direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Wijziging bouwgrenzen Koningslinde Lichtenvoorde
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.PBBEDRIJVEN301-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Algemene gegevens bestemmingsplan

Wijziging bouwgrenzen Koningslinde Lichtenvoorde  
omgevingsvergunning  
Inlichtingen:  
Afdeling Omgeving  
Mevrouw E. Hoopman  
Telefoonnummer 0544-393529  

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk kader

2.1 Aanleiding

Op 2 september 2016 is namens gemeente Oost Gelre een aanvraag ingediend voor de wijziging van de bouwgrenzen van kavel 43 en 49 aan de Koningslinde op bedrijventerrein Lindebrook te Lichtenvoorde. Het oorspronkelijke plan was dat op de plek van deze kavels zich één groot bedrijf zou vestigen met een bijzondere ronde bouwvorm. De bouwgrens van kavel 43 en kavel 49 zijn hierop aangepast. Het oorspronkelijke plan is echter niet van de grond gekomen, waardoor deze twee kavels nu een ongunstige bouwgrens hebben.

2.2 Ligging en begrenzing

Kavel 43 en kavel 49 zijn gelegen aan de Koningslinde op bedrijventerrein Lindebrook in Lichtenvoorde. De kavels zijn gelegen op een zichtlocatie van de Europaweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBEDRIJVEN301-VG01_0001.png" Omgeving plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBEDRIJVEN301-VG01_0002.png"

Plangebied

2.3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.

2.3.1 Aanleiding

Voor bedrijventerrein Lindebrook is een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Met het beeldkwaliteitsplan wil de gemeente invloed uitoefenen op de fysieke inrichting van het plangebied en de daarmee samenhangende beeldkwaliteit. Op de plankaart van het bestemmingsplan zijn de bouwvlakken aangegeven waarbinnen gebouwd moet worden. Binnen de stedenbouwkundige structuur zijn 5 zones te onderscheiden. Kavel 43 en 49 liggen in de zone 'zichtlocaties Europaweg'. Deze zone is gezichtsbepalend voor het gebied Lindebrook vanaf de N18. De hier gevestigde bedrijven dienen een representatieve uitstraling te hebben. Het oorspronkelijke plan was dat op de plek van deze kavels zich één groot bedrijf zou vestigen met een bijzondere ronde bouwvorm. De bouwgrens van kavel 43 en 49 is hierop aangepast. Het plan is echter niet van de grond gekomen, waardoor deze twee kavels nu een ongunstige bouwgrens hebben en moeilijk verkoopbaar zijn.

2.3.2 Vigerende bestemde situatie

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Oost Gelre' van 9 juli 2013. De percelen hebben de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' met de functieaanduidingen 'kantoor' en 'bedrijf tot en met categorie 2'. Binnen de huidige bestemming kunnen er alleen bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak. Via een procedure om omgevingsvergunning (projectafwijking Wabo) kan het wijzigen van de bouwgrens mogelijk worden gemaakt.

De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 2 november 2010 de beleidsregels Wabo vastgesteld waarin categorieën van gevallen zijn aangewezen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. Voor deze gevallen is het college van Burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Wel heeft de gemeenteraad besloten op de hoogte te willen blijven van ingekomen verzoeken voor projectafwijkingen door ingekomen verzoeken als kennisgeving te behandelen in het presidium. Indien nodig kan het presidium beslissen alsnog een projectafwijking te behandelen in de gemeenteraad. Hiervan is in dit geval geen gebruik gemaakt.

De verklaring van geen bedenkingen is ook niet vereist voor (bouw)projecten voor uitbreiding/nieuwbouw van bedrijfsfuncties op een bedrijventerrein onder de volgende voorwaarden:

  • Er geen wijziging plaatsvindt van de toegestane milieucategorie;
  • De kavelgrootte maximaal 0,5 ha bedraagt;
  • Op intergemeentelijke bedrijventerreinen geldt een kavelgrootte van 0,75 ha.
  • Bedrijfsfunctie dient qua aard en schaal passend te zijn bij het huidige productiemilieu en de werkgelegenheid.
  • Dient te passen in het provinciale beleid (streekplan en structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties)

Aan de voorwaarden wordt voldaan. De vierde voorwaarde is niet van toepassing, aangezien alleen de bouwgrens van twee kavels wordt verschoven. Wanneer zich een bedrijf op deze kavels wil vestigen wordt onverkort aan het bestemmingsplan getoetst. Ten slotte past het in het provinciale beleid, aangezien het een bestaand bedrijventerrein betreft met duurzame inrichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBEDRIJVEN301-VG01_0003.png" Plankaart uit vigerende bestemmingsplan

2.3.3 Gewenste situatie

Doordat het oorspronkelijke plan om één groot bedrijf op deze kavels te vestigen niet van de grond is gekomen, worden de kavels nu individueel verkocht. Hierdoor is voor kavel 43 en kavel 49 een ongunstige situatie ontstaan doordat de grens van het bouwvlak schuin over het perceel loopt.

