictieve berekening is het niet te verwachten dat dit plan voor het realiseren van twee appartementen op een grotere afstand van Natura 2000-gebieden leidt tot een meetbare toename van stikstofdepositie op Natura2000.
Conclusie
Redelijkerwijs zijn er geen gevolgen te verwachten voor het omliggende Natura 2000-gebied van het voorgenomen initiatief.
Inhoudelijke beoordeling
Om in beeld te brengen of ter plaatse van Broekboomstraat 13 in Lichtenvoorde mogelijk sprake is van een afwijkende bodemkwaliteit, heeft de ODA een inventarisatie uitgevoerd:
Conclusie en advies
Uit de bodeminventarisatie blijkt dat ter plaatse van Broekboomstraat 13 in Lichtenvoorde (mogelijk) bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Niet uitgesloten kan worden dat als gevolg hiervan bodemverontreiniging is ontstaan. Voor zover bekend is deze bodemverdenking niet eerder onderzocht. De woningen komen op de verdieping. Op de begane grond komen geen nieuwe verblijfsfuncties. Het is daarom niet niet noodzakelijk om een bodemonderzoek te laten uitvoeren.
Aandachtspunten
In algemene zin gelden de volgende aanbevelingen:
Wettelijk kader
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.
De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen). Het beleid gaat uit van:
Specifiek voor het stedelijk gebied is het volgende van belang:
Situatie plangebied
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat als een vraag met ja wordt beantwoord het waterthema relevant is. De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld. Het bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande legale situatie vast, hierdoor zijn een aantal thema's minder relevant.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? |
Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? |
Nee Nee Nee |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? |
Nee Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
AANDACHTSTHEMA'S | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Het perceel is momenteel al bebouwd en verhard. Het verhard oppervlak neemt niet toe.
In verband met deze ruimtelijke ontwikkeling is het noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar relevante soorten in het kader van de Wet natuurbescherming. Het plangebied is gelegen in een bebouwd gebied, waarbij wordt gesloopt en een nieuw gebouw wordt opgericht.
Door Natuurbank Overijssel is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het plangebied behoort niet tot het Gelders Natuurnetwerk, de Groene ontwikkelingszone of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Gelders Natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene ontwikkelingszone geen externe werking kennen. Een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van de voorgenomen activiteiten, kan op basis van voorliggende studie uitgesloten worden. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, en tot een weinig geschikt functioneel leefgebied voor beschermde dieren. Mogelijk benutten sommige algemene en weinig kritische vleermuis-, amfibieën-, vogel- en grondgebonden zoogdiersoorten het plangebied als foerageergebied, maar deze bezetten er geen vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor de in het plangebied foeragerende grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, amfibieën en vogels niet af. Het plangebied wordt niet als essentieel foerageergebied voor vleermuizen beschouwd.
Wel geldt de algemene zorgplicht in het kader van de Wet Natuurbescherming.
Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 Natuurwaardenonderzoek.
Het perceel waarop de nieuwbouw plaatsvindt heeft de dubbelbestemming “Waarde – Archeologische verwachtingswaarde 1”. In dit gebied geldt een onderzoeksplicht voor alle grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 onder het maaiveld en voor een oppervlakte van meer dan 30 m².
Op het perceel staan nu opstallen, welke worden gesloopt. Initiatiefnemer heeft archieftekeningen opgevraagd bij het Educatief Centrum Achterhoek Liemers (ECAL). Door middel van deze archieftekeningen hebben zij onderzocht wat de huidige fundatie onder de opstallen is. Onder de opstallen zit nu een stampbetonfundering, met een aanlegdiepte van 700 mm – peil. Men mag daarmee concluderen dat de grond reeds geroerd is tot 700 mm onder peilniveau. Het beoogde funderingsprincipe voor de vervangende nieuwbouw kent een aanlegdiepte van 600 mm onder peil. Dit is minder diep dan de huidige fundering.
Een archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.
Wel dient bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 5.10 en 5.11 Erfgoedwet) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze Minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het dient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oost Gelre hiervan direct in kennis te stellen.
