Plan: | Breeakker - Amerongen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.bpAMRbreeakker-oh01 |
De voor
'Waarde
- Archeologie 3 hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar
voorkomende
bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van
aanwezige of
naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
7.2.1
Bouwen van
gebouwen en bouwwerken
Op en in de
gronden als bedoeld in 7.1 mag ten behoeve van de andere voor deze
gronden
geldende bestemming(en) niet anders worden gebouwd dan overeenkomstig
de
volgende regels:
a. de
aanvrager van een omgevingsvergunning dient
in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport over te
leggen
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de
aanvraag zal
worden verstoord naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate
is
vastgesteld;
b. in
het belang van de archeologische
monumentenzorg kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen
worden
verbonden:
1. de
verplichting tot het treffen van technische
maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2. de
verplichting tot het doen van opgravingen; of
3. de
verplichting de activiteit die tot
bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het
terrein
van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag
bij de
vergunning te stellen kwalificaties.
7.2.2
Uitzonderingen
bouwregels
Het bepaalde
in
7.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
a. vervanging,
vernieuwing of verandering van de
bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en
waarbij
gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
b. een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een gezamenlijke
oppervlakte kleiner dan
c. een
bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden
dieper dan
7.3.1
Verbod
In het belang
van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige
aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige
archeologische
waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in 7.3.2, zonder of in
afwijking
van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden op en in de in 7.1 bedoelde gronden de
volgende
werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een
oppervlakte
van
a. het
uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren
en omwoelen van gronden, dieper dan
b. het
verlagen van de bodem en afgraven van
gronden, dieper dan
c. het
graven of anderszins aanbrengen van
watergangen en waterpartijen, dieper dan
d. het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
e. het
ophogen en egaliseren van gronden.
7.3.2
Uitzonderingen
Het in 7.3.1
gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk
zijnde,
en werkzaamheden:
a. in
het kader van het normale beheer en
onderhoud;
b. in
het kader van het uitvoeren van een bouwplan
als bedoeld in lid 7.2.1;
c. in
het kader van archeologisch onderzoek en het
doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
d. waarmee
op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan:
1. is
begonnen, voor zover daarvoor tot dat
tijdstip omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden was
vereist;
2. is of
mag worden begonnen krachtens een
verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden;
e. in en
op gronden waarvan naar oordeel van
bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig
zijn of
meer aanwezig zijn.
7.3.3
Toelaatbaarheid
De werken,
geen
bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in 7.3.1, zijn naar het
oordeel
van het bevoegd gezag slechts toelaatbaar, indien:
a. door
die werken, geen bouwwerk zijnde, of
werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect
te
verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de
betreffende
gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de
mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden
of
kunnen worden verkleind,
b. door
aanvrager van de omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een
rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein
dat
blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is
vastgesteld, en
c. vaststaat
dat daarvoor een vergunning op grond
van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal
worden
verleend.