Plan: | Plan van wijziging Vogelbuurt 2016 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000148-VA01 |
Het geldend bestemmingsplan "Ulft- Vogelbuurt 2012" dient gewijzigd te worden op onderdelen, als gevolg van de ontwikkelingen in de Vogelbuurt en omgeving in Ulft:
Het plangebied, een woonwijk, ligt in het noordwestelijke deel van de kern Ulft. Het plangebied wordt ruwweg ingesloten door de Merellaan/deel Nachtegaallaan en de Hogeweg (oost en noordzijde), Vogelenzangweg (noordwestzijde), Oerseveld (westzijde) en de Parkietstraat (zuidzijde). Ook de locaties Nachtegaallaan 1 t/m 15 en nabij Eksterstraat 18 behoren tot het plangebied.
De volgende luchtfoto met de aanduiding van het plangebied is overgenomen uit het bestemmingsplan "Ulft- Vogelbuurt 2012".
Afbeelding 1: luchtfoto met globale aanduiding plangebied (rood omkaderd)
Voor de exacte duiding van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding bij dit wijzigingsplan.
Het plangebied is gelegen binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan "Ulft-Vogelbuurt 2012". Dit bestemmingsplan is op 31 januari 2013 door de gemeenteraad vastgesteld en onherroepelijk sinds 27 november 2013.
Het bestemmingsplan "Ulft- Vogelbuurt 2012" heeft gedeeltelijk een consoliderend karakter, waarbij de huidige ruimtelijke situatie juridisch-planologisch is vastgelegd. Het betreft hier de delen van de wijk, waar de bestaande woningen worden gerenoveerd. Binnen andere delen van de Vogelbuurt is een herstructureringsopgave voorzien door sloop en vervangende nieuwbouw, waarbij woningen op andere locaties worden teruggebouwd. Daarbij maakt het bestemmingsplan andere woningtypes en de verlegging van de Nachtegaallaan planologisch mogelijk.
In de regels van het bestemmingsplan is een Wro-zone wijzigingsgebied (artikel 13.2) opgenomen (zie met ++ gearceerd gebied in de verbeelding bij Afbeelding 2) waar het bevoegd gezag ter plaatse van deze aanduiding de gronden kan wijzigen volgens de beschreven randvoorwaarden in de regels.
Afbeelding 2: verbeelding bestemmingsplan "Ulft-Vogelbuurt 2012"
De toelichting van dit bestemmingsplan is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd:
De Vogelbuurt is een wijk uit de jaren ’60, die tegen het centrum van Ulft aan ligt. Bijgevoegde kaart geeft een overzicht van de ligging en begrenzing van het plangebied. De Vogelbuurt valt uiteen in de deelgebieden De Gaarden, De Parkbuurt en het Bosveld. De Bomenbuurt valt buiten het plangebied.
Afbeelding 3: kaart met bestaande situatie van het plangebied
Om aan de eisen van de moderne tijd te voldoen, is de wijk voor het grootste deel inmiddels grondig opgeknapt door de woningbouwcorporatie Wonion en de gemeente Oude IJsselstreek, zowel qua woningvoorraad als openbare ruimte. Veel woningen in De Parkbuurt, De Gaarden en Het Bosveld zijn gerenoveerd en aan de rand van de wijk zijn energieneutrale woningen ontwikkeld in de Bomenbuurt. Daarnaast is de wijk aangevuld met nieuwbouwwoningen. Ook zijn er lege plekken in de buurt ontstaan, waar na sloop van bestaande woningen (nog) geen nieuwe woningen zijn gebouwd.
De volgende foto uit april 2015 laat zien welke werkzaamheden er bijvoorbeeld in de Parkietstraat hebben plaats gevonden.
Afbeelding 4: aanleg van openbare ruimte in de vernieuwde Parkietsstraat
De onderstaande foto's geven een beeld van de bestaande situatie van het gebied.
Afbeelding 5: Eksterstraat
Afbeelding 6: Kwartellaan
Afbeelding 7: Colibriestraat
Afbeelding 8: Nachtegaallaan
In het voorliggend wijzigingsplan worden de volgende nieuwe situaties beschreven:
- woningbouw van 38 nul-op-de-meter woningen
- inrichting openbare ruimte Eksterstraat
- overige (ondergeschikte) wijzigingen in het openbaar gebied
De woningbouw van de 38 nul-op-de- meter woningen is voor het merendeel gesitueerd langs de te verlengen Nachtegaallaan en in minder mate in de Colibriestraat, de Eksterstraat en de Merellaan. Kenmerkend aan deze bebouwing is de toepassing van diverse typen woningen, die tevens verschillen in hoogte, materialisatie en gevelindeling (zie ook onderstaande afbeelding).
De nul-op-de-meter woningen zijn zo gebouwd dat een gemiddeld gezin, dat bewust omgaat met energie, met een energieverbruik van nul kan wonen. De woningen zijn all-electric, zonder gasaansluiting ingericht, zeer goed geïsoleerd en voorzien van onder andere een luchtwaterwarmtepomp, lage temperatuurverwarming en zonnepanelen.
Afbeelding 9: principes van bebouwing Dorpslint (het dorpse palet) toegepast bij de 38 nul-op-de-meter woningen
Het woningbouwprogramma bestaat uit 38 woningen met de volgende woningtypologieën:
Het woningbouwplan is getoetst door het kwaliteitsteam van de Vogelbuurt en goedgekeurd (zie verder paragraaf 3.4.6).
Onderstaande afbeelding laat de locaties van de verschillende woningen zien en de voorgestelde bestemmingsvakken per woning. Blok 1 is gesitueerd in de Eksterstraat. De overige woningen zijn gelegen aan de Nachtegaallaan, de Colibriestraat en de Merellaan.
Afbeelding 10: toe te passen woningtypes in het plangebied
Er zijn verschillende sfeerbeelden uitgewerkt die een impressie geven van de toekomstige gevelbeelden in de Nachtegaallaan en de Eksterstraat. Hieronder zijn wat afbeeldingen aangegeven:
Afbeelding 11: nieuwbouw Nachtegaallaan (zijde nieuw aan te leggen weg)
Afbeelding 12: nieuwbouw Nachtegaallaan, zijde Eksterstraat
Afbeelding 13: nieuwbouw Eksterstraat
Naast de bouw van woningen voorziet het plan in een nieuwe inrichting van de openbare ruimte, o.a. met de aanleg van hagen als erfafscheidingen, kleine grasstroken en bomen.
