direct naar inhoud van Artikel 11 Maatschappelijk
Plan: Woonwijken Lichtenvoorde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPLIC200-VG05

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • b. gezondheidszorg, met dien verstande dat wonen niet is toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg';
  • c. onderwijs, kinderopvang en speelotheek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
  • d. verenigingsgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  • e. brandweerkazerne, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
  • f. zorginstelling, met dien verstande dat tevens bijbehorend wonen is toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
  • g. sporthal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
  • h. dierenartsenpraktijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartsenpraktijk';
  • i. politiebureau, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - politiebureau';
  • j. politiebureau, dierenartsenpraktijk, gezondheidszorg, onderwijs, verenigingsgebouw, brandweerkazerne, zorginstelling, sporthal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd',

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt 100%, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen mogen niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) of ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%) is aangegeven.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk mag zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag maximaal 70 m² bedragen, waarbij het bebouwingspercentage op het bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
  • d. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen en mag niet hoger zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • f. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 1 m.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m bedragen en daar achter 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van antennes, vlaggenmasten, lantaarnpalen en vergelijkbare andere bouwwerken maximaal 10 m bedragen, met dien verstande dat het aantal vlaggenmasten niet meer dan 3 per bouwperceel mag bedragen.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  • c. de breedte van de gebouwen;
  • d. de oriëntering van de gebouwen;
  • e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  • f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Gevallen waarvoor omgevingsvergunning kan worden verleend

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 sub a tot en met i voor het toestaan van andere maatschappelijke voorzieningen.

11.4.2 Criteria

De in sub 11.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, onder de voorwaarden dat:

  • a. in voldoende mate voorzien wordt in parkeergelegenheid in/bij het gebouw;
  • b. er geen belemmeringen voor in de omgeving voorkomende functies ontstaan;
  • c. de bestaande ruimtelijk kwaliteit niet aangetast wordt.