Plan: | Omgevingsvergunning gebruik schuur Oude Aaltenseweg 41 Lichtenvoorde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.PBBUI2009-VG01 |
Omgevingsvergunning gebruik schuur Oude Aaltenseweg 41 Lichtenvoorde |
omgevingsvergunning |
November 2018 |
Inlichtingen: |
Afdeling Omgeving |
mevrouw E. Hoopman |
Telefoonnummer 0544-393529 |
Corsogroep Lansink-Bluiminck had tot 2015 een tent aan de Oude Aaltenseweg in Lichtenvoorde. In verband met verkoop van deze grond voor de bouw van een woning is deze tent verwijderd. In 2016 is er aan de overkant van de voormalige tentlocatie een grote werktuigenberging gebouwd op het perceel van aan de Oude Aaltenseweg 41. Corsogroep Lansink-Bluiminck wil deze berging gebruiken voor de bouw van corsowagens.
De afgelopen jaren heeft het college gedoogd dat de schuur gebruikt wordt voor het bouwen van wagens voor de bloemencorso.
Op 18 april 2018 is een omgevingsvergunningaanvraag ingediend voor het gebruik van een schuur aan de Oude Aaltenseweg 41 Lichtenvoorde voor het bouwen van wagens voor de bloemencorso. Met een procedure voor projectafwijking wordt de gebruikswijziging formeel geregeld.
Op 8 mei 2018 heeft het college besloten in principe medewerking te verlenen aan het gebruik van de schuur aan de Oude Aaltenseweg 41 te Lichtenvoorde voor de bouw van corsowagens in de periode maart tot en met september.
Het perceel Oude Aaltenseweg 41 is gelegen in het buitengebied ten zuiden van de kern Lichtenvoorde. In de omgeving zijn agrarische bedrijven en woningen aanwezig.
Omgeving plangebied
Beoogd plangebied (schuur aangegeven met een rood kruis)
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.
Corsogroep Lansink Bluiminck wil de schuur gebruiken voor het het op- en afbouwen van wagens voor de bloemencorso in de periode maart tot en met september. In de wintermaanden wordt een deel van de schuur gebruikt voor opslag. In Bijlage 2 is een tekening opgenomen waarop wordt aangegeven welk deel van de schuur hiervoor wordt gebruikt.
Het perceel is gelegen in het bestemminsplan 'Buitengebied herziening Oude Aaltenseweg 41, 43 en 74 Lichtenvoorde' en heeft de bestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak. Hierbij is bepaald dat het bouwen van corsowagens en carnavalswagens uitsluitend in bestaande bedrijfsgebouwen is toegestaan, met dien verstande dat het bouwen uitsluitend is toegestaan in de periode van september tot en met maart en de activiteit niet bedrijfsmatig wordt uitgevoerd.
Onder 'bestaand' wordt verstaan de 'bestaande situatie' welke op een legale situatie tot stand is gekomen en is vastgelegd op basis van veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto's, de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ-gegevens), zoals deze bij de gemeente bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. De betreffende schuur was echter nog niet gebouwd ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Het gebruik voor het bouwen van corsowagens is daarom in strijd met het bestemmingsplan.
Uitsnede verbeelding vigerende bestemmingsplan
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische- en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.
Op 9 juli 2014 heeft Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze structuurvisie is de opvolger van het Streekplan Gelderland dat al de status van een structuurvisie had.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
1. een duurzame economische structuur;
Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren. De provincie wil samen met haar partners de kansen benutten, mèt oog voor de unieke kwaliteiten van Gelderland. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Concreet betekent dit dat bestaande en nieuwe bedrijven kansen moeten krijgen.
2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving. Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland.
Dit houdt onder meer in: ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek. Daarnaast moet de kwaliteit van het landschap behouden en versterkt worden. In Hoofdstuk 6 Onderzoeksresultaten wordt hier nader op ingegaan.
Provinciale Staten hebben in juni 2017 de Omgevingsverordening geactualiseerd. In de Omgevingsverordening staan de regels die horen bij de Omgevingsvisie. De regels uit de Omgevingsverordening stellen de provinciale belangen veilig omdat bestemmingsplannen (projectafwijkingen vallen hier ook onder) voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen hieraan moeten voldoen.
