Plan: | Hooghkamer 2011 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1525.BP2010VHT07001-0401 |
In 1996 is voor het deelgebied Hoogh Teijlingen en een toentertijd nog nader te begrenzen gebied, dat werd aangeduid met Voorhout Noord2 (samen de "bouwlocatie Voorhout" genoemd) een Milieu-effectrapport vervaardigd. De maximale capaciteit werd geschat op 3.400 woningen. De woningen waren deels bedoeld voor de regionale behoefte en deels voor de lokale behoefte. De aanleg van een randweg om de bouwlocatie heen diende daarbij eveneens te worden beschouwd.
Gezien de maximaal mogelijke capaciteit van de bouwlocatie is de procedure van milieueffectrapportage (m.e.r) doorlopen. In het milieueffectrapport (MER) zijn de gevolgen voor het milieu van verschillende alternatieven en varianten voor de inrichting van de bouwlocatie in beeld gebracht3. Teneinde inzicht te verschaffen in de milieu-effecten van het verkeer in de toekomstige situatie, is separaat onderzoek gedaan naar de verkeerseffecten van de verschillende alternatieven4 .
De alternatieven zijn vervolgens vergeleken, waarna het zogenaamde meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) is ontwikkeld: een vanuit milieuoogpunt zo gunstig mogelijke inrichting van de bouwlocatie Voorhout.
Voor de ontwikkeling van de alternatieven zijn de volgende elementen van belang geweest die in alle alternatieven zijn opgenomen:
Daarnaast werden er variabele elementen onderkend, waarvan toepassing tot varianten binnen de verschillende alternatieven heeft geleid. Belangrijke variabelen waren:
Toetsingsadvies Commissie voor de milieu-effectrapportage
Op 15 april 1997 heeft de Commissie voor de milieu-effectrapportage een toetsingsadvies uitgebracht over het MER ten behoeve van de besluitvorming over het toentertijd vast te stellen bestemmingsplan Hoogh Teijlingen. De commissie constateerde in haar toetsingsadvies dat het MER "Bouwlocatie Voorhout" in algemene zin een goede beschrijving gaf van de milieueffecten van de geplande woningbouw van 3.400 woningen, vooral wat betreft de ligging en dimensionering van de deellocaties en de benodigde infrastructuur. De Commissie concludeerde derhalve dat het MER voldoende informatie bevatte om het milieubelang een volwaardige plaats te geven bij de vaststelling van het bestemmingsplan (en de structuurvisie).
De Structuurvisie 19965 -die in november 1996 door de gemeenteraad is behandeld- is bedoeld om, tegen de achtergrond van het MER, te beslissen over de locaties waar de geplande woningbouw en de bijbehorende hoofdwegenstructuur daadwerkelijk gerealiseerd konden worden.
Het belangrijkste uitgangspunt voor de Structuurvisie 1996 is dat de locaties in totaal maximaal 3.400 woningen kunnen bevatten. Tevens dient voorzien te worden in de bijbehorende verkeersinfrastructuur en de andere voorzieningen. Het doel van de Structuurvisie 1996 was daarom drieledig:
In tegenstelling tot het MER, dat in de eerste plaats de milieu-aspecten van drie alternatieven en het Meest Milieuvriendelijke Alternatief belichtte, was de Structuurvisie 1996 bedoeld om op basis van een meer integrale afweging, waarbij ook andere aspecten aan bod komen de meest gewenste structuur te bepalen. Achtereenvolgens zijn daarbij uitgangspunten betreffende de "ruimtelijke structuur", "natuur en landschap", "verkeer en geluid" en "landbouw" vergeleken met de alternatieven uit het MER.
Het ontwikkelde voorkeursalternatief gaat uit van een volledige randweg vanaf de Oosthoutlaan in het zuiden tot aan de Leidsevaart in het westen. De keuze voor het voorkeursmodel werd mede bepaald door het uitgangspunt dat de nieuwe woonwijken, in samenhang met het bestaande dorp, een goed functionerend geheel moeten vormen met, zowel voor het bestaande dorp als de nieuwe woonwijken, een kwalitatief hoogwaardig woonmilieu.
In de Structuurvisie 1996 is een Structuurschets Voorhout Noord opgenomen waarin een idee is gegeven van de ruimtelijke structuur. Hierin zijn uitgangspunten gegeven over de:
Afbeelding 6: Structuurschets Voorhout Noord.
Als onderdeel van het MER is een verkeerskundige analyse uitgevoerd. Kort samengevat kunnen hieruit de volgende conclusies worden getrokken:
Begin 1997 is daarom door adviesbureau RBOI te Rotterdam gestart met een verkeersonderzoek naar de verkeersbelasting en de akoestische aspecten van ingrepen in de interne wegenstructuur van de gemeente Voorhout. Op 15 mei 1997 zijn de resultaten van dit onderzoek opgenomen in het rapport "Verkeersonderzoek interne wegenstructuur Voorhout".
