direct naar inhoud van 6.3 De waterhuishouding in het plangebied
Plan: Lange Dreef 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.bpDBGlangedreef-va01

6.3 De waterhuishouding in het plangebied

Voor het plan Lange Dreef is een waterhuishoudingsplan10 opgesteld (bijlage 11), waarin ook rekening is gehouden met de realisering van de kopappartementen. Voor het waterhuishoudingsplan is uitgegaan van een totaal verhard oppervlak van 4 hectare. Geschat wordt dat van dit totale verhard oppervlak 50% (ofwel 2 hectare) zal bestaan uit dakoppervlak en 50% uit verhard terreinoppervlak (wegen, paden, parkeerplaatsen en bestratingen).

Voor de afvoer van het regenwater van dakoppervlakken (in totaal 2 hectare) wordt uitgegaan van de aanleg van een regenwaterriolering met rechtstreekse afvoer naar de watergangen in de ecologische zone.

Het regenwater van het verharde terreinoppervlak (in totaal 2 hectare) zal bovengronds worden afgevoerd naar infiltratievoorzieningen (infiltratievelden, wadi's) die worden opgenomen in de groenstroken in het plangebied. Deze infiltratievoorzieningen zijn van een zodanige grootte dat ze functioneren op een wijze die vergelijkbaar is met een verbeterd gescheiden rioolstelsel met een berging van 4 mm en een regenpompovercapaciteit van 0,3 mm/uur.

In het plan is uitgegaan van de aanleg van een oppervlak aan infiltratievoorzieningen van in totaal 800 m2 (4% van het verharde terreinoppervlak). Om daarin 4 mm bergende inhoud (ofwel 80 m3) te realiseren is een beschikbare waterdiepte van 10 cm nodig. Om daaruit een afvoer van 0,3 mm/uur te realiseren is een infiltratiecapaciteit nodig van 18 cm per dag. De beschikbare infiltratiecapaciteit van de in het gebied voorkomende grondsoort voldoet hier ruimschoots aan.

Om overlopen van de infiltratievoorzieningen in situaties met veel neerslag te voorkomen, dienen bij de infiltratievoorzieningen overloopvoorzieningen te worden aangebracht (vergelijkbaar met overstorten bij een verbeterd gescheiden rioolstelsel). Via deze overloopvoorzieningen wordt het overtollige water afgevoerd naar het oppervlaktewater in de ecologische zone. Deze afvoer kan rechtreeks gebeuren of door aansluitingen te maken op de regenwaterriolering.

In het waterhuishoudingsplan wordt geadviseerd om de infiltratievoorzieningen aan te leggen met een bodemniveau dat 25 cm lager is dan het niveau van de verharde oppervlakken die er op afwateren. Voor de overloopvoorzieningen wordt een aanleghoogte van 15 cm boven de bodem van de infiltratievoorzieningen geadviseerd. Hiermee wordt de bergende inhoud van de infiltratievoorzieningen dus met 50% overgedimensioneerd.

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) stelt eisen aan het bergend wateroppervlak dat in het plangebied nodig is. In het rekenprogramma GRONOM is bepaald of aan deze eisen wordt voldaan. Uit de berekeningen blijkt dat aan de eisen van HDSR wordt voldaan wanneer in de ecologische zone een wateroppervlak van tenminste 0,5 ha wordt opgenomen. Dit is als randvoorwaarde voor het ontwerp in deze zone meegenomen. Compensatie vindt dan ook plaats in de ecologische zone.

Uit de berekeningen blijkt ook dat wordt voldaan aan het inundatiecriterium zoals dat in het NBW (Nationaal Bestuursakkoord Water) is afgesproken.

De afvoer van het water van terreinverhardingen moet bovengronds plaatsvinden. De regenwaterafvoer kan bovengronds plaatsvinden door goten in de wegen aan te brengen, die het water naar de dichtstbijzijnde infiltratievoorziening afvoert. Deze goten kunnen op verschillende manieren uitgevoerd worden, in onderstaande afbeelding zijn enkele voorbeelden gegeven.

Afbeelding 18: Voorbeeld goten.
afbeelding "i_NL.IMRO.1581.bpDBGlangedreef-va01_0018.jpg"