direct naar inhoud van Artikel 3 Gemengd
Plan: Hooghkamer 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1525.BP2010VHT07001-0401

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met de mogelijkheid van aan huis gebonden beroepen;
  • b. detailhandel en dienstverlening;
  • c. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2b van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • d. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogten worden gerealiseerd;
  • d. bij hoofdgebouwen mag de goothoogte worden doorbroken met dakkapellen onder de voorwaarde, dat deze constructie minimaal 0,5 meter onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak minimaal 0,5 meter boven de goot is geplaatst;
  • e. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding aangegeven 'maximum bebouwingspercentage (%)' van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  • f. de afstand van hoofdgebouwen tot de bouwperceelgrens bedraagt ten minste 1 meter, tenzij het gebouw in de bouwperceelgrens is gebouwd;
  • g. indien hoofdgebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1 meter;
  • h. bij hoofdgebouwen mag de goothoogte worden onderbroken met een dakopbouw op een zadelkap onder de voorwaarde, dat de dakhelling van deze zadelkap maximaal 30 graden bedraagt.

3.2.2 Erfbebouwing

Algemene regels

  • a. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden op het zij- en achtererf binnen de bestemming 'Gemengd' gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf binnen de bestemming 'Gemengd' met een maximum van 100 m2;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen tot bouwperceelsgrenzen bedraagt 0 meter of ten minste 1 meter.

Aan-/uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen bij vrijstaande hoofdgebouwen

  • d. de gezamenlijke breedte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen, gemeten vanuit de zijgevels van het hoofdgebouw, bedraagt ter plaatse van de betreffende zijgevel ten hoogste 60% van de breedte van het hoofdgebouw met een maximum van 5 meter;
  • e. de gezamenlijke diepte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw, bedraagt ter plaatse van de betreffende achtergevel ten hoogste 4 meter;
  • f. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 meter;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 meter.

Aan-/uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen bij twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde hoofdgebouwen

  • h. de gezamenlijke breedte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen, gemeten vanuit de zijgevels van het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • i. de gezamenlijke diepte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • j. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 meter;
  • k. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 meter;
  • l. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 meter.

Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen

  • m. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan indien aan de volgende regels wordt voldaan:
    • 1. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden op ten minste 1 meter afstand van het hoofdgebouw en op ten minste 1 meter afstand van de overige erfbebouwing gebouwd;
    • 2. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 meter;
    • 3. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 meter;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 bedraagt de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen op of binnen een afstand van 2 m van de bouwperceelgrens ten hoogste 3 meter indien ingevolge figuur 3 in 1.37 nadelige verandering optreedt in de bezonningssituatie.
    • 5. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 3 meter.

3.2.3 Dakterrassen

Voor dakterrassen, die nog niet aanwezig zijn tijdens de ter inzage legging van dit bestemmingsplan, gelden de volgende regels:

  • a. dakterrassen zijn toegestaan op de achtergevel en/of zijgevel van het hoofdgebouw en op aan- en uitbouw indien zowel de achtergevel als de zijgevel is gericht naar openbaar toegankelijk gebied;
  • b. dakterrassen zijn niet toegestaan aan de voorgevel van de woning;
  • c. de bouwhoogte van terrashekken ten behoeve van dakterrassen bedraagt ten hoogste 1,2 meter boven de vloer van het dakterras.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • b. in afwijking van lid a bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 9 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder reclamezuilen, bedraagt ten hoogste 3 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden met de aanduiding "parkeerterrein" mag uitsluitend geparkeerd worden.
  • b. het wonen als bedoeld in 3.1, onder a mag slechts plaatsvinden op de verdiepingen van de gebouwen;
  • c. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • e. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  • f. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
  • g. een aan huis gebonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan- en uitbouwen met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer
      • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1:

  • a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in 3.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in 3.1 genoemd;
  • b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in 3.1 genoemd.

3.4.2 Afwijking voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met in achtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteiten worden door de bewoner uitgeoefend;
  • b. de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie en heeft een ruimtelijke uitstraling, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • c. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
  • e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
  • f. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • g. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.