Plan: | Buitengebied herziening woningbouw Kapelweg Vragender |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.BPBUI2034-VG01 |
Er is behoefte aan woningbouw in de kleine kernen van de gemeente Oost Gelre. Om de leefbaarheid in de kleine kernen te waarborgen is, tezamen met de dorpsbelangorganisaties de beleidsnota 'Kleine Kernen gemeente Oost Gelre' opgesteld. In deze beleidsnota wordt o.a. aangegeven dat er een aantal woningen per kleine kern worden ontwikkelt. Zo ook in Vragender. Een geschikte locatie is hierbij gevonden aan de Kapelweg op de hoek met de Pastoor Scheepersstraat. Deze locatie sluit aan op de al aanwezige woningbouw aan de Kapelweg. Het voornemen is om hier 10 woningen te ontwikkelen.
De te realiseren woningen bestaan uit twee vrijstaande woningen, twee twee onder één kap woningen en vier aaneengebouwde woningen. Dit alles in een groene setting. De transformatie van het gebied past niet in het geldende bestemmingsplan. Om het project juridisch-planologisch mogelijk te maken, is daarom dit bestemmingsplan opgesteld.
Inrichtingsschets
In relatie met dit woningbouwgebied wordt ook het agrarisch bedrijf aan de Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender gewijzigd. Het gaat hierbij om een toevoeging van een aanduiding binnen het zuidelijk deel van het aanwezige agrarisch bouwblok. Hiermee wordt voorkomen dat er op dit deel van het bouwvlak in de toekomst bedrijfsbebouwing wordt opgericht waarin dieren gehouden kunnen worden. Hiermee wordt dan voldaan aan de minimaal aan te houden afstanden van agrarische bedrijfsbebouwing met dieren en omliggende woningen. De agrariër wordt hiermee dan niet in zijn toekomstige ontwikkleingen beperkt en omgekeerd wordt er zo een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen gegarandeerd.
Woningbouw Kapelweg
Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 0,47 ha en ligt in de hoek tussen de Kapelweg en de Pastoor Scheepersstraat en in het verlengde van de al aanwezige woningen aan de Kapelweg aan de zijde van het buitengebied. Een deel van de planlocatie wordt ontsloten via de Kapelweg. De woningen op de planlocatie aan de zijde van de Pastoor Scheeperstraat worden aan deze weg ontsloten.
Plangebied woningbouwlokatie Kapelweg Vragender
Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
Het agrarisch bedrijf aan de Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender is een nog in werking zijnde extensieve veehouderijbedrijf. Binnen de inrichting wordt rundvee gehouden. De bedrijfsbebouwing bevindt zich in een agrarisch bouwvlak. Aan de zuidzijde van het agrarisch bouwvlak zijn kuilvoerplaten gelegen.
Plangebied Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
Woningbouw Kapelweg
Het voor woningbouw te ontwikkelen perceel aan de Kapelweg te Vragender is gelegen in het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011', welke door de gemeenteraad op 18 december 2012 is vastgesteld, met bijbehorende 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre', welke door de gemeenteraad is vastgesteld op 15 juli 2014 en 'Buitengebied, Reparatieplan 2016' welke door de gemeenteraad is vastgesteld op 4 april 2017. Op het perceel ligt de bestemming 'Agrarisch met waarden - landschapswaarden' met een tweetal gebiedsaanduidingen zijnde 'overige zone - openheid' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop'. Daarnaast geldt op het oostelijk deel van het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' en op het westelijk deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 1'.
Laatstgenoemde dubbelbestemmingen zijn vervangen door de dubbelbestemmingen die zijn opgenomen in het 'Parapluplan Archeologie' welke door de gemeenteraad is vastgesteld op 22 februari 2022. Op het oostelijk deel van het perceel geldt nu 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 1' en op het westelijk deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 1'.
Binnen de hierboven aangegeven bestemming is de realisatie van nieuwe woningen niet toegestaan. Daarbij zijn er voor deze bestemming in het geldende bestemmingsplan geen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Via een procedure om herziening van het bestemmingsplan kunnen woningen op de beoogde locatie juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt.
Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
Het voornoemde bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' met bijbehorende Reparatieplannen is ook van toepassing op het perceel Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender. Dit perceel is hierin bestemd als 'Agrarisch met waarden - landschapswaarden' voorzien van een bouwvlak en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'. Voor het zuidelijkst deel van het perceel geldt aanvullend een gebiedsaanduiding zijnde 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.
Ingevolge het 'Parapluplan Archeologie' is voornoemde dubbelbestemming voor het overgrote deel vervangen door 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 1'. Een heel klein deel van het agrarisch bouwvlak is gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2'.
Binnen de hierboven aangegeven bestemmingen is het aanpassen van een bouwvlak van een agrarisch bedrijf niet toegestaan. Daarbij zijn er voor deze bestemmingen in het geldende bestemmingsplan geen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Via een procedure om herziening van het bestemmingsplan kan aanpassing van een agrarisch bouwvlak op de beoogde locatie juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt.
Uitsnede uit geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011'
Uitsnede uit geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' woningbouwlocatie hoek Kapelweg - Pastoor Scheepersstraat
Uitsnede uit geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie vanuit ruimtelijk oogpunt en per functie, evenals de ontwikkelingen op basis van het vigerende beleid beschreven. Er wordt flexibiliteit geboden daar waar het kan. Rekening wordt gehouden met de dynamiek in het plangebied en ruimte voor 'reguliere' uitbreidingen en veranderingen.
Door haar ligging op een stuwwal uit de ijstijd is Vragender geologisch en historisch gezien een zeer interessante kleine kern. In de loop van haar geschiedenis is de nederzetting mede door de agrarische bedrijvigheid van de bewoners uitgegroeid tot het prototype van een esdorp in Nederland.
Op de topografische kaart uit 1883 is voor het eerst bebouwing te zien op de locatie van het huidige kerkdorp Vragender. Naast het beoogde plangebied voor de woningbouwlocatie is de Vragender Kapel aangegeven. Deze is al op de topografische kaart uit 1850 aangegeven en nu nog gedeeltelijk aanwezig op de locatie en aangeduid als 'Ruïne'. Op de kaart uit 1885 is aangegeven dat de eerste bebouwing in de kern Vragender bestond uit de RK kerk, de begraafplaats en enkele woningen. Op de kaart uit 1936 is de bebouwing verspreid uitgebreid en is op de kaart de school aangegeven. Op de kaart uit 1956 is voor het eerst bebouwing aangegeven op het perceel aan de Pastoor Scheepersstraat 43. In de loop der jaren groeit het kerkdorp en het agrarisch bedrijf tot haar huidige omvang.
Topografische kaart uit 1883 (bron: www.topotijdreis.nl) Geel: kerkdorp Vragender ; Rood: planlocatie Kapelweg
Topografische kaart uit 1885 (bron: www.topotijdreis.nl)
Topografische kaart uit 1936 (bron: www.topotijdreis.nl)
Topografische kaart uit 1956 (bron: www.topotijdreis.nl)
Topografische kaart uit 2020 (bron: www.topotijdreis.nl)
Woningbouw Kapelweg
Het plangebied is gelegen in de hoek Kapelweg en de Pastoor Scheepersstraat aan de rand van het kerkdorp Vragender. Het plangebied grenst aan het agrarisch buitengebied en het perceel is als grasland in gebruik. In de directe omgeving van het plangebied zijn woningen van derden gelegen (woningen binnen de bebouwde kom) alsmede een enkele woning in het buitengebied, grenzend aan de bebouwde kom. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Lichtenvoorde, sectie S, nummer 1056. Het plangebied is in paragraaf 1.2 aangegeven.
Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
Het agrarisch bedrijf is gelegen ten noorden van de bebouwde kom van het kerkdorp Vragender. Het perceel wordt ontsloten via één van de toegangswegen voor het kerkdorp zijnde de Pastoor Scheepersstraat. Op het agrarisch perceel is een bedrijfswoning aanwezig met agrarische bedrijfsbebouwing en kuilvoerplaten. Het agrarisch bedrijf met een deel van de omliggende gronden is kadastraal bekend als gemeente Lichtenvoorde, sectie S, nummer 906.
Voor het plangebied voor de woningbouw op de hoek Kapelweg - Pastoor Scheepersstraat is een stedenbouwkundig concept opgesteld zijnde het beeldkwaliteitsplan 'Kapelweg Vragender'.
Dit beeldkwaliteitsplan vormt het toetsingkader voor nieuwe aanvragen om omgevingsvergunning onderdeel bouwen (bouwaanvragen) voor initiatiefnemers en architecten. Het beeldkwaliteitsplan geldt naast de gemeentelijke welstandsnota. Het beeldkwaliteitsplan en bestemmingsplan zijn in lijn met elkaar opgesteld en zullen worden vastgesteld door de gemeenteraad. Het college van B&W krijgt de bevoegdheid om afwijkingen toe te staan, mits stedenbouwkundig verantwoord.
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische kaders en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat. Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regelingen van de Europese unie zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Op nationaal en provinciaal niveau zijn eveneens een groot aantal juridische kaders en beleidskaders van toepassing op het plangebied.
De "Vogelrichtlijn" (79/409/EG) uit 1979 heeft tot doel: de bescherming en het beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende vogels en hun habitats. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van al deze vogelsoorten en in het bijzonder de trekvogels en zijn verplicht om de verschillende natuurlijke habitats die het leefmilieu van de wilde vogels vormen, in stand te houden. Op grond van deze richtlijn worden gebieden aangewezen als Speciale Beschermingszone. Deze gebieden maken deel uit van het Europese initiatief om een ecologisch netwerk van natuurgebieden duurzaam te beschermen (Natura 2000). Daarnaast stelt de richtlijn nadere regels voor de bescherming, het beheer en de regulering van vogelsoorten.
De rechtsgevolgen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn betreffen, naast het aanwijzen van de Speciale Beschermingszones, ook de verplichting om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden van de vogelsoorten niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende invloeden optreden in gebieden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten, die door de Vogelrichtlijn beschermd worden. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden volgens de richtlijn getoetst.
Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn.
De in 1992 vastgestelde "Habitatrichtlijn" is het voornaamste stuk wetgeving van de Europese Gemeenschap ter bevordering van de biologische verscheidenheid. Deze richtlijn houdt de verplichting in voor deelstaten om de habitats en soorten, die voor de Europese Unie van belang zijn, in stand te houden. Iedere lidstaat moet op zijn grondgebied de gebieden die voor het behoud van de onder de richtlijn vallende habitats en soorten het belangrijkst zijn, identificeren en vervolgens aanwijzen als Speciale Beschermingszones.
Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn.
Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en Tweede Kamer. Invoering van het verdrag heeft gevolgen voor het huidige archeologisch bestel. Het moet nog (beter) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd worden. Alle overheden hebben zorgplicht voor archeologische waarden gekregen, dus ook de gemeenten. In de ruimtelijke ordening wordt aan veel aspecten aandacht geschonken en worden tal van belangen tegen elkaar afgewogen. Voor veel zaken wordt de afweging gestuurd door wet- en regelgeving. Het verdrag van Malta heeft tot gevolg dat dit ook voor de archeologie het geval is. Door het verdrag heeft (ook) de gemeente de inspanningsverplichting de archeologische waarden te beschermen.
