Plan: | Omgevingsvergunning functieverandering Oude Aaltenseweg 70, 70a Lichtenvoorde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.PBBUI1513-VG01 |
Omgevingsvergunning functieverandering Oude Aaltenseweg 70, 70a Lichtenvoorde |
Juni 2017
|
Inlichtingen: |
Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Beheer |
de heer N. Rondeel |
Telefoonnummer 0544-393 482 |
Op 29 november 2016 is bij de gemeente Oost Gelre een aanvraag om omgevingsvergunning ingekomen voor de bouw van een drietal vrijstaande woningen op het perceel Oude Aaltenseweg 70, 70a te Lichtenvoorde. Door middel van functiewijziging, waarbij de agrarische functie wordt gewijzigd naar wonen, worden een drietal vrijstaande woningen met bijbehorende bouwwerken op het perceel gebouwd. Hiervoor worden alle agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Het plan wordt landschappelijk ingepast.
Aanvullend is verzocht om een bijbehorend bouwwerk bij een woning groter te mogen uitvoeren.
Het perceel Oude Aaltenseweg 70, 70a te Lichtenvoorde is gelegen in het buitengebied van de gemeente Oost Gelre in de directe nabijheid van de woonwijk 'Flierbeek' en in de nabijheid van de gemeentegrens met Aalten. De directe omgeving is te omschrijven als divers met in werking zijnde agrarische bedrijven, burgerwoningen en een woonwijk van de kern Lichtenvoorde.
Omgeving plangebied
Beoogd plangebied met te slopen bedrijfsgebouwen en te handhaven bedrijfswoning
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.
De eigenaar van het perceel Oude Aaltenseweg 70, 70a te Lichtenvoorde is gestopt met de agrarische bedrijfsvoering op dit perceel. Door middel van functiewijziging, waarbij de agrarische functie wordt gewijzigd in wonen, wil de eigenaar naast de bestaande voormalige bedrijfswoning drie vrijstaande woningen realiseren. Hiervoor worden alle aanwezige bedrijfsgebouwen gesloopt. Daarnaast wordt verzocht om de voormalige bedrijfswoning als 'plattelandswoning' aan te merken. De realisatie van drie vrijstaande woningen past niet in het geldende bestemmingsplan zodat met een procedure om omgevingsvergunning Wabo deze functiewijziging van agrarisch naar wonen mogelijk wordt gemaakt.
Het plangebied is in het geheel gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' van 18 december 2012 met bijbehorende Reparatieplannen 'Buitengebied Oost Gelre' van 15 juli 2014 en 'Buitengebied, Reparatieplan 2016' van 4 april 2016. Het perceel heeft de bestemming 'Agrarisch', voorzien van een bouwvlak en de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. De gronden zijn voor agrarische doeleinden bestemd.
Via een procedure om omgevingsvergunning (projectafwijking Wabo) of een herziening van het bestemmingsplan kan bebouwing op het perceel mogelijk worden gemaakt. Door het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning Wabo heeft verzoeker aangegeven de procedure om omgevingsvergunning (projectafwijking Wabo) te willen doorlopen.
Plankaart uit vigerende bestemmingsplan
De wens is dus om na sloop van de aanwezige agrarische bedrijfsgebouwen (varkensstallen) op het perceel met een oppervlakte van 3.193 m2 een drietal vrijstaande woningen met bijbehorende bouwwerken terug te bouwen. Naast de bestaande woning zullen er dus vier woningen op het perceel Oude Aaltenseweg 70, 70a te Lichtenvoorde aanwezig zijn. De percelen worden hierbij landschappelijk ingepast.
De gewenste situatie ziet er als volgt uit:
Nieuwe kavelindeling met bestaand woonperceel en drie nieuwe kavels
De woning op de linker kavel, zoals op bovenstaande kavelindeling is aangegeven, zal een inhoud krijgen van 850 m3 waarbij het afwijkt van de toegestane inhoud van 750 m3. Daarbij wordt ook een groter bijbehorend bouwwerk gerealiseerd dan de 150 m2 die het bestemmingsplan bij een woning toestaat, namelijk 240 m2. Zoals aangegeven past de ruimere woning en het bijbehorend bouwwerk van 240 m2 niet in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' met bijbehorende Reparatieplannen 'Buitengebied Oost Gelre' en 'Buitengebied, Reparatieplan 2016'.
Daarnaast is de wens uitgesproken om de bestaande voormalige bedrijfswoning als 'plattelandswoning' aan te merken. De 'plattelandswoning' is alleen mogelijk in een agrarische bestemming en is bedoeld om agrarische bedrijfswoningen voor wonen toe te staan, anders dan ten behoeve van het in werking zijnde agrarisch bedrijf. Dit gebruik van de bedrijfswoning heeft dan geen negatieve consequenties voor de bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf.