Het gebruiken van een bestaand gebouw voor corsowagenbouw is geen zaak van provinciaal belang.
Het perceel is gelegen in het bestemminsplan 'Buitengebied herziening Oude Aaltenseweg 41, 43 en 74 Lichtenvoorde' en heeft de bestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak. Hierbij is bepaald dat het bouwen van corsowagens en carnavalswagens uitsluitend in bestaande bedrijfsgebouwen is toegestaan, met dien verstande dat het bouwen uitsluitend is toegestaan in de periode van september tot en met maart en de activiteit niet bedrijfsmatig wordt uitgevoerd.
Zoals in paragraaf 2.3.2 is aangegeven past het plan niet in het bestemmingsplan. Met een omgevingsvergunning met projectafwijking kan medewerking worden verleend aan de gebruikswijziging van de schuur op het perceel Oude Aaltenseweg 41 in Lichtenvoorde.
De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 2 november 2010 de beleidsregels Wabo vastgesteld waarin categorieën van gevallen zijn aangewezen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. Voor deze gevallen is het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Wel heeft de gemeenteraad besloten op de hoogte te willen blijven van ingekomen verzoeken om omgevingsvergunning Wabo onderdeel planologie door ingekomen verzoeken als kennisgeving te behandelen in het presidium. Indien nodig kan het presidium beslissen alsnog een projectafwijking te behandelen in de gemeenteraad.
Ingevolge voornoemde beleidsregels Wabo is het project gelegen in het buitengebied en aan te merken als 'Het wijzigen van het gebruik van gronden of het (inpandig) wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen' waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen is vereist.
Het presidium heeft aangegeven dat geen behandeling in de raad nodig is.
Het Landschapsontwikkelingsplan is een beleidsnota van de gemeente waarin het landschapsbeleid is vastgelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt de mogelijkheid de landschappelijke eenheid en kwaliteit in de gemeente te versterken en toch ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. In het LOP zijn elf landschapsensembles benoemd. Elk landschapstensemble kenmerkt zich door eigen karakteristieke landschapselementen.
Er is een landschappelijk compensatieplan opgesteld voor het perceel de Stegge 4 en 4a. Afspraken voor realisatie en instandhouding worden in een anterieure overeenkomst vastgelegd. Het landschappelijk inpassingsplan is als Bijlage 3 opgenomen. In het beplantingsplan zijn de maatregelen voor de landschappelijke inpassing van het bedrijf opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met de historie van het landschap in het gebied. Fase 1 dient uitgevoerd te zijn binnen 12 maanden na verlening van de omgevingsvergunning, Fase 2 dient uitgevoerd te zijn binnen 1 jaar na slopen van de schuren op deze locatie, zoals aangegeven op de tekening in Bijlage 4.
Beoordelingskader
Bij een afwijkingsprocedure wordt op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening vastgesteld of de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan. Aan de hand van beschikbare bodeminformatie wordt onderbouwd wat de verwachte bodemkwaliteit is, of bodemonderzoek nodig is en of er maatregelen nodig zijn om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor het beoogde gebruik.
Wanneer de ontwikkeling betrekking heeft op een woon- of verblijfsruimte moet op grond van de Bouwverordening/Woningwet een bodemonderzoek worden verricht om uit te sluiten dat sprake is van gezondheidsrisico's voor de gebruikers van het bouwwerk. Een corsowagenbouwlocatie wordt niet als verblijfsruimte aangemerkt.
Inventarisatie en inhoudelijke beoordeling
Om in beeld te brengen of ter plaatse van Oude Aaltenseweg 41 te Lichtenvoorde mogelijk sprake is van bodemverontreiniging is een inventarisatie uitgevoerd:
Conclusies en Advies
De bodemkwaliteit ter plaatse van de werktuigenberging is niet eerder met bodemonderzoek vastgesteld. Alhoewel er enkele verdenkingen zijn, wordt niet verwacht dat sprake is van een ernstige bodemverontreiniging die het gewenste gebruik belemmert. Bovendien zullen er geen grondroerende activiteiten plaatsvinden.
