direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied herziening De Riette 2 Harreveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPBUI1512-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene gegevens bestemmingsplan

Bestemmingsplan herziening De Riette 2 Harreveld  
Vastgesteld  
 
Inlichtingen: Nardo Rondeel  
Afdeling Omgeving  
Telefoonnummer: 0544 - 393 482  

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding

Er is een verzoek ingediend tot wijziging van de geldende bestemming voor het perceel De Riette 2 te Harreveld. Het gebruik op het perceel wordt gewijzigd. De bedrijfsmatige activiteiten zijn beeindigd. De aanwezige bedrijfswoning wordt burgerwoning en de bestemming wordt hiervoor aangepast. De voormalige menhal wordt alleen nog particulier gebruikt. De gewenste activiteiten passen niet in de geldende bestemming zodat een wijziging noodzakelijk is. Door middel van deze herziening van het bestemmingsplan wordt het gewenste gebruik mogelijk gemaakt.

Om te bezien of de gewenste activiteiten mogelijk zijn, zal het verzoek getoetst moeten worden aan het (inter-)nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid. In deze toelichting wordt hier verder op ingegaan.

2.2 Ligging en begrenzing

Het plangebied is gelegen aan De Riette 2 te Harreveld. Het perceel ligt ten zuiden van de bebouwde kom van Harreveld en staat kadastraal bekend als gemeente Lichtenvoorde, sectie O, nummer 1410. In de directe nabijheid van het perceel zijn zowel burgerwoningen als agrarische bedrijven gelegen alhoewel dezen op redelijk grote afstand zijn gelegen. In het perceel bevindt zich een hogedruk gasleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1512-VG01_0001.png"

Omgeving De Riette 2 Harreveld

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1512-VG01_0002.png"

Woonhuis met bedrijfsbebouwing De Riette 2 Harreveld

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie

In het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' en het 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre' zijn de gronden bestemd voor 'Sport' en geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'. Daarnaast geldt de bestemming 'Natuur' en vanwege de aanwezige gasleiding op het perceel geldt de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.

In de regels van voornoemde bestemmingsplannen is aangegeven dat op het perceel de Riette 2 te Harreveld naast de bestemming 'Sport' ook de nadere bestemming 'Menhal' is aangegeven.

Op het perceel is een bedrijfswoning aanwezig en een menhal.

In het bestemmingsplan is geen mogelijkheid opgenomen om de bestemming 'Sport' te wijzigen naar de gewenste bestemming 'Wonen'. Door middel van een herziening van het bestemmingsplan wordt deze wijziging in bestemming mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1512-VG01_0003.png"

Bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1512-VG01_0004.png"

Bestemming 'Sport' en 'Natuur' met dubbelbestemming 'Leiding - Gas' uit bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Algemeen

Voor het gebied geldt een groot aantal juridische- en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.

4.2 Internationaal niveau

Er is getoetst aan het relevant Internationaal beleid voor dit plangebied. Geconcludeerd wordt dat het Internationaal beleid geen problemen geeft voor de geplande planontwikkeling. Getoetst is aan het nagenoemde beleid:

  • Vogelrichtlijn;
  • Habitatrichtlijn;
  • Het Verdrag van Valetta (Malta);
  • Kaderrichtlijn water.

4.3 Rijksbeleid

Er is getoetst aan het relevante Rijksbeleid voor dit plangebied. Geconcludeerd wordt dat het Rijksbeleid geen problemen geeft voor de geplande planontwikkeling. Getoetst is aan het nagenoemde beleid:

  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte;
  • Besluit ruimtelijke ordening voor met name de 'ladder voor duurzame verstedelijking';
  • Natuurbeleid;
  • Vierde Nota Waterhuishouding;
  • Flora en fauna
  • Nota Belvedere.

4.4 Provinciaal beleid

4.4.1 Omgevingsvisie en -verordening Gelderland

Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 10 juli 2017 een geconsolideerde vesie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening Gelderland. De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsvergunning op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekkening hebben op de fysieke leefomgeving.

In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, et cetera.

Het plangebied is niet gelegen in een maatschappelijke opgave zoals genoemd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening vormt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen op het perceel.

