direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Omgevingsvergunning kookstudio Boschlaan 26 Lichtenvoorde
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.PBBUI2032-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Algemene gegevens

Omgevingsvergunning kookstudio Boschlaan 26 Lichtenvoorde  
omgevingsvergunning  
 
Inlichtingen:  
Afdeling Omgeving  

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding en doel

Bij de gemeente Oost Gelre is een aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen gekomen voor het realiseren van een kookstudio op recreatiepark Residence aan de Boschlaan 26 in Lichtenvoorde. Het park heeft het plan om nabij het centrum van het park een hoek in te richten met chalets rondom een kookstudio. Deze zou dan gereserveerd kunnen worden door groepen, welke ook de chalets gebruiken. Nu is in het geldende bestemmingsplan een contour met bouwvlak opgenomen waarin 'centrumvoorzieningen' gerealiseerd kunnen worden. De gewenste kookstudio komt net buiten deze contour te liggen.

Met een omgevingsvergunning met projectafwijking kan medewerking worden verleend aan dit plan.

2.2 Ligging en begrenzing

De kookstudio wordt gerealiseerd op recreatiepark Residence in Lichtenvoorde, nabij het centrum van het park, op een veld met chalets.

Résidence Lichtenvoorde is gelegen ten noorden van de kern Lichtenvoorde, in het buitengebied aan de Koemaatsdijk 1 en aan de westzijde grenzend aan de Boschlaan 26. Het park bestaat uit een langwerpig perceel en strekt zich uit in oostelijke richting. Aan de zuidzijde wordt het park begrenst door de Koemaatsdijk. Aangrenzend aan de noord- en oostzijde bevinden zich agrarische percelen. Aan de westzijde bevindt zich de hoofdentree en is het park bereikbaar via de Boschlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI2032-VG01_0001.png"

Omgeving plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI2032-VG01_0002.png"

Locatie kookstudio

2.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het vakantiepark Résidence Lichtenvoorde aan de Boschlaan te Lichtenvoorde is door de gemeenteraad op 11 februari 2020 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Met dit nieuwe bestemmingsplan (Buitengebied herziening Residence Lichtenvoorde) worden o.a. 161 recreatieverblijven opgericht waarvan maximaal 20 recreatiewoningen. Daarnaast zijn er centrumvoorzieningen aanwezig zoals winkel, horeca, sanitair, slechtweervoorzieningen en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen.

De locatie van de kookstudio heeft de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'.

In het geldende bestemmingsplan is een contour met bouwvlak opgenomen waarin 'centrumvoorzieningen' gerealiseerd kunnen worden. De gewenste kookstudio komt net buiten deze contour te liggen.

Met een procedure om omgevingsvergunning Wabo (projectafwijking) kan aan uw verzoek voor het plaatsen van een gebouw voor een kookstudio buiten het aangegeven bouwvlak worden meegewerkt.

De chalets kunnen vergunningvrij worden gerealiseerd. Deze chalets maken onderdeel uit van het totale aantal recreatiewoningen en chalets van 161 (waarbij het aantal recreatiewoningen maximaal 20 bedraagt), wat is opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI2032-VG01_0003.png"

Uitsnede uit geldend bestemmingsplan 'Buitengebied herziening Residence Lichtenvoorde'

2.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 is de aanleiding en doel van de omgevingsvergunning uiteengezet. In Hoofdstuk 3 van de toelichting wordt de bestaande en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 het beleidskader van het Rijk, de provincie Gelderland en de gemeente Oost Gelre uiteen gezet. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Tot slot volgt in Hoofdstuk 6 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van overleg en terinzagelegging.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.