Afbeelding 14: situatietekening plangebied
In paragraaf 1.1. van dit wijzigingsplan is aangegeven dat er minder woningen gebouwd worden in de Vogelbuurt als gevolg van de regionale woningbouwafspraken in de Achterhoek. Dit heeft er toe geleid dat er voor het noordelijk deel van de Eksterstraat, waar nieuwbouw gepland was, een tijdelijke alternatieve invulling gezocht moet worden.
De inzet is om in dit gebied als tijdelijke alternatieve invulling een breed palet aan gebruiksmogelijkheden aan te bieden op het terrein van groen, sport & recreatie. Activiteiten op het gebied van cultuur en ontspanning of iets met dieren horen ook tot de mogelijkheden. Bij de uitwerking van de plannen moet rekening gehouden worden met het feit dat in de toekomst woningbouwontwikkeling op deze strook grond eventueel weer mogelijk moet zijn.
Het bureau Sacon heeft in opdracht van de gemeente een visie gemaakt voor een invulling van een gedeelte van de Eksterstraat (zie onderstaande schets). Om de toekomstige functie(s) in te passen in de wijk, wordt langs de Eksterstraat een randbeplanting voorgesteld. Deze zorgt enerzijds voor continuïteit en begeleiding van het wegprofiel en begrenst het gebied daar achter dat op deze manier een autonome invulling kan krijgen. Een voetpad achterlangs de randbeplanting maakt toekomstige functie(s) goed bereikbaar voor buurtbewoners. De randbeplanting heeft een maximale hoogte van ca. 1,20 meter en past bij de beeldkwaliteitsambitie van 'De Gaarden'.
De groenbegeleiding van het wegprofiel van de Eksterstraat zorgt op deze manier ook voor een ruimtelijke en mogelijk ecologische verbinding met de groenzones langs bijvoorbeeld Buizerdstraat en Vogelenzangweg.
Afbeelding 15 : luchtfoto van de Eksterstraat en omgeving en situatietekening voorstel groen inrichting Eksterstraat
Als gevolg van het woningbouwplan, zoals beschreven is in paragraaf 2.2.1, zijn er wijzigingen in het openbaar gebied ontstaan ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. Deze wijzigingen zijn verwerkt in de verbeelding van dit wijzigingsplan.
In dit hoofdstuk komt het beleidskader aan de orde. Er wordt ingegaan op het relevante ruimtelijke beleid van rijk, provincie, regio en gemeente. Aan het eind van elke paragraaf wordt het onderhavig plan getoetst aan het geldende beleid.
Het nationale beleid is in maart 2012 neergelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze visie vervangt verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld de Nota Ruimte. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt geschetst hoe Nederland er in 2040 uit moet zien, doch het gaat te ver om voor een kleinschalig bestemmingsplan als het onderhavige daar verder op in te gaan. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, hetgeen van een andere schaal en aard is dan de schaal die noodzakelijk is voor een (kleinschalig) bestemmingsplan. Gemeenten en provincies zijn, volgens de Rijksoverheid, beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren en hebben daarom in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte meer bevoegdheden gekregen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid. Om deze reden wordt, in het kader van de opstelling van voorliggend bestemmingsplan, niet nader ingegaan op het nationaal ruimtelijk beleid.
Voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het rijksbeleid.
Vooruitlopend op de Omgevingswet hebben Provinciale Staten van Gelderland d.d. 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De titel “Gelderland anders”, die hier aan meegegeven is, duidt op de wijze van totstandkoming van de visie: in cocreatie met partners. Daarnaast betekent “Gelderland anders” een andere manier van sturen door de provincie. De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende tien jaar wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven rond economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Maar ook met natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Daarbij is er sprake van regionale diversiteit en een andere wijze van werken door de provincie: minder vooraf vastleggen wat wel of niet mag. Wel vanuit heldere doelen over economische structuur en kwaliteit van de leefomgeving ruimte bieden voor initiatieven in een veranderende omgeving. De visie kent drie hoofdthema's. Dynamisch duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Mooi verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Divers duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken. De Omgevingsvisie integreert en vervangt vijf plannen die voorheen separaat waren: de Structuurvisie, het Waterplan, Milieubeleidsplan, de Reconstructieplannen en het Verkeer- en vervoersplan.
Naast de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening van belang. Provinciale Staten hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft daarmee de status van èn Ruimtelijke verordening èn Milieuverordening èn Waterverordening èn Verkeersverordening.
In paragraaf 3.1.3. van de vastgestelde omgevingsvisie (zie ook vorige paragraaf van deze ruimtelijke onderbouwing) is beschreven welke rollen de provincie voor zichzelf ziet en haar partners bij het streven om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden.
Een belangrijke vraag hierbij is: hoe kan de woningvoorraad kwantitatief en kwalitatief meegroeien met een veranderende vraag?
De provincie ziet daarbij de volgende opgaven:
1. focus van nieuwbouw naar het benutten van de bestaande voorraad;
2. van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd.
Rol provincie bij regionale woonagenda
In de Regionale Woonagenda agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De woonagenda's zijn veel meer dan een document. Ze zijn een proces waarvoor een regionaal netwerk wordt opgericht. Het idee is dat er in de loop van de tijd nieuwe coalities ontstaan, dat er meer onderling vertrouwen en uitwisseling ontstaat en dat nieuwe oplossingsrichtingen worden bedacht voor de regionale opgaven. De opgaven kunnen per regio verschillen. De provincie is een van de partijen. Vanwege de demografische ontwikkelingen neemt de vraag naar groei van de woningvoorraad geleidelijk af. De kwalitatieve mismatch tussen vraag en aanbod op de woningmarkt vraagt echter steeds meer aandacht van alle betrokken partijen.
Oplossingen zijn in toenemende mate te vinden in het benutten van kansen en mogelijkheden in (het aanpassen van) de bestaande woningvoorraad.
Wonen in de Achterhoek
In paragraaf 3.1.3.3. van de vastgesteld omgevingsvisie wordt nader ingegaan op de regionale aanpak van het wonen in de Achterhoek. Dit onderdeel wordt nader beschreven in paragraaf 3.4.1 van deze ruimtelijke onderbouwing. Van belang is de afspraak binnen de regio Achterhoek van het toevoegen van nog 5.900 woningen in de periode 2010-2025 (oude doelstelling was 5.900 woningen in de periode 2010-2020).
Het voorgenomen plan sluit aan bij het provinciaal beleid. De nieuwbouwopgave in de Vogelbuurt sluit aan bij het uitgangspunt om kansen en mogelijkheden te benutten in de bestaande bebouwde kom van Ulft. Daarnaast valt de nieuwbouw binnen de geldende woningbouwafspraken op provinciaal niveau.