4.5 Gemeentelijk beleid

4.5.1 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011'. Dit plan is voor een deel herzien in het 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre'. Deze laatste herziening heeft in dit geval betrekking op de planregels. Het plangebied heeft de bestemming 'Sport' en 'Natuur'. Op het perceel liggen ook nog de dubbelbestemmingen 'Waarde - archeologische verwachtingswaarde 2', wat aangeeft dat bij bodemingrepen die dieper gaan dan 30 centimeter én een oppervlakte beslaan van meer dan 2.500 m2 is het verplicht een archeologisch onderzoek uit te voeren, en 'Leiding - Gas' wat aangeeft dat in de aangegeven strook een hogedruk gasleiding is gelegen. In de Regels behorende bij de bestemmingsplannen is aangegeven dat in de bestemming 'Sport' de aanduiding 'menhal' geldt. Dit wil zeggen dat deze bestemming specifiek is bedoeld voor de mensport.

4.5.2 Landschapsontwikkelingsplan

Het Landschapsontwikkelingsplan is een beleidsnota van de gemeente waarin het landschapsbeleid is vastgelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt de mogelijkheid de landschappelijke eenheid en kwaliteit in de gemeente te versterken en toch ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. In het LOP zijn elf landschapsensembles benoemd. Elk landschapsensemble kenmerkt zich door eigen karakteristieke landschapselementen. Het zijn meestal elementen die hier historisch gezien thuis horen, en soms varianten daarop die aansluiten bij het hedendaagse gebruik van het landschap.

Het plangebied ligt in het landschapsensemble Harreveld. De kern Harreveld is ontstaan uit de vroegere buitenplaats Harreveld met een formele landschapsaanleg van gracht en lanen. Deze buitenplaats lag op de noordelijke rand van de dekzandrug die al sinds de Middeleeuwen in gebruik is als handelsroute. En hij is natuurlijk in gebruik als es: de Harreveldse Es met de molen Hermien als bekroning. Hoewel hoog genoeg voor akkerbouw, is de rug niet erg vruchtbaar. Dat is de reden dat delen ervan niet werden gebruikt als landbouw, maar als droge heide en zelfs verstoven tot stuifduinen. Later, zo rond 1900, werden deze hoge ruggen weer bebost met dennen.

Ten zuiden van de dekzandrug stagneerde het water dat afstroomde van het Oost-Nederlands Plateau (Flierbeek, Zilverbeek) in het Zwarte Veen en het Aaltense Goor. Pas door de aanleg van de Veengoot in de 19e eeuw door de dekzandrug heen kon dit zeer natte gebied effectief ontwaterd worden. Tot in de 20e eeuw werd hier veen gestoken. Nu is het Oost Gelrese deel ontgonnen en grootschalig verkaveld en in gebruik als landbouwgebied.

Hoofdstuk 5 Onderzoeksresultaten

5.1 Watertoets

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Nee
 
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?  
Nee

Nee
Nee  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Inrichting en beheer
 
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee

Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Vanuit het plangebied wordt hemelwater indirect geloosd op het oppervlaktewater. Via de om de woning liggende gronden vloeit het hemelwater langzaam richting de in de nabijheid gelegen sloten. Het hemelwater heeft dan alle tijd om langzaam in de bodem te worden opgenomen. Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden.

5.2 Bodem

Door middel van dit bestemmingsplan wordt een deel van de bestemming 'Sport' omgezet naar de bestemming 'Wonen'. Deze woonbestemming behelst het woonhuis met de daaromheen liggende gronden. Er wordt geen nieuw gevoelig object en/of verblijfsruimte opgericht zodat de verplichting tot het doen van bodemonderzoek niet aanwezig is. Wordt in de toekomst meer dan 50 m2 extra verblijfsruimte in gebruik genomen dan dient hier wel een onderzoek naar de gesteldheid van de bodem te worden uitgevoerd door middel van een bodemonderzoek.

Een bodemonderzoek is dan ook niet uitgevoerd.

