direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Omgevingsvergunning woning Poelhuttersslatdijk 2 Lichtenvoorde
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.PBBUI1512-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Algemene gegevens bestemmingsplan

Omgevingsvergunning woning Poelhuttersslatdijk 2 Lichtenvoorde  
Maart 2017
 
Inlichtingen:  
Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Beheer  
 
Telefoonnummer 0544-393535  

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk kader

2.1 Aanleiding

Op 15 december 2016 is bij de gemeente Oost Gelre een aanvraag om omgevingsvergunning ingekomen voor de nieuwbouw van een woning aan de Poelhuttersslatdijk 2 te Lichtenvoorde. Hierbij wordt de bestaande woning gesloopt en vervangen door een nieuwbouw woning met een inhoud van 850 m3. Ter compensatie vindt er gedeeltelijke sloop van bedrijfsgebouwen plaats en zal aanwezige grondverharding worden verminderd. Het plan wordt landschappelijk ingepast.

2.2 Ligging en begrenzing

De nieuwe woning wordt grotendeels gebouwd op de bestaande voetprint van de te slopen woning. Vanwege de verruiming van de inhoudsmaat van de woning zal deze enigszins groter worden uitgevoerd. De woning is gelegen in het landgoed 'Stikkemoat' in het landelijk gebied in het buitengebied van de gemeente Oost Gelre.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1512-VG01_0001.png"

Omgeving plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1512-VG01_0002.png"

Beoogd plangebied met te slopen woning in gele cirkel

2.3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.

2.3.1 Aanleiding

De eigenaar van het perceel Poelhuttersslatdijk 2 te Lichtenvoorde wil de bestaande woning slopen en hiervoor een nieuwe woning terugbouwen. Deze nieuwe woning komt grotendeels te liggen op de voetprint van de te slopen woning maar krijgt een inhoud van maximaal 850 m3. Deze inhoud past niet in het geldende bestemmingsplan zodat met een procedure om omgevingsvergunning Wabo deze verruiming van de inhoud mogelijk wordt gemaakt.

2.3.2 Vigerende bestemde situatie

Het plangebied is in het geheel gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' van 18 december 2012 met bijbehorend Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre van 15 juli 2014. Het perceel heeft de bestemming 'Wonen'. De gronden zijn hierin bestemd voor woondoeleinden en volgens de regels mag er een woning van maximaal 750 m3 aanwezig zijn of, indien de inhoud reeds groter is, de bestaande inhoud ten tijde van vaststelling van voornoemde bestemmingsplannen.

De bestaande inhoud van de bestaande woning is minder dan 750 m3. Op het perceel zijn nog enkele voormalige agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig.

Via een procedure om omgevingsvergunning (projectafwijking Wabo) of een herziening van het bestemmingsplan kan bebouwing op het perceel mogelijk worden gemaakt. Door het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning Wabo heeft verzoeker aangegeven de procedure om omgevingsvergunning (projectafwijking Wabo) te willen doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1512-VG01_0003.png"

Plankaart uit vigerende bestemmingsplan

2.3.3 Gewenste situatie

De wens is dus om na sloop van de aanwezige woning een ruimere woning terug te bouwen met een maximale inhoud van 850 m3. Ter compensatie zal een deel van de aanwezige bedrijfsbebouwing worden gesloopt en een deel van de aanwezige grondverharding verdwijnen. Het perceel zal landschappelijk worden ingepast.

De bestaande en gewenste situatie ziet er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1512-VG01_0004.png"

Bestaande perceelsinrichting

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1512-VG01_0005.png"

Te slopen bebouwing en verwijderen erfverharding

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1512-VG01_0006.png"

Gewenste nieuwe perceelssituatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1512-VG01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1512-VG01_0008.png"

Aanzichten te realiseren woning

Nieuwbouw van een ruimere woning dan 750 m3 op het beoogde perceel aan de Poelhuttersslatdijk 2 te Lichtenvoorde past niet in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' met bijbehorend Reparatieplan 'Buitengebied Oost Gelre'. In de regels van het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden een verruiming van de maximale inhoud van 750 m3 te kunnen toestaan tot maximaal 850 m3. Voor deze verruiming van de inhoud is dus een procedure om wijziging van de bouwregels noodzakelijk of een omgevingsvergunning Wabo waarbij wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan. Middels het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning heeft verzoeker aangegeven een procedure om omgevingsvergunning Wabo conform artikel 2.12. lid 1 onder a sub 3 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) te willen volgen, zodat medewerking kan worden verleend aan het realiseren van het gewenste woonhuis.

