direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Sassenheim-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1525.BP2010SAS03003-0501

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduding 'bollenteelt': een agrarisch bedrijf in bollenteelt;
  • b. detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsuitoefening;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. bij gebouwen mag de goothoogte worden doorbroken met dakkapellen onder de voorwaarde, dat deze constructie minimaal 0,5 m onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak minimaal 0,5 m boven de goot is geplaatst;
  • e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding aangegeven 'maximum bebouwingspercentage (%)' van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  • f. in afwijking van lid f mag ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering per hectare beschikbare teeltgrond ten hoogste 250 m² aan bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 3.000 m² per bedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag een bedrijfswoning worden gebouwd met een maximale inhoud van 750 m³;
  • h. de oppervlakte van agrarische hulpgebouwen bedraagt ten hoogste 75 m²;
  • i. de afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens bedraagt ten minste 1 m, tenzij het gebouw in de bouwperceelgrens is gebouwd;
  • j. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1 m.

3.2.2 Neven- en vervolgfuncties
  • a. ten behoeve van nevenfuncties mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd met uitzondering van ten hoogste één gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 6 m² en bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • b. ten behoeve van vervolgfuncties mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd met uitzondering van ten hoogste één gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. in afwijking van lid a bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder reclamezuilen, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Vergroting inhoudmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder g met inachtneming van het volgende:

  • a. vergroting van de maximale inhoudsmaat van de agrarische bedrijfswoning tot ten hoogste 850 m³;
  • b. de uitbreiding mag uitsluitend worden gerealiseerd in directe aansluiting op het hoofdgebouw;
  • c. na toepassing van deze bevoegdheid tot afwijken komt de bedrijfswoning niet meer in aanmerking voor woningsplitsing.

3.3.2 Bouwmogelijkheden nevenfuncties

Met betrekking tot de bouwmogelijkheden bij nevenfuncties geldt het volgende:

  • a. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a ten behoeve van functies bij wijze van neventak bij volwaardige agrarische bedrijven of agrarische bedrijven bij wijze van deeltijd;
  • b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a indien het aanwezige gebouw in een zodanig slechte bouwkundige staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel van het aanwezige gebouw geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt gelet op de inrichting, constructie en/of afmetingen, een en ander met inachtneming van het volgende:
  • c. nieuwbouw is uitsluitend toegestaan indien het bestaande gebouw wordt afgebroken;
  • d. de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing mag maximaal de helft bedragen van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw passen in een (her)inrichtingsplan voor het totale perceel, waarbij erfbeplanting wordt gehandhaafd of alsnog/opnieuw wordt aangebracht; in dat geval mag een gebouw worden gebouwd met een maximale oppervlakte die gelijk is aan de oppervlakte van het te amoveren gebouw; er dient dan wel zekerheid te zijn verkregen dat het inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 

3.3.3 Bouwmogelijkheden vervolgfuncties

Met betrekking tot de bouwmogelijkheden bij vervolguncties geldt het volgende:

  • a. in aanvulling op lid 3.2.2 onder b kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b indien het aanwezige gebouw in een zodanig slechte bouwkundige staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd dan wel van het aanwezige gebouw geen zinvol ander gebruik kan worden gemaakt gelet op de inrichting, constructie en/of afmetingen, een en ander met inachtneming van het volgende:
  • b. nieuwbouw is uitsluitend toegestaan indien het bestaande gebouw wordt afgebroken;
  • c. de oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing mag maximaal de helft bedragen van de oppervlakte van het gebouw dat wordt afgebroken, tenzij afbraak en herbouw passen in een (her)inrichtingsplan voor het totale perceel, waarbij erfbeplanting wordt gehandhaafd of alsnog/opnieuw wordt aangebracht; in dat geval mag een gebouw worden gebouwd met een maximale oppervlakte die gelijk is aan de oppervlakte van het te amoveren gebouw.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 ten behoeve van een of meer van de nevenfuncties, die in de volgende tabel zijn aangegeven, overeenkomstig deze tabel en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de nevenfuncties dienen, zowel afzonderlijk als tezamen, een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsvoering uit te maken en mogen in geen geval een grotere oppervlakte beslaan dan in de tabel is aangegeven;
  • b. ten behoeve van nevenfuncties mag in het bouwvlak bebouwing worden opgericht, voor zover daarmee de oppervlakte, zoals in de tabel 3.1 aangegeven, niet wordt overschreden;
  • c. de verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient in verhouding te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  • d. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • e. voor een nevenfunctie is geen buitenopslag toegestaan;
  • f. omliggende agrarische bedrijven mogen bij het afwijken van een omgevingsvergunning niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt.


Tabel 3.1 Nevenfuncties

nevenfunctie   locatie   oppervlakte of aantal  
dierenenpension voor kleine huisdieren   binnen het bouwvlak   1, mits geen strijdigheid ontstaat met de milieuwetgeving  
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten   binnen het bouwvlak   ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 50 m²  

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen - indien sprake is van algehele beëindiging van een ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf - de bestemming wijzigen ten behoeve van één van de vervolgfuncties, die in tabel 3.2 zijn aangegeven, overeenkomstig deze tabel en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. in het wijzigingsbesluit wordt geregeld dat de oppervlakte en de inhoud van de betrokken gebouwen na het wijzigingsbesluit niet meer mogen worden uitgebreid;
  • b. de omliggende agrarische bedrijven mogen door de planwijziging niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;

Tabel 3.2 Vervolgfuncties

vervolgfunctie
 
locatie  
bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'   binnen het bouwvlak  
hoveniersbedrijven   binnen het bouwvlak  
opslag / stalling   binnen het bouwvlak  
paardrijactiviteiten   binnen het bouwvlak  
expositieruimten / ateliers   binnen het bouwvlak  

Bedrijven

In aanvulling op het bepaalde in tabel 3.2 geldt het volgende:

  • a. bedrijven zijn toegelaten uit een categorie hoger dan in tabel 3.2 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens tabel 3.2 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. bedrijven zijn toegelaten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens tabel 3.2 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.

Opslag / stalling

In aanvulling op het bepaalde in tabel 3.2 geldt het volgende:

  • a. Het gebruik van onbebouwde gronden voor de uitoefening van ervolgactiviteiten,alsmede de opslag of stalling in de open lucht is uitsluitend toegestaan, indien het gebruik of opslag betreft ten dienste van de agrarische bedrijfsvoering of functies die toegestaan zijn als nevenactiviteiten bij volwaardige/reële agrarische bedrijven of agrarische bedrijven bij wijze van deeltijd, een en ander met dien verstande dat het gebruik van onbebouwde gronden en de opslag of stalling in de open lucht in géén geval is toegestaan ten behoeve van de volgende nevenactiviteiten:
  • kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • opslag/stalling;
  • b. In afwijking hiervan is het gebruik van onbebouwde gronden en opslag/stalling in de open lucht wel toegestaan voor hoveniersbedrijven als vervolgactiviteit;
  • c. Opslag/stalling als vervolgfunctie is uitsluitend toegestaan voor zover dit behoort tot categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.

Paardrijactiviteiten

De maximale omvang van een buitenrijbaan mag ten hoogste 20 bij 40 m bedragen. Per bouwvlak is ten hoogste één buitenrijbaan toegestaan. Een overdekte rijbaan of paardrijhal bij paardrijactiviteiten is niet toegestaan.

3.5.2 Adviesprocedure wijzigingsbevoegdheid

Alvorens omtrent het verlenen van een wijzigingsbevoegdheid als genoemd in lid 3.5.1 te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij een agrarisch deskundige ter beoordeling van de vraag of de agrarische functie niet meer kan worden vervuld.