De gewenste situatie ziet er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBEDRIJVEN301-VG01_0004.png"

Voor wijziging van de bouwgrenzen is een herziening van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk of een omgevingsvergunning Wabo waarbij wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan. In dit geval is gekozen voor een procedure om omgevingsvergunning met projectafwijking Wabo conform artikel 2.12. lid 1 onder a sub 3 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Voor het gebied geldt een groot aantal juridische- en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
3.2.1.1 Algemeen

De provincie Gelderland heeft op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze is in plaats gekomen van het Streekplan uit 2005. De Omgevingsvisie Gelderland is tot stand gekomen in het kader van 'Gelderland anders' waarbij het proces wordt gehanteerd van co-creëren, het betrekken van Gelderse partners bij de totstandkoming van de visie. In de visie komen de verschillende regionale en provinciale thema's terug (Gelders Natuur Netwerk, Nieuwe samenwerkingsvormen, Functieverandering, Energietransitie, Milieu en ondergrond in Gelderland, Trends en ontwikkelingen).

De rol die de provincie vervult hangt sterk samen met de inzet van anderen. Voor een duurzame verstedelijking schrijft de provincie regionale afspraken voor over wonen en werken, die in gezamenlijkheid worden ingevuld. Over bedrijventerreinen is het volgende opgenomen:

De provincie en haar partners streven samen naar voldoende voorraden bedrijventerreinen van de juiste kwaliteiten om gerichte groei te faciliteren. Zij zien de volgende opgaven:

  • vraag en aanbod van bedrijventerreinen kwantitatief en kwalitatief op elkaar afstemmen;
  • bereikbaarheid afstemmen op de behoefte van de gebruikers;
  • duurzaamheidscriteria stellen bij de inrichting en het beheer;
  • anticiperen op horizontale en verticale ketenintegratie.

De bestaande bedrijventerreinen moeten kwalitatief hoogwaardig blijven, waar nodig door tijdige revitalisering of herstructurering.

3.2.1.2 Relatie plangebied

Door de verschuiving van de bouwgrenzen worden de kavels aangepast op de huidige situatie en marktvraag waarin de kavels individueel worden verkocht. Door de aanpassing ontstaat een duurzame inrichting van deze kavels op het bedrijventerrein.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
3.2.2.1 Algemeen

In samenhang met de nieuwe Omgevingsvisie heeft de provincie Gelderland 14 januari 2014 de omgevingsverordening vastgesteld. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de regels in de verordening.

Relevant voor dit plan is wat de Omgevingsverordening over bedrijventerreinen zegt:

In bestemmingsplannen wordt de bestemming tot bedrijventerreinen slechts toegestaan ìndien dit past in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen (Regionaal Programma Bedrijventerreinen).

Intergemeentelijke bedrijventerreinen

  • 1. In bestemmingsplannen kan binnen nieuwe intergemeentelijke bedrijventerreinen een kavelgrootte worden toegestaan van ten hoogste 0,75 hectare.
  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een ruimere kavelgrootte worden toegestaan indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat sprake is van een aan de betreffende gemeente, kern of locatie gebonden bedrijf waarbij de bedrijfsvoering een ruimere kavelgrootte noodzakelijk maakt.

Lokale bedrijventerreinen

  • 1. In bestemmingsplannen kan binnen nieuwe lokale bedrijventerreinen een kavelgrootte worden toegestaan van ten hoogste 0,5 hectare.
  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een ruimere kavelgrootte worden toegestaan indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat er sprake is van een aan de betreffende gemeente, kern of locatie gebonden bedrijf waarbij de bedrijfsvoering een ruimere kavelgrootte noodzakelijk maakt.

3.2.2.2 Relatie plangebied

Het plan voldoen aan de Omgevingsverordening Gelderland, aangezien de wijziging van bouwgrenzen plaatsvindt op een bestaand bedrijventerrein. Ook wordt aan de maximale kavelgrootte voldaan.

3.2.3 Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties
3.2.3.1 Algemeen

De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het beleid voor bedrijventerreinen van het in 2005 vastgestelde streekplan Gelderland. Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de structuurvisie vastgesteld.

Uitgangspunt van het beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen.

Voor dit gebied is in de structuurvisie het volgende aangegeven:

"Voor lokale bedrijventerreinen buiten het bundelingsgebied geldt in principe een maximale kavelgrootte van 0,50 ha. Een ruimere kavelgrootte is voor dit terreintype als uitzondering mogelijk, mits de noodzaak goed wordt beargumenteerd. Voor intergemeentelijke bedrijventerreinen buiten het bundelingsgebied geldt in principe een maximale kavelgrootte van 0,75 ha. Een ruimere kavelgrootte is voor dit terreintype als uitzondering mogelijk, mits de noodzaak goed wordt beargumenteerd."

3.2.3.2 Relatie plangebied

Het plan voldoet aan de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties, doordat het slechts een aanpassing is van bouwgrenzen op een bestaand bedrijventerrein. Ook aan de maximale kavelgrootte wordt voldaan. Daarnaast ontstaat door de aanpassing een duurzame inrichting van deze kavels op bedrijventerrein Lindebrook.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Beeldkwaliteitsplan Lindebrook
3.3.1.1 Algemeen

Voor bedrijventerrein Lindebrook is een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Met het beeldkwaliteitsplan wil de gemeente invloed uitoefenen op de fysieke inrichting van het plangebied en de daarmee samenhangende beeldkwaliteit. Op de plankaart van het bestemmingsplan zijn de bouwvlakken aangegeven waarbinnen gebouwd moet worden. Binnen de stedenbouwkundige structuur zijn 5 zones te onderscheiden. Kavel 43 en 49 liggen in de zone 'zichtlocaties Europaweg'. Deze zone is gezichtsbepalend voor het gebied Lindebrook vanaf de N18. De hier gevestigde bedrijven dienen een representatieve uitstraling te hebben. Het oorspronkelijke plan was dat op de plek van deze kavels zich één groot bedrijf zou vestigen met een bijzondere ronde bouwvorm. De bouwgrenzen van kavel 43 en 49 zijn hierop aangepast.