Het vertrekpunt voor dit onderzoek is de wegenstructuur zoals deze is omschreven in het Voorkeursmodel van de Structuurvisie 1996. Tevens is in hoofdlijnen uitgegaan van de volgende ontwikkelingen in het centrum van de gemeente:
Dit onderzoek is gebaseerd op de verkeers- en woonsituatie in het jaar 2015. Daarbij zijn drie hoofdvarianten met subvarianten onderzocht en uitgewerkt. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat variant 3C+ voor het merendeel beter scoorde ten opzichte van de hoofdvarianten, zelfs ten opzichte van de situatie uit de "Structuurvisie 1996".
Keuze toekomstige wegenstructuur
In de raadscommissie Ruimtelijke Ordening is het rapport "Verkeersonderzoek interne wegenstructuur Voorhout" uitvoerig behandeld. De gemeenteraad heeft vervolgens in de vergadering van 19 juni 1997 bepaald welke wegenstructuur de gemeente Voorhout in de toekomst dient te krijgen.
Gekozen is voor een wegenstructuur, gebaseerd op de zogenaamde aangepaste 3C+-variant; met dien verstande dat de spoorwegovergang niet definitief wordt afgesloten. De raad heeft tevens besloten dat door verkeersregulerende maatregelen, het gemotoriseerde verkeer door de Herenstraat dient te worden ontmoedigd en te worden beperkt. De doelstelling is de verkeersintensiteit in de Herenstraat te beperken tot 4.000 à 5.000 motorvoertuigen per etmaal. Het spreekt voor zich dat op basis van de verkeersontwikkelingen de benodigde verkeersmaatregelen (gefaseerd) worden ingevoerd.
De toekomstige wegenstructuur van Voorhout ziet er eenvoudig geschetst als volgt uit: randwegen rond het bestaande dorp en de toekomstige woongebieden, die deze gebieden ontsluiten door een lusvormige interne verkeersstructuur. Deze verkeerslussen staan niet met elkaar in verbinding. De randwegen worden gevormd door de Leidsevaart en de Noordelijke en Zuidelijke Randweg.
Op 19 februari 1998 heeft de toenmalige gemeenteraad van Voorhout een Voorzieningennota vastgesteld. Deze nota beoogde een planmatige realisering van de voorzieningen op basis van demografische factoren en behoeftegegevens te bewerkstelligen. Inmiddels is een actualisering van deze nota voor geheel Teylingen door de gemeenteraad vastgesteld. De Voorzieningenota 2009-2015 doet geen uitspraken over de in Hooghkamer te realiseren voorzieningen. De meeste voorzieningen die in Hooghkamer werden voorzien, zijn inmiddels namelijk gerealiseerd. Het gaat om de volgende aspecten.
In de voorgaande nota werden een aantal voorzieningen geschetst die een rol zouden spelen bij de ontwikkeling van Hooghkamer. Als uitkomst van het integraal huisvestingsplan voor de onderwijsvoorzieningen was in de nota bepaald dat de locatie Hooghkamer 12 groepslokalen, inclusief een speellokaal en een buitenschoolse opvang, diende te krijgen. De groepsruimten zijn inmiddels net buiten het voorliggende plangebied in de vorm van schoolwoningen gerealiseerd. Dat betekent dat de omzetting van lokalen naar woningen in de toekomst tot de mogelijkheden behoort.
Ook een nieuwe (dubbele) sporthal diende op de locatie Hooghkamer te worden gebouwd. Omdat deze goed met de sportfunctie te combineren was zou tevens een Jeugd en jongerencentrum bij de sporthal geplaatst worden. Ook deze voorzieningen zijn inmiddels gerealiseerd.
Tot slot was in de nota aangegeven dat één van de twee in Nieuw Boekhorst te realiseren trapveldjes in Hooghkamer diende te worden gerealiseerd. Bij de inrichting van het plangebied zal daar rekening mee worden gehouden.
In de Woonvisie is aangegeven dat nieuwbouwwoningen aan verschillende kwaliteitseisen dienen te voldoen. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan het uitgangspunt om 30% van de woningen in de sociale sector te realiseren. Een sociale huurwoning is in eigendom van een sociale verhuurder en de huur ligt onder de liberalisatiegrens van € 647,53 (prijspeil 1 januari 2010). De koopprijs van een sociale koopwoning bedraagt maximaal € 195.000,00 (prijspeil 1 januari 2010).
Op grond van het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw worden met de ontwikkelaar en andere partijen in het verkenningstraject afspraken gemaakt over duurzame prestaties. Ontwikkelaar, gemeente, ontwerper en bouwer stellen aan de hand van de afgesproken ambities een pakket maatregelen samen met de hoogste winst voor ruimtelijke-, sociale-, milieu- en economische kwaliteit.