De regionale woonagenda is op 24 september 2015 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze woonagenda is opvolger van de KWP3. De provincie wil niet voor gemeenten maar met gemeenten tot nieuw woonbeleid komen, gericht op de kwalitatieve opgave (zie ook paragraaf 3.3.2)
Om tot een regionale woonagenda te komen, zijn er kernfoto's gemaakt. De hoofdlijnen en de conclusies hiervan zijn gebruikt bij het opstellen van de regionale woonagenda. De thema's uit de regionale woonagenda zijn:
De regionale woonagenda 2025 schetst de kaders en geeft ruimte om de inhoud mede door andere partijen te laten invullen. Kernbegrippen zijn kaders stellen, faciliteren en ruimte geven. Met deze woonagenda willen de samenwerkende gemeenten, de corporaties en de provincie de in het document beschreven doelen en ambities bereiken (waaronder afspraken over de invulling van de plancapaciteit).
In paragraaf 3.5.2 is de vertaling van de afspraken van de regionale woonagenda naar het gemeentelijk beleid ten aanzien van het plangebied Vogelbuurt beschreven.
In de regionale structuurvisie voor de Achterhoek zijn twee doelstellingen met elkaar vervlochten, namelijk:
De spanning die tussen beide bovengenoemde doelstellingen bestaat, maakt dat een zekere mate van concentratie en sturing van de stedelijke ontwikkelingen noodzakelijk is om bestaande kwaliteiten (zoals beleving van 'rust en ruimte') te behouden en ongewenste effecten (bijvoorbeeld verkeershinder en onveiligheid, afkalving voorzieningenniveau) te voorkomen. Dit is gevat in het gelaagd principe van concentratie. Hiervoor is onderscheid gemaakt in drie lagen, namelijk het landelijk gebied, het dorpenlandschap en de dragerzone. Het gelaagd principe heeft meerdere doelen, zoals:
Het nederzettingenpatroon van de Achterhoek wordt gezien als een dorpenlandschap, waarbij vitale dorpen de basis vormen voor de regionale werkgelegenheid, het voorzieningenaanbod en de leefbaarheid op het platteland. In de dorpen wordt ruimte geboden voor een toename van de woningvoorraad en voor het wijzigen van de woningvoorraad om deze beter op de vraag toe te snijden. In zijn algemeenheid geldt dat de groei van de woningvoorraad de ontwikkeling van de plaatselijke bevolkingsgroei zal volgen, rekening houdend met een eventuele verder gaande afname van de gemiddelde woningbezetting. Locaties voor de toevoeging van bebouwing voor wonen, werken, voorzieningen of recreatie en toerisme dienen in eerste instantie binnen de bestaande kernen te worden gezocht (inbreiden). De inbreiding mag echter niet zover gaan dat de voor dorpen karakteristieke groene gebiedjes uit het dorp verdwijnen.
Dit wijzigingsplan sluit aan bij de uitgangspunten van de regionale structuurvisie Achterhoek, aangezien het woningbouw in de bestaande bebouwde kom van Ulft planologisch mogelijk maakt.
Het wijzigingsplan sluit aan bij de hierboven beschreven uitgangspunten van het regionaal beleid.
De gemeenteraad van Oude IJsselstreek heeft op 12 mei 2011 de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 vastgesteld. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en maatschappelijke beleid van de gemeente en laat in grote lijnen zien hoe Oude IJsselstreek zich tot het jaar 2025 zal gaan ontwikkelen. De gemeente Oude IJsselstreek wil zich graag verder ontwikkelen als een dynamische gemeente. Deze boodschap blijft voor de komende jaren een belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijke woonbeleid. Hierbij zijn het Kwalitatief Woon Programma (KWP3), en de opvolger van de regionale woonvisie en de lokale vertaling daarvan kaders voor wonen in de gemeente. Naast het motto “de juiste woning op de juiste plaats”, spelen onder andere kwaliteit van de leefomgeving en de leefbaarheid hierbij een belangrijke rol. Achteruitgang en verloedering van de woon- en leefomgeving moet worden tegengegaan. De bijstelling van de bouwopgave voor de gemeente vraagt om aanpassing van beleid en bestaande bouwplannen. De juiste woning op de juiste plek is hierbij leidend.
Toetsing
Onderhavig plan leidt tot een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en de leefbaarheid van de Vogelbuurt en sluit dus aan bij de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025.
Voor de bestaande wijk de Vogelbuurt alsmede de nieuwe wijk de Biezenakker is op 18 december 2008 een Masterplan vastgesteld door de gemeente Oude IJsselstreek en Wonion. Hiernaast is er bij een het Masterplan behorend beeldkwaliteitskader opgesteld (zie ook paragraaf 3.4.5). Nadere informatie hierover is te vinden in het bestemmingsplan Ulft-Vogelbuurt 2012.
Afbeelding 16: kaart Masterplan
In de afgelopen jaren zijn veel onderdelen van dit masterplan uitgevoerd. Delen van de buurt zijn gesloopt en hebben plaats gemaakt voor nieuwbouw. Andere delen van de buurt zijn intensief gerenoveerd. Verder is een belangrijk deel van de woonomgeving opnieuw ingericht.
Twee wegen die het gebied in oost-west richting doorsnijden, hebben gezorgd voor een drietal te onderscheiden 'buurten': De Gaarden, De Parkbuurt en Het Bosveld (zie afbeelding 3). Deze wegen zelf krijgen zoveel mogelijk het karakter van een 'dorpslint'. Het in paragraaf 2.2.1 beschreven woningbouwplan van de 38 nul-op-de-meter is gesitueerd aan dit dorpslint.
De uitgangspunten voor de herstructurering van de Vogelbuurt zijn als volgt omschreven in het Masterplan en hiervan gelden de volgende voor het woningbouwproject aan het dorpslint:
Voor de inrichting van de open plekken in de Vogelbuurt zijn de volgende uitgangspunten uit het Masterplan relevant:
Onderhavig plan past binnen de gemaakte afspraken in het kader van de regionale woonagenda en de beleidsnotitie woningbouwplanning Oude IJsselstreek.