3.3.1.2 Relatie plangebied

Kavel 43 en 49 liggen in de zone 'zichtlocaties Europaweg'. Deze zone bepaalt het gezicht naar buiten toe van bedrijventerrein Lindebrook. Aan de N18 wordt een hoge beeldkwaliteit verwacht. De hier gevestigde bedrijven dienen een representatieve uitstraling te hebben. Gebouwen met relatief veel buitenopslag zijn op deze zichtlocaties niet gewenst. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is een goede begeleidende wandvorming wenselijk. Met het voorliggende voorstel kan dit bereikt worden. Hierdoor sluiten de wijzigingen van het plan aan op de gedachtegang van het beeldkwaliteitsplan.

Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de kavelbreedte slechts 10% afwijkt per kavel. Dit is niet meer haalbaar door de wensen voor wat grotere kavels. Echter stedenbouwkundig is dit goed te verantwoorden. De verkavelingsopzet is zodanig gekozen dat een goed ritme en schaal van de verschillende kavels gehandhaafd blijft. Dit wordt o.a. bereikt doordat de kavels 41, 42, 43 en 49 allemaal verkocht worden als zelfstandige kavels. Hierdoor ontstaat een goede begeleidende wandvorming. De twee hoekkavels, naast de weg, krijgen een bijzonder hoekaccent. De bebouwing op hoekkavels moet deze speciale ligging ondersteunen door naar twee kanten een front te maken.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten

4.1 Bodemonderzoek

In opdracht van Raad van Bestuur Lindebrook heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv op 17 en 25 maart 2015 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van een aantal percelen op het Bedrijventerrein Lindebrook te Lichtenvoorde. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bedemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen.

Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de het wijzigen van de bouwgrenzen van kavel 43 en kavel 49. De bodemkwaliteit is geschikt voor de functie Industrie (bedrijventerrein). Er is geen sprake van een wijziging naar een gevoeliger bestemming. Het is en blijft de bestemming bedrijventerrein en er is enkel sprake van een wijziging van twee bouwvlakken.

Het onderzoeksrapport met nummer MT.15114 is als bijlage bijgevoegd.

4.2 Watertoets

Het waterbeleid van rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nageleefd.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee
Nee

Nee
 
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit
 
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
Nee

Nee
Nee
 
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee

 
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee
Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
AANDACHTSTHEMA'S  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee
 
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Tabel: Watertoetstabel met waterhuishoudkundige thema's

In bovenstaande tabel zijn geen relevante thema's met ja beantwoord. Een nadere toelichting op genoemde thema's is dan ook niet nodig. In het onderhavige geval is sprake de wijziging van de bouwgrenzen waarbij de functie niet wijzigt. Dit heeft geen gevolgen voor het thema water.

Conclusie

Het aspect water levert geen belemmering op.

4.3 Flora en Fauna

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de Flora- en faunawet. Bij werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht voor alle in het wild levende planten en dieren. Opzettelijke verstoring van dieren en leefgebieden is niet toegestaan. Tevens dient rekening te worden gehouden met de beschermde gebieden, zoals de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000-gebieden.

Conclusie

In dit geval betreft het een wijziging van de bouwgrenzen van twee bouwrijpe onbebouwde kavels, waarvan de functie onveranderd blijft. Onderhavig plan heeft daardoor geen gevolgen voor de flora en fauna. Er hoeft geen nader onderzoek naar effecten op natuurwaarden te worden uitgevoerd.

4.4 Archeologie en cultuurhistorie

4.4.1 Cultuurhistorie

Op 16 december 2008 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische gebiedsbeschrijving vastgesteld. Naast een beschrijvende nota maakt hier ook een waarderende nota onderdeel van uit. Deze nota heeft de titel ’Tussen kunst en kitsch’. Naast de beschrijving dient deze waarderende nota als inspiratiebron om gebieden te beschermen dan wel te ontwikkelen. Voor het huidige plangebied worden geen bijzonderheden vermeld.

4.4.2 Archeologie

De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Om de archeologische waarden ook voor de toekomst veilig te stellen is voor het plangebied een dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2’ opgenomen. Dit betekent dat bij een aanvraag om een omgevingsvergunning onderdeel bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 en voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden groter dan 100 m2 een rapport op basis van inventariserend archeologisch onderzoek moet worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld. Op basis daarvan kunnen voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden verbonden. Omdat er nu geen bouwactiviteit wordt vergund, is er in dit stadium geen aanleiding tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek.

4.4.3 Conclusie

De aspecten cultuurhistorie en archeologie leveren geen belemmering op voor wijziging van de bouwgrenzen van kavel 43 en kavel 49 op bedrijventerrein Lindebrook.