Beoordelingskader
Voor de beoordeling van het onderwerp geluid gelden bij ruimtelijke besluiten de volgende uitgangspunten:
Inhoudelijke beoordeling
1: Normen Wet geluidhinder
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen voor geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) is de Wet geluidhinder van toepassing. De Wet geluidhinder kent drie geluidbronnen waar geluidzones voor gelden:
Wanneer een ontwikkeling in een zone valt zoals aangegeven in de Wet geluidhinder, moet akoestisch worden aangetoond dat aan de grenswaarden in deze wet wordt voldaan. Wordt niet voldaan aan deze grenswaarden, dan hebben Burgemeester en Wethouders onder voorwaarden de mogelijkheid hogere grenswaarden vast te stellen. Hierbij wordt een procedure doorlopen die aan de eisen van de Wet geluidhinder moet voldoen.
Woning of ander geluidgevoelig gebouw
De ontwikkeling betreft het vestigen van een nieuwe woning of ander geluidgevoelig gebouw. De Wet geluidhinder kan van toepassing zijn.
Railverkeerslawaai
In de omgeving van het plan bevindt zich geen spoorweg. Het onderdeel railverkeerslawaai van de Wet geluidhinder is niet van toepassing.
Industrielawaai
In de omgeving van het plan bevindt zich geen gezoneerd industrieterrein. Het onderdeel industrielawaai van de Wet geluidhinder is niet van toepassing.
Verkeerslawaai
In de omgeving van het plan bevinden zich wegen met een wettelijk zone.
Zonebreedte voor een weg, bestaande uit | stedelijk gebied | buitenstedelijk gebied |
een of twee rijstroken of een of twee sporen | 200 meter | 250 meter |
drie of meer rijstroken of drie of meer sporen | 350 meter | 400 meter |
Voor wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt geen wettelijke geluidzone. Voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen binnen een zone geldt een voorkeurswaarde van ten hoogste 48 dB. Gelet op de afstand tot de wettelijk gezoneerde wegen en de tussenliggende waarde wordt verwacht dat hieraan wordt voldaan. Nader onderzoek is niet nodig. In Bijlage 3 is een indicatieve berekening wegverkeerslawaai opgenomen.
2: Belemmering bedrijfsvoering
Door een ruimtelijke ontwikkeling kunnen geluidgevoelige objecten dichter naar bedrijven toe komen. Bedrijven moeten ten aanzien van deze objecten voldoen aan geluidsnormen. Het realiseren van geluidsgevoelige objecten dichter naar de bedrijven kan een beperking voor de bedrijven betekenen. Of deze beperking ook leidt tot directe gevolgen voor de bedrijfsvoering, dient te worden vastgesteld. In dergelijke gevallen is akoestisch nodig om te onderzoeken welke geluidsbelasting het bedrijf op het plangebied heeft.
Blijkt uit het onderzoek dat de bedrijven ook in de nieuwe situatie kunnen voldoen aan de gestelde geluidsnormen, dan is in feite voldaan aan dit punt.
Beoordelingsniveau Activiteitenbesluit.
Beoordelingsniveaus in dB(A) tabel 2.17a | dagperiode | avondperiode | Nachtperiode |
7:00-19:00 uur | 19:00-23:00 uur | 23:00-7:00 uur | |
LAr,LT op gevel gevoelige gebouwen | 50 | 45 | 40 |
LAr,LT in in- aan aanpandige gevoelige gebouwen | 35 | 30 | 25 |
LAmax op gevel gevoelige gebouwen | 70 | 65 | 60 |
LAmax in in- aan aanpandige gevoelige gebouwen | 55 | 50 | 45 |
Het beoordelingsniveau LAmax is in de dagperiode niet van toepassing op laden en lossen.
Deze beoordelingsniveaus komen overeen met de standaardwaarden van het geluidbeleid.
De beoordelingsniveaus komen ook overeen met die van gemengd gebied.
In de volgende paragraaf is aangegeven dat voldaan wordt aan de richtafstanden voor gemengd gebied. Aangenomen mag worden dat ook aan de beoordelingsniveaus van het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Het geluidbeleid stelt dit zelfs expliciet.