In 2011 heeft de gemeente Oude IJsselstreek het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoersplan 2012 - 2020 (GVVP) vastgesteld. In het GVVP wordt, op basis van een analyse van de huidige en toekomstige verkeerssituatie, een visie ontwikkeld op het functioneren van het verkeers- en vervoerssysteem in de gemeente. Een eigen gemeentelijke mobiliteitsaanpak maakt duidelijk wat de gemeentelijke ambities zijn en op welke wijze deze worden gerealiseerd. De visie en mobiliteitsaanpak zijn vertaald in beleid, dat in hoofdlijnen is gericht op
De rode draad binnen de verkeersnetwerken is de wegencategorisering. Deze bestaat uit een func- tietypering van de wegen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, en de bijbehorende voorkeurs- netwerken. De wegencategorisering is aangevuld voor vrachtverkeer (hoofdroutes), hulpdiensten (uitruk- routes) en landbouwverkeer (voorkeursroutes).
Voor de kern Ulft ziet de wegencategorisering er als volgt uit:
Afbeelding 17: wegencategorisering Ulft (bron: GVVP Oude IJsselstreek 2010-2020)
Met deze wegencategorisering worden de randvoorwaarden gecreëerd voor:
Om deze uitgangspunten te bereiken zijn diverse maatregelen nodig. Het beleidskader wordt dan ook verder uitgewerkt in een jaarlijks uitvoeringsprogramma. De keuze, welke projecten in welk jaar worden opgenomen in het uitvoeringsprogramma, is afhankelijk van:
Het gaat zowel om fysieke- als gedragsmaatregelen. In het eerste geval gaat het om projecten die daad- werkelijk zichtbaar zijn in de openbare ruimte, zoals herinrichting van kruispunten. Deze maatregelen richten zich vooral op het realiseren van verkeersnetwerken en de uitvoering van het parkeerbeleid. Uitgangspunt van het parkeerbeleid is, dat er voldoende parkeergelegenheid is, zodat de hinder als gevolg van zoekgedrag en/of foutief geparkeerde auto's wordt voorkomen.
Toetsing
Het wegenpatroon van de Vogelbuurt heeft een verblijfsfunctie met een snelheidsregime van 30 km/ uur.
De gemeente maakt een omslag in het denken over groen. Groen zal een kernkwaliteit van de gemeente in de regio zijn. Groen is behalve voor de ecologie, ook belangrijk voor economische en sociale ontwikkeling. Groen en natuur benaderen we dus niet als iets wat op zichzelf staat, maar vanuit zijn betekening voor maatschappij, mens en milieu.
Een duurzame groenstructuur is kwalitatief hoogwaardig en zorgt voor een aantrekkelijke groene woon- en werkomgeving. De Oude IJsselstreek wil een gemeente zijn met levenskrachtige groene aders. Dit is het perspectief: wie over tien jaar de naam Oude IJsselstreek hoort, denkt direct aan de groenste hoek van Gelderland. Het mag ook eerder, maar groen moet groeien.
In 2020 moet er ecologische, recreatieve, cultuurhistorische en ruimtelijke samenhang zijn in het gemeentelijk groen in en om de gemeente Oude IJsselstreek. Juist daardoor kunnen groen en natuur meerdere functies hebben, houden en krijgen - soms ook tegelijk. Het beleidskader groen moet nog nader worden uitgewerkt in een groenstructuurplan en een groenbeheersplan.
In het Plan van wijziging Vogelbuurt 2016 is rekening gehouden met dit beleidskader, doordat op bepaalde lege plekken in de buurt waar voorheen woningbouw voorzien was (waaronder noordkant van de Eksterstraat) aan extra openbaar groen wordt gedacht (zie ook paragraaf 2.2.2)
Bij de herstructurering van de Vogelbuurt is voor zowel de woningen als de woonomgeving het beeldkwaliteitsplan 'Vogelbuurt-Biezenakker, Deelgebied Vogelbuurt' (d.d. 9 november 2009, zie bijlage 1) het kaderstellend document.
Achtergrond
De (toekomstige) wijk Vogelbuurt-Biezenakker is opgebouwd uit verschillende ‘buurten’ rondom een groen centrumgebied. Doel is om elke buurt een eigen herkenbaarheid (identiteit) te geven. De indeling in onderscheiden buurten is gebaseerd op de nieuwe (hoofd)ontsluitingsstructuur. Een en ander is neergelegd in het Masterplan dat op 18 december 2008 is vastgesteld door de gemeente Oude IJsselstreek en Wonion (zie ook paragraaf 3.4.2).
Deelgebied Vogelbuurt, waarop dit beeldkwaliteitsplan betrekking heeft, omvat bestaand woongebied waar ingrijpende herstructurering aan de orde is. Twee wegen die het gebied in oost-west richtingdoorsnijden zorgen voor een viertal onderscheiden ‘buurten’: De Gaarden, Parkbuurt en Bosveld en het Dorpslint.
Juist in herstructureringsgebieden is de beoogde herkenbaarheid (identiteit) veel minder maakbaar als bijvoorbeeld in nieuwbouwgebieden.Een deel van de huidige woningvoorraad zal namelijk niet of nauwelijks veranderen De bestaande infrastructuur(ook ondergronds) bepaalt daarnaast veelal de (on)mogelijkheden van de herinrichting van de woonomgeving. Ten opzichte van nieuwbouwgebieden is bij een herstructueringsopgave sprake van een complexer planproces waarbij veel partijen en met name huidige bewoners zijn betrokken. De kans en tevens de uitdaging bestaat eruit om, naast de gemeente en de corporatie, bijvoorbeeld de verschillende architecten die bij planuitwerkingen worden betrokken èn bewoners te binden aan de ambitie omelke buurt een eigen herkenbaarheid te geven.
Doel en status beeldkwaliteitsplan
Om richting te geven aan ontwerpuitwerking(en) zijn globale uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd in het beeldkwaliteitsplan, zowel ten aanzien van architectuur als de woonomgeving.
Bewoners zijn, via klankbordgroepbijeenkomsten betrokken geweest bij de totstandkoming van het beeldkwaliteitsplan.
Het beeldkwaliteitsplan heeft een bindende werking voor de betrokken partijen in de herstructurering van de Vogelbuurt.
38 nul-op-de-meter-woningen
Het woningbouwplan 38 nul-op-de-meter-wonignen valt grotendeels in het gebied 'Dorpslint'. Langs het dorpslint is het uitgangspunt om een kleinschalig gedifferentieerd woonmilieu te realiseren. Voor de nadere uitgangspunten wat betreft architectuur, materiaal en kleur van de woningen én de woonomgeving wordt verwezen naar de bij dit wijzingsplan bijgevoegde beeldkwaliteitsplan. Het woningbouwplan (zoals beschreven is in paragraaf 2.2.1) is getoetst door het kwaliteitsteam van de Vogelbuurt en goedgekeurd. Het kwaliteitsteam bestaat uit medewerkers van het Gelders Genootschap, Sacon en van de gemeente.
