Plan: | Omgevingsvergunning woning Oranjestraat 11 Groenlo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.PBGRO503-VG01 |
Omgevingsvergunning woning Oranjestraat 11 Groenlo |
omgevingsvergunning |
Inlichtingen: |
Afdeling Omgeving |
Op 31 mei 2021 is bij de gemeente Oost Gelre een aanvraag om omgevingsvergunning ingekomen voor het wijzigen van het gebruik van het perceel aan de Oranjestraat 11 in Groenlo naar Wonen, ten behoeve van het bouwen van een woning met bijbehorende bouwwerken. Er komt één vrijstaande woning met bijbehorende bouwwerken. De vergunning voor het onderdeel bouwen wordt later aangevraagd.
Het betreffende perceel is gelegen aan de Oranjestraat 11 in Groenlo. In de omgeving bevinden zich verschillende functies, zoals horeca, detailhandel en met name veel woningen.
Omgeving plangebied
Plangebied
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.
Op het perceel Oranjestraat 11 in Groenlo is een kringloopcentrum toegestaan. Na verhuizing van de kringloopwinkel staat het pand leeg. Initiatiefnemers willen graag de bestaande bebouwing slopen en een vrijstaande woning met bijbehorende bouwwerken realiseren op deze locatie.
Huidige situatie perceel
Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Woonwijken Groenlo'. Het perceel heeft de bestemming 'Maatschappelijk' met een bouwvlak. Het perceel heeft daarnaast de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kringloop'. Op het perceel ligt daarnaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'. Op dit perceel is alleen een kringloopcentrum toegestaan. Het plan past niet in het bestemmingsplan.
Uitsnede bestemmingsplan
Met een omgevingsvergunning met projectafwijking kan medewerking worden verleend aan het plan. De raad heeft in de vergadering van 2 november 2010 de beleidsregels Wabo vastgesteld waarin categorieën van gevallen zijn aangewezen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. Voor deze gevallen is het college het bevoegd gezag. Wel heeft de raad besloten op de hoogte te willen blijven van ingekomen verzoeken om omgevingsvergunning Wabo onderdeel planologie door ingekomen verzoeken als kennisgeving te behandelen in het presidium. Indien nodig bevonden, kan het presidium beslissen alsnog een projectafwijking te behandelen in de gemeenteraad.
Ingevolge voornoemde beleidsregels Wabo is het project gelegen in stedelijk gebied en aan te merken als realisatie van woningbouw waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist, mits het te realiseren aantal woningen niet meer bedraagt dan 5 in stedelijk gebied en 3 in het buitengebied, mits niet gesitueerd op het bedrijventerrein. In onderhavig geval gaat het om de toevoeging van één woning. Het presidium heeft aangegeven dat geen behandeling in de raad nodig is.
Er is een plan ingediend voor de sloop van de bestaande bebouwing en de bouw van een vrijstaande woning met bijbehorende bouwwerken. Op basis van de grootte van het perceel is berekend wat mogelijk is qua vergunningvrije bijbehorende bouwwerken.
Plattegrond nieuwe situatie.
Voorgevel woning.
Het schetsontwerp is opgenomen in Bijlage 1.
Het perceel aan de Oranjestraat is smal en diep. Het is in die zin een lastig te ontwikkelen perceel. De bestaande bebouwing is gelegen op het achterterrein. Hierdoor is er sprake van een opening in het bebouwingslint van de Oranjestraat. Met dit nieuwe plan krijgt het lint aan de Oranjestraat een invulling. Dit is positief. Vanwege de beperkte perceelsbreedte is er door de nieuwe initiatiefnemers gekozen voor één vrijstaande woning. Daarnaast past een woning met een kap in het straatbeeld. Gezien de huidige bebouwingsmogelijkheden, de diepte van het perceel, beperkte perceelsbreedte, het feit dat het een levensloopbestendige woning wordt is en het feit dat er veel ruimtelijke kwaliteitswinst wordt behaald is het acceptabel om hier aan één zijde van de woning wat meer diepte toe te staan. Het is een plan dat passend is in het straatbeeld.
Het plan is voor vooradvies voorgelegd aan Welstand en zij hebben positief geadviseerd.
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk wil ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Het verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan provincies en gemeenten. De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's.
Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer het Natuur Netwerk Nederland (de opvolger van de ecologische hoofdstructuur), radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Vervolgens dient bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie gekeken te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt – onder voorwaarden - aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. Door de ladder voor duurzame verstedelijking toe te passen, wordt verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied geconcentreerd. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt.