3.1 Bestaande en gewenste situatie

Aan de Boschlaan 26 in Lichtenvoorde is recreatiepark Residence Lichtenvoorde gevestigd. Het park heeft nu het plan om nabij het centrum van het park een hoek in te richten met chalets rondom een kookstudio. Dit zou dan gereserveerd kunnen worden door groepen, welke ook de chalets gebruiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI2032-VG01_0004.png"

De locatie van de kookstudio

3.2 Stedenbouw en welstand

De beoogde locatie voor een gebouw met een kookstudio komt te liggen net buiten de centrale voorzieningen op een locatie op het vakantiepark omgeven door chalets. Het gebouw krijgt een hoogte van circa 4 m en gaat hierbij op in de al aanwezige bebouwing van de chalets welke een maximale hoogte mogen hebben van 4,2 meter. Het gebouw past dan ook prima binnen de op het vakantiepark aanwezige chalets en vakantiewoningen.

Hoofdstuk 4 Beleid

Voor het gebied geldt een aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.

4.1 Internationaal beleid

Er is internationaal beleid geformuleerd. In dit beleid zijn geen doelstellingen geformuleerd op schaalniveau van dit initiatief.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk wil ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Het verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan provincies en gemeenten. De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.

4.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.

Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).

Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's.

Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer het Natuur Netwerk Nederland (de opvolger van de ecologische hoofdstructuur), radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.

Onderhavig plan is net buiten een gebied gelegen waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen, namelijk het Nationaal Landschap Winterswijk. Met het plan vindt geen aantasting van nationale belangen plaats.

4.2.3 Besluit ruimtelijke ordening

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.

De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Vervolgens dient bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie gekeken te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt – onder voorwaarden - aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. Door de ladder voor duurzame verstedelijking toe te passen, wordt verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied geconcentreerd. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Onderhavige ontwikkeling betreft realisatie van een kookstudio. In artikel 1.1.1 van het Bro is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader toegelicht, het gaat hier om 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In dit geval is geen sprake van een stedelijke ontiwkkeling. Het gaat om een kleinschalige ontwikkeling op een bestaand recreatiepark. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook, gezien de aard en omvang van het plan niet aan de orde.

Conclusie

Daarmee vormt de ladder van duurzame verstedelijking wel/geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in de 'Omgevingsvisie Gelderland'. Deze is vastgesteld op 9 juli 2014. Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 19 december 2018 een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening. De provincie streeft onder andere naar het versterken en behouden van de vitaliteit van kleinere kernen en dorpen. Om dit te bereiken dienen stedelijke functies waar mogelijk te worden gebundeld en geconcentreerd. Daarnaast ondersteunt de provincie bij de aanpak van leegstand in dorpen en kernen.

De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, etcetera.

Bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk rekening gehouden met de regels uit de Omgevingsverordening Gelderland.

Situatie plangebied

Voor het realiseren van een kookstudio op een recreatiepark zijn geen regels opgenomen in de Omgevingsverordening.

Algemene conclusie

Het realiseren van een kookstudio op een recreatiepark is geen zaak van provinciaal belang.

4.4 Regionaal beleid

Regionale structuurvisie Achterhoek

De visie 'Speerpunten Regionaal Ruimtelijk beleid Achterhoek 2011-2020' geeft de beleidsambities van acht Achterhoekse gemeenten voor de regionale economie, volkshuisvesting, landschappelijke kwaliteit, leefbaarheid en mobiliteit. De visie is een aanvulling en actualisatie op de Regionale Structuurvisie Achterhoek uit 2004 en legt de nadruk op andere speerpunten ten gevolge van de demografische ontwikkelingen. In de visie uit 2004 was uitgangspunt voor de positionering van de Achterhoek ten opzichte van de andere regio's: de doorontwikkeling als een economisch en sociaal-cultureel zelfstandige regio die zich naar buiten toe met name profileert met haar kleinschaligheid en gebiedskwaliteiten. Een grotere dynamiek in de regio wordt nagestreefd met behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteit.