Geconcludeerd kan worden dat het plan past binnen het gemeentelijk beleid.
Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening moet worden gehouden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied dient daarom onderzoek te worden ingesteld dat betrekking heeft op de uitvoerbaarheid van het plan.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Om milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijke spoor te voorkomen, kunnen in een bestemmingsplan grenzen worden gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Het instrument hiervoor is milieuzonering. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Aangezien dit plan voorziet in de woningbouw, dient de vraag te worden beantwoord welke afstand aanvaardbaar is tussen de nieuw te bouwen woningen en bestaande bedrijven in de directe nabijheid van het plangebied.
Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen functies met een milieuzone en gevoelige functies, zoals wonen, is de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" geraadpleegd. Daarbij is gebruik gemaakt van de meest recente versie van die brochure (editie 2009). Hierin zijn richtafstanden aangegeven voor milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties ten opzichte van het omgevingstype "rustige woonwijk", die van toepassing is op dit plangebied.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
Het plangebied betreft een woonwijk, zonder bedrijven of andere functies en bestaat uit zowel beheergerichte als ontwikkelingslocaties. De ontwikkelingslocaties voorzien in de realisatie van woningen, terwijl in de beheergerichte locaties de bestaande woningen blijven bestaan. De nieuw te bouwen woningen zijn niet hindergevend en dus goed te combineren met de huidige woonfuncties in plangebied. In de nabijheid van de ontwikkelingsgerichte gebieden zijn hiernaast geen functies gelegen die mogelijk voor hinder zorgen op de omgeving. Hoewel naast de Vogelbuurt een voetbalvereniging (Ulftse Boys) is gelegen, levert deze geen belemmeringen op voor de nieuw te bouwen woningen, omdat de afstand dusdanig groot is, en ook de bestaande woningen aan het Mezenpad/ Kwartellaan als een buffer ertussen gelegen zijn. Ook het aspect geur geeft geen belemmeringen (zie ook beschrijving hiervan in het bestemmingsplan 'Ulft- Vogelbuurt 2012').
Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van het wijzigingsplan.
Algemeen
Op basis van artikel 3.1.6, vierde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet een beschrijving worden opgenomen in het bestemmingsplan van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Toetsing
Binnen het plangebied bevinden zich geen bijzondere cultuurhistorisch waardevolle elementen, zoals rijks- en gemeentelijke monumenten.
Conclusie
De beschreven ontwikkelingen in dit wijzigingsplan zijn niet strijdig met het aspect cultuurhistorie
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologisch monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Hierdoor is het Verdrag van Malta (Verdrag van Valletta) inzake de bescherming van archeologisch erfgoed in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Malta gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf (in situ). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Het verdrag wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.
Voor het gehele grondgebied van onze gemeente is een inventarisatie uitgevoerd. Er is gekeken waar al archeologische waarden bekend zijn en er is gekeken of er op andere plekken archeologische resten te verwachten zijn. Al deze gegevens (uit eerdere onderzoeken, literatuurstudie en kennis van de geologie en geomorfologie) zijn samengevoegd en verwerkt tot een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een daarop gebaseerde archeologische maatregelenkaart. Gemakshalve spreken we hieronder van de archeologische waardenkaart.
In de archeologische waardenkaart worden een aantal waarden en verwachtingen benoemd. Afhankelijk van de waarde of verwachting geldt er een andere maatregel:
Waarde/ verwachting | Soort | Maatregel (verplichting tot onderzoek) | Maatregel (verplichting tot onderzoek) |
Waarde | Rijksarcheologische vindplaatsen (AMK-gebieden) | Vergunningverlening via het Rijk | Vergunningverlening via het Rijk |
Waarde | Gebied met archeologische waarde | 50 m2 | Dieper dan 30 cm |
Verwachting | Dorpskern van voor 1850 | 100 m2 | Dieper dan 30 cm |
Verwachting | Hoog | 250 m2 | Dieper dan 30 cm |
Verwachting | Gematigd | 1.000 m2 | Dieper dan 30 cm |
Verwachting | Specifiek (rivierdal) | 5.000 m2 | Dieper dan 30 cm |
Verwachting | Laag | n.v.t. | n.v.t. |
Indien een omgevingsvergunning wordt ingediend (voor bouwen of het roeren van de grond), dan wordt eerst gekeken in welk gebied gebouwd gaat worden. Zie de tabel hierboven. Dan is snel duidelijk of er archeologisch onderzoek nodig is.
Het plangebied is inmiddels voldoende archeologisch onderzocht en is vrijgegeven voor archeologie. In de periode 2009 t/m 2014 is het gebied onderzocht door middel van een archeologisch bureauonderzoek, booronderzoek, inspectiegaten en een archeologische begeleiding. Hierbij zijn resten aangetroffen van een nederzetting uit de Vroege Middeleeuwen (600 tot 900 n. Chr.) Het betreft onder meer een huisplattegrond, een waterput en verschillende aardewerkvondsten.
Een archeologisch onderzoek is dus niet meer noodzakelijk voor de geplande werkzaamheden. Het definitieve rapport van de archeologische opgraving (Ulft in de Vroege Middeleeuwen) is als bijlage 3 opgenomen. Tevens is het rapport dat hieraan vooraf ging, het archeologisch bureau-onderzoek en het inventariserend veldonderzoek, voor de volledigheid toegevoegd in bijlage 2.
De aspecten cultuurhistorie en archeologie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om middels een verkennend bodemonderzoek te kijken of de bodem geschikt is voor de nieuwe functie. Het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek zorgt er voor dat voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning onderzoek is uitgevoerd naar de kwaliteit van de bodem.
In het kader van het bestemmingsplan 'Vogelbuurt- Ulft 2012' is onderzoek uitgevoerd naar de bodemhygiënische situatie in het plangebied.
Hieruit is gebleken dat het overgrote deel van de Vogelbuurt nagenoeg vrij is van verontreinigingen met uitzondering van licht verhoogde gehalten/concentraties (>achtergrondwaarde of >streefwaarde). De verhoogde gehalte aan kobalt in de grond en de concentraties van barium in het grondwater, zijn waarschijnlijk te relateren aan natuurlijke processen in de bodem.
