direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein C1000 Lichtenvoorde
ontwerp
NL.IMRO.1586.PBLIC0002-VG01

Ruimtelijke onderbouwing parkeerterrein C1000 Lichtenvoorde

Hoofdstuk 1 Inleiding

Bij de gemeente is een verzoek binnengekomen om het parkeerterrein bij de C1000 aan de Van Heijdenstraat in Lichtenvoorde uit te breiden. Het perceel Van Heijdenstraat 13 is nu in eigendom van C1000 en wordt betrokken bij het parkeerterrein van de C1000. Dit perceel heeft nog een woonbestemming. Een parkeerterrein is hier niet toegestaan. Daarom is een omgevingsvergunning (ex artikel 2.1, lid 1 onder c) nodig om af te wijken het bestemmingsplan. Hiertoe is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.

1.1 Ligging projectgebied

Het projectgebied betreft het perceel Van Heijdenstraat 13 te Lichtenvoorde. De inrichting van het parkeerterrein van de C1000 veranderd ook, maar hier vindt geen planologische wijziging plaats. De C1000 ligt in een woonwijk. Het projectgebied wordt aan de oostzijde ontsloten door de Van Heijdenstraat. Aan de noordzijde ligt het huidige parkeerterrein van de C1000. Aan de overige zijden grenst het projectgebied aan woonpercelen. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het projectgebied aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBLIC0002-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1 Ligging projectgebied

1.2 Vigerend bestemmingsplan

Het projectgebied ligt in het bestemmingsplan Dorpskern Lichtenvoorde en heeft de bestemmingen Wonen en Tuin. Uitbreiding van het parkeerterrein is niet toegestaan binnen deze bestemmingen. Daarom is een omgevingsvergunning nodig waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Voor het gebied geldt vanuit de verschillende overheden een aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste voor voorliggend project samengevat.

2.1 Rijksbeleid Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Het kabinet gaat daarbij uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. De nota gaat uit van krachtige steden en een vitaal platteland. Met voorliggend plan wordt een uitbreiding van een parkeerterrein bij de C1000 mogelijk gemaakt. Dit komt ten goede van de bereikbaarheid van de winkel en voorkomt parkeren op de straat. Dit komt de kwaliteit van de omgeving rond het projectgebied ten goede.

2.2 Ruimtelijke verordening Gelderland

Op 15 december 2010 heeft Provinciale Staten de Ruimtelijke verordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening komt in de plaats van het streekplan Gelderland 2005. Op de kaart bij de verordening is het projectgebied aangegeven als Bestaand bebouwd gebied. Binnen dit gebied zijn de functies wonen en werken toegestaan. Het parkeerterrein wordt uitgebreidt voor de functie werken, supermarkt C1000. Voorliggend project past binnen de ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland.

2.3 Gemeentelijk beleid Visie Wonen en werken

In de Nota Wonen en Werken wil de (voormalige) gemeente Lichtenvoorde inhaken op de dynamische ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken. Het projectgebied ligt in de centrumschil van de kern Lichtenvoorde. In deze zone direct rondom het centrum komen meerdere functies voor. Op de eerste plaats is dit wonen. De schil is dicht bebouwd met her en der gestapelde bebouwing. Veel wegen leiden naar dit gebied, wat het aantrekkelijk maakt voor de vestiging van bovenwijkse voorzieningen. Met voorliggend plan wordt het parkeerterrein bij een winkel vergroot waardoor een betere verkeersafwikkeling ontstaat. Dit komt ten goede aan de omgeving.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Watertoets

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteeem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering
(primaire waterkering, regionale waterkering of kade)?
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een
rivier?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan
2500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan
500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen
gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee
Nee
 
Oppervlaktewater-kwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater
geloosd?  
Nee  
Grondwater-
overlast
 
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de
ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?  
Nee

Nee
Nee  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een
drinkwateronttrekking?  
Nee  
Inrichting en beheer
 
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of
beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functie, in of nabij het plangebied die
milieuhygienische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen
(zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte
natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee

Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Bij voorliggend project wordt een bestaande woning in de kern van Lichtenvoorde gesloopt. Daarvoor in de plaats wordt een parkeerterrein aangelegd. Het projectgebied heeft een oppervlakte van 470 m2. Voor het project gelden geen van bovenstaande waterbelangen.

3.2 Bodem

Met voorliggend project wordt een uitbreiding van het parkeerterrein van de C1000 mogelijk gemaakt. Voor deze uitbreiding is een bodemonderzoek niet nodig. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend project.

3.3 Flora en fauna

Het projectgebied ligt in de bebouwde kom en heeft een woonbestemming. De omliggende percelen zijn bebouwd. Het projectgebied ligt niet in (de nabijheid van) een beschermd natuurgebied. Gezien de ligging van het projectgebied in de bebouwde kom, zal naar verwachting geen (negatieve) significante effecten optreden voor eventueel aanwezige flora en fauna.

3.4 Cultuurhistorie en archeologie

In het projectgebied staan geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen.