In onderhavige geval is geen sprake meer van een in werking zijnde agrarisch bedrijf zodat de voormalige bedrijfswoning niet als 'plattelandswoning' kan worden aangemerkt.
Als voorwaarde bij functieverandering van Agrarisch naar Wonen geldt dat het er een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van het erf en omliggend landschap door middel van een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing en landschapsversterking. Hiervoor is door Natuurbank Overijssel een Landschappelijk inpassingsplan opgesteld waarin erf- en landschappelijke inpassing zijn opgenomen. Dit inpassingsplan met projectnummer 928, versie 1.0 van 16 november 2016 is als bijlage bijgevoegd. Verzoeker wordt verplicht dit landschappelijk inrichtingsplan uit te voeren.
Door de Ervenconsulent is in 2012 de 'Notitie Uitgangspunten en randvoorwaarden' voor de functiewijziging op het perceel Oude Aaltenseweg 70, 70a te Lichtenvoorde opgesteld. Deze Notitie 'Erftransformatie Oude Aaltenseweg 70, 70a Lichtenvoorde' is stedenbouwkundig akkoord bevonden en verder uitgewerkt in deze aanvraag om omgevingsvergunning.
De uitstraling, stijl en kleurstelling van de nieuwe woningen wordt getoetst door de commissie welstand. In hun vergadering van 12 januari 2017 heeft de welstandscommissie haar akkoord gegeven aan de bouwplannen.
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische- en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.
Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 22 december 2015 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening Gelderland. De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsvergunning op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekkening hebben op de fysieke leefomgeving.
In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, et cetera.
Het plangebied is niet gelegen in een maatschappelijke opgave zoals genoemd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening vormt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen op het perceel.
Het perceel Oude Aaltenseweg 70, 70a te Lichtenvoorde, alsmede de beoogde nieuwbouw percelen, zijn gelegen in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011'' alsmede de bijbehorende Reparatieplannen 'Buitengebied Oost Gelre' en 'Buitengebied, Reparatieplan 2016'.
Verruiming woning
In de regels van het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden een verruiming van de maximale inhoud van 750 m3 te kunnen toestaan tot maximaal 850 m3 voor een woning. Hierbij geldt de voorwaarde dat er aanvullende erfinpassing dient plaats te vinden.
Verruiming oppervlakte bijbehorende bouwwerken
In de regels van het geldende bestemmingsplan is onder voorwaarden verruiming van de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken toegestaan tot 200 m2.
Op 17 november 2015 zijn beleidsregels vastgesteld die het mogelijk maken om onder voorwaarden een ruimer bouwwerk in het buitengebied te realiseren. Hierbij geldt een maximale maat van 350 m2. Wel zijn hier voorwaarden aan verbonden waarbij sloop van bebouwing op een alternatieve locatie in de gemeente Oost Gelre dient plaats te vinden en waarbij van deze te slopen oppervlakte 30% mag worden hergebruikt tot maximaal 150 m2 (bovenop de toegestane 200 m2 tot maximaal 350 m2).
Er wordt voor 1 kavel in totaal 298,4 m2 aan bijbehorende bouwwerken gerealiseerd. De overige 2 kavels krijgen maximaal 150 m2 per woonkavel. Ingevolge de vastgestelde beleidsregels dient er dus voor het ruimere bijbehorend bouwwerk elders te worden gesloopt waarbij 30% mag worden hergebruikt. Op een perceel aan De Bothweg is een agrarisch bedrijfsgebouw gesloopt met een totale oppervlakte van 380 m2. Omdat 30% overeenkomt met 114 m2 mag er in totaal 314 m2 aan bijbehorende bouwwerken op het perceel aanwezig zijn voor deze ene woning. Het totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken voor deze ruimere woning blijft onder deze maximaal toelaatbare oppervlakte. Het gaat hierbij om een vrijstaand bijbehorend bouwwerk van 239,5 m2 en aanbouwen aan de te realiseren woning met een carport en overkapping met een totale oppervlakte van 58,9 m2.
Door middel van een procedure om wijziging van het bestemmingsplan of omgevingsvergunning Wabo kan van het geldende bestemmingsplan worden afgeweken. Middels het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning heeft verzoeker aangegeven een procedure om omgevingsvergunning Wabo conform artikel 2.12. lid 1 onder a sub 3 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) te willen volgen, zodat medewerking kan worden verleend aan realisatie van de gewenste woningen met bijbehorende bouwwerken op het perceel Oude Aaltenseweg 70, 70a te Lichtenvoorde.