3: Aanvaardbaar woon- en leefklimaat
Afgewogen moet worden of er in en om de geluidgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat blijft gegarandeerd. Dit aspect speelt wanneer geluidgevoelige objecten en geluid producerende objecten als bedrijven en wegen in elkaars nabijheid worden gerealiseerd. Om hierover een goed oordeel te kunnen vormen dient te worden bepaald wanneer sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Wanneer een gemeente geluidbeleid heeft vastgesteld kunnen daarin geluidnormen zijn opgenomen. Voor rail- en wegverkeerslawaai kan aansluiting worden gezocht bij de normen in de Wet geluidhinder. Ook als er sprake is van een industrieterrein in of rond een plangebied kent de Wet geluidhinder normen. Voor het overige lawaai van bedrijven kennen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Activiteitenbesluit en de Handleiding Industrielawaai en vergunningverlening regels en normen.
Uit vaste jurisprudentie blijkt dat bij ruimtelijke plannen verder moet worden gekeken dan de normen uit de diverse wetten. De VNG-publicatie “bedrijven en milieuzonering” is hiervoor een hulpmiddel. Wanneer aan de richtafstanden van deze publicatie wordt voldaan is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Wordt niet voldaan aan de richtafstanden dan dient de situatie akoestisch te worden bepaald en afgewogen.
Bij de afweging of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook in een nieuwe situatie aanwezig blijft, moet de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering worden betrokken.
Andere aspecten die een rol kunnen spelen zijn:
Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan gelden voor het te realiseren plan, maar geldt ook voor de omgeving van het plan. In het onderdeel “bedrijven en milieuzonering” wordt hier dieper op ingegaan.
In deze situatie is sprake van een gemengd gebied. In het gebied is sprake van een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kantoren.
In de omgeving van de aangevraagde ontwikkeling bevinden zich de in onderstaande tabel genoemde bedrijven. De tabel toont per bedrijf de richtafstand per onderdeel (geur, stof, geluid en gevaar) en de bijbehorende milieucategorie. De richtafstanden gelden tussen de grens van de bedrijfsbestemming en de gevel van de woning of andere gevoelige functie. De werkelijke afstand in onderstaande tabel is ook op die manier gemeten.
Adres | Omschrijving | Geluid | Werkelijke afstand |
Broekboomstraat 9 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 10 | 9 |
Broekboomstraat 10 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 10 | 7 |
Broekboomstraat 17-19 | Geen bedrijfsactiviteiten bekend | 0 | 8 |
Molendijk 6 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 10 | 19 |
Molendijk 10 | Restaurant, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | 10 | 0 |
Patronaatstraat 1 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 10 | 19 |
De aangevraagde appartementen (woningen) liggen binnen de richtafstanden van de volgende bedrijven:
De te realiseren appartementen (woningen) maken onderdeel uit van het omgevingstype gemengd gebied. Bij dit omgevingstype is het volgens de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering toegestaan om de richtafstanden met één afstandsstap naar beneden bij te stellen. Voldaan wordt aan de bijgestelde richtafstanden. Bedrijven van derden worden niet belemmerd in de bedrijfsvoering.
Het woon- en leefklimaat van de bovenwoningen wordt mogelijk beïnvloed door het café en terras beneden. Het is op voorhand ook niet te zeggen of voldaan wordt aan de beoordelingsniveaus van het Activiteitenbesluit. Dat hangt ook af van de bedrijfsvoering van het café en het muziekniveau dat wordt gehanteerd. Een akoestisch onderzoek kan hier duidelijkheid over geven en ook zo nodig maatregelen adviseren.
4: Geluidbeleid
Het geluidbeleid van de gemeente Oost Gelre is in 2020 herzien. Het beleid dient als basis voor de vergunningverlening milieu. Bij ruimtelijke procedures moet breder worden getoetst dan alleen dit Geluidbeleid. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat wordt in eerste instantie getoetst aan de VNG Brochure. Als aan deze brochure wordt voldaan kan worden gesteld dat wat betreft geluid een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is. Kan niet worden voldaan aan de brochure dan kan dit geluidbeleid een aanvullend toetsingskader bieden.
Met dit beleid worden de uitgangspunten en de normen van het Activiteitenbesluit als basis genomen voor het bepalen van de geluidsnormen bij de vergunningverlening milieu.