Naast landbouw is recreatie en toerisme een functie die in de Achterhoek steeds meer een stempel drukt op het buitengebied. Het draagt in steeds grotere mate bij aan een economisch vitaal platteland. Op het gebied van recreatie en toerisme biedt de nabijheid van de Achterhoek met haar 'rust en ruimte' voor inwoners van meer stedelijke gebieden uitgelezen recreatiemogelijkheden. De mogelijkheden voor bedrijvigheid in de recreatieve sector zijn binnen de Achterhoek nog niet uitgeput. De bestaande vaak kleinschalige voorzieningen kunnen door samenwerking uitgroeien tot een robuust netwerk waarin men elkaar aanvult, bijvoorbeeld door het aanbieden van arrangementen. Het streven is om een multifunctioneel gebied te creëren waar ruimte is voor (agrarische) bedrijvigheid, recreatie en toerisme en natuur.

Toerisme en recreatie Achterhoek Liemers

Het doel van de visie is de toeristische ontwikkelingen in de Achterhoek en Liemers een impuls te geven en op deze manier een bijdrage te leveren aan de stimulering van de regionale economie. De landschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten van de Achterhoek en Liemers staan hoog in het vaandel. Binnen de kaders moet echter voldoende ruimte worden geboden voor toerisme en recreatie. In het kader van de ontwikkeling van economische dragers voor het platteland is plattelandstoerisme als speerpunt benoemd.

Achterhoekse vrijetijdsagenda

De Achterhoekse vrijetijdsagenda is deze zomer vastgesteld door de colleges van de Achterhoekse gemeenten. Eén van de actiepunten:

Food is een belangrijk thema voor de Achterhoek. De Achterhoek beschikt over een rijke variatie aan streekproducten- en producenten. Er liggen kansen om de Achterhoek sterker te positioneren als foodregio. Met een focus op kwalitatief hoogwaardige, regionale producten. Er wordt onderzocht hoe deze kansen kunnen worden verzilverd en op welke manier food en de vrijetijdssector elkaar kunnen versterken. Daarbij wordt gekeken naar concreet aanbod, zoals een Achterhoeks keurmerk of agrarische bedrijven die zich openstellen voor toeristen en recreanten. Hiervoor wordt samengewerkt met het Achterhoekse food netwerk.

Het component met betrekking tot streekproducten en duurzaamheid is iets dat graag terug wordt gezien in het plan. Hierbij wordt het voorbeeld aangehaald van het culinaire proeftuin het Keunenhuis (Winterswijk) wat een heel goed voorbeeld is van een bedrijf dat werkt met het “no waste” principe. Dit wordt als opmerking meegegeven aan aanvrager in het besluit.

4.5 Gemeentelijk beleid

Er is gemeentelijk beleid geformuleerd. In dit beleid zijn geen doelstellingen opgenomen die rechtstreeks betrekking hebben dit initiatief.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

5.1 Milieu-effectrapportage en Ruimtelijke planvorming

Het bestemmingsplan, waarin ruimtelijke belangen worden geborgd, is het resultaat van een integrale ruimtelijke afweging. In deze integrale afweging worden ook alle milieuonderwerpen meegewogen, los van de wettelijke verplichtingen van de milieueffectrapportage. Welke milieuonderwerpen vanuit een duurzame ruimtelijke ordening voor een plangebied van belang zijn, moet per plan in beeld worden gebracht. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied en de opgave en eventuele wettelijke eisen.

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  • a. Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
    Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
  • b. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);
    Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
  • c. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
    Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

Ad.a: Wanneer uit een toets blijkt dat de activiteit (mogelijk) significante negatieve effecten tot gevolg heeft, dan kan een vergunning alleen worden verleend als uit een passende beoordeling blijkt dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zullen worden aangetast. Onderdeel van de passende beoordeling vormt de ADC-toets. De ADC-toets houdt een onderzoek naar Alternatieven, het aantonen van Dwingende redenen van openbaar belang en het vooraf en tijdig treffen van Compenserende maatregelen.

