direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPBUI100-VG01

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebiedsgebonden bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gebiedsgebonden bedrijf';
  • b. niet-gebiedsgebonden bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet gebiedsgebonden bedrijf';
  • c. nevenactiviteiten, met de nadere functie welke is weergegeven in de navolgende tabel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteit':
    Adres   Nr   Nevenactiviteit  
    Eimersweg   13 a t/m d   4 recreatiewoningen  
    Lievelderweg   61B   Het stallen van caravans tot een maximale oppervlakte van 340 m2.  
  • d. bedrijven ten behoeve van de productie van energie door middel van het vergisten van organisch materiaal, waaronder een biovergistingsinstallatie, met inbegrip van hieraan ondergeschikte installaties, zoals vergistingsopslag- en distributietanks en waterzuivering en een daarbij behorend kantoor met een maximale oppervlakte van 200 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - biovergistingsinstallatie';
  • e. buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • f. verkooppunt van motorbranstoffen zonder lpg met daarbij behorende ondersteunende detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';

met de daarbij behorende:

  • g. erfbeplanting;
  • h. erven en terreinen;
  • i. wegen en paden;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Het aantal bedrijfswoningen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 1, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden'. Indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan 1 en zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' geen bedrijfsgebouwen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan.

In de bedrijfswoning is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:
    Bouwwerken   maximale goothoogte in m   maximale bouwhoogte in m   maximale oppervlakte in m²   maximale inhoud in
    m³  
    bedrijfsgebouwen   4,5   10   De bestaande oppervlakte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.    
    bedrijfswoning   4,5   9     750  
    Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   4   6   150    
    erf- en terreinafscheidingen     2      
    palen en masten     8      
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
     
      8      
  • c. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder b dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de bedrijfswoningen aaneen te worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nevenactiviteit' op het adres Eimersweg 13 a t/m d gelden de volgende regels per recreatiewoning:
    • 1. de bebouwde oppervlakte, inclusief berging, mag niet meer bedragen dan 60 m2;
    • 2. de inhoud, exclusief berging, mag niet meer bedragen dan 220 m3;
    • 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 4 m en 6 m;
    • 4. vrijstaande bergingen zijn toegestaan bij de recreatiewoningen, met dien verstande dat:
      • de oppervlakte van de berging niet meer bedraagt dan 6 m2;
      • de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 2 m en 2,75 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub b gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - biovergistingsinstallatie' de volgende regels:
    • 1. voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
      • het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 45%;
      • de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 2. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
      • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en of bedrijfsinstallaties, waaronder de biovergister en procesinstallaties, zoals gaswassers, destileerkolommen en rectificatiekolommen, mag niet meer bedragen dan 25 m;
      • de bouwhoogte van de affakkelinstallatie mag niet meer bedragen dan 15 m;
      • de bouwhoogte van de antenneinstallatie en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
      • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6 m;
      • de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2 sub b ten behoeve van het vergroten van gezamenlijke bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen tot een maximum van 10% van de bestaande gezamenlijke bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, waarvan in elke geval sprake is indien dit voortvloeit uit sectorale regelgeving;
    • 2. landschappelijke inpassing plaatsvindt;
    • 3. deze uitbreiding niet eerder heeft plaatsgevonden middels een afwijking bij een omgevingsvergunning;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de stedenbouwkundige situatie;
      • de waterhuishoudkundige situatie/hydrologie.
  • b. sublid 5.2 sub b ten behoeve vergroten van de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 12 m;
    • 2. er sprake dient te zijn van een landschappelijke inpassing door middel van een erfinrichtingsplan;
  • c. lid 5.2 sub b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning tot 200 m2, met dien verstande dat;
    • 1. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een erfinrichtingsplan.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval buitenopslag wordt begrepen, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.1 ten behoeve van het realiseren van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', met dien verstande dat:
    • 1. het noodzakelijk is om een bedrijfswoning te realiseren in verband met de bedrijfsvoering. Deze noodzaak blijkt uit een daartoe opgesteld bedrijfsplan;
    • 2. er sprake is van een volwaardige bedrijfsvoering;
    • 3. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing door middel van een erfinrichtingsplan;
    • 4. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • het landschaps- en bebouwingsbeeld;
      • de waterhuishoudkundige situatie;
  • b. lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van mantelzorg in de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken dan wel voor het bouwen van een mantelzorgunit, onder de voorwaarden dat:
    • 1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
    • 2. de totale oppervlakte ten behoeve van mantelzorg per bouwvlak niet meer dan 55 m² mag bedragen;
    • 3. er maximaal sprake mag zijn van 1 bouwlaag;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. een vrijstaande mantelzorgunit binnen een afstand van 10 m gerekend van de bedrijfswoning wordt gebouwd;
    • 6. in alle gevallen sprake is en blijft van afhankelijke woonruimte;
    • 7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen, de omgevingsvergunning wordt ingetrokken en de situatie in en om de bedrijfswoning wordt teruggebracht in de oude staat (voor units), dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan;
  • c. lid 5.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de bedrijfswoning, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:
    • 1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 30% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    • 2. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 van de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven;
    • 3. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis verbonden bedrijf;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
    • 5. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
    • 6. op eigen terrein moet worden geparkeerd door eigenaar/huurder en bezoekers;
  • d. in lid 5.1 jo 5.5 sub c ten behoeve van het toestaan van:
    • 1. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven of,
    • 2. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1,
      mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Vormveranderingen bestemmingsvlak/bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het veranderen van de vorm van het bestemmingsvlak en/of van het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. het noodzakelijk is om de vorm van het bestemmingsvlak en/of bouwvlak te wijzigingen in verband met de bedrijfsvoering. Deze noodzaak blijkt uit een daartoe opgesteld bedrijfsplan;
  • b. het bestemmingsvlak en/of het bouwvlak niet mag worden vergroot;
  • c. er sprake dient te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing door middel van een erfinrichtingsplan;
  • d. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. het landschaps- en bebouwingsbeeld.

5.6.2 Uitbreiding van de bebouwingsoppervlakte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van een vergroting van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen met niet meer dan 15%, met dien verstande dat:

  • a. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, waarvan in elk geval sprake is indien dit voortvloeit uit sectorale regelgeving;
  • b. landschappelijke inpassing plaatsvindt;
  • c. deze uitbreiding niet reeds eerder heeft plaatsgevonden middels een wijziging;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de milieusituatie;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. de stedenbouwkundige situatie;
    • 5. de waterhuishoudkundige situatie/hydrologie.