direct naar inhoud van Artikel 6 Dienstverlening
Plan: Dorpskern Lichtenvoorde 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPLIC100-VS04

Artikel 6 Dienstverlening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. publiek gerichte diensten;
  • b. woningen en kamerbewoning op de verdiepingen van de gebouwen, niet zijnde een kap,met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.

6.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

6.2.1 Algemeen

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het aantal woningen en kamers voor kamerbewoning mag niet toenemen.

6.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van de woonfunctie is maximaal 10 m² aan bijgebouwen per woning toegelaten met een maximum van 50% van het bouwperceel;
  • b. de bijgebouwen dienen achter (het verlengde van) de voorgevel te worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen en mag niet hoger zijn dan de bouwhoogte van de woning;
  • d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 m bedragen en niet hoger zijn dan de goothoogte van de woning;

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor de voorgevel maximaal 1 m en achter de voorgevel maximaal 2 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder art. 6.2.4, sub a mag de bouwhoogte van antennes, (tuin)verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare andere bouwwerken maximaal 10 m bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  • b. de (goot)hoogte van de gebouwen;
  • c. de breedte van de gebouwen;
  • d. de oriëntering van de gebouwen;
  • e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  • f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

6.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. art.6.2.2, sub a voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de functie dienstverlening buiten het bouwvlak onder voorwaarden dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen maximaal 50% bedraagt van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 70 m²;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de gronden van de aangrenzende percelen met een andere bestemming minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de logistieke afwikkeling blijvend op eigen terrein plaats dient te vinden.
  • b. art. 6.2.2, sub c voor het aantal woningen onder voorwaarden dat:
    • 1. in voldoende mate voorzien wordt in parkeergelegenheid in/bij het gebouw;
    • 2. er geen belemmeringen voor in de omgeving voorkomende functies ontstaan;
    • 3. de bestaande ruimtelijk kwaliteit niet aangetast wordt.
  • c. art. 6.2.4, sub a voor het aanbrengen van een luifel aan het hoofdgebouw onder voorwaarden dat:
    • 1. de luifel maximaal 0,75 m uit de voor- en zijgevel van het hoofdgebouw mag uitsteken;
    • 2. de luifel aan de voorgevel maximaal 1/3 gedeelte van de totale lengte van de luifel tot maximaal 1,25 m uit de voorgevel mag uitsteken;
    • 3. de luifel steun mag vinden aan maximaal 1 wand van een belendend gebouw;
    • 4. de hoogte van de luifel mag maximaal 4 m bedragen.


6.5 Ontheffing van de gebruiksregels
6.5.1 Gevallen waarvoor ontheffing kan worden verleend

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van art. 6.1, sub b voor woningen en kamerbewoning onder de kap van een gebouw.

6.5.2 Criteria

De in art. 6.5.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, onder de voorwaarden dat:

  • a. in voldoende mate voorzien wordt in parkeergelegenheid in/bij het gebouw;
  • b. er geen belemmeringen voor in de omgeving voorkomende functies ontstaan;
  • c. de bestaande ruimtelijk kwaliteit niet aangetast wordt.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Wijziging bestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Dienstverlening' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. De regels van art.13 'Wonen' zijn van overeenkomstige toepassing;

6.6.2 Procedureregels

Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening in acht genomen.

6.6.3 Criteria

De in art. 6.6.1 genoemde wijziging kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

en het kostenverhaal voor de gemeente voldoende verzekerd is.