Voor een locatie aan de zuidkant van het plangebied is (in het moederplan aangegeven als locatie XY) zijn respectievelijk sterk verhoogde gehalten van PAK en lood (>interventiewaarde)aangetroffen. De omvang van deze verontreinigingen zijn met een nader bodemonderzoek vastgesteld. Hieruit zijn geen bijzonderheden gebleken.
Zodra in de grond toetsingswaarden worden overschreden is eventueel vrijkomende grond echter niet zonder meer voor hergebruik geschikt. Bij de herontwikkelingen afvoer van grond van de locatie kan het daarom noodzakelijk zijn een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit uit te voeren.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.
Doel
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten.
Het doel is zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Daarbij kan het gaan om ongevallen die te maken hebben met een stationaire bron (blijft op dezelfde plek, zoals propaanopslag) of bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan (zoals ammoniak) maar ook om een ongeval veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen.
Het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) grenzen gesteld aan de risico’s, waarbij gelet wordt op de kwetsbaarheid van functies in de omgeving. De risico’s worden daarbij in twee maten gemeten: een plaatsgebonden risico (voor individuen) en een groepsrisico (voor groepen mensen).
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Revi) in werking getreden Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi.
Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Op dit moment is een Besluit transport externe veiligheid (Btev) in voorbereiding.
Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt voor nieuwe situaties een harde grenswaarde van 10-6. Voor bestaande situaties geldt een tijdelijke grenswaarde van 10-5 (tot 3 jaar na het vaststellen van een bestemmingsplan). Voor sommige bedrijven - bijvoorbeeld LPG-stations - zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) vaste afstanden tot gevoelige functies vastgelegd.
Ten aanzien van het groepsrisico zijn geen grenswaarden vastgesteld, maar gelden richtwaarden gekoppeld aan een verantwoordingsplicht.
Het bestemmingsplan dient bij de bestemmingskeuzen rekening te houden met de grenswaarden, richtwaarden en afstanden uit het Bevi. Concreet betekent dit dat nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen wordt uitgesloten. Voor de bestaande risicovolle inrichtingen geldt als uitgangspunt dat deze planologisch worden vastgelegd in hun huidige omvang.
Locaties
Een overzicht van de locaties van de inrichtingen in Oude IJsselstreek die onder de werking van het Bevi en de Revi vallen of waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen is weergegeven op de Risicokaart provincie Gelderland.
Om inzicht te krijgen in de externe veiligheidssituatie is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Op de provinciale risicokaart worden naast risicobronnen ook kwetsbare objecten weergegeven. In de onderstaande afbeelding zijn de risicobronnen in en in de directe omgeving van het plangebied weergegeven:
Afbeelding 18: uitsnede risicokaart
Op dit kaartbeeld zijn verscheidene objectaanduidingen opgenomen. De groene aanduidingen betreffen zogenaamde kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een verpleeghuis en een onderwijsinstelling) en het rode object is een inrichting ( het zwembad; dit zwembad is niet meer in gebruik).
In het plangebied zelf zijn, volgens de Risicokaart van de provincie Gelderland, geen stationaire bronnen aanwezig. Ook bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen buisleidingen of transportroutes over weg, water of spoor.
Mobiele bronnen
Wegverkeer
Ten noorden van het plangebied van de kern Ulft is de N317 gelegen en ten zuiden van het plangebied is de N817 gelegen. Over deze provinciale wegen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De normen voor het plaatsgebonden risico en/of groepsrisico worden ter plaatse van de plangebied niet overschreden. Voor voorliggend wijzigingsplan vormt dit geen belemmering voor de uitvoerbaarheid.
Er zijn verder geen aanwijzingen dat het weggebruik van de wegen in de omgeving van het plangebied invloed heeft op het groepsrisico en de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid van risico’s en de zelfredzaamheid van individuen in de omgeving bij uitvoering van het plan.
Buisleidingen
Ten noorden van het plangebied bevindt zich het transportroute deel N-566-01-KR-035, maar die heeft geen relevante toetsingsafstand. Deze buisleiding heeft namelijk geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 en vormt hierdoor geen belemmering voor voorliggend plan.
De ontwikkeling van het plangebied vindt plaats buiten de plaatsgebonden risicocontouren en invloeds- gebieden van het groepsrisico van omliggende risicobronnen. Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er daarom geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plangebied.
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetge- ving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Zoals de soortenbescherming is geregeld in de Flora- en Faunawet, zo is de gebiedsbescherming geregeld in de Natuurbeschermingswet. De Natuurbeschermingswet (1998) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Alleen binnen die gebieden is de wet van toepassing.
In het kader van het bestemmingsplan 'Ulft-Vogelbuurt' is aanvullend ecologisch onderzoek uitgevoerd en zijn aanvullende maatregelen getroffen.
De impact van de resterende toekomstige woningbouw in de Vogelbuurt op bestaande flora en fauna is beperkt, onder meer doordat hiervoor geen bestaande bebouwing gesloopt hoeft te worden en nu sprake is van braakliggende terreinen.
De inrichting van de open plekken in de wijk met openbaar groen en of hierin passende recreatieve functies is niet strijdig met ecologische beleidswetgeving.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering bij de uitvoering van het wijzigingsplan.
In de Wet geluidhinder is bepaald dat voor locaties in het bestemmingsplan, waar woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd, de geluidbelasting moet worden onderzocht binnen de zones behorende bij verkeerswegen, spoorwegen en industrieterreinen.
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze wet bepaalt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van de woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Indien geluidgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting een akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van wegen.
Beheergerichte gebied
In het geval van bestaande situaties waar geen nieuwe geluidsgevoelige functies zijn voorzien, wordt de geluidsbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het Bouwbesluit. Indien derhalve een bestaande woning of een ander geluidsgevoelig object een uitbreiding wenst te realiseren, moet bij de bouwaanvraag worden aangetoond dat sprake is van een aanvaardbarebinnenwaarde (bijvoorbeeld 33 dB bij woningen). Het milieuaspect geluid belemmert de uitvoering van het beheergerichte deel het bestemmingsplan niet.
Ontwikkelingsgerichte gebieden
De mate waarin geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh stelt dat in principe de geluidsbelasting op woningen niet de 48 dB mag overschrijden. Voor de gebieden waar ontwikkelingen zijn voorzien, heeft de gemeente Oude IJsselstreek op basis van de verwachte verkeersintensiteiten een advies geformuleerd. De voorkeurswaarde (afstand vanaf wegas tot woning in voorkeurssituatie met waarde 48 dB) is onderzocht en de waarde die gehanteerd wordt bij de verlening van een omgevingsvergunning (akoestische grenswaarde is 53 dB). De afstanden worden in acht genomen.