Doorwerking bestemmingsplan
Onderhavige ontwikkeling betreft het wijzigen van het gebruik naar wonen ten behoeve van de realisatie van één nieuwe woning. In artikel 1.1.1 van het Bro is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader toegelicht, het gaat hier om 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Het betreft hier een locatie in de bebouwde kom van Groenlo. Bij een kleinschalige woningbouwontwikkeling is de ladder niet van toepassing. Waar de grens precies ligt, blijkt niet expliciet uit het Besluit ruimtelijk ordening. Op basis van jurisprudentie blijkt dat bij woningbouw in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie van één nieuwe woning. Vanwege de omvang van het project kan worden geconludeerd dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Conclusie
De ladder van duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.
De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in de 'Omgevingsvisie Gelderland'. Deze is vastgesteld op 9 juli 2014. Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 19 december 2018 een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening. De provincie streeft onder andere naar het versterken en behouden van de vitaliteit van kleinere kernen en dorpen. Om dit te bereiken dienen stedelijke functies waar mogelijk te worden gebundeld en geconcentreerd. Daarnaast ondersteunt de provincie bij de aanpak van leegstand in dorpen en kernen.
De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, etcetera. Voor het realiseren van nieuwe woningen wordt verwezen naar het woonprogramma. Het initiatief past binnen het beleid van de Menukaart Wonen zoals die gehanteerd wordt voor dergelijke initiatieven (zie ook paragraaf 3.4).
Vooraf
De raad heeft in de vergadering van 17 september 2019 de woonbehoefte voor de periode 2018-2025 bijgesteld naar 560 woningen met daarbij een bandbreedte tussen de 460 en 660 woningen. In dezelfde vergadering van 17 september heeft de raad ook ingestemd met de regionale kwalitatieve toetsingscriteria voor nieuwe woningbouwinitiatieven en de aanpassing van een aantal passages van de regionale woonagenda zodat er meer ruimte ontstond voor woningbouw.
Regionale Woonvisie
De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld om in te spelen op de veranderde behoefte. In het najaar van 2019 is de Regionale Woonagenda op onderdelen aangepast. Daarmee wordt vooruit gelopen op de nieuwe Regionale Woonagenda. Het beleidskader is in lijn met de Koers Ruimte voor goed wonen van de provincie en met het provinciale coalitieakkoord. Een aantal passages zijn niet meer van toepassing, zoals:
Diverse onderzoeken laten zien dat er kwalitatieve tekorten en overschotten zijn tussen vraag en aanbod van woningen in de regio Achterhoek. Daarnaast blijkt uit de nieuwste Primosprognose dat het aantal huishoudens in de regio Achterhoek tot 2030 blijft groeien. Er zijn daardoor op regioniveau extra woningen nodig bovenop de bestaande woningbouwafspraken die vastliggen in de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025.
Woonvisie Oost Gelre
De gemeente Oost Gelre heeft een eigen woonvisie vastgesteld voor de periode 2016 – 2025. Deze is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 september 2016. De woonvisie Oost Gelre is een kernachtige en toegankelijke visie. De visie is vormgegeven op basis van een drietal thema's: kwantiteit & kwaliteit, beschikbaarheid & betaalbaarheid en wonen met zorg en welzijn. Bij ieder thema is aangegeven wat wordt gezien als ontwikkelingen, wat er bereikt moet worden en wat hiervoor moet worden gedaan. Voorafgaand hierop is ingegaan op de kwaliteiten van Oost Gelre, specifiek de verschillende kernen, en de maatschappelijke ontwikkelingen die het woonbeleid beïnvloeden. In een uitvoeringsprogramma is aangegeven welke activiteiten uit de woonvisie voortvloeien en wanneer en door wie deze worden uitgevoerd. De ruimtelijke uitvoeringmaatregelen zoals het stoplichtmodel, vijfsporenstrategie, sturingstabel en de richtlijnen voor nieuwe principe verzoeken zijn als bijlage bij het uitvoeringsprogramma gevoegd.
Uit nieuwe bevolkingsprognoses blijkt dat de komende jaren extra woningen moeten worden toegevoegd. Op basis van het onderzoek “Woningbouwbehoefte Oost Gelre” is er een behoefte van 560 woningen (2018-2025) met daarbij een bandbreedte tussen de 460 woningen en 660 woningen. Aan de hand van het besluit van de gemeenteraad van 17 september 2019 wordt dit als nieuwe uitgangspunt genomen voor lokaal beleid en de woningbehoefte voor Oost Gelre.