Het projectgebied heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Verzoeker heeft aangegeven dat met de uitvoering van voorliggend project de bodem niet dieper wordt geroerd dan 30 cm. Een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

3.5 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij een plan waarin een geluidgevoelig object wordt mogelijk gemaakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Met voorliggend project wordt een parkeerterrein (geluidsbron) uitgebreidt. Een akoestisch onderzoek (zie bijlage 2) is uitgevoerd om te bepalen of voldaan kan worden aan de maximaal toelaatbare geluidbelasting op omliggende woningen. Dit akoestisch onderzoek is uitgevoerd om de geluidbelasting op de woningen die grenzen aan de uitbreiding van het parkeerterrein te berekenen. Uit het onderzoek blijkt dat voldaan kan worden aan de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Om er zeker van te zijn dat de maximaal toelaatbare geluidbelasting niet wordt overschreden, wordt een afscherming geadviseerd tot een hoogte van 2 m. Met verzoeker is afgesproken dat een dergelijke geluidafscherming wordt aangebracht. Dit is aangegeven in het inrichtingsplan.

3.6 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit. Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat een project, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, mogelijk is als:

  • het aannemelijk is gemaakt dat het niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde;
  • het aannemelijk is gemaakt dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft of bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen;
  • indien een uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12 lid 1 of artikel 5.13 lid 1 vastgesteld programma.

De hierboven aangegeven grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn voor de luchtverontreinigende stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) en worden in de hieronder staande tabel aangegeven

Stof   Grenswaarde  
SO2   350 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
  125 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
NO2   200 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
  40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010  
PM10   40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie  
  50 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
Lood   0,5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie  
CO   10.000 ìg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie  
C6H6   10 ìg/ m³ tot 1-1-2010 en 5 ìg/ m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie  

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Dit Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM), legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is vóór en na de vaststelling van het NSL dezelfde en voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).

De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen.

Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Met voorliggend project wordt de uitbreiding van het parkeerterrein bij de C1000 mogelijk gemaakt waarbij er 5 parkeerplaatsen extra worden aangelegd. De winkel C1000 wordt niet uitgebreidt, waardoor het aantal extra auto's per dag onder het hier genoemde criterium zal liggen. Hierdoor is het aannemelijk dat voorliggend project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde is opgenomen.

Conclusie

Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van voorliggend project waarbij het parkeerterrein van de C1000 wordt uitgebreid en er vijf extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

3.7 Geur

Het is niet toegestaan om zonder meer nieuwe geurgevoelige objecten te bouwen binnen een geurcontour van een bestaand bedrijf. In de omgeving van het projectgebied zijn geen bedrijven gesitueerd met een geurcontour. Anderzijds wordt met voorliggend project ook geen bedrijf met een geurcontour mogelijk gemaakt. Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend project.

3.8 Externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele bronnen (tankwagen, gasleiding).

In de omgeving van het projectgebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Voorliggend project maakt ook geen nieuwe risicobron mogelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.

Hoofdstuk 4 Projectbeschrijving

Naast het projectgebied staat nu de winkel van de C1000 met bijbehorend parkeerterrein. In het projectgebied staat een woning met bijgebouw. Het perceel waar de woning met bijgebouw op staat is nu in eigendom van de C1000. Onderstaande afbeelding geeft de huidige situatie van het projectgebied en naastgelegen parkeerterrein weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBLIC0002-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2 Bestaande situatie projectgebied en parkeerterrein C1000

De woning op dit perceel wordt gesloopt, zodat dit perceel bij het parkeerterrein van de winkel betrokken kan worden. Het woonperceel wordt dan gebruikt als parkeerterrein bij de C1000. Het bestaande bijgebouw bij de woning blijft staan.

Het parkeerterrein heeft nu 71 parkeerplaatsen. Na de uitbreiding heeft het parkeerterrein 76 parkeerplaatsen. Dit betreft een kleine uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen. Dit komt doordat het parkeerterrein ruimer wordt opgezet, zodat de bewegingen op en het aanzicht van het terrein verbeterd. Aan de zuidoostzijde komt een extra in-/uitrit voor fietsers en voetgangers. Deze in-/uitrit is niet bedoeld voor motorvoertuigen.

Het aanzicht van het parkeerterrein verbeterd door de aanplant van drie bomen op het parkeerterrein aan de zijde van de Van Heijdenstraat. Op de grens met de woningen aan de Van Heijdenstraat 11 en Pastoor Sandersstraat 2 wordt een erfafscheiding geplaatst. Dit wordt een steensmuur van 2 à 2,2 meter hoog. De voorste meter wordt uitgevoerd in een hekwerk, zodat de in/uitrit bij Van Heijdenstraat 11 overzichtelijk blijft.

De winkel zelf veranderd niet. Deze afwijking met voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft alleen betrekking op het gewijzigd gebruik van het woonperceel Van Heijdenstraat 13. Het gebruik ten behoeve van een parkeerterrein voor de winkel wordt hiermee toegestaan.

De afbeelding hierna geeft de nieuwe inrichting van het projectgebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBLIC0002-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 3 Nieuwe inrichting projectgebied en naastgelegen parkeerterrein

Hoofdstuk 5 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot uitkering van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst inzake planschade en realisatie van het landschapsplan afgesloten met verzoeker.

Het bestemmingsplan voorziet niet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerp besluit ligt samen met de ruimtelijke onderbouwing zes weken ter inzage. Gedurende deze periode heeft een ieder de gelegenheid om een zienswijze omtrent het plan naar voren te brengen.

p.m. zienswijzen

5.3 Vooroverleg

Het ontwerp besluit met deze ruimtelijke onderbouwing wordt tegelijk met de terinzagelegging voor iedereen voorgelegd aan de provincie en het waterschap.

p.m. reactie provincie en waterschap