4.5 Geluid

4.5.1 Beoordelingskader

Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:

1. de normen uit de Wet geluidhinder worden in acht genomen;

2. bedrijven in de omgeving worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;

3. op en rond het plangebied blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;

4. het geluidbeleid wordt in acht genomen.

Dit is van toepassing voor Oost Gelre.

1: Normen Wet geluidhinder (Wgh)

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen binnen een geluidzone waarbij geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) zijn betrokken is de Wgh van toepassing. De Wgh kent drie geluidbronnen waarvoor geluidzones gelden:

- railverkeerslawaai;

- wegverkeerslawaai:

- industrielawaai.

Wanneer een ontwikkeling in een zone valt zoals aangegeven in de Wgh, zal akoestisch moeten worden aangetoond dat aan de grenswaarden in deze wet wordt voldaan. Kan niet worden voldaan aan deze grenswaarden, dan bestaat onder voorwaarden de mogelijkheid hogere grenswaarden vast te stellen.

2: Bedrijven in de omgeving

Door een ruimtelijke ontwikkeling kunnen geluidgevoelige objecten dichter naar bedrijven toe komen. Omdat bedrijven ten aanzien van deze objecten geluidsnormen zijn opgelegd, zal het realiseren van geluidsgevoelige objecten dichter naar de bedrijven toe altijd een beperking voor de bedrijven betekenen. Of deze beperking ook leidt tot directe gevolgen voor de bedrijfsvoering, dient te worden vastgesteld. In dergelijke gevallen zal akoestisch moeten worden onderzocht welke geluidsbelasting het bedrijf op het plangebied heeft. Blijkt uit het onderzoek dat de bedrijven ook in de nieuwe situatie kunnen voldoen aan de gestelde geluidsnormen, dan is in feite voldaan aan dit punt.

3: Woon- en leefklimaat

Wanneer geluidgevoelige objecten en geluidproducerende objecten als bedrijven en wegen in elkaars nabijheid worden gerealiseerd, dient bepaald en afgewogen te worden of er in en om de geluidgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat blijft gegarandeerd. Om hierover een goed oordeel te kunnen vormen dient te worden bepaald wanneer sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hiervoor kunnen de normen worden gevolgd die in verschillende milieuwetten voor geluid zijn vastgelegd. Voor wat betreft rail- en wegverkeerslawaai zijn hiervoor normen opgenomen in de Wgh. Ook als er sprake is van een industrieterrein in of rond een plangebied kent de Wgh normen. Voor het overige lawaai van bedrijven kennen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Activiteitenbesluit regels en normen.

Uit vaste jurisprudentie blijkt dat bij ruimtelijke plannen verder moet worden gekeken dan de normen uit de diverse wetten. De VNG-publicatie “bedrijven en milieuzonering” is hiervoor een hulpmiddel. Wanneer aan de richtafstanden van deze publicatie wordt voldaan is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Wordt niet voldaan aan de richtafstanden dan dient de situatie akoestisch te worden bepaald en afgewogen.

4: Geluidbeleid

Op grond van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening is het mogelijk dat gemeenten eigen geluidbeleid vaststellen. Dit beleid moet bij besluiten in acht worden genomen. De gemeente Oost Gelre heeft geluidbeleid.

4.5.2 Overwegingen

1: Wet geluidhinder

Wgh Railverkeerslawaai

In de omgeving van het plan bevindt zich geen spoorweg. Het onderdeel railverkeerslawaai van de Wgh is niet van toepassing.

Wgh Industrielawaai

Het betreft hier een verschuiving van de bouwgrens voor enkele momenteel als “Bedrijventerrein - 2” bestemde kavels op een bedrijventerrein. In de omgeving van het plan bevindt zich geen gezoneerd industrieterrein. Het onderdeel industrielawaai van de Wgh is niet van toepassing.

Wgh Verkeerslawaai

In de omgeving van het plan bevinden zich gemeentelijke en provinciale (N18) wegen. Voor gemeentelijke en provinciale wegen zijn nog geen plafonds vastgesteld. Voor een ontwikkeling binnen de zone van overige wegen moet akoestisch onderzoek aantonen dat aan de Wgh wordt voldaan.

Het betreft hier een verschuiving van de bouwgrens voor enkele momenteel als “Bedrijventerrein - 2” bestemde kavels. De bestemming en de voor bedrijven toegestane milieucategorie veranderen hierbij niet. Bedrijven tot en met categorie 2 zijn en blijven toegestaan op de aangegeven kavels. Woningen zijn op deze kavels niet toegestaan. Andere geluidgevoelig bestemmingen onderwijsgebouwen zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, kinderdagverblijven vallen in categorie 2 en zijn wel toegestaan.

Ten opzichte van de bestaande kavels verandert er voor deze geluidgevoelige bestemmingen niets. Indien een andere geluidsgevoelige bestemming zich hier wil vestigen zal voldaan moeten worden een de bepalingen van de Wgh.

2: Belemmering bedrijfsvoering

Reeds aanwezige bedrijven in de buurt van dit plangebied kunnen door het realiseren van het plan worden belemmerd in hun bestaande bedrijfsvoering. Belemmering is mogelijk als binnen het plangebied een woning of een ander geluidsgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder wordt geprojecteerd.