Akoestisch onderzoek
Door Adviesbureau Van der Boom is akoestisch onderzoek gedaan, deze is opgenomen in Bijlage 4. De ODA heeft het akoestisch onderzoek beoordeeld. Hieronder is de conclusie opgenomen. Het gehele advies van de ODA is opgenomen in Bijlage 5.
Conclusie onderzoek
Met behulp van een muziekgeluidbegrenzer – eventueel verzegeld aangebracht op de installatie - kan het muziekgeluidniveau in het horecabedrijf worden beperkt.
Een muziekgeluidniveau van 75 dB(A) is voldoende om het horecabedrijf als bruin café te exploiteren. Door een muziekgeluidbegrenzer aan te brengen kan worden voorkomen dat de grenswaarden onbedoeld worden overschreden.
Advies
Er is een voorkeur om de geluidbegrenzer met maatwerk te regelen met als argument dat de muziekniveau in het café niet onbedoeld te hoog wordt. Vanwege het lage binnenniveau is een begrenzer zeker iets wat de voorkeur heeft. Verzegelen wordt wel erg lastig, want daarvan mag de ondernemer 12 keer afwijken op grond van de APV Oost Gelre voor incidentele festiviteiten. Het verzegelen van de begrenzer wordt niet voorgeschreven.
Het afstellen van de geluidbegrenzer is een verantwoording van de ondernemer.
Voorgesteld wordt de volgende maatwerkvoorschriften op te nemen en het geluid van de muziek met een geluidbegrenzer zodanig wordt gelimiteerd dat voldaan wordt aan de in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit gestelde geluidsnormen.
Er worden maatwerkvoorschriften vastgesteld in het kader van de ingediende melding Activiteitenbesluit. In het besluit is opgenomen dat de woningen niet eerder in gebruik mogen worden genomen dan dat de maatwerkvoorschriften voor geluid zijn vastgesteld en in werking zijn.
Beoordelingskader
De VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen bij en rondom bedrijven. De in deze uitgave voor bedrijven opgenomen richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. De richtafstanden zijn voor drukkere gebieden (gemengd gebied) naar beneden bij te stellen. Aanvullend milieuonderzoek kan uitwijzen dat kleinere afstanden dan de richtafstanden mogelijk zijn. Verder hebben wettelijke afstanden voorrang op de richtafstanden.
Inhoudelijke beoordeling
In deze situatie is sprake van een gemengd gebied. In het gebied is sprake van een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kantoren.
In de omgeving van de aangevraagde ontwikkeling bevinden zich de in onderstaande tabel genoemde bedrijven. De tabel toont per bedrijf de richtafstand per onderdeel (geur, stof, geluid en gevaar) en de bijbehorende milieucategorie. De richtafstanden gelden tussen de grens van de bedrijfsbestemming en de gevel van de woning of andere gevoelige functie. De werkelijke afstand in onderstaande tabel is ook op die manier gemeten.
Adres | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Categorie | Werkelijke afstand |
Broekboomstraat 9 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 9 |
Broekboomstraat 10 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 7 |
Broekboomstraat 17-19 | Geen bedrijfsactiviteiten bekend | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 8 |
Molendijk 6 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 19 |
Molendijk 10 | Restaurant, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | 10 | 0 | 10 | 10 | 1 | 0 |
Patronaatstraat 1 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 19 |
De aangevraagde appartementen (woningen) liggen binnen de richtafstanden van de volgende bedrijven:
De te realiseren appartementen (woningen) maken onderdeel uit van het omgevingstype gemengd gebied. Bij dit omgevingstype is het volgens de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering toegestaan om de richtafstanden met één afstandsstap naar beneden bij te stellen. Een richtafstand van 50 meter is op die manier bijvoorbeeld te verlagen naar 30 meter. In gevallen waarbij het onderdeel gevaar de richtafstand bepaalt, mag dit niet zomaar. Dan is verdere onderbouwing nodig om van de richtafstand te mogen afwijken. In dit geval zijn de richtafstanden als volgt naar beneden bij te stellen (zie onderstaande tabel).
