direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Dorpskern Lichtenvoorde 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPLIC100-VS04

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de bijlage 2 "Staat van bedrijfsactiviteiten Centrum Lichtenvoorde", behorende bij deze regels, met uitzondering van de gronden voor de bedrijven vermeld in sub c;
  • b. bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. het uitoefenen van een leerbewerking- en leerverwerkingsbedrijf, ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - leerverwerking' (niet-zijnde een bedrijf in artikel 2.4.1 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder) en opslag en emballage van kleding in combinatie met een aan deze functies gelieerd multifunctioneel gebruik van de gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en emballage kleding';
  • d. opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag';

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in- en uitritten, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt 100% tenzij anders ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • d. de oppervlakte voor multifunctioneel gebruik van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en emballage kleding' bedraagt maximaal 3.000 m².

3.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 70 m² bedragen, met een maximum van 50% van het bouwperceel achter (het verlengde van) de voorgevel;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen en mag niet hoger zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
  • c. de goothoogte van een bijgebouw of overkapping mag maximaal 3 m bedragen en niet hoger zijn dan de goothoogte van de bedrijfswoning;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw mag niet hoger zijn dan maximaal 0,25 m boven de bovenkant van de verdiepingsvloer van de bedrijfswoning;
  • e. een uitbouw aan de voorgevel mag maximaal 40% van de breedte van de voorgevel bedragen en maximaal 1,5 m diep zijn;
  • f. de breedte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel mag maximaal 3 m bedragen;
  • g. de maximale diepte van aan- en uitbouwen mag aan de achterzijde van bedrijfswoningen maximaal 4 m bedragen;
  • h. een strook van minimaal 8 m, gerekend van de achtergevel tot de achterste erfgrens, dient vrij te blijven van aan- en uitbouwen;
  • i. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen liggen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van bedrijfswoning. Voor een overkapping geldt een minimale maat van 1 m.
  • j. de afstand van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij bedrijfswoningen minimaal 1 m.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor de voorgevel maximaal 1 m en achter de voorgevel maximaal 2 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder art. 3.2.4, sub a mag de hoogte van antennes, vlaggenmasten, lantaarnpalen en vergelijkbare andere bouwwerken maximaal 10 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder art. 3.2.4, sub a mag de hoogte van een schoorsteen ter plaatse van de aanduiding 'schoorsteen' maximaal 30 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  • b. de (goot)hoogte van de gebouwen;
  • c. de breedte van de gebouwen;
  • d. de oriëntering van de gebouwen;
  • e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  • f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Bouwen buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in art. 3.2.2. sub a voor het bouwen van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak onder voorwaarden dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen maximaal 50% bedraagt van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 70 m²;
  • b. de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
  • c. de afstand tot de gronden van de aangrenzende percelen met een andere bestemming minimaal 5 m bedraagt;
  • d. de logistieke afwikkeling blijvend op eigen terrein dient plaats te vinden.

3.4.2 Aanbrengen luifel

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in art. 3.2.4, sub a voor het aanbrengen van een luifel aan het hoofdgebouw onder voorwaarden dat:

  • a. de overschrijding van de voorgevel maximaal 2 m mag zijn;
  • b. maximaal 25% van de voorgevelbreedte de voorgevel met meer dan 2 m overschreden mag worden, mits er tussen de naar de weg gekeerde perceelsgrens en de luifel minimaal 5 m onoverdekt casu quo onbebouwd blijft;
  • c. de hoogte van de luifel maximaal 4 m bedraagt.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen een al dan niet tijdelijke buitenopslag van goederen en materialen indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde.

3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 Ontheffing gelijk te stellen bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in art. 3.1, sub a en bedrijfsactiviteiten toestaan welke naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de in bijlage 2 opgenomen "Staat van bedrijfsactiviteiten Dorpskern Lichtenvoorde", met uitzondering van geluidzoneringsplichtige bedrijven.

3.6.2 Criteria

De in art. 3.6.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging bestemming

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd de bestemming 'Bedrijf' met uitsluiting van de gebieden met de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - leerverwerking' en 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en emballage kleding' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. De regels van art.13 Wonen' zijn van overeenkomstige toepassing.

3.7.2 Criteria

De in art. 3.7.1 genoemde wijziging kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.