In dat besluit is besloten dat de woningbehoefte kan worden bijgeteld op basis van nieuwe gegevens over de demografische ontwikkeling en/of de woningmarkt. Er is besloten om elk jaar een bijstelling te doen in een vaste cyclus. Op basis van monitoring kan worden bepaald of er een noodzaak is om het beleid bij te stellen. Met de notitie 'Monitoring Woningbouw' is het huidig beleid geactualiseerd. De monitoring is op 16 februari 2021 vastgesteld door het college, waarin de behoefte voor de periode 2018-2025 is bijgesteld van 560 naar 660 woningen. In de praktijk komt het voor dat plannen uiteindelijk niet doorgaan of niet ontwikkeld worden. Om in de toekomst sneller in te kunnen spelen op de woningmarkt, sturen wij de plancapaciteit op 130% van de behoefte. Daarom is weer extra ruimte voor woningbouw.
Menukaart Wonen
Het initiatief is getoetst aan de Menukaart zoals die gehanteerd wordt bij initiatieven binnen de kernen Lichtenvoorde en Groenlo en voldoet hieraan. Hieronder volgt een beschrijving van de beoordeling volgens de Menukaart Wonen.
Het plan is beoordeeld op basis van de ingrediënten van de Menukaart Wonen en scoort 3 sterren. Het document met scores is bijgevoegd en hieronder is een korte toelichting opgenomen.
Locatie
De locatie ligt in een woonstraat binnen de bebouwde kom. Het perceel met een oppervlakte van 965 m2 was in gebruik voor een kringloopwinkel. Deze winkel heeft zich inmiddels op een andere locatie gevestigd. Op grond van het bestemmingsplan heeft het perceel de maatschappelijke bestemming en is er een kringloopwinkel toegestaan. Op basis van de Menukaart Wonen komt de locatie in aanmerking voor herontwikkeling.
Kwaliteit
De mogelijkheden voor hergebruik zijn gezien de specifieke bestemming en de ligging in een woonstraat zeer beperkt. Sloop en herontwikkeling voor wonen ligt hier zeer voor de hand en is ook passend. Invulling met een andere functie is hier moeilijk voorstelbaar. Het perceel aan de Oranjestraat is smal en diep. Het is in die zin een lastig te ontwikkelen perceel. De bestaande bebouwing is gelegen op het achterterrein. Hierdoor is er sprake van een opening in het bebouwingslint van de Oranjestraat. Met dit nieuwe plan krijgt het lint aan de Oranjestraat een invulling. Dit is positief. Vanwege de beperkte perceelsbreedte is er door de nieuwe initiatiefnemers gekozen voor één vrijstaande woning. Daarnaast past een woning met een kap in het straatbeeld. Gezien de huidige bebouwingsmogelijkheden, de diepte van het perceel, beperkte perceelsbreedte, het feit dat het een levensloopbestendige woning wordt is en het feit dat er veel ruimtelijke kwaliteitswinst wordt behaald is het acceptabel om hier aan één zijde van de woning wat meer diepte toe te staan. Het is een plan dat passend is in het straatbeeld.
Behoefte
De ontwikkeling omvat de bouw van één vrijstaande koopwoning. Het gaat om een levensloopbestendige woning. Er is geen sprake van een collectief particulier opdrachtgeverschap. Het initiatief ligt bij initiatiefnemers uit Groenlo. Energieneutraal is het uitgangspunt. Het betreft geen bijzondere woonvorm. De woning heeft voldoende woonkwaliteit.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Menukaart Wonen.
Het bestemmingsplan, waarin ruimtelijke belangen worden geborgd, is het resultaat van een integrale ruimtelijke afweging. In deze integrale afweging worden ook alle milieuonderwerpen meegewogen, los van de wettelijke verplichtingen van de milieueffectrapportage. Welke milieuonderwerpen vanuit een duurzame ruimtelijke ordening voor een plangebied van belang zijn, moet per plan in beeld worden gebracht. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied en de opgave en eventuele wettelijke eisen.
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
Ad.a: Wanneer uit een toets blijkt dat de activiteit (mogelijk) significante negatieve effecten tot gevolg heeft, dan kan een vergunning alleen worden verleend als uit een passende beoordeling blijkt dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zullen worden aangetast. Onderdeel van de passende beoordeling vormt de ADC-toets. De ADC-toets houdt een onderzoek naar Alternatieven, het aantonen van Dwingende redenen van openbaar belang en het vooraf en tijdig treffen van Compenserende maatregelen.
Het Natura 2000-gebied, het Korenburgerveen, is gelegen op ruim 6 km van de woning en heeft geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor dit Natura 2000-gebied, ook mede gezien de relatief grote afstand. Een passende beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.
Ad.b en c.: Voor de beoordeling of een project m.e.r plichtig is relevant of de activiteit is opgenomen in de in Bijlage II van het besluit m.e.r. Er moet, in dit geval, getoetst worden aan Onderdeel D11.2. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
Dit plan betreft het wijzigen van het gebruik van het perceel ten behoeve van het realiseren van één woning in een stedelijk gebied. Dit overschrijdt geen drempelwaarden uit Bijlage D.