Om deze redenen en het feit dat een schuur voor de bouw van corsowagens niet wordt aangemerkt als een verblijfsruimte, is het uitvoeren van een bodemonderzoek niet nodig. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor dit initiatief.
Op grond van artikel 3.6.1 Besluit Ruimtelijke Ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. In voorliggende paragraaf is getoetst of de ontwikkeling dit bestemmingsplan mogelijk maakt in overeenstemming is met het waterbeleid. Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een vijftal hoofdthema's:
- Veilig water: bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid;
- Voldoende water: zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen;
- Schoon water: zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier;
- Afvalwater: verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit;
- Vaarwegbeheer: zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)? 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee Nee |
Oppervlaktewater-kwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
Inrichting en beheer |
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functie, in of nabij het plangebied die milieuhygienische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Met de beoogde ontwikkeling wordt alleen het gebruik van een bestaande schuur gewijzigd. Er is geen sprake van toename van verhard oppervlak. Er zijn daarmee geen gevolgen met betrekking tot water.
Op basis van de Wet natuurbescherming moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden nagegaan of beschermde soorten of gebieden worden aangetast.
Het gaat in dit geval om het wijzigen van het gebruik van een bestaande schuur. Het plangebied ligt niet in een gebied dat is aangewezen als een Natura2000 -gebied of als onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk. Een onderzoek naar gebiedsbescherming is dan ook niet nodig.
Er is geen sprake van sloop van bestaande gebouwen. Een onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten is nu dan ook niet nodig. Een ecologisch onderzoek is wel nodig als in de toekomst ingrepen plaatsvinden aan de gevels en daken of als gebouwen gesloopt gaan worden.
Het uitvoeren van het inrichtingsplan op de locatie De Stegge 4, 4a gaat een leefgebied bieden voor verschillende soorten insecten, kleine zoogdieren en vogels. Naar alle verwachting zal daarmee de natuurwaarde op en rond het erf vergroot worden.
Het plangebied is gelegen in de in het bestemmingsplan voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' aangewezen gronden. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen waarbij sprake is van het verrichten van bodemingrepen dieper dan 30 cm en een oppervlakte groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen op basis van nader onderzoek, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.
In dit geval is sprake van een bestaand bouwwerk waarvan alleen het gebruik wordt gewijzigd. Een archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.
Beoordelingskader
Voor de beoordeling van het onderwerp geluid gelden bij ruimtelijke besluit de volgende uitgangspunten:
Dit geluidadvies is hierop gebaseerd.
Inhoudelijke beoordeling
1: Normen Wet geluidhinder
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen voor geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) is de Wet geluidhinder van toepassing. De ontwikkeling betreft niet het vestigen van een nieuwe woning of ander geluidgevoelig gebouw. De Wet geluidhinder is niet van toepassing.
2: Belemmering bedrijfsvoering
Door een ruimtelijke ontwikkeling kunnen geluidgevoelige objecten dichter naar bedrijven toe komen. Bedrijven moeten ten aanzien van deze objecten voldoen aan geluidsnormen. Het realiseren van geluidsgevoelige objecten dichter naar de bedrijven betekent een beperking voor de bedrijven betekenen. De ontwikkeling betreft niet het vestigen van een nieuwe woning of ander geluidgevoelig gebouw. Bedrijven in de omgeving worden niet belemmerd.
3: Aanvaardbaar woon- en leefklimaat
Afgewogen moet worden of er in en om de geluidgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat blijft gegarandeerd. Dit aspect speelt wanneer geluidgevoelige objecten en geluid producerende objecten als bedrijven en wegen in elkaars nabijheid worden gerealiseerd. Om hierover een goed oordeel te kunnen vormen dient te worden bepaald wanneer sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Wanneer een gemeente geluidbeleid heeft vastgesteld kunnen daarin geluidnormen zijn opgenomen. Voor rail- en wegverkeerslawaai kan aansluiting worden gezocht bij de normen in de Wet geluidhinder. Ook als er sprake is van een industrieterrein in of rond een plangebied kent de Wet geluidhinder normen. Voor het overige lawaai van bedrijven kennen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Activiteitenbesluit en de Handleiding Industrielawaai en vergunningverlening regels en normen.