Ter bescherming van de archeologische waarden heeft de gemeente Oost Gelre een beleidsnota met -kaarten vastgesteld en deze doorvertaald en opgenomen in de geldende bestemmingsplannen.
Deze beleidsnota is nu herzien. Hiervoor heeft de gemeenteraad in haar vergadering van 22 februari 2022 het 'Parapluplan Archeologie' vastgesteld. Dit parapluplan vervangt voornoemde beleidsnota en zal gelden voor het gehele plangebied in de gemeente Oost Gelre.
In paragraaf 4.2 wordt archeologie nader toegelicht.
De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste uitgangspunten van de KRW zijn:
Via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Bij onderhavig bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd waarbij rekening is gehouden met bovengenoemde doelstellingen.
Conclusie Internationaal beleid
Het Internationaal beleid vormt geen belemmering voor de beoogde planontwikkeling op perceelniveau.
Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
2. Duurzaam economisch groeipotentieel
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair.
3. Sterke en gezonde steden en regio's
Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zet het Rijk in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
1. Combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies.
In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
Het verschilt tussen gebieden wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling en tussen concurrentiekracht en leefbaarheid. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
3. Afwentelen wordt voorkomen.
Het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie inwoners, zonder dat dit ten komst gaat van die van toekomstige generaties.
In voorliggend geval betreft een project waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Bij het uitwerken van het plan zijn de kenmerken en identiteit van het gebied centraal gesteld.
Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's.
Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer het Natuur Netwerk Nederland (de opvolger van de ecologische hoofdstructuur), radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Per 1 oktober 2012 is de Ladder voor duurzame verstedelijking vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Vervolgens dient bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie gekeken te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt – onder voorwaarden - aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. Door de ladder voor duurzame verstedelijking toe te passen, wordt verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied geconcentreerd. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt.
De Ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op de ontwikkeling bij het agrarisch bedrijf Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender en wordt hier dan ook buiten beschouwing gelaten.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Onderhavige ontwikkeling betreft een uitbreiding van de bebouwde kom Vragender met een 10-tal woningen. In artikel 1.1.1 van het Bro is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader toegelicht, waarbij het gaat om 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Nu het een woningbouwlocatie betreft met een omvang van maximaal 10 woningen, is hier geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Behoefte
Op 15 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Oost Gelre de 'Woonvisie Kleine kernen' vastgesteld met als titel: 'Ruimtelijke verkenning wonen kleine kernen Oost Gelre'. In deze woonvisie is een duidelijke opgave opgenomen: ‘passende woonruimte voor iedereen in de kleine kernen’.
Er is een behoorlijke actuele behoefte aan nieuwe woningen. De huidige plancapaciteit is niet voldoende om te voorzien in de behoefte. De ruimtelijke opgave voor de kleine kernen is als volgt samengevat:
Uit een kwantitatief en kwalitatief woonbehoefteonderzoek onder de inwoners van Vragender blijkt dat er in alle segmenten een behoefte aan woningbouw is, met een duidelijke piek in het marktsegment tussen de 175K en 250K.
Aanvullende beschrijving van voornoemde Woonvisie is opgenomen in paragraaf 3.4.1.
Bestaand stedelijk gebied
Het planvoornemen betreft de realisatie van een nieuw woongebied aansluitend aan de bestaande bebouwing van de dorpskern Vragender. Het plangebied grenst aan de bestaande bebouwing aan de Kapelweg Vragender. Door deze nieuwe woonlocatie vindt er aansluiting plaats met de bebouwde kom van Vragender. Hiermee kan dit project worden beschouwd als een binnenstedelijke ontwikkeling.
Conclusie
Uit bovenstaande onderbouwing kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dat de behoefte wel degelijk aanwezig is. Er is sprake van een duurzame verstedelijking.
Algemene conclusie Bro
De ladder van duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.
De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in de 'Omgevingsvisie Gelderland'. Deze is vastgesteld op 9 juli 2014. Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 1 januari 2018 een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening. De provincie streeft onder andere naar het versterken en behouden van de vitaliteit van kleinere kernen en dorpen. Om dit te bereiken dienen stedelijke functies waar mogelijk te worden gebundeld en geconcentreerd. Daarnaast ondersteunt de provincie bij de aanpak van leegstand in dorpen en kernen.
De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Toetsing Omgevingsverordening (geconsolideerde versie 1 februari 2022)
Woningbouw Kapelweg
Voor het plangebied geldt artikel 2.2 uit de Omgevingsverordening : "Instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda" en artikel 2.64 'bescherming windvang molen'.
Artikel 2.2:
1. Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.
2. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:
a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling, en Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.
Met dit bestemmingsplan wordt bijgedragen aan het realiseren van voldoende woningen in het kerkdorp Vragender, die daarnaast voldoen aan de recentelijke regionaal en lokaal vastgestelde Kwalitatieve toetsingscriteria voor woningbouwinitiatieven, en vindt er een kwalitatieve versterking van de leefomgeving plaats. Voor wat betreft de ladder voor duurzame verstedelijking wordt opgemerkt dat er sprake is van een binnenstedelijke locatie (zie ook paragraaf 3.2.3).
De gemeenteraad van Oost Gelre heeft op 20 september 2016 de Woonvisie 2016 - 2025 vastgesteld en daarnaast recentelijk regionale kwaliteitscriteria vastgesteld. De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld (zie ook paragrafen 3.4.1 en 3.5.1). Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal 10 woningen gelegen in een groene setting. Het gaat om koopwoningen in de vorm van aaneengebouwde, twee aan één gebouwd en een enkele vrijstaande woning voor starters, doorstromers gezinnen en senioren. Met dit gemengde programma en deze aantallen wordt aangesloten op het regionale woonbeleid. Hiermee is het plan, kwalitatief en kwantitatief, in overeenstemming met artikel 2.1 en 2.2 van de omgevingsverordening.
Artikel 2.64:
Een bestemmingsplan maakt voor gronden binnen een Molenbiotoop geen nieuwe bebouwing of beplanting mogelijk als daardoor de windvang van een molen wordt beperkt.
In het plangebied worden grondgebonden woningen gerealiseerd die niet hoger worden dan 10 meter en waarbij aansluiting wordt gezocht bij al aanwezige hoogtes in de directe nabijheid van het plangebied. De windvang van de aanwezige molen in de kern Vragender wordt hierdoor niet beperkt.
Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
Ingevolge de Omgevingsverordening is het perceel gelegen in ''Nationaal landschap buiten Gelders natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone en Nieuw Hollandse Waterlinie'. Hiervoor geldt artikel 2.56 (ontwikkeling in Nationaal landschap) van de omgevingsverordening die aangeeft dat 'een bestemmingplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone (GO), het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW), maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal landschap, bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen, niet aantasten'.
Omgevingsverordening Gelderland (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Het perceel Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender is gelegen buiten de genoemde GO, GNN en NHW zoals op onderstaande kaart is weergegeven. Het huidige agrarisch bedrijf is opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' en is bestemd als 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. De bestemming op het perceel wordt niet gewijzigd. Binnen het aangegeven agrarisch bouwvlak zal een aanduiding worden verbeeld welke aangeeft dat in het zuidelijk deel van het agrarisch bouwvlak geen bedrijfsbebouwing mag worden opgericht waarin o.a. dieren gehouden kunnen worden. Deze wijziging op het perceel heeft geen negatieve gevolgen voor de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
Uitsnede omgevingsverordening Gelderland (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl). Donker groen: GNN, licht groen: GO.
Conclusie
Bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk rekening gehouden met de regels uit de Omgevingsverordening Gelderland. Nu de ontwikkeling van de woningen en de wijziging op het agrarisch perceel ook past binnen de provinciale omgevingsvisie en -verordening past het plan binnen het provinciaal beleid.
De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld. Een demografische ontwikkeling in deze regio is dat het aantal inwoners in de komende periode langzaam maar zeker afneemt. In de Regionale Woonvisie wordt ingespeeld op die bevolkingsdaling en afname van het aantal huishoudens. Concreet betekent dit voor iedere gemeente in de Achterhoek dat de aangegeven bouwvolumes in de gemeentelijke woonvisies naar beneden bijgesteld moeten worden.
De Regionale Woonvisie is in 2013 geëvalueerd. Dit heeft geleid tot een bijstelling, in de vorm van een Regionale woonagenda 2015-2025. Deze woonagenda richt zich primair op het ontwikkelen van een evenwichtige kwalitatieve en kwantitatieve woningvoorraad en secundair op het voorkomen en aanpakken van leegstand in maatschappelijk vastgoed en op wonen en zorg.
Het Achterhoeks Woonwensen- en Leefbaarheidsonderzoek (AWLO) van maart 2018 laat zien dat er kwalitatieve tekorten en overschotten zijn tussen vraag en aanbod van woningen (mismatch) in de regio Achterhoek. Daarnaast blijkt uit de nieuwste Primosprognose dat het aantal huishoudens in de regio Achterhoek tot 2030 blijft groeien. Er zijn daardoor op regioniveau extra woningen nodig bovenop de bestaande woningbouwafspraken die vastliggen in de Regionale woonagenda.
In 2019 is een regionale set aan kwaliteitscriteria vastgesteld op basis waarvan nieuwe woningbouwplannen worden beoordeeld. Daarmee wordt beoogd dat alleen extra nieuwbouw wordt toegevoegd, als dit bijdraagt aan het oplossen van de mismatch op de lokale woningmarkt. De notitie "Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek" beschrijft dit regionale kader, de te hanteren werkwijze en het monitoren van de nieuwe woningbouwinitiatieven.
Diverse onderzoeken laten zien dat er kwalitatieve tekorten en overschotten zijn tussen vraag en aanbod van woningen in de regio Achterhoek. Daarnaast blijkt uit de nieuwste Primosprognose dat het aantal huishoudens in de regio Achterhoek tot 2030 blijft groeien. Er zijn daardoor op regioniveau extra woningen nodig bovenop de bestaande woningbouwafspraken die vastliggen in de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025.
De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld, om in te spelen op de veranderde behoefte. In het najaar van 2019 is de Regionale Woonagenda op onderdelen aangepast. Daarmee wordt vooruitgelopen op de nieuwe Regionale Woonagenda. Het beleidskader is in lijn met de koers Ruimte voor goed wonen van de provincie en met het provinciale coalitieakkoord. Een aantal passages zijn niet meer van toepassing, zoals:
De Regionale Woonagenda 2015 - 2025 is niet van toepassing op de ontwikkeling bij het agrarisch bedrijf Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender en wordt hier dan ook buiten beschouwing gelaten.
Conclusie
Het regionale beleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling aan de Kapelweg te Vragender.
Op 15 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Oost Gelre de 'Woonvisie Kleine kernen' vastgesteld met als titel: 'Ruimtelijke verkenning wonen kleine kernen Oost Gelre'. In deze woonvisie is een duidelijke opgave opgenomen: ‘passende woonruimte voor iedereen in de kleine kernen’.