Uit jurisprudentie (nummer ECLI:NL:RVS:2020:100) blijkt dat bij een plan voor 12 vrijstaande woningen geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en geen vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In dit plan is sprake van een locatie met één woning. De jurisprudentie is toepasbaar op dit plan, waardoor geen vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden beoordeeld of de gewenste ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor de natuurherstelmaatregelen in Natura 2000-gebieden. Stikstof heeft namelijk een negatieve invloed hierop.
Met behulp van het programma Aerius kan de stikstofuitstoot van een planontwikkeling worden berekend. Heeft de planontwikkeling geen toename van stikstof op nabij gelegen natuurgebieden tot gevolg dan kan aan de planontwikkeling worden meegewerkt.
Deze vergunning regelt het wijzigen van het gebruik van het perceel naar wonen ten behoeve van de bouw van een woning met bijbehorende bouwwerken.
Voor alle kernen in Oost Gelre is het dichtstbijzijnde Nederlands Natura 2000 gebied het Korenburgerveen. Van de woonkernen ligt Vragender met een afstand van circa 1,5 kilometer het meest nabij dit gebied. Om inzicht te krijgen in de effecten van bouwplannen in onze gemeente zijn de effecten van een fictief woningbouwproject met een tiental woningen binnen de bebouwde kom van Vragender doorgerekend in de rekentool Aerius Calculator. Uit deze berekening blijkt dat zowel in de bouwfase als de gebruiksfase een dergelijk project niet leidt tot een meetbare toename van stikstofdepositie op Natura2000. Het bouwen van een woning is naar aard en omvang ondergeschikt aan de bouw van tien woningen. Gezien de uitkomst van de fictieve berekening is het niet te verwachten dat dit plan voor het realiseren van een woning op een grotere afstand van Natura 2000-gebieden leidt tot een meetbare toename van stikstofdepositie op Natura2000.
Conclusie
Redelijkerwijs zijn er geen gevolgen te verwachten voor het omliggende Natura 2000-gebied van het voorgenomen initiatief.
Inhoudelijke beoordeling
Om in beeld te brengen of ter plaatse van Oranjestraat 11 in Groenlo mogelijk sprake is van een afwijkende bodemkwaliteit, heeft de ODA (Omgevingsdienst Achterhoek) een inventarisatie uitgevoerd:
Uit de bodeminventarisatie blijkt dat ter plaatse van Oranjestraat 11 sprake is van diverse bodemverdenkingen (textielindustrie, asbest, geroerde grond). Niet uitgesloten kan worden dat als gevolg hiervan bodemverontreiniging is ontstaan. Ook de eerder uitgevoerde bodemonderzoeken wijzen op enige bodemverontreiniging.
Bodemonderzoek
Door Rouwmaat groep is een verkennend bodem-en asbestonderzoek uitgevoerd. Dit rapport met projectnummer MT-200250 van 16 juli 2020 is opgenomen in Bijlage 2.
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
ODA-beoordeling
Het uitgevoerde bodemonderzoek is inhoudelijk beoordeeld door de ODA. Er is getoetst aan de uitvoeringsnormen voor bodemonderzoek, namelijk de NEN5725 en de NEN5740 (evt. uitbreiden met de NEN5707 en NEN5897 voor asbestonderzoek). De uitkomsten zijn getoetst aan de normkaders van de Wet bodembescherming (Wbb) en het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Het ODA advies is opgenomen in Bijlage 3.
Het bodemonderzoek is actueel en de rapportage is volledig. Het onderzoek is op de juiste locatie uitgevoerd. Het vooronderzoek, het veldonderzoek, het chemisch onderzoek en het advies voldoen aan de kwaliteitseisen van de NEN-normen. Uit een toetsing aan de normkaders volgt dat geen sprake is van een afwijkende bodemkwaliteit.
Aandachtspunten
In algemene zin worden de volgende aanbevelingen gedaan:
Wettelijk kader
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.
De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen). Het beleid gaat uit van:
Specifiek voor het stedelijk gebied is het volgende van belang:
Situatie plangebied
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat als een vraag met ja wordt beantwoord het waterthema relevant is. De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld. Het bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande legale situatie vast, hierdoor zijn een aantal thema's minder relevant.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? |
Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? |
Nee Nee Nee |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? |
Nee Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
AANDACHTSTHEMA'S | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Het perceel is momenteel al bebouwd en verhard. Het verhard oppervlak neemt af. Op het perceel kan niet geïnfiltreerd worden vanwege de hoge grondwaterstand daar. Er zijn eventueel wel mogelijkheden voor water infiltreren in de zomer. Hemelwater moet gescheiden worden van vuilwater en bovengronds worden aangeboden erfgrens.