Uitgangpunten indicatieve berekening
De inrichting is gedurende de dag- en avondperiode in gebruik.
Haakse Slijper; Boormachine; Zaagtafel.
De werkzaamheden worden in het gebouw verricht. De haakse slijper en de boormachine worden op diverse plaatsen binnen gebruikt.
Voor de haakse slijptol geldt een bronvermogen van 110 dB(A) en een piekniveau van 113 dB(A). Voor de boormachine geldt een bronvermogen van 87 dB(A) en een piekniveau van 95 dB(A). Voor de zaagtafel geldt een bronvermogen 95 dB(A) en een piekniveau van 105 dB(A).
Het beoordelingsniveau LAmax is in de dagperiode niet van toepassing op laden en lossen. Tussen haakjes de indicatief berekende geluidniveaus in de avondperiode.
Er wordt voldaan aan de beoordelingsniveaus van het Activiteitenbesluit.
4: Geluidbeleid
De gemeente Oost Gelre heeft gebiedsgericht geluidbeleid. De gemeente heeft voor elk gebiedstype een akoestische streefwaarde en een grenswaarde vastgesteld.
De streefwaarde is de waarde die een geluidproducent in principe krijgt opgelegd. In uitzonderingsgevallen kan de gemeente hiervan afwijken en tot de grenswaarde vergunnen.
De streef- en grenswaarden gelden alleen voor nieuwe ruimtelijke en vergunningssituaties. In de praktijk worden er op basis van het geluidbeleid geen maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit opgelegd. Voor bestaande situaties blijft het huidige geluidsregime van kracht totdat een wijziging optreedt. De inrichting en omliggende geluidgevoelige gebouwen liggen in het gebiedstype “Agrarisch gebied”.
Alleen in bijzondere gevallen kan in agrarisch gebied, woongebied, woon-werkgebied, bedrijventerrein, industrieterrein en centrumgebied uitgegaan worden van een plafondwaarde die 5 dB(A) boven de grenswaarde ligt.
De gemeente Oost Gelre heeft in het geluidbeleid geen grenswaarden op genomen voor piekgeluiden ofwel maximale geluidniveaus LAmax. Hiervoor hanteert de gemeente de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. De inrichting en omliggende geluidgevoelige gebouwen liggen in de woonomgeving “Landelijke omgeving”.
De grenswaarde kan onder voorwaarden op basis van een bestuurlijke afweging in de dag en nacht 5 (A) worden verhoogd.
Conclusie / advies
Voldaan kan worden aan de streefwaarden voor LAr,LT van het geluidbeleid in de dag en avond.
In de nacht wordt niet voldaan aan de grenswaarde van het geluidbeleid voor LAr,LT
Er wordt in de dag en avond niet voldaan aan de voorkeurswaarden van LAmax van de Handreiking maar wel aan de grenswaarden. Gelet op de situatie is dit goed te verklaren en hoeft dit geen belemmering te betekenen. De indirecte hinder van verkeer van en naar de inrichting vormt geen belemmering.
Er wordt voldaan aan de beoordelingsniveaus van het Activiteitenbesluit.
Een akoestisch onderzoek of nadere akoestische gegevens zijn niet nodig mits er geen werkzaamheden in de nachtperiode (van 23:00 tot 7:00 uur) plaatsvinden. Voor de nacht voorafgaand aan de corso in Lichtenvoorde kan door het te beschouwen als incidentele bedrijfssituatie een uitzondering worden gemaakt.
In het besluit wordt de volgende regel opgenomen;
In de Omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is het gebruik van de schuur ten behoeve van werkzaamheden aan de corsowagens niet opgenomen en zijn deze activiteiten dus niet toegestaan. Om dit wel toe te kunnen staan moet een veranderingsvergunning worden aangevraagd voor het in de schuur op- en afbouwen van wagens voor het bloemencorso. Er zijn twee mogelijkheden. Aanpassen geluidvoorschriften of aanpassen inrichtingsgrens. Wettelijk is bepaald dat werkzaamheden pas plaats mogen vinden nadat dit in de Omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is toegestaan.
