vastgesteld |
NL.IMRO.1586.PBHAR003-VG05 |
In de woning aan de Rector Hulshofstraat 22 is een kinderdagveblijf gevestigd. Bij de gemeente is een verzoek binnengekomen om het bestaande kinderdagverblijf aan de Rector Hulshofstraat 22b te Harreveld te verplaatsen naar een bijgebouw op dit perceel. Deze verplaatsing is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan. Daarom wordt een planologische procedure doorlopen waarvoor voorliggende ruimtelijke onderbouwing is opgesteld.
Het projectgebied betreft het perceel aan de Rector Hulshofstraat 22b te Harreveld, kadastraal bekend gemeente Lichtenvoorde, sectie N, nummer 1281. Dit perceel ligt in het buitengebied ten noorden van de kern Harreveld. In de nabije omgeving staan met name burgerwoningen in het buitengebied.
Direct ten zuiden van het projectgebied ligt een voormalige boerderij. Hier zit nog een agrarische bestemming op, maar feitelijk is er geen agrarisch bedrijf meer aanwezig.
Rondom het projectgebied liggen weilanden.
afbeelding 1 ligging plangebied
Het projectgebied ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Lichtenvoorde 1998' en Buitengebied 1998, herziening 30' (Kinderdagverblijf Rector Hulshofstraat 22a Harreveld).
Het perceel met het bijgebouw waar men het kinderdagverblijf in wil vestigen heeft de bestemming 'agrarisch gebied'.
Het woongebouw met kinderdagverblijf (op Rector Hulshofstraat 22b) heeft de bestemming 'gesplitste voormalige boerderij' met aanduiding [KDV] - kinderdagverblijf.
Omdat het vestigen van een kinderdagverblijf niet is toegestaan binnen de bestemming 'agrarisch gebied' is een omgevingsvergunning nodig waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Middels een projectafwijking met een goede ruimtelijke onderbouwing, conform artikel 2.12. lid 1 onder a sub 3 van de WABO kan medewerking worden verleend aan het realiseren van een kinderdagverblijf in strijd met het huidige bestemmingsplan.
Voor het projectgebied geldt een aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat.
Op 15 december 2010 heeft de Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke verordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening komt in de plaats van het streekplan Gelderland 2005. Op de kaart bij de verordening is het plangebied aangewezen als multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen explicitiete sturing gericht.
Het functieveranderingbeleid van de regio Achterhoek is er op gericht om verpaupering van bestaande gebouwen in het buitengebied te voorkomen. Dit kan door het slopen van gebouwen of bestaande gebouwen een andere functie te geven. Conform het functieveranderingsbeleid is een nevenfunctie in een bestaand gebouw toegestaan tot 150 m2. Maximaal 150 m2 (netto) vloeroppervlakte mag gebruikt worden ten behoeve van het kinderdagverblijf.
Met voorliggend project krijgt een bestaand gebouw een andere functie, namelijk kinderdagverblijf. Het bestaande gebouw wordt opgeknapt en zodanig aangepast dat het voldoet aan de normen die voor een kinderdagverblijf gelden. Hiermee wordt voorkomen dat dit gebouw verpaupert.
In een anterieure overeenkomst wordt vastgelegd dat, direct na in gebruik name van het nieuwe kinderdagverblijf het bestaande kinderdagverblijf uit de bestaande gesplitste voormalige boerderij verdwijnt.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)? 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes? |
Nee
Nee Ja Nee |
Oppervlaktewater-kwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
Inrichting en beheer |
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functie, in of nabij het plangebied die milieuhygienische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Wateroverlast
Met het verlenen van medewerking aan voorliggend plan, wordt geen extra verharding mogelijk gemaakt. Er komt geen extra bebouwing. Het hemelwater wordt opgevangen en kan elders in de bodem infiltreren. Het vuilwater wordt op het bestaande riool aangelsoten. Dit plan heeft dan ook geen (negatieve) gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie.
In het bijgebouw komt een nieuwe functie. Voordat de nieuwe functie kan worden toegestaan moet beoordeeld worden of de kwaliteit van de bodem niet voor belemmeringen zorgt. Daartoe is door Rouwmaat een bodemonderzoek (rapportnummer MT.20354) uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan er geen milieuhygienische belemmeringen voor het realiseren van het kinderdagverblijf. Ten behoeve van de verwerking van de vrijkomende grond wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit bodemkwaliteit.
De natuur in Nederland wordt beschermd via de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. De Flora- en faunawet regelt de soortbescherming en de Natuurbeschermingswet 1998 de gebiedsbescherming.
Het plangebied ligt niet in de buurt van beschermd natuur gebied. Gebiedsbescherming is dan ook niet aan de orde. Om te beoordelen of beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, is door Ecoburo van der Loo een flora- en faunaquickscan uitgevoerd.
Doordat het een verandering van een bijgebouw betreft, lag de nadruk op de eventuele aanwezigheid van de steenmarter en vleermuizen.
Uit het onderzoek blijkt dat de schoppe (toekomstige kinderdagverblijf) ongeschikt is voor beschermde diersoorten.
In het plangebied staat geen waardevolle bebouwing. Echter heeft het betreffende bijgebouw wel de uitstraling van een karakteristieke schoppe. De buitenmuren van de schoppe moeten gehandhaafd blijven, alsmede de kapvorm, bestaande gebint constructie en sporenkap.
Volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingswaarde-kaart, heeft het plangebied een middelmatige archeologische verwachting. In deze gebieden moet alleen archeologisch onderzoek worden uitgevoerd als bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m2 plaatsvinden. Met voorliggend plan is hiervan geen sprake. Een archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij een plan waarin een geluidgevoelig object wordt mogelijk gemaakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.