Deze ruimtelijke verkenning bestaat uit vier hoofdstukken. Dit is schematisch weergegeven met daarbij de belangrijkste vraag per hoofdstuk. In het hoofstuk “Introductie” wordt de aanleiding, het doel en het proces tot dusver beschreven. In het hoofdstuk “Behoefte & kwaliteit” staan de demografische ontwikkelingen en de woningbouwbehoefte. Daarnaast heeft iedere kleine kern onder haar inwoners de behoefte gepeild, bijvoorbeeld door een enquête en/of informatieavonden. Dit is vertaald in de ruimtelijke woningbouw opgave voor de kleine kernen. Daarnaast is het belangrijkste beleid voor de locatiekeuzes aangegeven.
In het hoofdstuk “Uitvoering” is het beleid vertaald in een “leefbaarheidsthermometer”; hiermee wordt een kwaliteitswaarde aan denkbare woningbouwlocaties gegeven. In dit hoofdstuk staat een ruimtelijke- en landschappelijke beschrijving van iedere kern. Vervolgens is voor iedere kern een kaart opgenomen met woningbouwlocaties en een strategie per kern (waar gaan we gezamenlijk mee aan de slag). In het hoofdstuk “Uitvoering” is globaal aangegeven hoe het vervolg proces wordt ingestoken. Daarnaast is er een “uitnodigingskaart” opgenomen voor nieuwe woningbouw initiatieven.
Er is een behoorlijke actuele behoefte aan nieuwe woningen. De huidige plancapaciteit is niet voldoende om te voorzien in de behoefte. De ruimtelijke opgave voor de kleine kernen is als volgt samengevat:
Ruimtelijke structuur kernen
Voor elk kerkdorp is een structuurkaart opgesteld. Beheer, versterken en verduurzamen van de bestaande dorpse bebouwde omgeving is het belangrijkste voor de kleine kernen. Voor iedere kern is gekeken naar de ruimtelijke structuren.
Het voorliggende plan ligt aan de rand van de dorpskern Vragender en in de ruimtelijke verkenning aangeduid als 'herontwikkeling landschappelijke woonlocaties aan de rand van Vragender'. Om gedegen keuzes te maken over welke gebieden/plekken het meest wenselijk of als meest haalbaar worden geacht als woningbouw locaties, wordt gebruik gemaakt van de zogeheten leefbaarheidsthermometer. De leefbaarheidsthermometer heeft als uitgangspunt: bouwen op die plekken waar het de leefbaarheid van de kernen het meest ten goede komt. Het uitgangspunt hierbij is “van binnen naar buiten” (te lezen als van bestaand stedelijk gebied naar buitengebied; inbreiding voor uitbreiding). De thermometer slaat uit van groen (wenselijk) naar rood (minst wenselijk) op het vlak van leefbaarheid. Waarbij werkend van groen naar rood het proces van gedegen afpellen van de woningbouwmogelijkheden in elke kern weergeeft. Daarbij is telkens de afweging gemaakt of een locatie binnen 0-2 jaar te realiseren is. Dus mocht er een inbreidingslocatie op korte termijn voorhanden zijn, dan geniet dit de voorkeur. Mocht er geen inbreidingslocatie voorhanden zijn, dan wordt er gekozen voor een dorpslintafronding. Mocht er in de kern op korte termijn ook geen dorpslintlocaties voorhanden zijn, dan wordt er gekozen voor uitbreidingslocatie.
Op de kaart hierboven staat het ruimtelijke structuurbeeld voor Vragender weergegeven. Hierop is een overzicht gemaakt van denkbare woningbouwlocaties in Vragender. Op basis van het landschapsbeeld en de leefbaarheidsthermometer is er een locatiestrategie gekozen voor de komende jaren.
Voor Vragender is in eerste instantie gekozen voor inbreidingslocaties in de kern Vragender en herbestemming van de kerk. Daarnaast zijn toekomstige inbreidingslocaties aangegeven indien bedrijven leeg komen te staan en/of willen verplaatsen. De inbreidingslocaties zijn in particulier bezit waarbij door de eigenaren is aangegeven voorlopig deze locaties niet te gaan ontwikkelen. Voor de kerk in Vragender is een omgevingsvergunning verleend voor realisatie van 9 appartementen in het voormalige kerkgebouw.
De derde optie zijn de woondroebels in het buitengebied maar in de nabijheid van de kern. Hiervoor zijn eerste schetsen/idieëen aangeleverd welke nog moeten worden beoordeeld en mogelijk verdere uitwerking behoeven. Deze locaties zijn op de korte termijn nog niet ontwikkelbaar.
Als laatste optie zijn de herontwikkeling van 1 van de 3 landschappelijke woonlocaties aan de rand van Vragender, indien optie 1 en 3 niet kansrijk zijn. Zoals hierboven omschreven zijn deze twee opties niet kansrijk op korte termijn. Er is dan ook gekozen voor de locatie op de hoek van de Kapelweg met de Pastoor Scheepersstraat welke op korte termijn realiseerbaar is. De woningen zijn voor gemengde doelgroepen bedoeld, zoals starters, gezinnen en senioren, wat aansluit op de actuele vraag in de kleine kernen.
Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
De Woonvisie Kleine kernen is niet van toepassing op de ontwikkeling bij het agrarisch bedrijf Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender en wordt hier dan ook buiten beschouwing gelaten.
Wel is de ontwikkeling van de woningbouw afhankelijk van dit agrarisch bedrijf. Om de toekomstige ontwikkelingen van dit agrarisch bedrijf niet te belemmeren en om een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen te kunnen garanderen dient er een minimale afstand van 100 m te worden aangehouden, gemeten vanaf het agrarisch bouwvlak tot aan de dichtstbijzijnde gevel van de nieuwe woningen. De afstand van 100 m wordt in de huidige situatie niet gehaald. Door het opleggen van een aanduiding binnen het agrarisch bouwvlak kan aan de 100 m worden voldaan.
Een uitgebreide beschrijving hiervan is opgenomen in paragraaf 4.10.
Cultuur en erfgoed dragen bij aan de economie en de maatschappij. Zij dragen bij aan het toerisme en aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en bewoners. Door de gemeenten Winterswijk, Aalten en Oost Gelre is gezamenlijk de erfgoednota opgesteld. Het beleven van erfgoed is een van de ambities in deze nota om daarmee het (economisch) rendement te vergroten. Het doel van de nota is het vaststellen van ambities voor de ontwikkeling en instandhouding van het erfgoed, zodat dit:
Als gevolg van enkele rampen en incidenten, zoals de vuurwerkramp in Enschede, is externe veiligheid een belangrijk thema geworden. Deze rampen en incidenten hebben ertoe geleid dat de Rijksoverheid diverse maatregelen heeft genomen om acht te krijgen op de risicobronnen in Nederland en het optimaliseren van de risicobeheersing rondom de risicobronnen. Maatschappelijk gezien hebben deze rampen eveneens een belangrijke bijdrage geleverd aan de bewustwording van het leven met veiligheidsrisico's. Helder is dat de huidige maatschappij nu eenmaal veiligheidsrisico's met zich meebrengt, maar dat er wel grenzen aan deze risico's gesteld moeten worden.
Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente allereerst haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten.
Daarnaast wordt aangegeven welke maatregelen genomen moeten worden om de geformuleerde ambities te realiseren en welke instrumenten daarvoor kunnen worden ingezet. De maatregelen worden uitgewerkt in andere gemeentelijke documenten (bestemmingsplannen / streekplannen, milieuvergunningen en rampenbestrijdingsplannen). In die zin bestrijkt de beleidsvisie zowel de beheersing van risico's als de bestrijding van een ramp wanneer die zich voordoet.
Externe veiligheid is nader beschreven in paragraaf 4.9.
Met het welstandsbeleid wordt richting gegeven aan gebouwen en het landschap in de gemeente Oost Gelre. Wat is belangrijk om te behouden of te beschermen en op welke plekken kunnen de burgers meer vrijheid van handelen krijgen. Deze keuze vormt de politieke component van het welstandsbeleid. De gemeenteraad heeft aangegeven meer "vrijheid" te willen en meer te willen "inspireren".
Het beleid is gericht op deregulering: voor minder bouwaanvragen een welstandstoets gebaseerd op minder en duidelijkere regels. Op de vraag hoe eventueel welstandstoezicht zou moeten plaatsvinden, wordt hier al een voorlopig antwoord geformuleerd: niet door te omschrijven hoe het gebouw moet worden, maar door aan te geven waarop de beoordeling van het ontwerp gebaseerd moet worden. Het welstandsbeleid biedt concreet gereedschappen (handvatten) voor burgers, ondernemers en gemeente om samen aan de slag te gaan met nieuwe ruimtelijke initiatieven.
Inspiratiedocument Ruimte Oost Gelre
Aan het welstandsbeleid is een Inspiratiedocument gekoppeld. Dit document vormt een belangrijke basis voor het welstandsbeleid. In dit document zijn de kernkwaliteiten voor Oost Gelre beschreven. Deze kernkwaliteiten en kansen voor de kernen bieden aanknopingspunten ter inspiratie voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Bovendien is aan onderhavig plan nog een beeldkwaliteitsplan gekoppeld, dat ook door de gemeenteraad is vastgesteld en eveneens richtinggevend is.
Een sterke economie is een van de belangrijkste voorwaarden om te kunnen blijven bouwen aan een gezonde gemeente. Werk is daarbij een van de belangrijkste pijlers. Werk biedt mensen de kans tot ontwikkeling, het bevordert de integratie, biedt sociale contacten en structuur en betrekt de burger bij de samenleving. Participatie, zelfontplooiing en inkomen staan in nauwe relatie tot gezondheid en welzijn.
De gemeentelijke rol ligt in het nemen van verantwoordelijkheid voor het algemene vestigingsklimaat, het faciliteren en stimuleren van ondernemerschap, bijdragen aan netwerken en verbindingen in de regio, bijdragen aan de verbinding onderwijs en arbeidsmarkt, zorgen voor goede woonvoorzieningen en geschikte werklocaties.
Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders en de raad van de gemeente Oost Gelre is de Economische visie tot stand gekomen. De ontwikkelingen nu en in de toekomst van onze gemeente zijn aanleiding geweest om te onderzoeken waar de gemeente Oost Gelre op dit moment staat, wat al wordt gedaan en wat er de komende jaren moet worden aangepakt om een aantrekkelijke gemeente te blijven en nog aantrekkelijker te worden voor huidige en nieuwe inwoners en ondernemers.
De opgestelde economische visie bestaat uit een aantal speerpunten waar de focus op gelegd wordt en de hierbij behorende doorvertaling in concrete acties en inspanningen. De economische uitvoeringsagenda is een zogenoemd 'levend document', dat na vaststelling bijgewerkt en aangevuld kan worden.
Geluid is een belangrijke bron van hinder en zelfs een mogelijk gevaar voor de volksgezondheid. Naar schatting een miljoen mensen in Nederland ondervinden ernstige hinder van geluid. Belangrijke bronnen zijn wegverkeer en in minder mate railverkeer en industrielawaai. Ook buren zijn belangrijke veroorzakers van geluidhinder. Het is daarom belangrijk om in het gemeentelijke geluidbeleid hinder ten gevolge van geluid te reduceren. Stilte (het ontbreken van hinderlijk geluid) is een belangrijke kernkwaliteit van de Achterhoek. Deze kwaliteit is het waard om beschermd te worden.
Daarnaast is het een belangrijke gemeentelijke taak om ruimte te bieden aan (geluidproducerende) bedrijvigheid en verkeer. Een goede balans daartussen is de uitdaging van het geluidbeleid.