Wettelijk kader
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Gebiedsbescherming
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.
De provincie Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Dit vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland. De GNN en GO kent formeel geen externe werking.
Natura 2000
Natura 2000-gebieden zijn door de Europese Unie (EU) aangewezen op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Binnen deze gebieden mogen geen significant negatieve effecten optreden vanwege nieuwe ontwikkelingen.
Afbeelding Ligging Natura 2000-gebieden binnen de gemeente en in de omgeving, bron http://natura2000.eea.europa.eu/
Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Situatie plangebied
Het plangebied is niet gelegen nabij het Natura2000 gebied. Vanwege sloop- en bouwactiviteiten op deze locatie is een Quickscan natuurwaarden uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Om inzicht te krijgen of er verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig zijn wordt nader onderzoek uitgevoerd. Voor overige soorten is geen nader onderzoek nodig.
Om de uitvoerbaarheid van het plan aan te tonen is een worst-case-benadering opgesteld. Hieruit blijkt dat, indien er verblijfplaatsen voor vleermuizen worden aangetroffen, het plan met maatregelen alsnog uitvoerbaar is. Wanneer verblijfplaatsen worden aangetroffen is ook ontheffing nodig van de provincie Gelderland. Door het toepassen van alle onderdelen in de worstcase benadering, kan conform het huidige afwegingskader van de provincie Gelderland worden aangenomen dat een ontheffing daadwerkelijk zal worden verleend. De worst case benadering is opgenomen in Bijlage 5.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Wettelijk kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.
Nieuw Archeologiebeleid
Op 14 april 2020 heeft de gemeenteraad van Oost Gelre nieuw archeologisch beleid vastgesteld met titel 'Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost Gelre, een actualisatie van de archeologische waarden-, verwachtings- en beleidskaart'. Dit nieuwe beleid is nog niet opgenomen in de geldende bestemmingsplannen zodat dit nieuwe beleid dient ter nadere motivering bij plannen die afwijken van het bestemmingsplan.
Een wijziging ten opzichte van het in het bestemmingsplan opgenomen is de mate van oppervlakte waarbij een verkennend archeologisch onderzoek nodig is.
Situatie plangebied
Het perceel waarop de nieuwbouw plaatsvindt heeft de dubbelbestemming “Waarde – Archeologische verwachtingswaarde 2”. In dit gebied geldt een onderzoeksplicht voor alle grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 onder het maaiveld en voor een oppervlakte van meer dan 100 m².
Het nieuwe archeologiebeleid geeft echter aan dat pas bij 250 m2 archeologisch onderzoek nodig. In dit geval is sprake van grondwerkzaamheden van minder dan 250 m2. Een archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.
Wel dient bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 5.10 en 5.11 Erfgoedwet) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze Minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het dient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oost Gelre hiervan direct in kennis te stellen.
Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke ingrepen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
Tot de overige cultuurhistorische waarden worden gerekend:
Het voorliggend bestemmingsplan tast de cultuurhistorische waarden niet aan. Ook zijn binnen het plangebied geen monumenten aanwezig.
Beoordelingskader
Voor de beoordeling van het onderwerp geluid gelden bij ruimtelijke besluiten de volgende uitgangspunten:
Inhoudelijke beoordeling
1: Normen Wet geluidhinder
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen voor geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) is de Wet geluidhinder van toepassing. De Wet geluidhinder kent drie geluidbronnen waar geluidzones voor gelden:
Wanneer een ontwikkeling in een zone valt zoals aangegeven in de Wet geluidhinder, moet akoestisch worden aangetoond dat aan de grenswaarden in deze wet wordt voldaan. Wordt niet voldaan aan deze grenswaarden, dan hebben Burgemeester en Wethouders onder voorwaarden de mogelijkheid hogere grenswaarden vast te stellen. Hierbij wordt een procedure doorlopen die aan de eisen van de Wet geluidhinder moet voldoen.
Woning of ander geluidgevoelig gebouw
De ontwikkeling betreft het mogelijk maken van een nieuwe woning. De Wet geluidhinder kan van toepassing zijn.
Railverkeerslawaai
In de omgeving van het plan bevindt zich geen spoorweg. Het onderdeel railverkeerslawaai van de Wet geluidhinder is niet van toepassing.
Industrielawaai
In de omgeving van het plan bevindt zich geen gezoneerd industrieterrein. Het onderdeel industrielawaai van de Wet geluidhinder is niet van toepassing.
Verkeerslawaai
In de omgeving van het plan bevinden zich wegen met een wettelijk zone. De Ruurloseweg is een 50 km/uur weg en heeft een geluidzone van 200 meter. De locatie Oranjestraat 11 Groenlo ligt binnen de geluidzone van deze weg. Gelet op de verwachte verkeersintensiteit op de Ruurloseweg en de tussenliggende bebouwing wordt verwacht dat voldaan wordt aan de voorkeurswaarde van 48 dB van de Wet geluidhinder. Een hogere waarde is niet nodig.