Op dit moment zijn er op kavel 43 en kavel 49 nog geen inrichtingen aanwezig. Er kan daarom nog geen sprake zijn van een belemmering in de bedrijfsvoering. Omdat de wijziging van de kavelgrens niet plaatsvindt aan de zijde van bestaande bedrijven ondervinden bestaande bedrijven geen belemmering van deze kavelwijziging.

3: Aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Bij de afweging of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook in een nieuwe situatie aanwezig blijft, moet worden betrokken:

- de aard van het plan;

- de bestaande aard van de omgeving en/of het referentieniveau van het achtergrondgeluid;

- de verandering in geluidsbelasting die de nieuwe situatie voortbrengt;

- de geluidsbelasting op de woning of het geluidsgevoelige object in de nieuwe situatie;

- cumulatie van verschillende geluidsbronnen;

- de geluidsnormen die eventueel worden opgelegd aan omliggende bedrijven.

Omdat er geen sprake is van het toestaan van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen op dit moment niet aan de orde zijn en voor andere geluidgevoelig bestemmingen geen veranderingen optreden ten opzichte van de bestaande situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het woon- en leefklimaat.

4: Geluidbeleid

het geluidbeleid bevat geen toetsingskader waar op dit moment rekening mee moet worden gehouden.

4.5.3 Conclusie

Omdat er geen sprake is van het toestaan van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen op dit moment niet aan de orde zijn en voor andere geluidgevoelige bestemmingen geen verandering optreden ten opzichte van de bestaande situatie;

- is de Wet geluidhinder geen toetsingskader;

- worden bestaande bedrijven niet belemmerd in hun bedrijfsvoering,

- hoeft niet getoetst te worden aan het woon- en leefklimaat,

- bevat het geluidbeleid geen toetsingskader waar op dit moment rekening mee moet worden gehouden.

Geluid vormt daarmee geen belemmering voor het wijzigen van de kavels.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

4.6.1 Beoordelingskader

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen. Die ontwikkelingen hebben bijvoorbeeld betrekking op nieuwe woningen in de omgeving van bedrijven of op nieuwe bedrijvigheid in de omgeving van woningen.

De in de VNG-publicatie genoemde richtafstanden zijn afhankelijk van de omgevings- en bedrijfskenmerken naar boven of beneden bij te stellen. Het toepassen van de richtafstand moet dus gemotiveerd gebeuren. Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde richtafstanden gelden tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden (rustige woonwijk en rustig buitengebied). Overigens gaan wettelijke afstanden voor de richtafstanden uit de VNG-publicatie.

Wanneer uit de beoordeling aan de richtafstanden blijkt dat een ontwikkeling niet mogelijk is, kan onderzoek naar de daadwerkelijke milieubelasting uitwijzen dat kleinere afstanden dan de richtafstanden mogelijk zijn. Op dat moment is een afweging aan de orde over de belangen van woningbouw en bedrijvigheid. In die afweging speelt ook de langere termijn visie op de gewenste ontwikkeling van het bedrijventerrein of de bedrijfslocatie een rol.

Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen gemotiveerd kleinere afstanden worden aangehouden. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Bij het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden uit bijlage 1 met één afstandsstap worden verlaagd. Voor bedrijven waarbij het aspect gevaar maatgevend is voor de richtafstand is reductie van de richtafstanden met één afstandsstap niet zonder meer mogelijk.

4.6.2 Overwegingen

Het betreft hier een verschuiving van de bouwgrens voor enkele momenteel als 'Bedrijventerrein - 2' bestemde kavels. De bestemming en de voor bedrijven toegestane milieucategorie veranderen hierbij niet. Bedrijven tot en met categorie 2 zijn en blijven toegestaan op de hierboven aangegeven kavels. Voor een bedrijf in categorie 2 geldt een richtafstand van 30 meter. Het gaat hierbij om een indicatie van de minimaal in acht te nemen afstanden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar ten opzichte van woningen in rustig woongebied. Binnen de vanuit de grens van de kavels te hanteren richtafstand van 30 meter bevinden zich geen omliggende woningen (ook geen bedrijfswoningen). De beoogde ontwikkeling is vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering daarom toelaatbaar.

4.6.3 Conclusie

Binnen de richtafstand van de beoogde bouwgrens bevinden zich geen woningen. Omliggende woningen vormen daarom geen belemmering voor de ontwikkeling. Ook het woon- en leefklimaat ter plaatse van die woningen is hierbij niet in het geding.

4.7 Parkeren

Parkeren zal moeten plaatsvinden op eigen terrein. Wanneer er een concreet bouwplan is voor deze kavels zal bij de omgevingsvergunningaanvraag worden getoetst of aan de voorwaarde voor voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voldaan.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Beoordelingskader

De Nederlandse wetgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat bekend als de Wet luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ontwikkelingen als:

- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;

- een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging;

- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In de Wet luchtkwaliteit staan de grenswaarden voor verschillende luchtverontreinigende stoffen. In de praktijk blijft toetsing aan grenswaarden beperkt tot de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBEDRIJVEN301-VG01_0005.png"

Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende besluiten en regelingen:

- Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);

- Besluit gevoelige bestemmingen (Luchtkwaliteitseisen);

- Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (nibm) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet milieubeheer. De Nibm-bijdrage komt dan neer op 1,2 ìg/m3.

In de Regeling nibm is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

- woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;

- woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;

- kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze gevoelige bestemmingen zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen zijn geen gevoelige bestemmingen.