Het Natura 2000-gebied, het Korenburgerveen, is gelegen op ruim 6 km van de kookstudio en heeft geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor dit Natura 2000-gebied, ook mede gezien de relatief grote afstand. Een passende beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.

Ad.b en c.: een kookstudio wordt niet als zodanig genoemd in de onderdelen C en D van de bijlage van het besluit milieueffectrapportage genoemde kolommen 3 en 4. Een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht is dan ook niet nodig.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Voor elk besluit dat betrekking heeft op activiteiten(en) die voorkomen op de D-lijst (kolom 2) die onder de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Het realiseren van een kookstudio wordt niet genoemd in kolom 2 van de D-lijst in het Besluit m.e.r., zodat een vormvrije m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk is.

Conclusie

Een milieueffectrapportage, zowel -plicht, -beoordeling als -vormvrij, is niet nodig nu het gewenste initiatief op plangebied niet benoemd worden in de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Daarnaast is een passende beoordeling op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied niet noodzakelijk.

5.2 Stikstof

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden beoordeeld of de gewenste ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor de natuurherstelmaatregelen in Natura 2000-gebieden. Stikstof heeft namelijk een negatieve invloed hierop.

Met behulp van het programma Aerius kan de stikstofuitstoot van een planontwikkeling worden berekend. Heeft de planontwikkeling geen toename van stikstof op nabij gelegen natuurgebieden tot gevolg dan kan aan de planontwikkeling worden meegewerkt.

Deze vergunning maakt het mogelijk een kookstudio te realiseren op een recreatiepark.

Voor alle kernen in Oost Gelre is het dichtstbijzijnde Nederlands Natura 2000 gebied het Korenburgerveen. Van de woonkernen ligt Vragender met een afstand van circa 1,5 kilometer het meest nabij dit gebied. Om inzicht te krijgen in de effecten van bouwplannen in onze gemeente zijn de effecten van een fictief woningbouwproject met een tiental woningen binnen de bebouwde kom van Vragender doorgerekend in de rekentool Aerius Calculator. Uit deze berekening blijkt dat zowel in de bouwfase als de gebruiksfase een dergelijk project niet leidt tot een meetbare toename van stikstofdepositie op Natura2000. Het bouwen van een kookstudio is naar aard en omvang ondergeschikt aan de bouw van tien woningen. Gezien de uitkomst van de fictieve berekening is het niet te verwachten dat dit plan voor het realiseren van een kookstudio op een grotere afstand van Natura 2000-gebieden leidt tot een meetbare toename van stikstofdepositie op Natura2000.

Conclusie

Redelijkerwijs zijn er geen gevolgen te verwachten voor het omliggende Natura 2000-gebied van het voorgenomen initiatief.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader

De Erfgoedwet bevat de implementatie in de Nederlandse wetgeving van het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, (ook wel het verdrag van Malta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het Verdrag in 1992 door verschillende EU-lidstaten is ondertekend). De Erfgoedwet verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

IWAK en AMK

Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IWAK) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld.

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.

Situatie plangebied

Op de beleidskaart wordt gemeld dat in het plangebied een archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Dit betreft een bureau en inventariserend veldonderzoek (karterend), welke in maart 2008 is uitgevoerd door BAAC (rapport V-08.0046). Uit het onderzoek volgt dat in het grootste deel van het plangebied geen archeologische waarden worden verwacht. Uitzondering hierop vormen 2 deelgebieden waarvoor een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt. Dit is weergegeven op de volgende kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI2032-VG01_0005.png"

Bron: BAAC-rapport V08.0046, bijlage 2

De kookstudio is niet gelegen in één van deze twee deelgebieden. Er is dan ook geen dubbelbestemming voor archeologie opgenomen. Archeologisch onderzoek niet nodig.

Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke ingrepen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.


