direct naar inhoud van Artikel 20 Wonen - Landgoed
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPBUI100-VG01

Artikel 20 Wonen - Landgoed

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal 1 gebouw ten behoeve van wonen als onderdeel van een landgoed en bestaande uit maximaal 3 woningen en maximaal 1 bijgebouw per woning, met daaraan ondergeschikt tuinen, erven en terreinen, wegen en paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;

In de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

20.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. er mag maximaal 1 hoofdgebouw worden opgericht met een inhoud van maximaal 3.000 m3;
    • 2. het hoofdgebouw en de bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
    • 3. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer dan 7 m bedragen;
    • 4. de goothooge van het bijgebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;
    • 5. een woning mag een inhoud hebben van minimaal 1.000 m3 en maximaal 3.000 m3 inclusief de inhoud van bijgebouwen;
    • 6. per woning mag 1 bijgebouwen van maximaal 100 m2 worden opgericht;
    • 7. bijgebouwen mogen op maximaal 25 m van het hoofdgebouw worden opgericht.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 3. de bouwhoogte van een poort of tuinmeubilair mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1 m.

20.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 20.1 ten behoeve van het toestaan van mantelzorg in een woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken dan wel voor het bouwen van een mantelzorgunit, onder de voorwaarden dat:
    • 1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
    • 2. de totale oppervlakte ten behoeve van mantelzorg per bouwperceel niet meer dan 55 m² mag bedragen;
    • 3. het bebouwingspercentage op het bouwperceel maximaal 60% mag bedragen na realisatie van de mantelzorg;
    • 4. er maximaal sprake mag zijn van 1 bouwlaag;
    • 5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 6. een vrijstaande mantelzorgunit binnen een afstand van 10 m gerekend van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 7. in alle gevallen sprake is en blijft van afhankelijke woonruimte;
    • 8. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen, de omgevingsvergunning wordt ingetrokken en de situatie in en om de woning wordt teruggebracht in de oude staat (voor units), dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan.
  • b. lid 20.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:
    • 1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 30% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    • 2. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 van de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven;
    • 3. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis verbonden bedrijf;
    • 4. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
    • 5. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
    • 6. op eigen terrein moet worden geparkeerd door eigenaar/huurder en bezoekers;
  • c. in lid 20.1 jo 20.3 sub b ten behoeve van het toestaan van:
    • 1. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven of,
    • 2. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1,
      mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.