Op 11 februari 2020 heeft de gemeenteraad het nieuwe 'Geluidbeleid Oost Gelre' vastgesteld. Met dit beleid worden de uitgangspunten en de normen van het Activiteitenbesluit als basis genomen voor het bepalen van de geluidsnormen. Uitzondering hierop zijn agrarische bedrijven.
Het Activiteitenbesluit kent wat betreft geluidnormering maar twee gebiedstypes (bedrijventerrein en al het overige) met twee bedrijfstypes (agrarisch en tankstations) als uitzondering. Dit staat in schril contrast met het 'oude' geluidbeleid van Oost Gelre waarin negen verschillende gebiedstypes en vele (streef-, grens- en plafond) waarden werden aangeduid. Het Activiteitenbesluit is nu voor het overgrote deel van de bedrijven van toepassing.
Het geluid is nader beschreven in paragraaf 4.5.
Het Rijk en de provincies leggen hun verkeer- en vervoersbeleid vast in een beleidsplan. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij hun beleid vastleggen. Het is wel een verplichting om aan te geven hoe het verkeer- en vervoersbeleid in de gemeente wordt vormgegeven. Hiervoor heeft de gemeente, in navolging van het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan 2011-2015 (GVVP), het "Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014-2024" vastgesteld.
Het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 6) heeft betrekking op de periode 2014-2018 en wordt geactualiseerd. Waar voorheen het GVVP zich vrijwel uitsluitend beperkte tot een aantal maatregelen die slechts betrekking hadden op de verkeersproblematiek, is nu gekozen voor een opzet die de oplossing van verkeers- en vervoersproblemen in een breder kader plaatst.
De hernieuwde insteek voorziet in een integrale benadering van het verkeer in een landschappelijke en ruimtelijke omgeving. Verkeer is vaak een afgeleide van ruimtelijke ontwikkelingen. Vanuit deze integrale benadering zijn er ambities, aandachtspunten en beleidsprincipes in beeld gebracht. Dit leidt tot een concreet uitvoeringsprogramma om de komende jaren aan te werken. In het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 6) is ruimte geboden voor het inbrengen van (lokale) aandachtspunten door burgers/belangengroepen. Deze zijn geïnventariseerd en vervolgens opgenomen in het uitvoeringsprogramma.
Het Landschapsontwikkelingsplan is een beleidsnota van de gemeente waarin het landschapsbeleid is vastgelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt de mogelijkheid de landschappelijke eenheid en kwaliteit in de gemeente te versterken en toch ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. In het LOP zijn elf landschapsensembles benoemd. Elk landschapsensemble kenmerkt zich door eigen karakteristieke landschapselementen. Het zijn meestal elementen die hier historisch gezien thuis horen, en soms varianten daarop die aansluiten bij het hedendaagse gebruik van het landschap. Die visie in het LOP is in hoofdlijnen: 'Groen licht voor het landschap, maar voor wat hoort wat!'
In het Visiedeel van het landschapsontwikkelingsplan is aangegeven dat Vragender in de zone 'Oost- Nederlands Plateau' valt. Binnen deze zone is het landschaps-ensemble aangemerkt als 'De marke Vragender' .
Hierbij geldt het motto: "Vragender verdient een kans! Pak de historische karakteristiek van 'esdorp in het veld en aan het veen' op en koppel deze aan het eigentijdse gemengd bedrijf van verbrede landbouw en buitenlui op het platteland. Werk aan een groenblauwe dooradering van het cultuurlandschap voor recreanten, maar zeker ook voor ommetjes voor mensen vanuit het dorp. Geef de es een kans met oude en nieuwe kranspaden. Van daaruit kunnen paden en wandelstroken voor mens, plant en dier door het veld en de beekdalen gaan".
Te beschermen of op te poetsen parels:
Te stimuleren landschapselementen:
Woningbouw Kapelweg
Bij het opstellen van het plan voor de woningbouw aan de Kapelstraat zijn bovengenoemde uitgangspunten meegenomen in de planvorming. Het plan voorziet in de aanleg van een groene bufferzone tusen de bestaande en nieuwe woningbouw. Daarnaast wordt het nieuwe plangebied groen ingepast. Hierdoor ontstaat er een goede overgang van de bestaande dorpskern Vragender, de al aanwezige woningen aan de Kapelweg en het omringende landschap.
Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
Voor het perceel Pastoor Scheepersstraat 43 wijzigt er niets behalve de beperking in bouw- mogelijkheden op het perceel. Extra landschapplijk inpassen heeft hiervoor geen toegevoegde waarde.
Conclusie
Het gemeentelijk beleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
Het bestemmingsplan, waarin ruimtelijke belangen worden geborgd, is het resultaat van een integrale ruimtelijke afweging. In deze integrale afweging worden ook alle milieuonderwerpen meegewogen, los van de wettelijke verplichtingen van de milieueffectrapportage. Welke milieuonderwerpen vanuit een duurzame ruimtelijke ordening voor een plangebied van belang zijn, moet per plan in beeld worden gebracht. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied en de opgave en eventuele wettelijke eisen.
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
Ad.a: Wanneer uit een toets blijkt dat de activiteit (mogelijk) significante negatieve effecten tot gevolg heeft, dan kan een vergunning alleen worden verleend als uit een passende beoordeling blijkt dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zullen worden aangetast. Onderdeel van de passende beoordeling vormt de ADC-toets. De ADC-toets houdt een onderzoek in naar Alternatieven, het aantonen van Dwingende redenen van openbaar belang en het vooraf en tijdig treffen van Compenserende maatregelen.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Korenburgerveen, is gelegen op een afstand van ongeveer 1,9 km van het plangebied aan de Kapelweg te Vragender. De woonactiviteiten op dit perceel hebben geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor dit Natura 2000-gebied ook mede gezien de relatief grote afstand. Een passende beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.
Ditzelfde geldt voor de wijziging binnen het agrarisch perceel. Door het opnemen van een aanduiding in het agrarisch bouwvlak wordt bebouwing beperkt wat voordelig zal zijn voor de instandhoudings- doelstellingen voor het Natura 2000-gebied. Een passende beoordeling is dan hier ook niet noodzakelijk.
Ad.b en c.: Woonactiviteiten worden alleen genoemd in relatie tot een stedelijk ontwikkelingsproject, waarbij meer dan 2000 woningen worden gebouwd (onderdeel D. 11.2 van de bijlage van het besluit milieueffectrapportage). Aangezien het hier om een tiental woningen gaat, is een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht dan ook niet nodig.
Agrarische activiteiten worden genoemd bij 'de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren' (onderdeel D. 14 van de bijlage van het besluit milieueffectrapportage). In de huidige situatie, dus voor wijziging op het agrarisch bouwperceel, is het mogelijk om het gehele agrarisch bouwvlak te bebouwen met bedrijfsgebouwen en hierin dieren te houden. Met de wijziging op het agrarisch bouwperceel, wat dit bestemmingsplan beoogt, wordt de bedrijfsbebouwing beperkt tot een deel van het agrarisch bouwperceel. Er kunnen dan ook aanzienlijk minder dieren worden gehouden dan voor deze wijziging op het bouwperceel.
De eigenaar van het agrarisch bedrijf wil nog de mogelijkheid behouden om in de toekomst een nieuw bedrijfsgebouw voor het houden van dieren op te richten. Met de aanwijzing binnen het agrarisch bouwperceel is hier rekening mee gehouden. De drempelwaarden, zoals genoemd in onderdeel D 14 zoals hierboven genoemd, liggen op 200 stuks melk-, kalf- of zoogkoeien ouder dan 2 jaar (Rav cat. A.1 en A.2) en 340 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (Rav cat. A 3). Ook na realisatie van een mogelijk nieuw bedrijfsgebouw (extra bedrijfsgebouw) zullen deze aantallen in dieren niet worden overschreden. Een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht is dan ook niet nodig.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor elk besluit dat betrekking heeft op activiteiten(en) die voorkomen op de D-lijst (kolom 2) die onder de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Kleinschalige woonactiviteiten wordt niet genoemd in kolom 2 van de D-lijst in het Besluit m.e.r. zodat een vormvrije m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk is.
In de huidige situatie worden dieren gehouden die de drempelwaarden niet overschrijden. Ook na een mogelijke uitbreiding op het agrarisch bedrijf wordt onder de drempelwaarden gebleven. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is dan noodzakelijk. De hierbij te beoordelen nadelige milieugevolgen zijn in de hierna genoemde paragrafen beschreven.
Conclusie
Een milieueffectrapportage, zowel -plicht, -beoordeling als -vormvrij, is niet nodig nu de gewenste activiteiten voor kleinschalig woningbouw op perceelsniveau niet onder de genoemde drempelwaarden vallen en/of worden genoemd. Daarnaast is een passende beoordeling op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied niet noodzakelijk.
Wettelijk kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Archeologie
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.
Woningbouw Kapelweg
Het voor woningbouw te ontwikkelen perceel aan de Kapelweg te Vragender is gelegen in het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011'. Op het perceel ligt de bestemming 'Agrarisch met waarden - landschapswaarden' met een tweetal gebiedsaanduidingen zijnde 'overige zone - openheid' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop'. Daarnaast geldt het 'Parapluplan Archeologie' waarbij op het oostelijk deel van het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 1' geldt en op het westelijk deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 1'.
Waarde - Archeologische verwachtingsgebied 1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bodemgerelateerde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren waarbij de vergunningplicht geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte van 250 m2.
Waarde - Archeologisch waardevol gebied 1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bodemgerelateerde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren waarbij de vergunningplicht geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld.
Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
Het agrarisch perceel Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender is gelegen in het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011'. Op het perceel geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden - landschapswaarden', voorzien van een bouwvlak. Daarnaast geldt het 'Parapluplan Archeologie' waarbij op het overgrote deel van het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 1' geldt. Een heel klein deel van het agrarisch bouwvlak is gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2'.
Waarde - Archeologische verwachtingsgebied 1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bodemgerelateerde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren waarbij de vergunningplicht geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte van 250 m2.
Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bodemgerelateerde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren waarbij de vergunningplicht geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte van 50 m2.
Uitgevoerde onderzoeken
Voor de gehele woningbouwlocatie aan de Kapelweg is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Een archeologisch onderzoek aan de Pastoor Scheepersstrat 43 is niet noodzakelijk nu hier geen bodemactiviteiten gaan plaatsvinden.
Woningbouw Kapelweg
I:
Voor het plangebied is door het onderzoeksbureau RAAP in januari en februari 2021 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (karterend booronderzoek) plaatsgevonden. Dit onderzoek is verwoord in een archeologisch rapport met nummer 4978 d.d. 4 februari 2021. Dit rapport is als bijlage bijgevoegd.
In het onderzoeksrapport wordt het volgende geconcludeerd: "Op basis van de onderzoeksresultaten kan de hoge archeologische verwachting worden gehandhaafd, met name voor archeologische resten van bewoning, landbewerking en – vanwege de nabijheid van de kapel en de aangetroffen resten onverbrand bot – mogelijk begravingen. Eventuele resten uit het paleolithicum en mesolithicum zullen een geringe gaafheid hebben.