2.3.4 Landschappelijke inpassing

Als voorwaarde bij de verruiming van de woning geldt dat het aantal woningen niet mag toenemen en er een bijdrage wordt geleverd aan de ontwikkeling van het landschap door middel van een efinrichtingsplan. Het aantal woningen neemt in dit plan niet toe en door middel van een opgesteld erfinrichtingsplan geeft verzoeker aan het perceel in te richten. Vanwege het omliggende landgoed is het nauwelijks mogelijk op een goede wijze het erf in te passen omdat er ook al inpassing in het kader van het landgoed moet plaatsvinden. Als alternatief gaat verzoeker dus een deel van de bedrijfsbebouwing slopen en aanwezige grondverharding verwijderen. Hierdoor ontstaat ook ruimtelijke kwaliteit waardoor aan het verzoek kan worden meegewerkt.

Het totale inrichtingsplan voor het landgoed is door verzoeker bij de aanvraag om omgevingsvergunning bijgevoegd. Dit plan is dan ook als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing bijgevoegd.

2.3.5 Stedenbouwkundig en welstand

Nu de nieuwe woning grotendeels op de voetprint wordt gebouwd van de bestaande woning is er stedenbouwkundig geen aanleiding om niet aan het verzoek mee te werken. De uitstraling, stijl en kleurstelling van de nieuwe woning wordt getoetst door de commissie welstand. In hun vergadering van 26 januari 2017 heeft de welstandscommissie haar akkoord gegeven aan het bouwplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Voor het gebied geldt een groot aantal juridische- en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en -verordening Gelderland

Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 22 december 2015 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening Gelderland. De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsvergunning op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekkening hebben op de fysieke leefomgeving.

In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, et cetera.

Het plangebied is niet gelegen in een maatschappelijke opgave zoals genoemd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening vormt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen op het perceel.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten

4.1 Bodem

Bij een bestemmingsplanprocedure moet worden nagegaan of de bodemkwaliteit de planontwikkeling in de weg staat. Aan de hand van de beschikbare bodeminformatie moet onderbouwd worden wat de verwachte bodemkwaliteit is, of bodemonderzoek nodig is en of er maatregelen nodig zijn om de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik.

Wanneer de ontwikkeling betrekking heeft op een zogenaamde verblijfsruimte moet op grond van de Bouwverordening/Woningwet een bodemonderzoek worden verricht om uit te sluiten dat sprake is van enig risico voor de gebruikers van het bouwwerk.

Wanneer de ontwikkeling betrekking heeft op bedrijfsmatige activiteiten die mogelijk de bodem kunnen verontreinigen, zal een nulsituatie-bodemonderzoek noodzakelijk zijn in het kader van de vergunningverlening voor de omgevingsvergunning.

De nieuw op te richten woning wordt grotendeels gerealiseerd op de voetprint van de bestaande woning. Bij uitbreiding van de woning met verblijfsruimten van in totaal meer dan 50 m2 buiten de voetprint van de bestaande woning dient er een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Verzoeker geeft aan dat er gedeeltelijk buiten de voetprint van de bestaande woning wordt gebouwd maar dat hierbij geen sprake is van verblijfsruimten van meer dan 50 m2. Een verplichting tot een verkennend bodemonderzoek is dan ook niet aanwezig.

Wel dient ten alle tijde rekening te worden gehouden met asbest of asbesthoudend puin ter plekke van de huidige erfverharding. Indien dit aangetroffen wordt zal alsnog een asbestonderzoek plaats moeten vinden.

4.2 Watertoets

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee
Ja  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Ja
 
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?  
Nee

Nee
Nee  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Inrichting en beheer
 
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja

Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee

Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Uit bovengenoemde watertoetstabel blijkt dat er enkele relevante thema's nader dienen te worden bekeken. Deze thema's zijn hieronder aangegeven.

Riolering en Afvalwaterketen

Een toename van het afvalwater heeft effect op het functioneren van de afvalwaterketen. Het (gemeentelijk) rioolstelsel, de gemalen (overnamepunten) en de rioolwaterzuiveringsinstallatie dienen de toename te kunnen verwerken zonder daarmee het milieu zwaarder te belasten. Voor onderhoud aan het persleidingenstelsel is bereikbaarheid van de leiding noodzakelijk. Tot slot mogen in de milieuzone van de RWZI geen hindergevoelige functies worden opgenomen.

Het te lozen afvalwater zal in de gewenste situatie niet meer bedragen dan in de huidige situatie. Een woning voor één huishouden maakt plaats voor een woning voor één huishouden. Het rioolstelsel heeft voldoende capaciteit om afvalwater van één huishouden te verwerken. Het hemelwater wordt niet aangesloten op het rioolstelsel en zal ter plaatse infiltreren/geborgen worden. Het functioneren van de riolering wordt niet nadelig beïnvloed en het milieu wordt niet zwaarder belast dan in de huidige situatie.

In de zonering van de persleiding van Waterschap Rijn en IJssel vinden geen ontwikkelingen plaats die de bereikbaarheid van de persleiding kunnen belemmeren.