Bij de veranderingsvergunning moeten tevens de geluidvoorschriften van de vigerende vergunning worden aangepast. Voor de wijziging moet aanvraag worden ingediend. Er hoeft geen akoestisch onderzoek te worden opgesteld.
Een andere oplossing zou kunnen zijn dat een milieuneutrale aanvraag wordt ingediend met een aanpassing van de inrichtingsgrens, zodat de schuur buiten de inrichting valt. Er mogen dan geen bindingen meer zijn tussen het bedrijf en de schuur. Dat wil zeggen dat het bedrijf de schuur niet mag gebruiken. Dit kan ook zo worden opgesteld dat het agrarisch bedrijf bv 11 maanden per jaar gebruik maakt van de schuur binnen de inrichting en dat de corsobouw 1 maand per jaar gebruik maakt van de schuur buiten de inrichting en dan onder het Activiteitenbesluit valt (bv de maand voorafgaand aan het corso Lichtenvoorde).
Het aspect geur heeft geen invloed op dit plan, aangezien het plan niet voorziet in de oprichting van geurgevoelige objecten op korte afstand van omliggende veehouderijen.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ontwikkelingen als:
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (nibm) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
De wijzigen van het gebruik van een bestaande schuur voor het bouwen van bloemencorsowagens blijft binnen de normen van het Besluit niet in betekenende mate omdat er geen sprake is van een bouwproject en de verkeersaantrekkende werking niet toeneemt ten opzichte van de huidige situatie waarin op deze locatie al enkele jaren corsowagens worden gebouwd.
Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die voortvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen.
Om te bepalen of in en nabij het plangebied risicovolle objecten aanwezig zijn, is de professionele risicokaart geraadpleegd. Uit de kaart blijkt dat in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle objecten aanwezig zijn. De wagenbouwlocatie is andersom ook geen gevaar voor de omgeving.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.
Voorzitter van de corsogroep heeft aangegeven dat er bij reguliere werkzaamheden parkeergelegenheid voor gemiddeld 4 auto's nodig is. Op het terrein van Oude Aaltenseweg 41 is voldoende ruimte om gemiddeld 4 auto's te parkeren. Gedurende 3 dagen voor de bloemencorso zijn er gemiddeld 20 à 30 personen aan het werk. Hiervoor is geregeld dat kan worden geparkeerd in het weiland naast de schuur.
Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade.
Met verzoeker is een anterieure overeenkomst afgesloten waardoor geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.
Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp projectafwijking voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Het ontwerp is op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Ter voldoening hieraan moet het voorontwerpbestemmingsplan worden toegestuurd aan Provincie Gelderland en Waterschap Rijn en IJssel.
Provincie Gelderland
Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben in hun schrijven genaamd 'Werkwijze onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening' aangegeven dat zij de Wro-agenda leidend laten zijn voor de wijze waarop en de mate waarin zij betrokken zouden willen worden bij het vooroverleg ex art. 3.1.1. Bro.
In hun brief van 22 oktober 2009, nummer 2009-018420 hebben zij dit nogmaals weergegeven.
Dit betekent dat zij onderscheid maken in beleidsthema's waar zij wel Wro-instrumenten gaan inzetten en beleidsthema's waar zij dat in principe niet zullen doen. Daar waar zij instrumenten gaan inzetten spreekt de Wro-agenda van 'provinciaal belang en provinciale verantwoordelijkheid'; daar waar zij die instrumenten in principe niet zullen inzetten spreekt de Wro-agenda 'enkel' van 'provinciaal belang'.
Daarnaast geven zij aan dat bij 'puur lokale plannen' de provincie hierin geen rol heeft. In onderhavige plan is sprake van een een perceel in Lichtenvoorde waarbij het gebruik van een bestaande schuur wordt gewijzigd. Hierbij is geen sprake van provinciaal belang zodat er geen vooroverleg met de provincie behoeft plaats te vinden.
Waterschap Rijn en IJssel
De projectafwijking is toegezonden aan het waterschap voor een reactie in het kader van wettelijk vooroverleg. Het waterschap heeft aangegeven akkoord te zijn met het plan.