De Oranjestraat is een 30 km/uur weg. Voor wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt geen wettelijke geluidzone.
2: Belemmering bedrijfsvoering
Door een ruimtelijke ontwikkeling kunnen geluidgevoelige objecten dichter naar bedrijven toe komen. Bedrijven moeten ten aanzien van deze objecten voldoen aan geluidsnormen. Het realiseren van geluidsgevoelige objecten dichter naar de bedrijven kan een beperking voor de bedrijven betekenen. Of deze beperking ook leidt tot directe gevolgen voor de bedrijfsvoering, dient te worden vastgesteld. In dergelijke gevallen is akoestisch nodig om te onderzoeken welke geluidsbelasting het bedrijf op het plangebied heeft.
Blijkt uit het onderzoek dat de bedrijven ook in de nieuwe situatie kunnen voldoen aan de gestelde geluidsnormen, dan is in feite voldaan aan dit punt.
In de omgeving van de aangevraagde woning bevinden zich de in onderstaande tabel genoemde bedrijven. De tabel toont per bedrijf de richtafstand voor geluid. De richtafstanden gelden tussen de grens van de bedrijfsbestemming en de gevel van de woning.
Adres | Omschrijving | Geluid | |
Buitenschans 7 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 30 | |
Oranjestraat 5 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 10 | |
Ruurloseweg 12 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 10 | |
Ruurloseweg 16 | Niet meer als bedrijf in gebruik, bestemming bedrijf categorie 1 | 10 | |
Ruurloseweg 22 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 10 | |
Ruurloseweg 24 | Supermarkten, warenhuizen | 10 |
De aangevraagde ontwikkeling vindt plaats buiten de richtafstanden van omliggende bedrijven. De hierboven genoemde bedrijven vallen onder de regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De volgende beoordelingsniveau zijn van toepassing.
Beoordelingsniveaus in dB(A) tabel 2.17a | dagperiode | avondperiode | Nachtperiode |
7:00-19:00 uur | 19:00-23:00 uur | 23:00-7:00 uur | |
LAr,LT op gevel gevoelige gebouwen | 50 | 45 | 40 |
LAmax op gevel gevoelige gebouwen | 70 | 65 | 60 |
Verwacht wordt dat alle bedrijven in de omgeving hieraan voldoen. Bovendien zijn andere woningen die dichter bij de genoemde bedrijven liggen maatgevend. Bestaande bedrijven worden door de nieuwe woning niet belemmerd.
3: Aanvaardbaar woon- en leefklimaat
Afgewogen moet worden of er in en om de geluidgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat blijft gegarandeerd. Dit aspect speelt wanneer geluidgevoelige objecten en geluid producerende objecten als bedrijven en wegen in elkaars nabijheid worden gerealiseerd. Om hierover een goed oordeel te kunnen vormen dient te worden bepaald wanneer sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Wanneer een gemeente geluidbeleid heeft vastgesteld kunnen daarin geluidnormen zijn opgenomen. Voor rail- en wegverkeerslawaai kan aansluiting worden gezocht bij de normen in de Wet geluidhinder. Ook als er sprake is van een industrieterrein in of rond een plangebied kent de Wet geluidhinder normen. Voor het overige lawaai van bedrijven kennen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Activiteitenbesluit en de Handleiding Industrielawaai en vergunningverlening regels en normen.
Uit vaste jurisprudentie blijkt dat bij ruimtelijke plannen verder moet worden gekeken dan de normen uit de diverse wetten. De VNG-publicatie “bedrijven en milieuzonering” is hiervoor een hulpmiddel. Wanneer aan de richtafstanden van deze publicatie wordt voldaan is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Wordt niet voldaan aan de richtafstanden dan dient de situatie akoestisch te worden bepaald en afgewogen.
Bij de afweging of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook in een nieuwe situatie aanwezig blijft, moet de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering worden betrokken.
De Omgevingsdienst Achterhoek heeft een indicatieve berekening voor wegverkeerslawaai uitgevoerd. Deze is bijgevoegd in Bijlage 6. Hieruit blijkt dat een goede geluidwering volgens de moderne bouw voldoende is voor een goed woon- en leefklimaat in de woning.
4: Geluidbeleid
Het geluidbeleid van de gemeente Oost Gelre is in 2020 herzien. Het beleid dient als basis voor de vergunningverlening milieu. Bij ruimtelijke procedures moet breder worden getoetst dan alleen dit Geluidbeleid. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat wordt in eerste instantie getoetst aan de VNG Brochure. Als aan deze brochure wordt voldaan kan worden gesteld dat wat betreft geluid een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is. Kan niet worden voldaan aan de brochure dan kan dit geluidbeleid een aanvullend toetsingskader bieden.