Uit onderhavig onderzoek blijkt dat bij toekomstige bodemingrepen mogelijk archeologische resten worden bedreigd. Daarom wordt aanbevolen om toekomstige bodemingrepen te beperken tot een diepte van 60 cm –mv, waarbij een bufferzone van 30 cm boven de basis van het plaggendek wordt aangehouden.
Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt voor het gehele plangebied een proefsleuvenonderzoek aanbevolen. Dit advies geldt voor het gehele plangebied. Een proefsleuvenonderzoek dient plaats te vinden op basis van een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen (PvE)."
II:
Door onderzoeksbureau RAAP is een Programma van Eisen opgesteld die door het bevoegd gezag is goedgekeurd. Naar aanleiding hiervan heeft er een proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het onderzoeksrapport met nummer 5266, d.d. 15 juli 2021, welke als bijlage is bijgevoegd.
In het onderzoeksrapport wordt hetvolgende geconcludeerd: "Het doel van het proefsleuvenonderzoek was het vaststellen van de archeologische waarde van het terrein. Hiertoe was het noodzakelijk inzicht te krijgen in de precieze aard en omvang van de vindplaats. In het verlengde daarvan is in kaart gebracht wat de consequenties zijn van de onderzoeksresultaten voor de verdere planvorming in het plangebied. Is de archeologische vindplaats behoudenswaardig, en, zo ja, kan deze behouden blijven of dient deze te worden opgegraven?
Tijdens het onderzoek zijn verspreid over het plangebied vier proefsleuven aangelegd met een totaal oppervlak van 425 m2. Dit komt neer op een dekkingsgraad van 9,2 % van het totale plangebied.
Verspreid over de proefsleuven zijn verschillende archeologische resten aangetroffen. Het gaat hierbij om behoudenswaardige nederzettingssporen en daarmee geassocieerde vondsten uit de late bronstijd en/of ijzertijd. Opvallend is dat de sporen zich vrijwel uitsluitend bevinden waar zich onder het plaggendek dekzand bevindt, in het oostelijke deel van het plangebied. Elders in het plangebied ontbreken archeologische resten, op een enkel spoor na.
De zone met behoudenswaardige archeologische resten valt vrijwel geheel samen met een geplande groenstrook (figuur 19 en figuur 20 in het onderzoeksrapport). Hierdoor zullen de negatieve effecten van de geplande bouwwerkzaamheden op de archeologische resten zeer gering zijn. Gezien de diepteligging van deze resten wordt van de aanleg van de groenstrook en de ontsluitingsweg eveneens weinig schade verwacht, mits grondroerende werkzaamheden niet dieper dan een meter onder het huidige maaiveld reiken.
Op basis van het onderzoek en de waardestelling wordt het volgende selectieadvies gegeven:
Cultuurhistorie
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke ingrepen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
Tot de overige cultuurhistorische waarden worden gerekend:
Woningbouw Kapelweg
De beoogde woningbouwlocatie aan de Kapelweg te Vragender heeft geen historisch-geografische of stedenbouwkundige waarden. Architectuurhistorische waarden zijn niet aanwezig nu het terrein nog onbebouwd is. De gemeentelijke erfgoednota is niet van toepassing bij de boogde ontwikkelingen op dit perceel. Het voorliggend bestemmingsplan tast de cultuurhistorische waarden niet aan. Ook zijn binnen het plangebied geen monumenten aanwezig.
Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
Het agrarisch bedrijf heeft geen historisch-geografische of stedenbouwkundige waarden. Architectuurhistorische waarden zijn niet aanwezig. De gemeentelijke erfgoednota is niet van toepassing bij de boogde ontwikkelingen op dit perceel. Het voorliggend bestemmingsplan tast de cultuurhistorische waarden niet aan. Ook zijn binnen het plangebied geen monumenten aanwezig.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Wettelijk kader
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Op 1 juli 2012 zijn in Oost Gelre de Nota Bodembeheer en Bodemkwaliteitskaart in werking getreden. De Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart zijn bedoeld om de omgang met grond goed te regelen. Op basis van de Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is het in veel gevallen mogelijk om het hergebruik van grond als bodem zonder extra keuringen toe te staan. Grondverzet op basis van Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is mogelijk binnen de volgende gemeenten: Aalten, Bronckhorst, Berkelland, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk. De Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vormt de basis van duurzaam bodembeheer binnen de regio Achterhoek.
Situatie plangebied
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Bodemonderzoeken mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Uitgevoerd bodemonderzoek
Woningbouw kapelweg
Door het onderzoeksbureau Econsultancy is in maart 2021 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn verwoord in een bodemonderzoeksrapport met projectnummer 14721.001, versie D1 d.d. 25 maart 2021. Het bodemonderzoeksrapport is als bijlage bijgevoegd.
Dit verkennend bodemonderzoek is nader beoordeeld door de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA). De beoordeling is verwoord in een advies met kenmerk 2021EA0406, d.d. 20 april 2021 welke als bijlage is bijgevoegd.
De ODA adviseert het volgende: "Het bodemonderzoek voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen. De bodemkwaliteit is geschikt voor een gebruik als Wonen. Het uitvoeren van nader bodemonderzoek is niet nodig. Aan de bestemmingsplanprocedure en de omgevingsvergunningen hoeven geen bodemspecifieke voorschriften te worden verbonden".
Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
Op het agrarisch perceel is geen bodemonderzoek uitgevoerd. Door het toevoegen van een aanduiding in het agrarisch bouwperceel wijzigt alleen de mogelijkheid om te bouwen binnen het agrarisch bouwperceel. Een bodemonderzoek is hiervoor niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Wettelijk kader
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.
De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen). Het beleid gaat uit van:
Situatie plangebied woningbouw Kapelweg
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat als een vraag met ja wordt beantwoord het waterthema relevant is. De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld. Het bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande legale situatie vast, hierdoor zijn een aantal thema's minder relevant.
Thema | Toetsvraag |
Rele- vant |
Hoofdthema's | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering (primaire, regionale waterkering of kade)? | Nee |
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? | Nee | |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? | Nee, zie toelichting |
2. Ligt in het plangebied een persleiding van Waterschap Rijn en IJssel? | Nee | |
3. Ligt in of nabij het plangebied een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap? | Nee | |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? | Nee |
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? | Ja | |
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? | Nee | |
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Nee | |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? | Ja |
3. Is in het plangebied sprake van kwel? | Nee | |
4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? | Nee | |
Oppervlaktewater- kwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Ja |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt in het plangebied een beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? | Ja |
2. Bevinden zich of komen er functies in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Ja | |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een hydrologisch beïnvloedingsgebied voor natte land natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte ecologische verbindingzone? | Nee |
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? | Nee, zie toelichting | |
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? | Nee | |
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? | Nee | |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in TOP-gebied? | Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn van het waterschap? | Ja |
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee | |
Aandachtsthema's | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Tabel: Watertoetstabel met waterhuishoudkundige thema's
Door Civicon is een watertoets opgesteld om te bezien of het vuilwater en het hemelwater op een verantwoorde wijze wordt en kan worden afgevoerd zq. geborgen of infiltreren in de bodem. Deze watertoets is een eerste toets welke bij de civiele uitwerken van het plangebied wordt vormgeven in een waterhuishoudkundig plan. De watertoets is als bijlage bijgevoegd.
Bovengenoemde thema's welke met 'ja' zijn beantwoord of met 'nee, zie toelichting' zijn hieronder nader beschreven.
Toelichting riolering en afvalwaterketen
Ten gevolge van de ontwikkeling is er sprake van een toename van het afvalwater. Uitgaande van een gemiddelde woningbezetting van 3 inwoners per woning en een vuilwaterproductie van 120 liter per inwoner per etmaal verdeeld over 10 uur wordt een toename aan vuilwater verwacht van (10 woningen x 3,0 inwoner x 12 l/uur) = 0,36 m³/uur. Er wordt vanuit gegaan dat het bestaande gemeentelijk stelsel deze relatief kleine toename kan verwerken. Dit dient bij de nadere uitwerking verder beschouwd te worden.
Toelichting wateroverlast (oppervlaktewater)
Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met 1.750 m2. Om wateroverlast te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen – afvoeren behandeld.
Binnen het plangebied is veel ruimte aanwezig voor oppervlakkige berging. Er wordt in het beeldkwaliteitsplan gesproken over waterbergende verharding in parkeervakken en wadi's. In het oosten van het plangebied wordt de groene long vanuit het centrum doorgetrokken, waarin ruimte is voor waterberging. In het westen van het plan, is in een groenstrook ruimte voor wadi's.
De dimensioneringsberekeningen van de diverse voorzieningen zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Met de benoemde systeemkeuze kan regenbui T=10+10% (40 mm) worden opgevangen in het plangebied en vertraagd worden afgevoerd. In extreme situaties zou bui T=100+10% (80 mm) tot aan maaiveld of op maaiveld geborgen kunnen worden zonder dat er waterschade optreedt.
Toelichting grondwateroverlast
In het plangebied bevinden zich slecht doorlatende lagen. Om grondwateroverlast in de toekomstige situatie te voorkomen, wordt aanbevolen om slecht doorlatende lagen te doorbreken met bijvoorbeeld verticale zandsleuven.
Toelichting inrichting en beheer
De voorgenomen ontwikkelingen zijn geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van het watersysteem. De inrichting van- of aanpassingen aan het watersysteem worden in overleg met het waterschap bepaald. Het oppervlaktewaterpeil wordt binnen gewenste of vastgestelde marges gehandhaafd.
Toelichting volksgezondheid
Om het risico op verdrinking te beperken worden flauwe taluds aangebracht.
In de Pastoor Scheepersstraat is een overstort van het gemengd stelsel aanwezig, die overstort op de watergang ter hoogte van het plangebied. In combinatie met de overstort van het hemelwaterriool zal het vuil water sterk verdund zijn. Vooralsnog worden daarom geen problemen worden verwacht met betrekking tot de volksgezondheid. Bij verdere uitwerking van het waterhuishoudings- en rioleringsplan, dient dit nader beschouw te worden. Eventueel kan de overstortleiding verlengd worden tot voorbij het bouwplan (meer naar het noorden).
Toelichting natte natuur
Het plangebied bevindt zich nabij watergangen met de functie SED (Vragenderbeek). Het plangebied maakt geen functies mogelijk die realisatie of functioneren van deze wateren negatief kunnen beïnvloeden aangezien de SED niet direct naast het plan ligt (zie ook paragraaf 4.3.2 in het rapport van Civicon).
Conclusie
Op basis van de bovenstaande paragrafen blijkt dat er ruimtelijke consequenties zijn met betrekking tot water gerelateerde zaken, zoals het aanbrengen van wadi's. Dit leidt niet tot ruimtelijke knelpunten.
In het rapport van Civicon zijn conclusies en aanbevelingen gegeven die nader worden uitgewerkt bij de civiele uitwerking van het plangebied.
Situatie plangebied Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
Op het agrarisch perceel is geen watertoets uitgevoerd. Door het toevoegen van een aanduiding in het agrarisch bouwperceel wijzigt alleen de mogelijkheid om te bouwen binnen het agrarisch bouwperceel. Een watertoets is hiervoor niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. De watertoets voor de woningbouwlocatie aan de Kapelweg zal bij de civiele uitwerking van het plangebeid worden vormgegeven in een waterhuishoudkundigplan.