Een kinderdagverblijf is geen geluidsgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder. Een akoestisch onderzoek hoeft daarom niet uitgevoerd te worden.
De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Voor woningen ligt de grens op 1.500 woningen. Dit in acht nemend, kan er van uit worden gegaan dat het kinderdagverblijf niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader bij vergunningverlening voor geur, veroorzaakt door dierenverblijven van veehouderijen. Deze wet geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object.
Indirect heeft de Wgv consequenties voor de ruimtelijk ordening, dit wordt wel de omgekeerde werking genoemd. Voor het beoordelen van ruimtelijke plannen moet een toets op de 'omgekeerde werking' van de Wgv worden uitgevoerd. De 'Handreiking Wgv paragraaf 3.4, Beoordeling ro-plannen, (SenterNovem, d.d. 23-05-2007)' beschrijft de wijze waarop dit moet gebeuren.
Verordening geurhinder en veehouderij met bijbehorende Gebiedsvisie Oost Gelre (1-11-2007)
In de gemeente Oost Gelre is de Verordening geurhinder en veehouderij met bijbehorende Gebiedsvisie Oost Gelre (1-11-2007) opgesteld. De geursituatie van de veehouderijen in Oost Gelre zijn in deze gebiedsvisie betrokken. Op basis hiervan heeft de gemeente afwegingen gemaakt en de voorkeur gegeven aan o.a. een hogere norm rond de kernen van Groenlo, Lievelde en Vragender (respectievelijk, 5 ouE/m3, 7 ouE/m3 en 7 ouE/m3 ). Hiermee is voldaan aan de eis van de Wgv om rekening te houden met de huidige en te verwachten geursituatie in het gebied.
In de Gebiedsvisie Oost Gelre is aangegeven dat uit de uitgevoerde berekeningen van de achtergrondwaarden blijkt dat het leefklimaat in en rondom de kernen van Oost Gelre als redelijk tot goed kan worden bestempeld.
Voor dieren waarvoor bij ministeriële regeling geen geuremissiefactoren zijn vastgesteld (o.a. melkvee > 2 jaar en jongvee < 2 jaar), gelden ingevolge de Wet geurhinder en veehouderij de afstanden van ten minste 50 meter buiten de bebouwde kom, gemeten tussen de veehouderij en een geurgevoelig object. In onderhavige geval wordt hier ruimschoots aan voldaan.
Uit de verordening blijkt dat in de directe nabijheid van het projectgebied geen agrarische bedrijven zijn gelegen. Voor de dichtstbijzijnd gelegen veehouderijen geldt dat al woningen dichterbij zijn gesitueerd en deze dus ook al een beperking voor de betreffende veehouderijen vormen.
Conclusie
Volgens de uitgangspunten van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt, op dit moment, het verplaatsen en uitbreiden van het kinderdagverblijf aan de Rector Hulshofstraat 22b Harreveld géén belemmeringen voor de omliggende agrarische bedrijven.
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations en chemische fabrieken) en zogenoemde (beperkt) kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf.
In de directe omgeving van het projectgebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd. Ook liggen er geen wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Anderzijds maakt het project geen risicobron mogelijk.
In het projectgebied staat nu een gesplitste voormalige boerderij met inpandig een kleinschalig kinderdagverblijf. Op het achtererf staat een 4-tal schuren.
De 2 schuren, direct achter het pand nr. 22b gelegen, worden gesloopt (zie afbeelding 2). In de schuur (schoppe) die het meest naar de wegzijde toegekeerd is, wil men het kinderdagverblijf vestigen.
De buitenmuren van het bijgebouw/schoppe blijven gehandhaafd, alsmede de kapvorm, bestaande gebint constructie en sporenkap. De bestaande 'aanbouw' aan de schoppe verkeerd in zodanige staat dat deze vervangen wordt. Hiervoor in de plaats komt een gelijkwaardige (qua grootte en uitstraling) uitbouw waarin zich een privé bergruimte, de entree en peutergroep van het kinderdagverblijf bevinden. In de voormalige schoppe bevinden zich nog 2 peutergroepen, alsmede 2 slaapruimtes voor de baby-groep. De verdieping van de schoppe zal als (privé) bergruimte en/of hobbyruimte gebruikt worden. In totaal wordt maximaal 150 m2 netto vloeroppervlak in gebruik genomen voor het kinderdagverblijf.
Het kinderdagverblijf zal in totaal ruimte bieden aan 24 kindplaatsen (8 baby's en 16 peuters).
Er worden 10 parkeerplaatsen aangelegd. Het aantal parkeerplaatsen voldoet ruim aan de parkeernorm in verhouding tot het aantal arbeidsplaatsen. De inrit wordt aangepast. Afbeelding 3 geeft de nieuwe inrichting van het projectgebied weer.
Met de anterieure overeenkomst (behorende bij de projectafwijking) wordt geregeld dat het kinderdagverblijf uit de woning verdwijnt. In dit gebouw mag alleen nog gewoond worden. In het toekomstige bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente komt de bestemming [KDV] 'kinderdagverblijf' van de woonbebouwing te vervallen (Rector Hulshofstraat 22, 22a en 22b).
afbeelding 2 te slopen schuren en betreffende schoppe t.b.v. kinderdagverblijf
afbeelding 3 inrichtingsplan
Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade en beëindiging kinderdagverblijf in het pand aan de Rector Hulshofstraat 22b.
Het bestemmingsplan voorziet niet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.
Het ontwerp besluit heeft samen met de ruimtelijke onderbouwing ter inzage gelegen van 11 maart tot en met 21 april 2011. Gedurende deze periode heeft een ieder de gelegenheid om een zienswijze omtrent het plan naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.