Bij een bestemmingsplanprocedure moet worden nagegaan of de bodemkwaliteit de planontwikkeling in de weg staat. Aan de hand van de beschikbare bodeminformatie moet onderbouwd worden wat de verwachte bodemkwaliteit is, of bodemonderzoek nodig is en of er maatregelen nodig zijn om de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik.
Wanneer de ontwikkeling betrekking heeft op een zogenaamde verblijfsruimte moet op grond van de Bouwverordening/Woningwet een bodemonderzoek worden verricht om uit te sluiten dat sprake is van enig risico voor de gebruikers van het bouwwerk.
Op 3 juli 2012 heeft er op het perceel een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden. Op basis van de onderzoeksresultaten uit dit rapport bestaat er op grond van de milieugygienische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein. Het verkennend bodemonderzoek met nummer MT.22211 is als bijlage bijgevoegd.
In verband met de houdbaarheid van een bodemonderzoek van vijf jaar en verscherping van de verplichting tot bodemonderzoek voor met name asbest, heeft Rouwmaat Milieutechniek een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd op het perceel. Uit dit uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat er een interventiewaarde en het criterium voor nader onderzoek wordt overschreden. Op basis van deze overschrijding van het criterium voor nader onderzoek en de overschrijding van de interventiewaarde, wordt gesteld dat er aanleiding bestaat tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest in bodem ter plaatse van de aangetoonde asbestverontreinigingen. In het nader onderzoek dient de omvang van de verontreiniging vastgesteld te worden.
Te plaatse van de geplande nieuwbouwwoningen is geen asbest aangetroffen. Er wordt geadviseerd om naast de aangevraagde omgevingsvergunning een nader asbestonderzoek uit te voeren en vervolgens de verontreiniging te saneren. In het ontwerpbesluit omgevingsvergunning is deze verplichting tot nader bodemonderzoek opgenomen.
Het verkennend asbestonderzoek met nummer MT-17080 is als bijlage bijgevoegd.
Algemene opmerking
Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden ten behoeve van bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Inrichting en beheer |
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Uit bovengenoemde watertoetstabel blijkt dat er geen relevante thema's nader dienen te worden bekeken.
De voorgenomen ontwikkelingen hebben dan ook geen negatieve ontwikkelingen voor het waterbeleid.
In verband met deze ruimtelijke ontwikkeling is het noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar relevante soorten in het kader van de Wet natuurbescherming. Het plangebied is gelegen in een bebouwd gebied, waarbij nieuwe gebouwen worden opgericht.
Door Natuurbank Overijssel is een Quickscan natuurwaardenonderzoek Flora- & Faunawet en pré-toets natuurbeschermingswet Oude Aaltenseweg 70 Lichtenvoorde uitgevoerd. De resultaten zijn verwoord in een rapport met projectnummer 99, verie 1.0 van 22 februari 2012 met aanvulling 10 september 2012. Dit onderzoeksrapport is bij deze ruimtelijke onderbouwing als bijlage bijgevoegd.
De aanwezige opstallen op het perceel zijn nog niet gesloopt. In het kader van de zorgplicht is initiatiefnemer verplicht te onderzoeken of de voorgenomen activiteit in overeenstemming is met de Wet natuurbescherming. Deze wet heeft de Flora- en faunawet per 1 januari 2017 opgevolgd. Het aanvullend onderzoek is verwoord in een briefrapportage met kenmerk 1009, d.d. 18 januari 2017. Dit aanvullend onderzoek, vertaald in een briefrapportage, is als bijlage bijgevoegd.
Geconcludeerd wordt dat er op basis van de bevindingen geen procedurele gevolgen zijn in de huidige situatie.
Zorgplicht
Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Wet natuur- bescherming van toepassing: Op basis van de zorgplicht volgens artikel 1.11 van deze Wet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.
De te ontwikkelen percelen zijn gelegen in een gebied met een lage verwachtingswaarde archeologische verwachtingswaarde. Dit wil zeggen dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en meer dan 2.500 m2 groot er een inventariserend archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.
Voor de te ontwikkelen woningen met bijbehorende bouwwerken zullen geen bodemingrepen plaatsvinden die groter zullen zijn dan een oppervakte van 2.500 m2. Een archeologisch onderzoek ter plekke is dan ook niet noodzakelijk. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht:
Wel dient bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 5.10 Erfgoedwet) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het dient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oost Gelre hiervan direct in kennis te stellen.
Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij een ruimtelijke planontwikkeling ter waarborging van een akoestisch goed woon- en leefklimaat in verblijfsobjecten rekening te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een geluidzone met uitzondering van wegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De te realiseren woningen komen niet te liggen in een geluidzone van de rondom aanwezige wegen zodat wegverkeerslawaai geen invloed heeft op het woon- en leefklimat in de woningen. Onderzoek hierna hoeft niet te worden uitgevoerd.