Het besluit legt aan weerzijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast (van respectievelijk 300 en 50 meter). Bij realisatie van gevoelige bestemmingen binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit nodig.

Regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007

In deze regeling staan eisen waaraan berekeningen en rekenmodellen moeten voldoen. In de regeling is het toepasbaarheidsbeginsel opgenomen. Dit beginsel geeft aan op welke plaatsen de luchtkwaliteitseisen toepasbaar zijn. In grote lijnen gelden daarbij de volgende bepalingen:

- geen beoordeling van de luchtkwaliteit op plaatsen waar het publiek geen toegang heeft

en waar geen bewoning is;

- geen beoordeling van de luchtkwaliteit op bedrijfsterreinen (met uitzondering van voor

het publiek toegankelijke plaatsen, waarbij het zogenaamde blootstellingscriterium een

rol speelt);

- geen beoordeling van de luchtkwaliteit op de rijbaan van wegen.

4.8.2 Overwegingen

De Regeling nibm is van toepassing omdat de ruimtelijke procedure niet leidt tot een noemenswaardige verslechtering van de luchtkwaliteit. De voorgenomen ontwikkeling is zodanig marginaal dat op voorhand duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Op de kavels kan op grond van de regels van het geldende bestemmingsplan sprake zijn van de realisatie van een gevoelige bestemming in de vorm van een school, kinderdagopvang of verpleeghuis. Het oprekken van de bouwgrenzen vergroot de mogelijkheden tot realisatie van een gevoelige bestemming. De kavels liggen daarbij op een afstand van minder dan 300 meter van de rijksweg N18. Er is op deze kavels echter geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer. De ontwikkeling is daarom toch toelaatbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.

Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.

4.8.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is sprake van een gevoelige bestemming. De kavels liggen bovendien binnen de 300 meterzone van de rijksweg N18. Er is echter geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. De situatie is daarom toelaatbaar en er is geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig.

4.9 Geur

4.9.1 Beoordelingskader

Voor de beoordeling van geurhinder van veehouderijen gelden de volgende kaders:

- Wet geurhinder en veehouderij;

- Activiteitenbesluit milieubeheer;

- Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008.

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is van toepassing op vergunningplichtige veehouderijen. Het betreft alle bedrijven die niet volledig onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen.

De Wgv maakt onderscheid tussen:

- diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, zoals varkens en pluimvee:

- dieraantallen zijn om te rekenen naar totale geuremissie;

- geurbelasting is te bepalen door de geuremissie te berekenen in het rekenprogramma V-Stacks Vergunning of V-Stacks Gebied;

- de berekende geurbelasting moet worden getoetst aan de geurnormen van 3 odour units per kubieke meter lucht (voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom) en 14 odour units per kubieke meter lucht (voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom);

- diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, zoals melkrundvee en paarden:

- hiervoor gelden vaste minimumafstanden (geen berekeningen mogelijk);

- de minimaal in acht te nemen afstanden bedragen 100 meter voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom en 50 meter voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.

De minimumafstanden van 50 en 100 meter gelden ook voor geurgevoelige objecten die:

- deel uitmaken van een andere veehouderij (of die op of na 19 maart 2000 geen deel meer uitmaken van een andere veehouderij);

- op of na 19 maart 2000 in samenhang met beëindiging van de veehouderij zijn/worden gerealiseerd.

Activiteitenbesluit milieubeheer

Agrarische bedrijven hebben geen vergunning nodig als al hun activiteiten onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit vallen. Daarnaast zijn er bedrijven die nog wel een omgevingsvergunning milieu nodig hebben. Voor geurhinder is in het Activiteitenbesluit een soortgelijk beoordelingskader opgenomen als in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv).

Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008

De raad heeft bij besluit van 12 maart 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008 vastgesteld. Deze verordening is op 28 maart 2008 in werking getreden.

Daarbij zijn de bebouwde kommen van Groenlo, Lievelde en Vragender aangewezen als gedeelte van het gemeentelijk grondgebied waarvoor een andere geurnorm van toepassing is. Op grond van de verordening gelden de volgende waarden als maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij:

- bebouwde kom van Groenlo: 5 odour units per kubieke meter lucht;

- bebouwde kom van Lievelde: 7 odour units per kubieke meter lucht;

- bebouwde kom van Vragender: 7 odour units per kubieke meter lucht.

4.9.2 Overwegingen

Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen gaat het erom voor geurhinder van veehouderijen de volgende vragen te beantwoorden:

1. Is ter plaatse van geurgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd?

2. Wordt niet iemand onevenredig in zijn belangen geschaad?

Welke afstand voldoende is, vloeit op grond van de jurisprudentie over de omgekeerde werking voort uit de regelgeving voor geurhinder. In het algemeen is het zo, dat wanneer geurgevoelige objecten op voldoende afstand van veehouderijen zijn gepland, het woon- en leefklimaat als goed wordt aangemerkt en niemand onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.

De aangevraagde ontwikkeling vindt plaats binnen de bebouwde kom. Een bestemming bedrijventerrein moet daarbij voor het gedeelte binnen de bouwgrenzen worden aangemerkt als geurgevoelig. Vanwege mogelijk langdurig menselijk verblijf binnen een bouwwerk kan sprake zijn van een geurgevoelig object als bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij.