Adres | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Categorie | Werkelijke afstand |
Broekboomstraat 9 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 9 |
Broekboomstraat 10 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 7 |
Broekboomstraat 17-19 | Geen bedrijfsactiviteiten bekend | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 8 |
Molendijk 6 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 19 |
Molendijk 10 | Restaurant, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | 0 | 0 | 0 | 10* | 1 | 0 |
Patronaatstraat 1 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 | 19 |
* Deze afstand is niet te verlagen in verband met het onderdeel gevaar.
De tabel laat zien dat de appartementen (woningen) wel voldoen aan de bijgestelde richtafstanden, met uitzondering van het aspect gevaar voor het volgende bedrijf:
Bij een ijssalon is tijdens de reguliere bedrijfsactiviteiten geen sprake van activiteiten met een gevaarzetting. Dit aspect is daarom niet van toepassing voor dit bedrijf.
De voorgenomen ontwikkeling zorgt daarom niet voor extra belemmeringen voor omliggende bedrijven. Andersom bestaat ter plaatse van de te realiseren appartementen om dezelfde reden voldoende garantie voor een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie / advies
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats buiten de bijgestelde richtafstanden van omliggende bedrijven, met uitzondering van het aspect gevaar. Bij een ijssalon is tijdens de reguliere bedrijfsactiviteiten echter geen sprake van activiteiten met een gevaarzetting. Dit onderdeel is daarom niet van toepassing voor dit bedrijf. De ontwikkeling werkt daarom niet belemmerend voor de omliggende bedrijven. Ook het woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren appartementen is hierbij niet in het geding. Het onderwerp bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Beoordelingskader
De Nederlandse wetgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer ("Wet luchtkwaliteit"). In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan de grenswaarden (normen) voor verschillende luchtvervuilende stoffen. In de praktijk is alleen bij stikstofdioxide en fijn stof mogelijk sprake van normoverschrijding, zodat de beoordeling tot deze stoffen beperkt blijft. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende besluiten en regelingen met daarin het centraal staande begrip 'niet in betekenende mate:
Inhoudelijke beoordeling
Op en rondom deze locatie is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde2 uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer.
De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (nibm) is in dit geval van toepassing. De aanvraag heeft betrekking op vier woningen. De grens in de regeling ligt bij 1500 woningen met een enkele ontsluitingsweg of 3000 woningen met twee ontsluitingswegen. De aanvraag blijft daar ruimschoots onder. Een berekening van de gevolgen voor de luchtkwaliteit is daarom niet nodig.
De ruimtelijke procedure heeft geen betrekking op de ontwikkeling van een gevoelige bestemming als bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Deze gevoelige bestemmingen zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen zijn geen gevoelige bestemmingen.
De locatie ligt bovendien op een afstand van:
Alleen bij realisatie van gevoelige bestemmingen binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden nodig. Nu dit niet aan de orde is, hoeft geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit plaats te vinden.
Conclusie / advies
De aangevraagde ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is geen sprake van een gevoelige bestemming. De locatie ligt bovendien op voldoende afstand van rijks- en provinciale wegen. Er is geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Er is daarom geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig. Het onderwerp luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling.
Wet- en regelgeving
Externe veiligheid beschrijft risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen.
In dit advies wordt getoetst aan de volgende wet- en regelgeving:
Beoordeling
Met behulp van de signaleringskaart externe veiligheid is gekeken naar de risico's in de omgeving van het planinitiatief.
Uitsnede signaleringskaart
Zoals in figuur 1 is te zien ligt de locatie buiten de 200 meter zone van de rijksweg N18 (Twente route). De planlocatie ligt niet binnen een plaatsgebonden risicocontour of invloedsgebied van een risicobron.
Inrichtingen
In de directe omgeving van de planlocatie zijn geen Bevi-bedrijven. Ook vanuit het Activiteitenbesluit, het Vuurwerkbesluit, het Besluit ruimte en de Circulaire ontplofbare stoffen voor civiel gebruik krijgt deze locatie niet te maken met veiligheidsafstanden.
Buisleidingen
In de directe omgeving van de locatie bevindt zich geen hogedruk aardgastransportleiding.