Tot de overige cultuurhistorische waarden worden gerekend:

  • de historisch-geografische waarden (cultuurlandschap, structuren/lijnen en bijzondere punten);
  • de historisch-stedenbouwkundige waarden (stedenbouwkundige opbouw en identiteit);
  • de architectuurhistorische waarden (waardevolle kenmerken van gebouwen).

Résidence Lichtenvoorde ligt even ten noorden van Lichtenvoorde en maakt deel uit van het cultuurhistorische landschapstype ‘het kampenlandschap’ en ‘het ontginningenlandschap’, met kleinschalig landschap met bomenlanen en elzensingels ten noordwesten en noordoosten van het dorp. Résidence Lichtenvoorde is in schaal prima ingepast in dit landschap. De kookstudio komt dichtbij de centrale voorzieningen op het park. Binnen het plangebied komen geen specifieke, te beschermen cultuurhistorische waarden voor.

Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de te verlenen omgevingsvergunning.

5.4 Bodem

Wettelijk kader

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Op 1 juli 2012 zijn in Oost Gelre de Nota Bodembeheer en Bodemkwaliteitskaart in werking getreden. De Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart zijn bedoeld om de omgang met grond goed te regelen. Op basis van de Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is het in veel gevallen mogelijk om het hergebruik van grond als bodem zonder extra keuringen toe te staan. Grondverzet op basis van Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is mogelijk binnen de volgende gemeenten: Aalten, Bronckhorst, Berkelland, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk. De Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vormt de basis van duurzaam bodembeheer binnen de regio Achterhoek.

Situatie plangebied

In het kader van het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening Residence Lichtenvoorde' is al een bodemonderzoek uitgevoerd. De bodem vormt geen belemmering voor het realiseren van een kookstudio.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de te verlenen omgevingsvergunning.

5.5 Water

Wettelijk kader

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.

De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen). Het beleid gaat uit van:

  • een goede kwaliteit van het water (grond- en oppervlaktewater);
  • water meer ruimte geven;
  • versterken van de ecologische waarden;
  • creëren van een vitaal watersysteem

Specifiek voor het stedelijk gebied is het volgende van belang:

  • De waterketen moet worden geoptimaliseerd (meer afkoppelen en infiltreren). In het GRP wordt hiertoe een aanzet gegeven;
  • Kwaliteit oppervlaktewater en waterbodem: Saneren overstorten en afkoppeling en ontlasting van het riool;
  • Wateroverlast in stedelijk gebied: reguleren van de piekafvoeren door middel van het vasthouden van het water bovenstrooms, actief stuwbeheer, extra retentie en herverdeling van het water.

Situatie plangebied

In het bestemmingsplan is de watertoets al doorlopen voor het recreatiepark. De kookstudio had ook al gerealiseerd kunnen worden op basis van dat bestemmingsplan, maar komt alleen op een andere plek. In het besluit is een voorwaarde opgenomen dat hemelwater op eigen terrein moet worden afgevoerd en geïnfiltreerd.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de te verlenen omgevingsvergunning.

5.6 Geluid

Wettelijk kader

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Naast het wettelijk kader van de Wet geluidhinder moet ook een afweging gemaakt worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast mogen toekomstige ontwikkelingen van aanwezige bedijven niet worden belemmmerd.

Verkeerslawaai

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs wegen geluidszones. In buitenstedelijk gebied geldt voor wegen, bestaande uit vijf of meer rijstroken een zone van 600 m, voor drie of vier rijstroken een zone van 400 m en voor wegen bestaande uit één of twee rijstroken een zone van 250 m, gemeten vanuit de as van de weg. Voor wegen binnen de bebouwde kom geldt een zone van 200 m. Binnen de zone moet in het geval van een nieuwe situatie met een geluidsgevoelige bestemming onderzoek worden verricht naar de optredende geluidsbelasting. Een aantal wegen heeft geen zone, te weten:

  • wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

Situatie plangebied

Aangezien het voorliggende plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt waarbij een geluidgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en op voldoende afstand van omliggende geluidsgevoelige functies wordt gerealiseerd, vormt het aspect geluid geen belemmering voor de directe omgeving. De kookstudio is onderdeel van het recreatiepark en komt daarnaast op een veld in de buurt van de centrale voorzieningen te liggen.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen directe belemmering voor de te verlenen omgevingsvergunning.