5.3 Natuurwaarden

Bij de woningsplitsing vindt geen aan- en/of verbouw plaats en geen sloopwerkzaamheden. Het verstoren of beschadigen van flora en fauna is hier dus niet aan de orde. Een onderzoek is hier dan ook niet verplicht. Wel telt ten allen tijde de algemene zorgplicht.

Zorgplicht

Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Wet natuurbescherming van toepassing: Op basis van de zorgplicht volgens artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.

5.4 Cultuurhistorie en archeologie

Het perceel De Riette 2 te Harreveld is gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' en het 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre'. Dit wil zeggen dat deze gronden mede bestemd zijn voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Ter bescherming van de eventuele waarden in de bodem is in de regels van deze dubbelbestemming opgenomen dat bij het verrichten van bodemingrepen dieper dan 30 cm en een oppervlakte van 2.500 m2 een rapport moet worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden is vastgelegd.

In onderhavig geval worden geen bodemingrepen verricht. Een onderzoek is hierbij dan ook niet nodig.

5.5 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Het onderhavige plan betreft echter het wijzigen van een deel van de bestemming 'Sport' in 'Wonen'. Een akoestisch onderzoek is in deze dan ook niet nodig.

Om te bepalen of de activiteiten op het perceel en in de aanwezige rijhal geen overlast qua geluid, ten opzichte van aanwezige woningen van derden, veroorzaakt is het verzoek getoetst aan de normen zoals gesteld in de handreiking "Bedrijven en milieuzonering". In deze handreiking is een grootste afstand van 30 meter aangegeven om geen geluidsoverlast te ondervinden van de activiteiten op het perceel en/of in de rijhal.

De dichtstbijzijnde woningen zijn op meer dan 300 meter gelegen. Aan de richtafstand van 30 meter wordt dan ook ruim voldaan.

5.6 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.

Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit uit kunnen oefenen dan wel toepassen, hetzij:

  • het aannemelijk is gemaakt dat het niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde;
  • het aannemelijk is gemaakt dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft of bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 Wet milieubeheer een grenswaarde is opgenomen;
  • indien een uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12 lid 1 of artikel 5.13 lid 1 van de Wet Milieubeheer vastgesteld programma.

De hierboven aangegeven grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn voor de luchtverontreinigende stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) en worden in de hieronder staande tabel aangegeven:

Stof   Grenswaarde  
SO2   350 µg/m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
  125 µg/m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
NO2   200 µg/m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
  40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010  
PM10   40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie  
  50 µg/m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
Lood   0,5 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie  
CO   10.000 µg/m³ als 8 uursgemiddelde concentratie  
C6H6   10 µg/m³ tot 1-1-2010 en 5 µg/m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie  

5.6.1 Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)' legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is vóór en na de vaststelling van het NSL dezelfde en voor het grootste gedeelte geregeld in de 'Regeling NIBM' (luchtkwaliteitseisen).

De 'Regeling NIBM' (luchtkwaliteitseisen) geeft voor een aantal categorieën van projecten een, getalsmatige, invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de, getalsmatige, begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 1% of 3% grens en de grenswaarden nodig en kan het project doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen.

Voor woningbouw is het huidige 1% criterium (interimperiode) 500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 1000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. De woningsplitsing van de voormalige boerderij naar twee wooneenheden aan De Riette 2 in Harreveld maakt geen extra wooneenheid mogelijk, waardoor het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 Wet milieubeheer een grenswaarde is opgenomen.

Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de gedeeltelijke wijziging van de bestemming aan De Riette 2 te Harreveld.

5.7 Geur- en stofoverlast

Om te bepalen of de activiteiten op het perceel geen overlast qua geur en stof, ten opzichte van aanwezige woningen van derden, veroorzaakt is ook hier getoetst aan de normen zoals gesteld in de handreiking "Bedrijven en milieuzonering". In de handreiking is voor geur een richtafstand van 50 meter opgenomen en voor stof 30 meter. Zoals al eerder is aangegeven zijn de dichtstbijzijnde woningen op ruim 300 meter gelegen van het perceel. Overlast van geur en van stof is dan ook niet te verwachten.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

Het perceel De Riette 2 te Harreveld is voorzien van de bestemming 'Sport' en 'Natuur' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' en het 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre'. In de regels van de genoemde bestemmingen is aangegeven dat het perceel specifiek is bedoeld voor de mensport. In de gewenste situatie op het perceel is hier geen sprake meer van: bedrijfsmatige bedrijfsvoering wordt omgezet naar particulier gebruik. Om particuliere bewoning in de aanwezige bedrijfswoning mogelijk te maken wordt de bedrijfswoning voorzien van de bestemming Wonen. Wel wordt deze woonbestemming gerelateerd aan de aanwezige sportbestemming. De bestemming 'Natuur' blijft gehandhaafd. Het perceel dient nog landschappelijk te worden ingepast.