In de milieuzone van de RWZI worden geen hindergevoelige functies opgenomen die het functioneren van de installatie nu of in de toekomst kunnen belemmeren.

Oppervlaktewaterkwaliteit

Vanuit het plangebied wordt hemelwater indirect geloosd op het oppervlaktewater. Via de om de woning liggende gronden vloeit het hemelwater langzaam richting de in de nabijheid gelegen sloten. Het hemelwater heeft dan alle tijd om langzaam in de bodem te worden opgenomen. Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden.

Inrichting en beheer

Het beheer en onderhoud van het watersysteem dient met het reguliere onderhoudsmaterieel van het waterschap mogelijk te zijn. Daarnaast dienen wijzigingen aan het watersysteem en werkzaamheden in de keurzone met een watervergunning te worden uitgevoerd.

De voorgenomen ontwikkelingen zijn geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van het watersysteem. Er vinden geen werkzaamheden plaats aan of in de keurzone.

4.3 Flora en Fauna

In verband met deze ruimtelijke ontwikkeling is het noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar relevante soorten in het kader van de Flora- en faunawet. Het plangebied is gelegen in een bebouwd gebied, waarbij een nieuw gebouw wordt opgericht.

Door Natuurbank Overijssel is een onderzoek uitgevoerd naar de flora- en fauna op het perceel. De resultaten zijn verwoord in een rapport met nummer 1002, versie 1.0 van 12 januari 2017 en is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.

Geconcludeerd wordt dat er op basis van de bevindingen geen procedurele gevolgen zijn in de huidige situatie.

Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Flora- en faunawet van toepassing: Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.

4.4 Archeologie

Het te ontwikkelen perceel is gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit wil zeggen dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en meer dan 100 m2 groot er een inventariserend archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.

Uit het ingediende bouwplan blijkt dat er minder dan 100 m2 aan bodemingrepen plaatsvinden van meer dan 30 cm diep. Een archeologisch onderzoek ter plekke is dan ook niet noodzakelijk. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht:

Wel dient bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 5.10 Erfgoedwet) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het dient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oost Gelre hiervan direct in kennis te stellen.

4.5 Geluid

4.5.1 Wegverkeerslawaai

Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij een ruimtelijke planontwikkeling ter waarborging van een akoestisch goed woon- en leefklimaat in verblijfsobjecten rekening te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een geluidzone met uitzondering van wegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Het nieuw te bouwen object is gelegen in de geluidzone van de Poelhuttersslatdijk waarvoor een maximale snelheid geldt van 80 km/uur.

In de Wet geluidhinder is aangegeven dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die zijn gelegen in een zone van een weg rekening wordt gehouden met de geluidsbelasting van deze weg op gevels van woningen, van andere geluidgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen. De daarvoor geldende geluidsbelastingen worden weergegeven in artikel 82 en 100 van de Wet geluidhinder.

De nieuw te bouwen woning is aan te merken als een geluidgevoelig object. De woning is echter gelegen aan de Poelhuttersslatdijk wat niet is aan te merken als een doorgaande weg. Deze weg is voornamelijk bestemd voor bestemmingsverkeer voor de nog aanwezige bedrijven op maximaal 125 meter van de nieuwe woning. Deze weg gaat van verharding over in een zandweg.

Om een indruk te krijgen van eventuele geluidsbelasting op de gevel van de woning is een 'worst-case' scenario uitgewerkt. Hiervoor is een indicatieve berekening inzake het wegverkeerslawaai gemaakt. Uit deze berekening blijkt dat bij 550 motorvoertuigen per etmaal en bij een maximale snelheid van 80 km/uur de geluidbelasting 48,1 dB(A) bedraagt in de dagperiode. De voorkeurswaarde hiervoor bedraagt 48 dB(A). In de praktijk zal de gevelbelasting lager uitvallen.

De indicatieve berekening is bijgevoegd.

Het wegverkeerslawaai zal dan ook geen belemmeringen opleveren voor de geplande planontwikkeling.

4.5.2 Handboek bedrijven en milieuzonering

Met behulp van het handboek 'Bedrijven en milieuzonering' is bekeken of de gewenste ontwikkeling past in haar omgeving ten opzichte van aanwezige bedrijven en omgekeerd of er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woning.

De nieuwe woning mag geen beperkende factor zijn voor toekomstige ontwikkelingen van omliggende (agrarische)bedrijven. Tegenover de nieuwe woning is een kwekerij gelegen. Vanwege de volle grond teelt is deze bedrijfstak te vergelijken met in het Handboek 'Bedrijven en milieuzonering' opgenomen activiteiten 'akkerbouw en fruitteelt' (bedrijfsgebouwen) waarbij een minimale afstand is aangegeven van 30 m. De bedrijfsgebouwen zijn echter op meer dan 100 m gelegen.