Op de navolgende afbeelding is een kaartbeeld opgenomen waarin de te handhaven afstanden zijn opgenomen.
Afbeelding 19: kaart met geadviseerde afstanden wegas- woningen
Het aspect akoestiek vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied. Daarnaast zal door het treffen van maatregelen in kader van het vereiste akoestisch binnenniveau uit het Bouwbesluit, er sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat voor de te realiseren woningen.
Voor luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. In deze wet en de daarop gebaseerde regelingen - Besluit NIBM (luchtkwaliteitseisen) en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) - is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstof (NO2) en fijnstof (PM10). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Hierbij geldt:
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Beheergerichte gebied
De bestaande infrastructuur is in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. Er bevinden zich geen doorgaande wegen in het plangebied. Aan alle straten en wegen in het plangebied, zowel het historische lint als de woonstraten, woonerven, binnenpleinen met garageboxen en de belangrijkste paden is de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ toegekend.
Ontwikkelingsgerichte gebieden
Er wordt voldaan aan de parkeernormen bij de nieuwe ontwikkelingen. Hiernaast is de in de afgelopen jaren de openbare ruimte in de Vogelbuurt onder handen genomen, wat heeft geresulteerd in extra parkeergelegenheid in de Vogelbuurt. Daarnaast is in het kader van de herstructurering van de Vogelbuurt de ontsluiting van deze buurt met de rest van Ulft verbeterd.
Vanuit het principe dat het waterbeheer een gezamenlijk domein is van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen zijn de verantwoordelijkheden helder beschreven en zijn de taken verdeeld onder het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Zo draagt de gemeente, als de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat, zorg voor een veilige en prettige leefomgeving. De gemeente heeft derhalve taken in het ruimtelijke en sociale domein. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de afweging tussen milieu, natuur, water, economie en huisvesting een rol speelt. Dit beleid wordt vastgelegd in structuurvisies en bestemmingsplannen. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor het rioleringsbeheer en hebben de zorgplichten voor overtollig hemelwater, afvalwater en grondwater in de bebouwde omgeving.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient te worden aangegeven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de waterhuishoudkundige situatie. Dit vindt zijn weerslag in de zogenaamde watertoets. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water.
Het Waterplan Gelderland 2010-2015 bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provincie brede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan op basis van de Waterwet de status van structuurvisie en is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie daarvoor wil inzetten.
De gemeente Oude IJsselstreek ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in 2009 een waterbeheerplan vastgesteld voor de periode 2010-2015. Het Waterbeheerplan bevat het beleid op hoofdlijnen voor alle taakgebieden van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit plan is opgesteld samen met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van het deelstroomgebied Rijn-Oost. Het plan geeft aan welke doelen het Waterschap nastreeft en welke maatregelen en projecten daarvoor in de planperiode worden ingezet. De maatregelen die uitgevoerd worden en de bijbehorende financiële middelen zijn op hoofdlijnen aangegeven. De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoonwater en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van de ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
De gemeente Oude IJsselstreek en het Waterschap Rijn en IJssel hebben een gemeentelijk waterplan opgesteld. In dit waterplan wordt een integrale visie gegeven op water in Oude IJsselstreek. Deze visie geeft een doorkijk naar de middellange termijn (circa 10 jaar) en de lange termijn (2030). Aan de visie is een uitvoeringsprogramma gekoppeld voor de korte termijn (5 jaar). Het waterplan biedt handvatten voor het opstellen van ruimtelijke plannen, voor de afstemming met rioolbeheer en geeft zo inzicht in de mogelijkheden om te komen tot een duurzaam watersysteem binnen de gemeente.
Er wordt gestreefd naar een gezond, veerkrachtig, kwalitatief goed, aantrekkelijk en op de toekomst berekend watersysteem en waterketen. De toekomstvisie is gericht op een viertal aspecten waarbij water als drager fungeert voor:
Deze visie heeft geleid tot een tiental effecten, die de waterambitie van de gemeente verwoorden:
Bij besluit van 22 december 2011 heeft de gemeenteraad het "Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2012 - 2016" vastgesteld. In dit plan geeft de gemeente aan hoe zij invulling denkt te geven aan de zorgplicht voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Uitgangspunt daarbij is, dat als het gaat om de zorg voor hemel- en grondwater, de particulier ook een duidelijke eigen rol heeft.
Het gemeentelijk beleid is gericht op het scheiden van (afval)waterstromen. Relatief schoon regenwater hoeft niet te worden afgevoerd naar de zuivering, maar wordt zo lang mogelijk vastgehouden in het gebied middels retentievoorzieningen en/of infiltratie. Bij vervangingswerkzaamheden van het gemengde riool, zal worden bezien in hoeverre afkoppeling van verhard oppervlak mogelijk is, eventueel door het aanleggen van een apart regenwaterriool. Daar waar afkoppeling van, in meer of mindere mate verontreinigd, regenwater leidt tot onacceptabele belasting van het oppervlaktewater zullen in eerste instantie maatregelen met een lokaal karakter worden genomen. Het aanleggen van verbeterd gescheiden stelsels zorgt voor onnodig transport van relatief schoon afvalwater naar de zuivering en heeft een negatief effect op het zuiveringsrendement.
De gemeente Oude IJsselstreek en Wonion hebben in de afgelopen jaren de Vogelbuurt geherstructureerd. In dit wijzigingplan zijn de beoogde woningbouwlocaties aan de Nachtegaallaan en de Eksterstraat opgenomen. In het bestemmingsplan "Ulft-Vogelbuurt 2012" wordt ingegaan op het waterstructuurplan Vogelbuurt en Biezenakker II Ulft. Dit structuurplan geeft aan op welke wijze omgegaan moet worden met het aspect water in het plangebied. Bij de herstructurering van de Vogelbuurtis het streven al het verharde oppervlak af te koppelen. Voor het afgekoppelde hemelwater moeten bergings- en/of infiltratievoorzieningen worden gerealiseerd.
De Vogelbuurt heeft een oppervlak van ongeveer 24 ha. Waterhuishoudkundige doelen en maatstaven zijn vastgelegd in de watertoets. In de navolgende paragraaf is de watertoets opgenomen. Het waterstructuurplan is bijgevoegd als bijlage 4 van voorliggend plan.
Tabel met waterthema's
Onderstaande tabel laat zien welke waterthema's gelden voor dit wijzigingsplan.