Met dit beleid worden de uitgangspunten en de normen van het Activiteitenbesluit als basis genomen voor het bepalen van de geluidsnormen bij de vergunningverlening milieu.
Bij nieuwe bedrijven (uitgezonderd op een bedrijventerrein) fungeren het Activiteitenbesluit en na het van kracht worden van de Omgevingswet de Bruidsschat als toetsingskader bij de vraag of al dan niet vergunning kan worden verleend.
Bij maatwerkvoorschriften en bij een aanvraag om een omgevingsvergunning milieu voor nieuwe en bestaande bedrijven moet in eerste instantie getoetst worden de standaardwaarden. Geluidniveaus boven de standaardwaarden zijn op grond van een bestuurlijke afweging door het bevoegd gezag toegestaan tot de grenswaarden onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de binnenniveaus.
Met nieuwe situaties worden bedoeld:
In beginsel worden de afwegingcriteria gebruikt als genoemd in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening 1998 alsmede de Aanvulling Handreiking 2001. Er hoeft echter niet meer een referentieniveau van het achtergrondgeluid te worden bepaald.
Hierboven is al aangegeven dat aan de richtafstanden en aan de standaardwaarden kan worden voldaan. Daarmee wordt voldaan aan het geluidbeleid en is er geen belemmering.
Conclusie
Geluid vormt geen belemmering voor dit plan.
Beoordelingskader
De VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen bij en rondom bedrijven. De in deze uitgave voor bedrijven opgenomen richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. De richtafstanden zijn voor drukkere gebieden (gemengd gebied) naar beneden bij te stellen. Aanvullend milieuonderzoek kan uitwijzen dat kleinere afstanden dan de richtafstanden mogelijk zijn. Verder hebben wettelijke afstanden voorrang op de richtafstanden.
Inhoudelijke beoordeling
In deze situatie is sprake van een rustige woonwijk. Weliswaar bevinden zich in de omgeving functies anders dan wonen, maar er is geen sprake van een matige tot sterke functiemenging.
In de omgeving van de aangevraagde woning bevindt zich de in onderstaande tabel genoemde bedrijven. De tabel toont per bedrijf de richtafstand per onderdeel (geur, stof, geluid en gevaar) en de bijbehorende milieucategorie. De richtafstanden gelden tussen de grens van de bedrijfsbestemming en de gevel van de woning.
Adres | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Categorie |
Buitenschans 7 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 |
Oranjestraat 5 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 |
Ruurloseweg 12 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 |
Ruurloseweg 16 | Niet meer als bedrijf in gebruik, bestemming bedrijf categorie 1 | 10 | 10 | 10 | 10 | 1 |
Ruurloseweg 22 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 |
Ruurloseweg 24 | Supermarkten, warenhuizen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 |
De aangevraagde ontwikkeling vindt plaats buiten de richtafstanden van omliggende bedrijven. De hierboven genoemde bedrijven vallen onder de regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Volgens het Activiteitenbesluit gelden in dit geval geen specifieke minimumafstanden.
Conclusie / advies
De aangevraagde ontwikkeling vindt plaats buiten de richtafstanden van omliggende bedrijven. De ontwikkeling werkt daarom niet belemmerend voor deze bedrijven. Ook het woon- en leefklimaat ter plaatse van de ontwikkeling is hierbij niet in het geding. Het onderwerp bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling.
Beoordelingskader
De Nederlandse wetgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer ("Wet luchtkwaliteit"). In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan de grenswaarden (normen) voor verschillende luchtvervuilende stoffen. In de praktijk is alleen bij stikstofdioxide en fijn stof mogelijk sprake van normoverschrijding, zodat de beoordeling tot deze stoffen beperkt blijft. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende besluiten en regelingen met daarin het centraal staande begrip 'niet in betekenende mate:
Inhoudelijke beoordeling
Op en rondom deze locatie is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer.
De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (nibm) is in dit geval van toepassing. De aanvraag heeft betrekking op één woning. De grens in de regeling ligt bij 1500 woningen met een enkele ontsluitingsweg of 3000 woningen met twee ontsluitingswegen. De aanvraag blijft daar ruimschoots onder. Een berekening van de gevolgen voor de luchtkwaliteit is daarom niet nodig.
De ruimtelijke procedure heeft geen betrekking op de ontwikkeling van een gevoelige bestemming als bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Deze gevoelige bestemmingen zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen zijn geen gevoelige bestemmingen.