Met behulp van het handboek 'Bedrijven en milieuzonering' is bekeken of de gewenste ontwikkeling past in haar omgeving ten opzichte van aanwezige bedrijven en omgekeerd of er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woning.
In de directe omgeving zijn een tweetal agrarische bestemmingen gelegen Oude Aaltenseweg 41 en 66a. De nieuwe woningen mogen geen beperkende factor zijn voor toekomstige ontwikkelingen van deze (agrarische)bedrijven. Door adviesbureau VanWestreenen is een 'Beoordeling geur' uitgevoerd die door de Omgevingsdienst Achterhoek is beoordeeld. Geconcludeerd wordt dat beide agrarische bedrijven niet worden belemmerd door deze functieverandering naar Wonen. Ook wordt gesteld dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen niet in het geding is.
De 'Beoordeling geur' van adviesbureau VanWestreenen van 15 november 2016 is als bijlage bijgevoegd.
In de directe nabijheid is ook een agrarische bestemming gelegen die wordt gebruikt voor andere agrarische activiteiten behalve het houden van dieren. Voor dit soort bedrijven is getoetst aan het Handboek 'Bedrijven en milieuzonering' opgenomen activiteiten 'akkerbouw en fruitteelt' (bedrijfsgebouwen) waarbij een minimale afstand is aangegeven van 30 m. Het bedrijfsgebouw is echter op meer dan 100 m gelegen van de bestaande woning Oude Aaltenseweg 70, 70a en de nieuw te realiseren woningen.
Uit bovengenoemde valt te concluderen dat de bestaande woning alsmede de nieuwe woningen geen beperkende factor zullen zijn voor toekomstige ontwikkelingen van omliggende (agrarische)bedrijven. Omgekeerd zal er sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat in de bestaande en te realiseren woningen.
De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Deze stoffen zijn zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), ijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.
Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de luchtkwaliteit kunnen uitoefenen of toepassen, tenzij:
De hierboven aangegeven grenswaarden zijn in de onder staande tabel aangegeven
Stof | Grenswaarde |
SO2 | 350 µg/m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
125 µg/m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
NO2 | 200 µg/m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010 | |
PM10 | 40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie |
50 µg/m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
Lood | 0,5 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie |
CO | 10.000 µg/m³ als 8 uursgemiddelde concentratie |
C6H6 | 10 µg/m³ tot 1-1-2010 en 5 µg/m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie |
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen):
Dit Besluit NIBM, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).
De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen. Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Met de voorgenomen ontwikkeling neemt het anatal woningen toe. Het gaat hier echter om minder woningen dan het hier genoemde criterium, waardoor het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen. Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de ontwikkelingen op dit perceel aan de Oude Aaltenseweg 70, 70a te Lichtenvoorde.
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het BEVI heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations en chemische fabrieken) en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd zoals onderstaande uitsnede uit de Risicokaart van de Provincie Gelderland aangeeft.
Route voor gevaarlijke stoffen
De N18 is een doorgaande weg waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Om te kunnen bepalen of het vervoer van gevaarlijke stoffen over een bepaalde route voldoet aan de externe veiligheidsnormen, moeten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) worden berekend. De circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' is hiervoor het toetsingskader.
Gezien de zeer ruime afstand kan worden gesteld dat zowel PR als het GR geen belemmering zal vormen voor het voorgenomen plan.
Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade.
Het bestemmingsplan voorziet in de sloop van de bestaande bedrijfsgebouwen en de bouw van een drietal woningen, zodat sprake is van een bouwactiviteit zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Burgemeester en Wethouders mogen op grond van artikel 6.12 Wro afzien van een exploitatieplan indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderzins verzekerd is. Met verzoeker is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin is opgenomen dat de te maken kosten, waaronder eventuele planschade, voor rekening van verzoeker zijn. Burgemeester en wethouders achten het plan economisch uitvoerbaar.
Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp omgevingsvergunning voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Het ontwerp heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen van 28 april 2017 tot en met 8 juni 2017. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Binnen het plan zijn geen nationale en provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met de Vrom-inspectie en de provincie Gelderland is dan ook geen verplichting. Daarnaast zijn er geen wateraspecten in het geding waardoor er vooroverleg moet worden gevoerd met het Waterschap Rijn en IJssel.
In de ontwerpfase worden de diensten van provincie en het Waterschap door middel van een kennisgeving op de hoogte gebracht van het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de inzage termijn zijn er geen zienswijzen en/of op- en/of aanmerkingen ingekomen.