Watertoetstabel
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit |
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Ja Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlakte- water geloosd? |
Nee |
1 |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Ja Nee Nee |
1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
1 2 |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | 2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
Vertaling in het wijzigingsplan en nadere toelichting
In dit wijzigingsplan is de bestemming Water niet specifiek opgenomen. Wel is aan de bestemmingen ´Verkeer – verblijfsgebied´ en ´Groen´ onder de bestemmingsomschrijving ook water toegekend. Beleidsdoelstellingen ten aanzien van de waterkwantiteit en kwaliteit zijn binnen deze bestemming mogelijk.
Wateroverlast
Het streven van de gemeente is dat al het verhard oppervlak in de Vogelbuurtwordt afgekoppeld. Het regenwater wordt middels een IT-stelsel geborgen en geïnfiltreerd in het plangebied. Dit is niet toereikend om al het af te koppelen oppervlak te bergen.
Om berging te creëren is er een watergang gerealiseerd langs de wijk (zie volgende afbeelding). Uitgegaan is van een lengte van circa 500 meter. Er is slechts beperkt ruimte in de breedte (6 m). De watergang zal in natte perioden watervoerend zijn. Voor de nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de watertoets uit het bestemmingsplan 'Ulft-Vogelbuurt 2012'.
Afbeelding 20: overzichtkaart met bergende watergang Vogelbuurt
Grondwateroverlast
Het plangebied betreft een bestaand bebouwd gebied. In dit gebied zijn weinig of geen problemen met grondwateroverlast bekend. Hierdoor wordt er vanuit gegaan dat grondwater geen probleem is.
Met de nieuwe inrichting zal infiltratie van hemelwater plaatsvinden in de bodem. Door de aanwezigheid van storende kleilagen in de bodem kan er wel een groter risico zijn voor hoge grondwaterstanden. Deze kunnen leiden tot overlast. Bij de herinrichting en de aanleg van een IT-riool verdient het aanbeveling onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor het verwijderen/doorsteken van deze storende kleilagen.
Oppervlaktewater(kwaliteit) en veiligheid
Vanwege het ruimtebeslag heeft de bergende watergang een beperkt profiel. Bij de uitwerking van de definitieve inrichting van de Vogelbuurt en de directe omgeving van de watergang is rekening gehouden moeten worden met het aspect veiligheid. De watergang is slechts watervoerend in natte perioden. Daardoor valt de watergangperiodiek. Door goed beheer en onderhoud van de watergang wordt de waterkwaliteit beschermd (ook ter voorkoming van stankoverlast), wordt de inrichting op orde gehouden (ter bescherming van doorstroming en afvoer).
Riolering
In de Vogelbuurt is een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Dit zal ook gelden voor de nieuwe woningen aan het Dorpslint en de Eksterstraat. Hierbij wordt het hemelwater afkomstig van verhard gebied afgevoerd naar IT-riolering. In het IT-stelsel vindt berging en infiltratie plaats. Overtollig water wordt afgevoerd naar de gerealiseerde watergang langs de westzijde van het plangebied. Het vuilwater van de gebouwen in het plangebied wordt verzameld in het DWA riool en wordt naar de RWZI afgevoerd.
Overleg met de waterbeheerder
De watertoets is besproken met de waterbeheerder.
Conclusie
Het aspect water vormt dan geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
Het bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevings- vergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
Een bestemmingsplan regelt daarom:
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.
Wijzigingsplan
Bij een bestemmingsplan kan worden bepaald dat met inachtneming van de bij het bestemmingplan te geven regels, het college van burgemeester en wethouders binnen bij het bestemmingsplan te bepalen grenzen (zie het wro-zone-wijzigingsgebied) het plan kan wijzigen.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindend gedeelte van dit wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit wijzigingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor de juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.
De regels in dit wijzigingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. Dit wijzigingsplan kent de volgende hoofdbestemmingen:
Bedrijf
De bestemming 'Bedrijf' heeft specifiek betrekking op de nutsvoorzieningen in het plangebied.
Gemengd
Bestemming 'Gemengd' heeft betrekking op de zone waar plannen gemaakt worden voor een groene inrichting, maar waar in de toekomst eventuele woningbouw weer mogelijk moet zijn (zie ook paragraaf 2.2.2).
Groen
De bestemming ‘Groen’ is bedoeld voor de belangrijkste groenvoorzieningen binnen het plangebied. Het gaat om het ‘structuurgroen’. Snippergroen alsmede groenvoorzieningen die in het ruimtelijke beeld minder van belang zijn, zijn hoofdzakelijk opgenomen de bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’. Binnen de bestemming ‘Groen’ zijn uitsluitend groenvoorzieningen, paden, sport- en spelvoorzieningen,water e.d. toegestaan.
Verkeer- Verblijfsgebied
Deze bestemming richt zich op de woonstraten en -erven, waar het verblijfskarakter het belangrijkste is. Ook parkeerplaatsen, ´snippergroen´ en water, paden, etc.zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Wonen en Tuin
Algemeen
Dit is de belangrijkste bestemming van onderhavig wijzigingsplan. In deze bestemming zijn alle bestaande (en deels nieuwe) woningen opgenomen. Een aanduiding geeft aan welk woningtype ter plaatse toegestaan wordt. De volgende woningtypes worden hierbij onderscheiden: vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd.
Bijgebouwen zijn toegestaan op achtererven en niet naar de weg gekeerde zijerven. Deze gronden zijn in principe ook bestemd tot `wonen´. Voortuinen en naar de weg gekeerde tuinen zijn bestemd tot ´tuin´. Hier mag niet gebouwd worden.
Er zijn uitzonderingsbepalingen opgenomen voor erkers (die buiten de bouwvlakken vallen) en carports.
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, antidubbeltelregeling, algemene bouw- en gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en overgangsrecht. Het laatste onderdeel van de regels wordt gevormd door de slotregel, waarin de naam van het wijzigingsplan en de vaststellingsdatum worden vermeld. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven.
In beginsel is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In een exploitatieplan wordt opgenomen welke kosten met de uitvoering van het bouwplan gemoeid zijn en wie welke kosten voor zijn of haar rekening gaat nemen. Dit is opgenomen in artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Deze verplichting geldt niet als het 'verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd zijn', aldus lid 2 van dit artikel.
In onderhavig geval zijn de kosten anderszins verzekerd. De herstructurering van de Vogelbuurt wordt door de gemeente Oude IJsselstreek en wooncorporatie Wonion ter hand genomen. Er zijn financieel-economische afspraken gemaakt binnen een samenwerkingsovereenkomst tussen Wonion en de gemeente.