In de directe omgeving van de kavels bevinden zich enkele veehouderijen. Die veehouderijen bevinden zich op relatief grote afstand (> 300 meter). Het betreft een combinatie van paardenhouderijen en rundveehouderijen, waarvoor in beide gevallen een minimumafstand van 100 meter geldt tot geurgevoelige objecten in de bebouwde kom. Aan die minimumafstand wordt in deze situatie in zeer ruime mate voldaan.

Andere veehouderijen in de omgeving bevinden zich op zodanig grote afstand dat mede in relatie tot de bedrijfsomvang op voorhand duidelijk is dat zij kunnen voldoen aan de geurnorm. Het verblijfsklimaat op de beide kavels is hierdoor niet in het geding.

4.9.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op voldoende afstand van omliggende veehouderijen. De voorgenomen ontwikkeling werkt niet belemmerend voor deze bedrijven. Ook het woon- en leefklimaat op de kavels zelf is hierbij niet in het geding.

4.10 Externe veiligheid

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het BEVI heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations en chemische fabrieken) en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd. In de directe omgeving van het plangebied is een Rijksweg (N18) gelegen welke is aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.

Route voor gevaarlijke stoffen

In de nabijheid van de Varssveldseweg (ong.) is de N18 (Twenteroute) gelegen. Dit betreft een doorgaande weg waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Om te kunnen bepalen of het vervoer van gevaarlijke stoffen over een bepaalde route voldoet aan de externe veiligheidsnormen, moeten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) worden berekend. De circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' is hiervoor het toetsingskader.

De intensiteiten van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N18 zijn gebaseerd op telgegevens van 2006. De intensiteit bedraagt voor de N18 4.079 transporten per jaar (2.305 transporten met brandbare vloeistoffen, 1.509 transporten met zeer brandbare vloeistoffen en 265 transporten met licht ontvlambare gassen).

Gelet op de intensiteit van de transporten met gevaarlijke stoffen over de N18 en gelet op de ruime afstand (ca. 160 meter) kan worden gesteld dat zowel PR als het GR geen belemmering zal vormen voor het voorgenomen plan.

4.10.1 Beoordelingskader

Externe veiligheid beschrijft risico’s met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBEDRIJVEN301-VG01_0006.png"

Hoe moet worden omgegaan met risico’s voor mensen in de omgeving van risicobronnen is in verschillende wet- en regelgeving opgenomen. Hierna wordt kort ingegaan op deze regelgeving.

Besluit en Regeling externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) regelen hoe de veiligheidsafstanden en het plaatsgebonden risico en het groepsrisico rond inrichtingen wordt vastgesteld.

Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geeft onder andere veiligheidsafstanden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen aan. De normstelling is in lijn met het Bevi. De risicoafstanden en de manier van risicoberekening staan net als bij het Bevi in een regeling (Revb).

Besluit en Regeling externe veiligheid Transportroutes

Vanaf 1 juni 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking. Voor de uitwerking en toepassing van de risiconormen is zoveel mogelijk aangesloten bij Bevi en Revi.

Besluit risico's zware ongevallen

Het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo) is de vertaling in Nederlandse wetgeving van de Europese Seveso III-richtlijn. Het Brzo integreert wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsveiligheid, externe veiligheid en rampbestrijding in één juridisch kader. Doelstelling is het voorkomen en beheersen van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het Brzo stelt hiertoe eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Een Brzobedrijf is ook automatisch een Bevi-bedrijf.

Vuurwerkbesluit

Het Vuurwerkbesluit is van rechtswege van toepassing op inrichtingen voor het opslaan of bewerken van vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik. Vanuit het Vuurwerkbesluit gelden externe veiligheidsafstanden.

Circulaire ontplofbare stoffen voor civiel gebruik

In deze circulaire zijn regels opgenomen voor onder andere de opslag van zwart buskruit, en ontplofbare stoffen die worden gebruikt bij slopen, seismische onderzoek. Rond iedere opslagplaats voor ontplofbare stoffen geldt een veiligheidsafstand.

Besluit ruimte

Het beleid voor de externe veiligheid rond munitiecomplexen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Besluit ruimte). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen drie veiligheidszones rondom die complexen, waarbinnen voor activiteiten of objecten bepaalde beperkingen gelden.

Activiteitenbesluit

Het Activiteitenbesluit schrijft voor bepaalde typen opslagen en installaties externe veiligheidsafstanden voor. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om gasdrukmeet- en – regelinstallaties, propaantanks (met een inhoud van maximaal 13 m3) en vuurwerk (tot 10.000 kilogram consumentenvuurwerk).

Beleidsvisie

In 2008 heeft de gemeenteraad van Oost Gelre de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Het ambitieniveau is afgestemd op het profiel van de gemeente Oost Gelre. Naast ruimte voor functies als landbouw, toerisme en wonen bestaat binnen de gemeente ook ruimte voor industriële bedrijvigheid. In de beleidsvisie is daarom gekozen voor een gebiedsgerichte benadering. Zo staat voor woonwijken veiligheid hoog in het vaandel, terwijl op bedrijventerreinen ruimte blijft voor bedrijfsontwikkeling. Ook daar gelden echter de wettelijke veiligheidsnormen.