De kwekerij heeft de mogelijkheid om gewasbestrijdingsmiddelen te gebruiken. Ingevolge voornoemde Handboek is voor bestrijdingsmiddelen bij gebruik van 'beperkte hoeveelheden (<150 ton)' een minimale afstand van 30 m noodzakelijk tot aan de opslag van deze bestrijdingsmiddelen. Omdat de bestrijdingsmiddelen ook bij de volle grond teelt wordt gebruikt is ook hier een afstand van minimaal 30 m noodzakelijk. De afstand vanaf de gevel van het nieuwe woonhuis tot aan de opslag in een bedrijfsgebouw bedraagt meer dan 100 m. Het teeltveld ligt op ongeveer 35 m.

Uit bovengenoemde valt te concluderen dat de nieuwe woning geen beperkende factor zal zijn voor toekomstige ontwikkelingen van omliggende (agrarische)bedrijven. Omgekeerd zal er sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woning.

4.6 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Deze stoffen zijn zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.

Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de luchtkwaliteit kunnen uitoefenen of toepassen, tenzij:

  • 1. het aannemelijk is gemaakt dat het uitoefenen van deze bevoegdheden niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit opgenomen grenswaarde;
  • 2. het aannemelijk is gemaakt dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft of bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • 3. het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen;
  • 4. de uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12 lid 1 of artikel 5.13 lid 1 vastgesteld programma.

De hierboven aangegeven grenswaarden zijn in de onder staande tabel aangegeven

Stof   Grenswaarde  
SO2   350 µg/m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
  125 µg/m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
NO2   200 µg/m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
  40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010  
PM10   40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie  
  50 µg/m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
Lood   0,5 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie  
CO   10.000 µg/m³ als 8 uursgemiddelde concentratie  
C6H6   10 µg/m³ tot 1-1-2010 en 5 µg/m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie  

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen):

Dit Besluit NIBM, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).

De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).

Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen. Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Met de voorgenomen ontwikkeling blijft het aantal woningen gelijk. Het gaat hier dus om minder woningen dan het hier genoemde criterium, waardoor het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen. Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de ontwikkelingen op dit perceel aan de Poelhuttersslatdijk te Lichtenvoorde.

4.7 Externe veiligheid

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het BEVI heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations en chemische fabrieken) en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd zoals onderstaande uitsnede uit de Risicokaart van de Provincie Gelderland aangeeft. In de directe omgeving van het plangebied is wel een buisleiding gelegen (rode stippellijn) als zijnde een hogedruk gasleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1512-VG01_0009.png"

Route voor gevaarlijke stoffen

In de nabijheid van de Poelhuttersslatdijk 2 is de N18 (Twenteroute) gelegen. Dit betreft een doorgaande weg waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Om te kunnen bepalen of het vervoer van gevaarlijke stoffen over een bepaalde route voldoet aan de externe veiligheidsnormen, moeten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) worden berekend. De circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' is hiervoor het toetsingskader.

De intensiteiten van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N18 zijn gebaseerd op telgegevens van 2006. De intensiteit bedraagt voor de N18 4.079 transporten per jaar (2.305 transporten met brandbare vloeistoffen, 1.509 transporten met zeer brandbare vloeistoffen en 265 transporten met licht ontvlambare gassen).

Gelet op de intensiteit van de transporten met gevaarlijke stoffen over de N18 en gelet op de ruime afstand (ca. 1000 meter) kan worden gesteld dat zowel PR als het GR geen belemmering zal vormen voor het voorgenomen plan.

Hoofdstuk 5 Economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid

5.1 Haalbaarheid

Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade.

5.2 Exploitatieplan

Het bestemmingsplan voorziet in de sloop van de bestaande woning en de bouw van een nieuwe ruimere woning, zodat sprake is van een bouwactiviteit zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Burgemeester en Wethouders mogen op grond van artikel 6.12 Wro afzien van een exploitatieplan indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderzins verzekerd is. Met verzoeker is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin is opgenomen dat de te maken kosten, waaronder eventuele planschade, voor rekening van verzoeker zijn. Burgemeester en wethouders achten het plan economisch uitvoerbaar.

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.3.1 Inspraak

Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp omgevingsvergunning voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Het ontwerp heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen van 3 februari 2017 tot en met 16 maart 2017. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

5.3.2 Artikel 3.1.1.-overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Binnen het plan zijn geen nationale en provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met de Vrom-inspectie en de provincie Gelderland is dan ook geen verplichting. Daarnaast zijn er geen wateraspecten in het geding waardoor er vooroverleg moet worden gevoerd met het Waterschap Rijn en IJssel.

In de ontwerpfase worden de diensten van provincie en het Waterschap door middel van een kennisgeving op de hoogte gebracht van het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de inzage termijn zijn er geen zienswijzen en/of op- en/of aanmerkingen ingekomen.