Wettelijk kader
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Naast het wettelijk kader van de Wet geluidhinder moet ook een afweging gemaakt worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Gemeente Oost Gelre heeft eigen geluidsbeleid ontwikkeld om zo richting te kunnen geven aan het geluidsaspect in bestemmingsplannen, vergunningen en dergelijke.
Bij nieuwe activiteiten dient de geluidsbelasting te voldoen aan de streefwaarden.
Woningbouwlocatie Kapelweg
In de directe omgeving van de woningbouwlocatie aan de Kapelweg te Vragender zijn hoofdzakelijk particuliere woningen gelegen. Bedrijvigheid komt hier niet voor. Onderzoek naar industrielawaai is dan ook niet noodzakelijk. Dit geldt ook voor het railverkeerlawaai.
De planlocatie grenst aan de doorgaande Pastoor Scheepersstraat en de Kapelweg. Deze wegen zijn akoestische bronnen die nader onderzocht moeten worden. Hierdoor heeft Adviesbureau Van der Boom een akoestisch onderzoek uitgevoerd en verwoord in het rapport 'Geluidbelasting wegverkeer locatie Kapelweg te Vragender' met kenmerk 21-305 d.d. 11 januari 2022, dat als bijlage bij het bestemmingsplan is opgenomen.
Akoestisch rapport
In het akoestisch rapport wordt o.a. hetvolgende geconcludeerd: "De geluidbelasting op de locatie als gevolg van wegverkeer op het 60 km deel van de Pastoor Scheepersstraat bedraagt ten hoogste 50 - 51 dB op de westgevel van 4 woningen, na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee overschreden. De maximale hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden.
Het verlagen van de geluidbelasting door het treffen van maatregelen aan de bron stuit op financiële en civieltechnische bezwaren. Afscherming is door de ligging aan de rand van de bebouwde kom stedenbouwkundig ongewenst. Voor de 4 woningen dient een hogere waarde voor wegverkeer te worden aangevraagd voor wegverkeer op de Pastoor Scheepersstraat van 50 - 51 dB. Het gaat om 2 vrijstaande woningen en een tweekapper welke zijn gelegen aan de Pastoor Scheepersstraat.
Bij het toetsen of sprake is van een “goede ruimtelijke ordening” is aangesloten bij het toetsingskader van de gemeente Oost Gelre uit haar “Beleidsregel Hogere geluidsgrenswaarden”. Hierin staat tevens onder welke voorwaarden wordt voldaan aan het criterium “goede ruimtelijke ordening”. Dat is het geval indien de ten hoogste toelaatbare waarde niet wordt overschreden. Deze waarde wordt op de 4 woningen niet overschreden.
Bij het bepalen van de benodigde geluidwering mag geen aftrek plaatsvinden ex. artikel 110-g Wgh. Voor geluidbelaste gevels, met een geluidbelasting van meer dan 53 dB, zijn geluidwerende voorzieningen nodig. Tabel III.4 geeft een overzicht van de berekende invallende geluidbelasting Lden in 2032 zonder aftrek en bedraagt ten hoogste 57 dB op de geluidbelaste gevels. De benodigde karakteristieke geluidwering GA;k bedraagt dan 23 dB."
Toetsing Omgevingsdienst Achterhoek (ODA)
Het akoestisch rapport is ter beoordeling voorgelegd aan de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA). Zij hebben hierover een advies uitgebracht welke is verwoord in een 'Beoordeling geluidrapport' met kenmerk 2022EA0039, d.d. 24 januari 2022, welke als bijlage is bijgevoegd.
De ODA komt met het volgende advies:
1. Het akoestisch onderzoek is akkoord.
2. De Wet geluidhinder is van toepassing voor het onderdeel wegverkeerslawaai.
3. De voorkeurswaarde van 48 dB wordt op de westgevel van vier woningen overschreden maar blijft onder de hoogst toelaatbare waarde van 63 dB. Het verlenen van hogere waarden is nodig.
4.Omdat maatregelen aan de bron en in de overdracht niet reëel zijn en voldaan wordt aan de voorwaarden van de beleidsregel hogere geluidgrenswaarden kunnen hogere waarden worden verleend.
5. De minimaal vereiste geluidwering van het Bouwbesluit van 20 dB is niet voldoende om een binnenniveau van 33 dB te realiseren. Extra gevelwering is nodig.
Hogere geluidsgrenswaarde
Zoals in het advies van de ODA is aangegeven, en uit het uitgevoerde akoestisch rapport blijkt, dient er voor de woningen, welke aan de zijde van de Pastoor Scheepersstraat worden gerealiseerd, een hogere geluidsgrenswaarde te worden verleend. Hiervoor dient een separate procedure voor te worden doorlopen naast deze procedure om herziening van het bestemmingsplan.
Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
Voor het agrarisch perceel Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender word een aanduiding in het agrarisch bouwperceel toegevoegd waardoor alleen de mogelijkheid om te bouwen binnen het agrarisch bouwperceel wordt gewijzigd. Dit heeft geen akoestische consequenties. Een akoestisch onderzoek voor deze ontwikkeling is dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Door middel van een te verlenen Besluit hogere grenswaarde van 51 dB(A) op de gevel van de vier woningen aan de Pastoor Scheepersstraat kan aan deze ontwikkeling worden meegewerkt.
Wettelijk kader
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.
Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Infrastructuur en Milieu ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
In 2015 is door Infomil een onderzoek uitgevoerd naar de verhouding tussen de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht. Uit de resultaten hiervan blijkt dat de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht sterk samenhangen. Op basis hiervan merkt Infomil op dat "wanneer wordt voldaan aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, vrijwel altijd wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5".
Voor woningbouwlocaties is een nibm-grens opgenomen van 1.500 woningen bij minimaal één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersdeling. Een project dat kleiner is dan deze grenzen, is in beginsel 'niet in betekenende mate'.
Situatie plangebied woningbouw Kapelweg
Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van 10 nieuwe woningen. Het blijft daarmee ruimschoots onder de nibm-grens van 1.500 woningen en kan als 'niet in betekenende mate' van invloed op de luchtkwaliteit worden beschouwd.
Door de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA) is een advies uitgebracht over het aspect 'Luchtkwaliteit'. Dit advies is opgenomen in een adviesrapportage met nummer 2020EA1415, d.d. 6 juli 2020 welke als bijlage is bijgevoegd.
De ODA geeft het volgende advies: "De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is geen sprake van een gevoelige bestemming. De locatie ligt bovendien op voldoende afstand van rijks- en provinciale wegen. Er is geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Er is daarom geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig. Het onderwerp luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling".
Situatie plangebied Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
De voorgenomen wijziging binnen het agrarisch bouwperceel draagt ook niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is geen sprake van een gevoelige bestemming. De locatie ligt bovendien op voldoende afstand van rijks- en provinciale wegen. Er is geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Er is daarom geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig. Het onderwerp luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de aangevraagde ontwikkeling.
Conclusie
Beide ontwikkelingen worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Wettelijk kader
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Beoordeling woningbouw Kapelweg
Om de uitvoerbaarheid van het woningbouwplan te toetsen, is een Quickscan Natuurtoets (30 maart 2021, rapportnummer 2268) door Staring Advies uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage bijgevoegd. Het doel hiervan is om in te schatten of er in het plangebied planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn, die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve invloed kunnen ondervinden van de voorgenomen ingreep. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op Natura 2000-gebieden, op houtopstanden die middels de Wet natuurbescherming zijn beschermd of op gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland.
Soortenbescherming
Om te bepalen of er beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn heeft het onderzoeksbureau gebruik gemaakt van literatuur- en gericht veldonderzoek. De resultaten van beide onderzoeken zijn in bovengenoemd onderzoeksrapport aangegeven.
Ten aanzioen van de soortenbescherming wordt in het onderzoeksrapport het volgende geconcludeerd:
"Aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk voor beschermde plant- en diersoorten.
Er moet wel rekening worden gehouden met broedvogels. Activiteiten moeten bij voorkeur buiten het broedseizoen worden uitgevoerd of ruim voor aanvang van het broedseizoen gestart worden, waarbij voorkomen wordt dat broedvogels zich vestigen op de planlocaties. Werkzaamheden mogen in het broedseizoen plaatsvinden, zo lang er maar geen broedvogels verstoord worden".
Gebiedsbescherming
Natuurnetwerk (GNN)
Het plangebied ligt niet in het GNN. De kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen worden niet aangetast door de geplande ruimtelijke ontwikkelingen. Er hoeft geen verdere toetsing uitgevoerd te worden.
Ligging van het plangebied (rood) ten opzichte van het GNN, bron: Provincie Gelderland 2021.
Natura 2000
Door de aard en door de afstand tussen het plangebied en het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Korenburgerveen' worden geen significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen en ontwikkelingsopgaven door directe verstoringsfactoren verwacht. Ook significante negatieve effecten door indirecte verstoringsfactoren zijn op voorhand uit te sluiten, met uitzondering van stikstofdepositie. Significante negatieve effecten door stikstofdepositie op gevoelige habitats van het Natura 2000-gebied 'Korenburgerveen' zijn op voorhand niet uit te sluiten. Een AERIUS-berekening is daarom noodzakelijk.
Ligging van het plangebied (rood) ten opzichte van nabijgelegen Natura 2000-gebieden (blauw en rood gearceerd), bron: Provincie Gelderland 2021.
Stikstof
Zoals hiervoor is aangegeven geeft Staring Advies aan om een stikstofberekening uit te voeren om significante negatieve effecten door stikstofdepositie op gevoelige habitats van het Natura 2000-gebied 'Korenburgerveen' op voorhand niet uit te sluiten.
Op 1 juli 2021 is de wet Stikstofreductie en Natuurverbetering in werking getreden. Onderdeel van deze wet is de vrijstelling voor bouw- sloop en éénmalige aanlegactiviteiten, in het kort de bouwvrijstelling. Dit betekent in het vergunningstraject dat voor het aspect stikstof alleen nog de neerslag (depositie) in de gebruiksfase een rol speelt.
Het is dus niet langer nodig een activiteit met tijdelijke emissies op de lokale effecten te toetsen. In het geval van bouw, sloop en éénmalige aanleg is duidelijk dat het altijd om een tijdelijke activiteit gaat. Op tijdstip X is het bouwwerk immers gereed, gesloopt of aangelegd.
Er is een knip gemaakt tussen de bouw en het gebruik van het bouwwerk. De milieubelasting tijdens de bouw is altijd tijdelijk terwijl het gebruik een permanent karakter heeft.
De maatregelen uit de structurele aanpak stikstof vormen de juridische basis voor deze vrijstelling. Het kabinet heeft met de maatregelen een onomkeerbaar en onvoorwaardelijk pad van stikstofreductie ingezet. Door het relatief kleine aandeel van de bouwsector in de stikstofuitstoot en door de maatregelen die ook al in verschillende sectoren genomen zijn, doet de bouwvrijstelling geen afbreuk aan het bereiken van de natuurdoelen uit de wet. De maatregelen in de bouw die in de routekaart “Schoon en Emissieloos Bouwen” worden uitgewerkt, zullen het structurele pakket en daarmee de juridische basis voor de bouwvrijstelling nog verder versterken.