Qua levensloopbestendigheid dient te worden aangesloten bij het regionale sterrensysteem. Bij nieuwe eengezinswoningen dient in het ontwerp te worden aangegeven op welke wijze de woningen (desgewenst met beperkte ingrepen/kosten) kunnen worden omgezet in een levensloopbestendige woningen.
Uitgangspunt bij bouwprojecten is de regionale DuBoPlus-richtlijn. Deze bestaat uit een beperkt aantal basismaatregelen en een prestatie-eis voor nieuwbouw, bestaande bouw en grond-, weg- en waterbouw. De prestatie wordt bepaald met behulp van de rekenprogramma's GPR-gebouw 4.0 en Greencalc+. Het toepassen van de GPR-gebouw stimuleert een prestatiegerichte werkwijze en biedt ontwikkelende partijen vrijheid in ontwerp, bouwwijze en materiaalkeuze om een pakket maatregelen samen te stellen met de hoogste winst voor milieu en economie.
Voorts is in de Woonvisie aangegeven dat de woonomgeving een gebruiksvriendelijke inrichting dient te krijgen. Hieronder wordt een inrichting verstaan die bijdraagt aan een goede leefbaarheid, sociale cohesie en spelen, veiligheid (Keurmerk Veilig Wonen), sociale controle, toegankelijkheid (Woonkeur) en beheervriendelijk is (groen, reiniging, etc.).
De afgelopen jaren is intensief gewerkt aan een toekomstvisie voor Teylingen. Als eerste stap in dit proces zijn de sterkten en zwakten van de gemeente Teylingen in kaart gebracht en is er een analyse gemaakt van relevante maatschappelijke ontwikkelingen en trends.
Vervolgens is het gesprek aangegaan met de bevolking van Teylingen. Tijdens druk bezochte "toekomstdebatten" is uitgebreid gediscussieerd over de mogelijke keuzes aan de hand van vier denkrichtingen. Dit heeft geleid tot het vaststellen van een toekomstvisie met als titel: Vitaal en Vernieuwend. De visie, die op 13 maart 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld, dient te worden uitgewerkt in concrete acties en actieplannen.
Het centrale kernthema in de visie is: "Moderne dorpen, midden in de wereld". De gemeente Teylingen heeft dit centrale thema uitgewerkt tot zeven uitgangspunten voor beleid:
De gemeenteraad heeft op 5 februari 2009 besloten gronden aan te wijzen waarop de Wet voorkeursrecht gemeenten van toepassing is. Deze gronden liggen onder meer in het gebied Hooghkamer, dat is gesitueerd ten oosten van de spoorlijn Haarlem-Leiden en ten noorden van de Jacoba van Beierenweg in Voorhout. De locaties zijn aangeduid als toekomstig gebied bestemd voor wonen, werken en voorzieningen, waaronder groen- en verkeersvoorzieningen, alle niet-agrarische bestemmingen en alle nader uit te werken bestemmingen.
De aanwijzing is, een dag na de vermelding in de Staatscourant, dat wil zeggen op 10 februari 2009 in werking getreden.
Het besluit tot aanwijzing vervalt van rechtswege drie jaar na dagtekening, tenzij voor dat tijdstip een structuurvisie, bestemmingsplan of projectbesluit is vastgesteld. Met het voorliggende bestemmingsplan zal het voorkeursrecht dan ook voor een periode van 10 jaar (na vaststelling) worden bestendigd.
Het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS) is ) is op 31 mei 2007 door de gemeenteraad vastgesteld. Het beleidskader beschrijft een planfasering van een stedenbouwproject. Per fase is overzichtelijk weergegeven welke inhoudelijke stap wordt gezet en welke communicatieaspecten in de desbetreffende fase belangrijk zijn om duurzame ambities te kunnen verwezenlijken. De duurzame ambities zijn gebaseerd op het gemeentelijk vigerend beleid en drie kwaliteitspijlers, People, Planet, Profit (of Welzijn, Wereld, Welvaart ) en gerubriceerd naar duurzaamheidsthema's. Elk thema is gesplitst in deelaspecten. Per deelaspect zijn twee ambitieniveaus (basis in overeenstemming met het gemeentelijk beleid en een extra) geformuleerd, waarvan de maatlat hoger ligt dan wettelijk vereist. Dit betekent dat op het gebied van duurzame stedenbouw bijvoorbeeld het Klimaatbeleid en het DuBo+-Richtlijn als vigerend beleid en dus als basisambitie gehanteerd moeten worden. Maar ook andere afspraken als gebiedsgerichte milieuprofielen of gezondheidsaspecten zijn als uitgangspunt vastgelegd. De duurzaamheidsthema's en deelaspecten zijn opgenomen in de Ambitietabel Duurzame Stedenbouw Hooghkamer ( zie paragraaf 4.10).