5.7 Geur

Wettelijk kader

Bij de realisatie van gevoelige bestemmingen, zoals woningen, is het van belang dat er een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd wordt. Daarom moet rekening worden gehouden met geurcontouren van bijvoorbeeld bestaande veehouderijen. Hiervoor bieden het Activiteitenbesluit en de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) een toetsingskader.

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De Regeling geurhinder en veehouderij is gepubliceerd op 18 december 2006.


Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008

De raad heeft bij besluit van 12 maart 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008 vastgesteld. Deze verordening is op 28 maart 2008 in werking getreden.

Daarbij zijn de bebouwde kommen van Groenlo, Lievelde en Vragender aangewezen als gedeelte van het gemeentelijk grondgebied waarvoor een andere geurnorm van toepassing is. Op grond van de verordening gelden de volgende waarden als maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij:

  • bebouwde kom van Groenlo: 5 odour units per kubieke meter lucht;
  • bebouwde kom van Lievelde: 7 odour units per kubieke meter lucht;
  • bebouwde kom van Vragender: 7 odour units per kubieke meter lucht.

Situatie plangebied

Met deze omgevingsvergunning voor het realiseren van een kookstudio worden geen nieuwe geurgevoelige objecten op kleinere afstand van omliggende veehouderijen te gerealiseerd. Veehouderijen worden dus niet verder in de ontwikkelingsmogelijkheden belemmerd. Ook het woon- en leefklimaat is niet in het geding.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de te verlenen omgevingsvergunning.

5.8 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m³, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Situatie plangebied

Het voorgenomen initiatief betreft het realiseren van een kookstudio op een veld met chalets. Hierbij is geen sprake van extra verkeersaantrekkende werking, omdat de kookstudio bedoeld is voor de gebruikers van de chalets. Het voorgenomen initiatief draagt dan ook niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging en is daarmee uitvoerbaar.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de te verlenen omgevingsvergunning.

5.9 Bedrijven en milieuzonering

Kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is (dit is niet altijd de werkelijke gevel, maar de plek waar de gevel van de woning volgens het bestemmingsplan inclusief vergunningvrij bouwen mogelijk is). De in deze uitgave voor bedrijven opgenomen richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. De richtafstanden zijn voor drukkere gebieden (gemengd gebied) naar beneden bij te stellen. Aanvullend milieuonderzoek kan uitwijzen dat kleinere afstanden dan de richtafstanden mogelijk zijn. Verder hebben wettelijke afstanden voorrang op de richtafstanden.

Situatie plangebied

De kookstudio is onderdeel van het recreatiepark en is bedoeld voor de huurders van de chalets. Voor de kookstudio geldt een richtafstand van 10 meter. De dichtstbijzijnde woning ligt op een afstand van circa 200 meter. Er wordt dus ruimschoots voldaan aan de richtafstand.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.10 Natuurbescherming

Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de provinciale omgevingsvisie en -verordening.

Gebiedsbescherming

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.

De provincie Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Dit vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland. De GNN en GO kent formeel geen externe werking.

Natura 2000

Natura 2000-gebieden zijn door de Europese Unie (EU) aangewezen op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Binnen deze gebieden mogen geen significant negatieve effecten optreden vanwege nieuwe ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI2032-VG01_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI2032-VG01_0007.jpg"

Afbeelding Ligging Natura 2000-gebieden binnen de gemeente en in de omgeving, bron http://natura2000.eea.europa.eu/

Soortenbescherming

Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4)
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Voor een groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Situatie plangebied

De kookstudio komt op een veld met chalets te staan dat bestemd is voor recreatief gebruik. Hierdoor is er een aantasting van de in het gebied voorkomende soorten van planten en dieren niet aannemelijk. Onderzoek hiernaar is dan ook niet noodzakelijk.