De locatie ligt bovendien op een afstand van:
Alleen bij realisatie van gevoelige bestemmingen binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden nodig. Nu dit niet aan de orde is, hoeft geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit plaats te vinden.
Conclusie / advies
De aangevraagde ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is geen sprake van een gevoelige bestemming. De locatie ligt bovendien op voldoende afstand van rijks- en provinciale wegen. Er is geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Er is daarom geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig. Het onderwerp luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling.
Wet- en regelgeving
Externe veiligheid beschrijft risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen.
In dit advies wordt getoetst aan de volgende wet- en regelgeving:
Beoordeling
Met behulp van de signaleringskaart externe veiligheid is gekeken naar de risico's in de omgeving van het planinitiatief.
Uitsnede signaleringskaart
Zoals in figuur 1 is te zien ligt de planlocatie niet binnen een plaatsgebondenrisico contour of invloedsgebied van een risicobron. Er wordt hiermee voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebondenrisico. Omdat het plan ook niet binnen een invloedsgebied is gelegen hoeft het groepsrisico niet verantwoord te worden. Advies van de veiligheidsregio is daarom niet nodig.
Het plan is/wordt zelf ook geen risicobron die van invloed is op zijn omgeving.
Conclusie / advies
Het onderwerp externe veiligheid vormt geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling.
Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico. Verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.
Beoordelingskader
Voor de beoordeling van geurhinder van bedrijven (niet zijnde veehouderijen) gelden de volgende kaders:
Bij ruimtelijke besluitvorming gaat het erom voor geurhinder van industriële bedrijven aan de volgende voorwaarden te voldoen:
Hiervoor is het nodig om voldoende afstand aan te houden tussen bedrijven en geurgevoelige objecten.
Inhoudelijke beoordeling
In dit geval is sprake van een ontwikkeling in een omgeving zonder bedrijven die geurhinder kunnen opleveren. De ontwikkeling vindt ver plaats buiten de voor die bedrijven geldende richtafstanden voor geur of vanuit de vergunning/melding bekende geurcontouren.
Binnen het plangebied worden geen geurrelevante activiteiten mogelijk gemaakt, zodat geen beoordeling van geurhinder ten opzichte van omliggende woningen nodig is.
Conclusie / advies
Het plangebied ligt op voldoende afstand van omliggende geurbronnen. De voorgenomen ontwikkeling werkt niet belemmerend voor deze bedrijven. Ook het woon- en leefklimaat op de locatie zelf is hierbij niet in het geding. Andersom worden binnen het plangebied geen geurrelevante activiteiten mogelijk gemaakt, zodat de afstand tot omliggende woningen eveneens geen probleem is. Het onderwerp geur vormt daarom geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling.
Op het perceel wordt een vrijstaande woning gerealiseerd. Een woning zorgt in vergelijking met een kringloopcentrum voor minder verkeersbewegingen. Daarnaast worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein, zodat wordt voldaan aan de parkeernorm.
Deze paragraaf gaat in op de boven- en ondergrondse planologisch relevante technische infrastructuur.
Situatie plangebied
Binnen het plangebied ligt een deel van een militaire laagvliegroute. Op deze route mag door militaire vliegtuigen worden gevlogen op een hoogte van minimaal 75 m. Op grond van het gestelde in artikel 2.6.10 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, gelden onder de route beperkingen voor de bouw van obstakels (zoals telecommunicatiemasten, windturbines en dergelijke). Bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 m zijn niet toelaatbaar onder de laagvliegroute. De zone waarvoor de beperking geldt, is weergegeven op onderstaande afbeelding. De omgevingsvergunning staat geen gebouwen toe die hoger zijn dan 40 meter.
Afbeelding laagvliegroute
Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade.
Met het voorliggende plan wordt de bouw van een woning mogelijk gemaakt, waarbij sprake is van een bouwactiviteit zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Burgemeester en Wethouders mogen op grond van artikel 6.12 Wro afzien van een exploitatieplan indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderzins verzekerd is. Met verzoeker is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin is opgenomen dat de te maken kosten, waaronder eventuele planschade, voor rekening van verzoeker zijn. Burgemeester en wethouders achten het plan economisch uitvoerbaar.
Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp omgevingsvergunning voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Binnen het plan zijn geen nationale en provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met de Vrom-inspectie en de provincie Gelderland is dan ook geen verplichting. Provincie Gelderland heeft aangegeven woningbouwplannen van 12 of meer woningen graag vooroverleg te willen. Het gaat hier om de toevoeging van één woning, waardoor vooroverleg met de provincie niet nodig is.
De waterparagraaf is voor vooroverleg toegestuurd aan het waterschap. Het waterschap is akkoord gegaan met de waterparagraaf.