6.1 Landschappelijk inpassing

Bij wijziging van de woonbestemming in Sport is een herziening van het bestemmingsplan vastgesteld. Een landschappelijk inpassingsplan maakte deel uit van deze herziening. Dit inpassingsplan is uitgevoerd.

Het bedrijfsmatige gebruik op het perceel is beeindigd en wordt nu alleen nog particulier gebruikt. Er vinden geen wijzigingen op het percel plaats. Nu er reeds landschappelijke inpassing heeft plaatsgevonden zal nieuwe landschappelijke inpassing gen toegevoegde waarde hebben voor de ruimtelijke kwaliteit. Een landschappelijk inpassingsplan is dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Juridisch planbeschrijving

7.1 Algemeen

Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (en het Besluit ruimtelijke ordening) in werking getreden. Daarnaast heeft het ministerie VROM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP-2008) gepresenteerd. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Op aan groot aantal punten wijkt deze standaard af van de tot nu toe gebruikelijke vormgeving van bestemmingsplannen. Bij het opstellen van deze standaard is overigens ook rekening gehouden met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2008 (IMRO-2008) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2008 (PRBP-2008).De bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan passen binnen die standaard. De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit -met inachtneming van het vorenstaande- zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.

Bovengenoemd rapport, model en richtlijn zijn in 2012 gewijzigd in SVBP-2012, IMRO-2012 en PRBP-2012. Dit wijzigingsplan is met deze standaarden tot stand gekomen.

7.2 Bestemmingsplan

Het digitale bestemmingsplan Buitengebied herziening De Riette 2 Harreveld is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand NL.IMRO.1586.BPBUI1512- de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard. Indien er verschillen aanwezig mochten zijn tussen de digitale en de analoge verbeelding dan is op grond van artikel 1.2.3 Bro de digitale verbeelding beslissend.

7.3 Regels

De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs-, en slotregels.

Hoofdstuk 8 Economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid

8.1 Haalbaarheid

De wijziging van het bestemmingsplan en de bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot uitkering van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst inzake grondexploitatie en planschade afgesloten met verzoeker.

8.2 Exploitatieplan

Het bestemmingsplan voorziet in een wijziging van een deel van de aanwezige bestemming. Er vinden geen bouwwerkzaamheden plaats als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden ook geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Met verzoeker is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin is opgenomen dat de te maken kosten, waaronder eventuele planschade, voor rekening van verzoeker zijn. Burgemeester en wethouders achten het plan hierdoor economisch uitvoerbaar.

8.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van de herziening van het bestemmingsplan zal het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage worden gelegd (overeenkomstig afdeling 3:4 Algemene Wet bestuursrecht). Binnen deze termijn kan een ieder zijn/haar zienswijze omtrent de herziening indienen. Dan zal ook duidelijk worden hoe omwonenden tegen het plan aankijken. Ingebrachte zienswijzen worden betrokken bij de besluitvorming.

8.3.1 Artikel 3.1.1.-overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Binnen het plan zijn geen nationale en provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met de Vrom-inspectie en de provincie Geldeland is dan ook geen verplichting. Daarnaast zijn er geen wateraspecten in het geding waardoor er vooroverleg moet worden gevoerd met het Waterschap Rijn en IJssel.

In de ontwerpfase worden de diensten van provincie, het Waterschap en de Gasunie (vanwege de aanwezige gasleiding op het perceel) door middel van een kennisgeving op de hoogte gebracht van het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de inzage termijn zijn er geen zienswijzen en/of op- en/of aanmerkingen ingekomen.