Gebruiksfase
De woningen worden gasloos gerealiseerd waardoor er geen uitstoot van NOx is. Een berekening hiervoor is dan ook niet noodzakelijk.
Wel vinden er verkeersbewegingen naar en vanuit deze woningen plaats. Hierbij vindt er uitstoot van NOx plaats. Hiervan is er een berekening gemaakt om te bepalen of deze uitstoot van invloed is op nabijgelegen Natura 2000-gebieden.
De berekening is gemaakt met de meest recente Aerius-calculator uit 2022. In het plangebied worden 10 woningen gerealiseerd. Een zestal woningen zijn gelegen aan een doodlopende toegangsweg. Voor de berekening is hierbij uitgegaan van 60 aan- en afvoerbewegingen per etmaal van lichte voertuigen voor deze woningen. Op onderstaande kaarten aangegeven met nummer 1.
Een viertal woningen zijn bereikbaar via de Pastoor Scheepersstraat. Voor de berekening is hierbij uitgegaan van 40 aan- en afvoerbewegingen per etmaal van lichte voertuigen voor deze woningen. Op onderstaande kaarten aangegeven met nummer 2.
Berekening AERIUS-calculator (Bron: calculator.aerius.nl)
Berekening AERIUS-calculator (Bron: calculator.aerius.nl)
Uit de Aerius berekening volgt dat de verkeersbewegingen ten behoeve van de woningen lager zijn dan 0,00 mol/ha/jaar. Nu de toename van stikstof in de nieuwe situatie niet hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar kan aan het verzoek worden meegewerkt.
Houtopstanden
De Wet natuurbescherming beschermt bos van minimaal 10 are en bomenrijen van minimaal 21 bomen, gelegen buiten de bebouwde kom (de zogenaamde 'houtopstanden'). Het is verboden deze houtopstanden geheel of gedeeltelijk te vellen zonder voorafgaande melding bij gedeputeerde staten. In dit hoofdstuk wordt beschreven of er bij de voorgenomen kap sprake is van meldingsplicht en herplantplicht conform artikel 4.2 en artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming. Verder wordt beschreven of er vervolgmaatregelen getroffen dienen te worden ten behoeve van de voorgenomen houtkap.
Een kapmelding bij de provincie Gelderland voor beschermde houtopstanden is niet aan de orde.
Beoordeling Pastoor Scheepersstraat 43 Vragender
Op het agrarisch perceel is geen natuurtoets uitgevoerd. Door het toevoegen van een aanduiding in het agrarisch bouwperceel wijzigt alleen de mogelijkheid om te bouwen binnen het agrarisch bouwperceel. Een natuurtoets is hiervoor niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect natuurwaarden vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling aan de Kapelweg. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient het bepaalde in de Wet natuurbescherming in acht te worden genomen, hetgeen goed mogelijk is.
Er dient rekening te worden gehouden met het volgende:
Ditzelfde geldt natuurlijk voor het perceel Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender.
Kader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is (dit is niet altijd de werkelijke gevel, maar de plek waar de gevel van de woning volgens het bestemmingsplan inclusief vergunningvrij bouwen mogelijk is). De in deze uitgave voor bedrijven opgenomen richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. De richtafstanden zijn voor drukkere gebieden (gemengd gebied) naar beneden bij te stellen. Aanvullend milieuonderzoek kan uitwijzen dat kleinere afstanden dan de richtafstanden mogelijk zijn. Verder hebben wettelijke afstanden voorrang op de richtafstanden.
Situatie plangebied beide percelen
De omgeving van het te ontwikkelen plangebied aan de Kapelweg bestaat hoofdzakelijk uit woningen en is hierdoor aan te merken als woongebied. In de directe nabijheid van dit plangebied zijn geen bedrijfsmatige-, recreatieve-, religieuze- of onderwijsactiviteiten aanwezig welke van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat in de te realiseren woningen in het plangebied.
Aan de noordzijde van de woningbouwlocatie is een extensieve veehouderij gelegen op het adres Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender. Op het perceel wordt rundvee gehouden. Om een goed woon- en leefklimaat in de te realiseren woningen te kunnen garanderen en om de toekomstige ontwikkelingen van deze veehouderij niet te beperken, dient er ingevolge de handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering'' een minimale afstand te worden aangehouden van 100 meter, waarbij deze grootste afstand wordt gevormd door het aspect 'geur'. De werkelijke afstand, gemeten vanaf het agrarisch bouwvlak tot aan de dichtstbijzijnde woning in het plangebied, bedraagt ongeveer 60 meter. Om de toekomstige ontwikkelingen van dit agrarisch bedrijf niet te belemmeren wordt gelijktijdig met dit bestemmingsplan het bebouwingsvlak voor dit agrarisch bedrijf aangepast. Hierdoor wordt voldaan aan de minimale afstand van 100 meter tot aan de dichtstbijzijnde woning in het plangebied en wordt het agrarisch bedrijf niet in haar toekomstige ontwikkelingen beperkt. Een uitgebreide beschrijving hiervan is opgenomen in paragraaf 4.10 'Geur'.
Daarnaast vindt er op het agrarisch perceel opslag van kuilvoer plaats. Hiervoor volstaat een afstand van 25 meter (mits deze opslag is afgedekt). Aan deze afstand wordt voldaan ten opzichte van de woningbouwlocatie.
Conclusie
Het aspect 'Bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
Wettelijk kader
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'gevoelige objecten' wordt voldaan aan de wettelijke normen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Het Bevi heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Op vergelijkbare wijze zijn de aanvaardbare risico's, verbonden aan transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en het transport door buisleidingen, vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de daarbij behorende regelingen. Het doel wordt in Bevi, Bevt en Bevb vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico:
In Bevi, Bevt en Bevb zijn de risiconormen (plaatsgebonden risicoafstanden) wettelijk vastgelegd. Binnen deze afstanden mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht. Beperkt kwetsbare objecten mogen alleen onder zwaarwegende motieven binnen deze risicoafstanden. Er is in Bevi, Bevt en Bevb geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Derhalve is de risicokaart geraadpleegd.
Gemeentelijk externe veiligheidsbeleid
De gemeente Oost Gelre heeft in 2008 een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld.
Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten.
Situatie plangebied beide percelen
Op de woningbouwlocatie aan de Kapelweg en in het agrarisch bedrijf aan de Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender zullen geen activiteiten plaatsvinden en/of opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden waarbij de grenswaarden voor groepsrisico en plaatsgebonden risico worden overschreden. Buisleidingen zijn niet in de directe nabijheid van beide plangebieden gelegen (rode lijnen op onderstaande kaart). Daarnaast zijn beide plangebieden op ruim 2,0 km gelegen van de dichtstbijzijnde route voor gevaarlijke stoffen (N18). Bij het mengvoederbedrijf in Vragender wordt kunstmest opgeslagen. Dit is op onderstaande risicokaart aangegeven met een rode stip. De hoeveelheid hiervan is niet dusdanig groot dat hiervoor een extern veiligheidsonderzoek moet worden uitgevoerd.
Uitsnede risicokaart Gelderland (Bron: provincie Gelderland)
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Wettelijk kader
Bij de realisatie van gevoelige bestemmingen, zoals woningen, is het van belang dat er een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd wordt. Daarom moet rekening worden gehouden met geurcontouren van bijvoorbeeld bestaande veehouderijen. Hiervoor bieden het Activiteitenbesluit en de Wet geurhinder en veehouderij (Wgh) een toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgh) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning.Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor geldt minimaal aan te houden afstanden. De Regeling geurhinder en veehouderij is gepubliceerd op 18 december 2006.
Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008
De raad heeft bij besluit van 12 maart 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008 vastgesteld. Deze verordening is op 28 maart 2008 in werking getreden.
Daarbij zijn de bebouwde kommen van Groenlo, Lievelde en Vragender aangewezen als gedeelte van het gemeentelijk grondgebied waarvoor een andere geurnorm van toepassing is. Op grond van de verordening gelden de volgende waarden als maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij:
Situatie plangebied beide percelen
Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf, Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender, bevindt zich op een afstand van ongeveer 60 m ten noordoosten van het plangebied voor de woningbouw.
In paragraaf 4.8 is reeds omschreven dat er, om de toekomstige ontwikkelingen van dit agrarisch bedrijf niet te belemmeren, er een minimale afstand moet worden aangehouden van 100 meter. Deze 100 meter wordt berekend vanaf de mogelijkheid om dieren te houden in stallen oftewel de rand van het agrarisch bouwvlak. De werkelijke afstand bedraagt echter maar 60 meter.
In dit bestemmingsplan wordt ook het bestemmingsplan voor voornoemd agrarisch bedrijf aangepast. Het agrarisch bouwvlak blijft bestaan echter er wordt binnen het agrarisch bouwvlak een aanduiding opgenomen waarbinnen geen agrarische bedrijfsgebouwen mag worden opgericht. Hiermee wodt voorkomen dat er binnen de 100 meter, gemeten vanaf de woningbouwlocatie, nog agrarische bedrijfsgebouwen kunnen worden opgericht. Door het opnemen van deze aanduiding wordt het agrarisch bedrijf niet meer in haar toekomstige ontwikkelingen belemmert en is er een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd in de nieuwe woningen aan de Kapelweg.
De eigenaar van het voornoemd agrarisch bedrijf is met aanpassing van zijn agrarisch bedrijf akkoord gegaan. Hiervoor is een overeenkomst getekend.
In het agrarisch bouwvlak zijn kuilvoerplaten aanwezig. Deze kuilvoerplaten zijn op een afstand van ongeveer 60 meter van de woningbouwlocatie gelegen. Voor de opslag van kuilvoer volstaat een afstand van 25 meter (mits deze opslag is afgedekt). Aan deze afstand wordt voldaan ten opzichte van de woningbouwlocatie.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Door het aanpassen van het bestemmingsplan voor het agrarisch bedrijf Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender wordt voldaan aan de minimaal aan te houden afstand van 100 meter.
Verkeer
De woningen aan de Kapelweg worden ontsloten via de Kapelweg en de Pastoor Scheepersstraat. Het agrarisch bedrijf Pastoor Scheeperstraat 43 te Vragender is ontsloten aan de Pastoor Scheepersstraat.
Parkeren
Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre
De nota ‘Parkeernormen gemeente Oost Gelre’ is een nadere uitwerking van het parkeerbeleid zoals dat is opgenomen in het integraal verkeersprogramma.
In deze nota is een eenduidig toepassingskader vastgelegd van de parkeernormen. Tevens zijn in deze nota de toe te passen parkeernormen van de gemeente Oost Gelre vastgelegd.
Het hanteren van parkeernormen is van belang om de vraag naar en aanbod van parkeerplaatsen met elkaar in evenwicht te houden. Bij bouwplannen (nieuwbouw, verbouw, herontwikkeling etc.) kan extra parkeerbehoefte ontstaan. De hoeveelheid en de kwaliteit van de extra te realiseren parkeer-plaatsen wordt berekend aan de hand van parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet de initiatiefnemer in principe op eigen terrein in de eigen parkeerbehoefte voorzien. Hierdoor wordt een verhoging van de parkeerdruk in de openbare ruimte voorkomen.