Besluit en Regeling externe veiligheid transportrisico's
In de directe omgeving van de planlocatie is het aantal transporten met gevaarlijke stoffen op weg (N18) zodanig gering, dat de PR-contouren van 10-6 per jaar binnen de rijbaan liggen.
Vanwege de ligging buiten het invloedsgebied van 355 meter en de 200 meter zone van de N16 is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig. Advies van de veiligheidsregio is daarom niet nodig.
Conclusie / advies
Het onderwerp externe veiligheid vormt geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling.
Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico. De planklocatie is niet gelegen in een invloedsgebied. Verantwoording van het groepsrisico is daarom niet nodig. Advies van de veiligheidsregio is daarom niet gevraagd. In de toelichting van het ruimtelijke plan moet het onderdeel externe veiligheid wel beoordeeld worden.
Beoordelingskader
Voor de beoordeling van geurhinder van bedrijven (niet zijnde veehouderijen) gelden de volgende kaders:
Bij ruimtelijke besluitvorming gaat het erom voor geurhinder van industriële bedrijven aan de volgende voorwaarden te voldoen:
Hiervoor is het nodig om voldoende afstand aan te houden tussen bedrijven en geurgevoelige objecten.
Inhoudelijke beoordeling
In dit geval is sprake van een ontwikkeling in een omgeving zonder industriële bedrijven die geurhinder kunnen opleveren. De ontwikkeling vindt ver plaats buiten de voor die bedrijven geldende richtafstanden voor geur of vanuit de vergunning/melding bekende geurcontouren. Verder onderzoek naar geurhinder van deze bedrijven is daarom niet nodig.
Ook omliggende restaurants en dergelijke liggen op zodanige afstand van de aangevraagde appartementen, dat geurhinder op voorhand is uit te sluiten.
Conclusie / advies
De aangevraagde appartementen liggen op voldoende afstand van industriële geurbronnen en omliggende horecabedrijven. De voorgenomen ontwikkeling werkt niet belemmerend voor deze bedrijven. Ook het woon- en leefklimaat op de locatie zelf is hierbij niet in het geding. Het onderwerp geur vormt geen belemmering voor de aangevraagde appartementen.
De bestaande bebouwing op het perceel wordt deels vervangen en er worden twee woningen gerealiseerd op de verdieping. Op de begane grond komen bergingen en een ruimte voor opslag. Het is niet mogelijk om te parkeren op dit perceel. Op basis van de huidige centrumbestemming is detailhandel en dienstverlening toegestaan en op een deel van het perceel horeca. De nieuwe functie (woningen en opslag) zorgt voor een lagere parkeerbehoefte en is daarom acceptabel. Er kan geparkeerd worden op de openbare parkeerplaatsen. In de omgeving van Broekboomstraat 13 (Willem Doppenplein) is de parkeerdruk op maatgevende momenten hoog. Uit dit parkeeronderzoek uit 2018 blijkt ook dat de maatgevende parkeerdruk tussen 11 en 12 uur ligt, dat grotendeels veroorzaakt wordt door bezoekers. Voor bewoning is de parkeervraag met name 's avonds en 's nachts.
Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade.
Met het voorliggende plan wordt de bouw van een tweetal appartementen mogelijk gemaakt, waarbij sprake is van een bouwactiviteit zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Burgemeester en Wethouders mogen op grond van artikel 6.12 Wro afzien van een exploitatieplan indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderzins verzekerd is. Met verzoeker is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin is opgenomen dat de te maken kosten, waaronder eventuele planschade, voor rekening van verzoeker zijn. Burgemeester en wethouders achten het plan economisch uitvoerbaar.
Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp omgevingsvergunning voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Binnen het plan zijn geen nationale en provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met de Vrom-inspectie en de provincie Gelderland is dan ook geen verplichting. Provincie Gelderland heeft aangegeven woningbouwplannen van 12 of meer woningen graag vooroverleg te willen. Het gaat hier om de toevoeging van twee woningen, waardoor vooroverleg met de provincie niet nodig is. Daarnaast zijn er geen wateraspecten in het geding waardoor er vooroverleg moet worden gevoerd met het Waterschap Rijn en IJssel.