Stikstof

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden beorodeeld of de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft die leiden tot aantasting van de natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden. Bij planologische ontwikkelingen moet dan ook worden aangetoond dat het project of plan geen significant schadelijke effecten heeft op de Natura 2000-gebieden.

Het plan betreft het realiseren van een kookstudio. De kookstudio is bedoeld voor de gebruikers van de chalets en zal daarmee geen

Ook wordt verwezen naar paragraaf 5.2 waarin een uitgebreidere beschrijving van het onderdeel stikstof is gegeven.

Conclusie

De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de te verlenen omgevingsvergunning.

5.11 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Bij externe veiligheid gaat het onder meer om productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'gevoelige objecten' wordt voldaan aan de wettelijke normen.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), geeft aan welke activiteiten risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaardbare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen. Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico:

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastgelegd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Derhalve is de risicokaart geraadpleegd.

Gemeentelijk externe veiligheidsbeleid

De gemeente Oost Gelre heeft in 2008 een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld.

Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten. Het externe veiligheidsbeleid is samengevat in onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI2032-VG01_0008.png"

Situatie plangebied

In het bestemmingsplan is al beargumenteerd waarom externe veiligheid geen belemmering vormt voor het recreatiepark. In de directe omgeving van de voorgenomen planontwikkeling zijn geen bedrijven en/of vinden activiteiten plaats die een risico vormen voor deze ontwikkeling. Omgekeerd vinden bij de voorgenomen planontwikkeling geen activiteiten plaats die een risico vormen voor de directe omgeving. In de omgeving is geen route en/of opslag voor gevaarlijke stoffen aanwezig.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de te verlenen omgevingsvergunning.

5.12 Verkeer en parkeren

Résidence Lichtenvoorde is vanuit meerdere richtingen goed bereikbaar. Via de Boschlaan is de aansluiting op de regio (N18 en Lichtenvoorde in zuidelijke richting, N319 in noordelijke richting) goed gefaciliteerd. Lokaal bieden de Poelhuttersslatdijk en Koemaatsdijk ontsluiting naar het omliggende landelijke gebied. Op het recreatiepark is voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor de te verwachten bezoekers. Geleidelijk zal naast de centrale parkeervoorziening worden voorzien in parkeergelegenheid bij de individuele recreatieeenheden. Daarnaast is de kookstudio bedoeld voor de gebruikers van de chalets, waardoor dus geen sprake is van een extra parkeerbehoefte.

Conclusie

Verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het initiatief, aangezien het niet leidt tot een uitbreiding van het bestaande gebruik.

5.13 Laagvliegroute, kabels en leidingen

Er zijn binnen het plangebied geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig.

Binnen het plangebied ligt een deel van een militaire laagvliegroute. Op deze route mag door militaire vliegtuigen worden gevlogen op een hoogte van minimaal 75 m. Op grond van het gestelde in artikel 2.6.10 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, gelden onder de route beperkingen voor de bouw van obstakels (zoals telecommunicatiemasten, windturbines en dergelijke). Bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 m zijn niet toelaatbaar onder de laagvliegroute. De zone waarvoor de beperking geldt, is weergegeven op onderstaande afbeelding. Dit plan maakt geen bouwwerken mogelijk van meer dan 40 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI2032-VG01_0009.jpg"

Afbeelding laagvliegroute

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid

6.1 Haalbaarheid

Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeven van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak

Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp omgevingsvergunning voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingekomen.

6.2.2 Artikel 3.1.1.-overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Binnen het plan zijn geen nationale en provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met de provincie Gelderland is dan ook geen verplichting. Daarnaast zijn er geen wateraspecten in het geding waardoor er vooroverleg moet worden gevoerd met het Waterschap Rijn en IJssel.