De basis voor deze Nota Parkeernormen is het ASVV 2012 (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom) en publicatie 317 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering' van CROW - het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
Op basis van het autobezit in Oost Gelre is ervoor gekozen om de gemiddelde CROW-parkeerkencijfers als uitgangspunt te hanteren. Bij de toekomstige werkwijze bij het aanvragen van een omgevingsvergunning wordt de gemiddelde norm gehanteerd voor het aantal aan te leggen parkeerplaatsen. De normen zijn opgenomen in de nota. De parkeernormen zijn opgenomen per functie, onderverdeeld naar de stedelijke zones: centrum Groenlo en Lichtenvoorde, schil rond centrum Groenlo en Lichtenvoorde, rest bebouwde kom (overige gebieden binnen de bebouwde kom van Groenlo en Lichtenvoorde evenals de kernen Zieuwent, Mariënvelde, Harreveld, Vragender en Lievelde) en buitengebied. In de normering is rekening gehouden met een aandeel van bezoekers van 0,3 parkeerplaatsen per woning. In de nota zijn ook richtlijnen gegeven voor bijvoorbeeld maatvoering van de parkeerplaatsen en de locatie van de parkeerplaatsen. Verder is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen.
Situatie plangebied beide percelen
Ter plaatse geldt het Facetbestemmingsplan parkeren met identificatienummer NL.IMRO.1586.BPPAR1800-VG01 van de gemeente Oost Gelre. Binnen het Facetbestemmingsplan is een regeling opgenomen, waarin wordt verwezen naar de gemeentelijke Parkeernota of een rechtsopvolger daarvan. Expliciet is aangegeven dat ook een rechtsopvolger het kader kan vormen. Als de Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.
Uitgangspunt is parkeren op eigen terrein. Voor de meeste woningen in het plangebied is dit mogelijk. Enkele woningen, met name tussenwoningen, hebben geen gelegenheid om op eigen terrein te parkeren. Hiervoor is parkeren in het openbaar gebied toegestaan. Binnen het plangebied worden voldoende parkeerplaatsen daarvoor gerealiseerd om te kunnen voldoen aan de normen zoals opgenomen in de hierboven aangegeven Nota parkeernormen.
Op het agrarisch perceel aan de Pastoor Scheepersstraat 43 te Vragender is voldoende ruimte voor parkeren aanwezig.
Conclusie
Per nieuwbouw woning kan op eigen terrein worden geparkeerd. Indien dit niet mogelijk is mag gebruik worden gemaakt van parkeerplaatsen in het openbaar gebied. In het plangebied worden voldoende parkeerplaatsen hiervoor aangelegd.
In en rondom het plangebied voor woningbouw kunnen verschillende algemene nutskabels en -leidingen aanwezig zijn. Hiermee wordt bij de planuitwerking rekening gehouden. Er bevinden zich in of nabij het plangebied geen kabels of leidingen waarvoor in het bestemmingsplan een beschermende regeling moet worden opgenomen.
De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels die in de meest recente plannen binnen de gemeente zijn opgenomen, deels aangepast aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen 2012 (SVBP 2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.
Het digitale bestemmingsplan 'NL.IMRO.1586.BPBUI2034-OW01' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1586.BPBUI2034-OW01 met bijbehorende regels.
Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt.
Op de verbeelding worden tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
Regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken, is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven, bij het toepassen van de wijze van meten. Dit betreft het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met bijvoorbeeld luifels, ventilatiekanalen, schoorstenen en kroonlijsten. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing, worden deze één op één overgenomen.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de (dubbel) bestemmingen vastgelegd. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen.
Bestemmingsregeling
Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming.
Bouwregels
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het is mogelijk dat bestaande, legale gebouwen afwijken. Onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ zoals deze is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals deze bij de gemeente bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het Bestemmingsplan Buitengebied.
Afwijken van de bouw- of gebruiksregels
Afwijkingen bij een omgevingsvergunning worden gebruikt om een bestemmingsplan flexibel te maken. Er is bijvoorbeeld een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de opgenomen maatvoeringen, met een maximum van 10%.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Op grond van de Wro is het mogelijk om ter bescherming van de functies in bestemmingsplan, een omgevingsvergunningstelsel op te nemen waarmee bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden omgevingsvergunningplichtig worden. In het bestemmingsplan geldt bijvoorbeeld voor de gronden met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' een omgevingsvergunningplicht.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en parkeerregelgeving.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
De bestemming betreft gronden waarop agrarische activiteiten worden uitgeoefend. Binnen een aangegeven bouwvlak mogen agrarische bedrijven zich vestigen en hun bedrijfsvoering uitoefenen. Binnen het agrarisch bouwvlak zijn bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. Binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan' zijn geen bouwwerken toegestaan.
Groen
De bestemming betreft gronden waarop uitsluitend groenvoorzieningen, paden, sport- en spelvoorzieningen, water e.d. zijn toegestaan. Gebouwen zijn in deze bestemming niet toegestaan met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
Tuin
Deze bestemming geldt met name voor de voortuinen van woningen. Op gronden met deze bestemming mag beperkt gebouwd worden. Schuttingen zijn in deze bestemming niet toegestaan.
Specifieke gebruiksregel
In het beeldkwaliteitsplan is opgenomen dat voor een eenduidige, groene en landelijke overgang van het private naar het publieke domein het gewenst is dat er een samenhangende hagenstructuur wordt gerealiseerd. Om het dorpse en groene beeld van het wijkje te versterken is de bouw van schuttingen in het plangebied niet toegestaan. Om de hagenstructuur te realiseren en te handhaven is er een specifieke gebruiksregel hiervoor in de Regels van het bestemmingsplan opgenomen.
Verkeer
Deze bestemming is opgesteld voor de openbare verkeersruimte in het plangebied. De woonstraten, aanliggende troitoirs, parkeerplaatsen, bermen en beplantingen maar ook de nutsvoorzieningen zijn in deze bestemming opgenomen.
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De beoogde woonpercelen met woningen en achtertuin krijgen, gemeten vanaf de voorgevel, de bestemming 'Wonen'. Voor de te realiseren woningen zijn bouwvlakken cq. stroken aangegeven waarbinnen de woning gebouwd moet worden. De maatvoeringen zijn op de verbeelding op de plankaart aangegeven. Hier staan ook het aantal maximale woningen per bouwvlak aangegeven. Bij de woning mag maximaal 70 m2 aan bijbehorende bouwwerken worden opgericht. In de woning opgenomen bijbehorende bouwwerken worden in deze oppervlakte meegenomen.
Naast het wonen op het perceel is een aan huis gebonden (dienstverlenend) beroep toegestaan, zolang de oppervlakte niet meer bedraagt dan ten hoogste 50 m2. Hierbij geldt dat de woning in overwegende mate de woonfunctie moet behouden en het beroep moet passen in de woonomgeving.
In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen een hoofdgebouw (de woning) en bij het hoofdgebouw behorende bijbehorende bouwwerken.
Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, terwijl bijbehorende bouwwerken zowel binnen als buiten het bouwvlak zijn toegestaan, op minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning.
De toegestande bouwwijze (vrijstaand, twee aan één en aaneengebouwd) alsmede de maximale goot- en bouwhoogte zijn in de regels maar ook op de verbeelding aangegeven.
Bouwregels
De maatvoering en de oppervlakte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is geregeld in de bouwregels waarbij onderscheid is gemaakt tussen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Schuttingen zijn in deze bestemming niet toegestaan.
Specifieke gebruiksregels
In het beeldkwaliteitsplan is opgenomen dat voor een eenduidige, groene en landelijke overgang van het private naar het publieke domein het gewenst is dat er een samenhangende hagenstructuur wordt gerealiseerd. Om het dorpse en groene beeld van het wijkje te versterken is de bouw van schuttingen in het plangebied niet toegestaan. Om de hagenstructuur te realiseren en te handhaven is er een specifieke gebruiksregel hiervoor in de Regels van het bestemmingsplan opgenomen.
Archeologie
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 1
Het rechter deel van het te ontwikkelen woongebied alsmede het grootste deel van het agrarisch bouwvlak heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 1':
bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem waarbij een vergunningplicht geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte van 250 m2.
Waarde - Archeologisch waardevol gebied 1
Het linker deel van het te ontwikkelen woongebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 1':
bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem waarbij een vergunningplicht geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld.
Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2
Een klein deel van het agrarisch bouwvlak heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2':
bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem waarbij een vergunningplicht geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte van 50 m2;
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling wordt conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overgenomen in het bestemmingsplan.
Algemene gebruiksregels
In het artikel 'Algemene gebruiksregels' is aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval strijdig zijn met het bestemmingsplan. Het verbod om gronden en bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan te gebruiken is geregeld in de Wabo, ex art. 2.1 lid 1 sub c.
Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels is onder andere geregeld dat nutsvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd tot een maximum van 75 m3. Tevens is overschrijding van de hoogten en oppervlakten tot een maximum percentage van 10% mogelijk. Verder is afwijking mogelijk voor zendmasten en onder voorwaarden verschuiving van bijvoorbeeld bouwgrenzen.
Algemene wijzigingsregels
In de algemene wijzigingsregels is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het in geringe mate aanpassen van het plan. Daarnaast zijn het oprichten van bouwwerken ten behoeve van openbaar nut opgenomen. Aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zijn voorwaarden gekoppeld.
Parkeerregelgeving
In artikel 11 is de regeling voor parkeren opgenomen. Op basis hiervan kan als voorwaarde voor vergunningverlening een parkeernorm worden opgelegd. In de regeling wordt verwezen naar de gemeentelijke Parkeernota of een rechtsopvolger daarvan. Als de Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In het bestemmingsplan is het overgangsrecht conform het Bro opgenomen. De peildata voor bouwen en gebruiken zijn gelijkgetrokken en gelegd op de datum waarop het bestemmingsplan in werking treedt.
Slotregel
In de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.
Overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Bij de gewenste ontwikkelingen zijn geen rijks- en provinciaal belang in het geding. Ook het waterschapsbelang komt niet in het geding. Een voorontwerpbestemmingsplan wordt dan ook niet aan de overlegpartners toegezonden. De partners kunnen reageren op het ontwerpbestemmingsplan.
Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegd. Een ontwerp bestemmingsplan heeft voor een ieder zes weken ter inzage gelegen van 11 maart 2021 tot en met 21 april 2021. Binnen deze termijn is er een zienswijze ingediend.
De zienswijze is verwoord en beantwoord in een 'Nota Inhoud en beantwoording zienswijzen' welke deel uitmaakt van dit bestemmingsplan.
Exploitatieplan
Conform artikel 6.12, eerste lid Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen, tenzij conform artikel 6.12, tweede lid, onder a, het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. De planontwikkeling is een gemeentelijk initiatief waardoor alle kosten zijn verzekerd middels een op 5 juli 2022 door de gemeenteraad vastgesteld exploitatieplan.
Planschade
Een belanghebbende kan, na een besluit tot vaststellen van een bestemmingsplan, een verzoek indienen om een tegemoetkoming in de schade, indien die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in artikel 6.1 tweede lid Wro genoemde oorzaak (artikel 6.1 Wro). Eventuele planschade wordt door de gemeente betaald.
Conclusie
Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op gemeentelijk initiatief. De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn dan ook voor rekening van de gemeente. De economische uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd door middel van een vastgesteld exploitatieplan.