De toegestane hoogte van het groepsrisico en de bouwmogelijkheden binnen risicocontouren (plaatsgebonden risico) verschillen in de beleidsvisie per onderscheiden gebied. Naast woonwijken en bedrijventerreinen gaat het bij deze gebiedsindeling om gemengde gebieden (met woon- en werkfuncties) en het landelijk gebied.

4.10.2 Overwegingen

Met behulp van de provinciale signaleringskaart externe veiligheid is gekeken welke risico’s zich in de omgeving van plangebied bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBEDRIJVEN301-VG01_0007.png"

Uitsnede signaleringskaart

Zoals in is te zien liggen de kavels 43 en 49 beide binnen 200 meter van de N18. In de uitsnede is het plangebied met een rode lijn omkaderd.

In de toelichting bij het vigerende bestemmingsplan van 17 mei 2013 met Projectnummer 179.00.03.00.00 is externe veiligheid met behulp van de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS) getoetst.

Ondertussen is dit beleid vervangen door het basisnet en het besluit transportroutes externe veiligheid.

In 2012 is voor het gehele traject een berekening uitgevoerd door de Regio Achterhoek. Deze berekening is jonger dan 5 jaar. In de tussenliggende periode is er niets noemenswaardigs veranderd aan de rekenmethodiek.

Voor dit deel van het bestemmingplan geldt de aanduiding bedrijven t/m categorie 2, inclusief kantoren. De maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter en het maximale bebouwingspercentage bedraagt 70%

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBEDRIJVEN301-VG01_0008.png"

Uitgegaan is van maximaal 3 etages binnen een bouwhoogte van 10 meter. 70% Van de maximale perceelgrote maal 3 verdiepingen levert in dit geval een verschil in aanwezige personen van 62,3 personen op als beide kavels worden ingericht als kantoorgebouwen.

Volgens de regeling basisnet valt de N18 onder de aangewezen trajecten van hoofdstuk 1 van het basisnet. Voor het traject van afslag 5 tot de afrit N319 geldt een PR contour van 0 meter en een GR contour van 9 meter. Het maximale aantal LPG (GF3) transporten bedraagt 1000 per jaar.

Volgens de topografische basiskaart is de afstand tussen de wegrand en het bouwkavel ongeveer 40 meter. Dit betekent dat de vergroting van het bouwvlak geen noemenswaardige invloed zal hebben op de hoogte van het groepsrisico en zeker niet tot een overschrijding van de Oriëntatiewaarde van het groepsrisico zal leiden.

In dit geval zal in de omgevingsvergunning aandacht moeten worden besteed aan het onderdeel externe veiligheid.

Als volgens artikel 8 2e lid van het BTEV sprake is van een toename kleiner dan 10% van het groepsrisico en het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde blijft, kan worden volstaan met een verkorte verantwoording van het groepsrisico.

Advies VNOG

De VNOG heeft eveneens advies uitgebracht met betrekking tot externe veiligheid. Het advies is als volgt samen te vatten:

  • Bevi

De voorgenomen wijziging (verchuiving bouwgrenzen) past binnen de normen van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

  • Algemene veiligheid

Vanuit de vigerende wet- en regelgeving over externe veiligheid is de wijziging geen probleem. Er worden wel een aantal aandachtspunten gegeven met begrekking tot risicobronnen, bestrijdbaarheid - bereikbaarheid, bestrijdbaarheid - bluswatervoorzieningen en zelfredzaamheid, waarmee rekening moet worden gehouden bij de activiteit 'bouwen', alsmede bij het brandveilig gebruik van het object. Deze aandachtspunten zijn in deze procedure niet relevant. Ze richten zich namelijk op het bedrijventerrein in het algemeen en op de activiteit bouwen.

4.10.3 Conclusie

Bij volledige bebouwing neemt bij wijziging van de grootte van de twee kavels de personendichtheid toe met maximaal 62,3 personen.

Volgens de in de regeling basisnet gestelde grens aan de PR contour van 9 meter, vallen beide kavels buiten deze grens. Het is niet aannemelijk dat de wijziging van de kavelgrootte van beide kavels noemenswaardige verandering in de hoogte van het groepsrisico ten gevolg zal hebben.

De voorgenomen wijziging past binnen de normen van het Bevi en het Bevt en ook vanuit de vigerende wet- en regelgeving over externe veiligheid is de wijziging geen probleem.

Hoofdstuk 5 Economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De omgevingsvergunning met projectafwijking voor de wijziging van de bouwgrenzen van kavel 43 en 49 op Lindebrook is namens gemeente Oost Gelre aangevraagd. Potentiële kopers kunnen gebruik maken van die vergunning en hebben zo zekerheid over de bouwmogelijkheden. De koper dient vervolgens de omgevingsvergunningaanvraag voor zijn eigen bouwplan in, die op gebruikelijke wijze wordt getoetst.

Op dit moment is er dus nog geen sprake van projectkosten. De procedure wordt door de gemeente bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden voor rekening komen van de gemeente.

De omgevingsvergunning met projectafwijking heeft uitsluitend betrekking op het wijzigen van de bouwgrenzen en derhalve niet op de activiteit bouwen. Dit brengt met zich mee dat geen exploitatieplan nodig is.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp projectafwijking voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen.

Het ontwerp heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen van 7 oktober tot en met 17 november 2016. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.