Plan: | Kom Terborg 2011 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000074-DE01 |
Cultuurhistorisch erfgoed geeft weer hoe de gemeente zich door de tijd heen heeft ontwikkeld. Het geeft een plek in de geschiedenis en is mede bepalend voor de identiteit van een gemeente en haar bewoners.
Tegenwoordig dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Voor enkele specifieke belangen, zoals archeologie, was reeds voorgeschreven dat in de toelichting bij het bestemmingsplan dient te worden aangegeven op welke wijze met deze belangen is omgegaan. Deze wijze van borging via het systeem van de ruimtelijke ordening bestond eerder nog niet voor cultuurhistorische waarden in het algemeen. Het systeem van borging via de Wro dat al gold voor archeologie is nu als het ware uitgebreid tot alle cultuurhistorische waarden.
In de toelichting dient daarom een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. (vooruitlopend op wijziging van het Bro). Archeologie is hiervan een onderdeel.
De erfgoedzorg zal zich de komende jaren, meer nog dan voorheen, richten op het opnemen van cultuurhistorische belangen in processen van ruimtelijke ordening en planvorming. De monumentenzorg heeft hierin een moderniseringsslag gemaakt, waarbij het aspect erfgoed in de meest brede zin van het woord uitgelegd wordt. Het gaat niet langer om alleen gebouwen en andere objecten (zoals eerst het geval was), maar nu wordt er ook aandacht besteed aan de grotere lijnen, structuren en gebieden. Ook het cultuurlandschap is daarmee een pijler van de erfgoedzorg geworden, naast gebouwen en archeologische monumenten. Het gaat echter niet om het op slot zetten (behoud) van ons landschap, want het landschap is per definitie veranderlijk en ook in gebruik door de landbouw. Maar het vraagt wel aandacht voor zichtlijnen, landgoederen, beplanting, hoogte-elementen, kavelstructuren, bebouwingsstructuren, openheid, etc.
Bij cultuurhistorische waarden gaat het dus over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
In paragraaf 2.2.1 (ruimtelijke structuur en deelgebieden woningbouw) wordt nader ingegaan op de (cultuurhistorische) ontstaansgeschiedenis van Terborg. Voor een opsomming van de rijks- en gemeentelijke monumenten in Terborg wordt verwezen naar paragraaf 5.2.3. Het in het bestemmingsplan vastleggen (ofwel bestemmen) van bepaalde cultuurhistorische structuren, is gelet op de aard van het plangebied (met name woongebieden; het oude centrumgebied is buiten het plangebied gelaten) niet noodzakelijk.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologisch monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Hierdoor is het Verdrag van Malta (Verdrag van Valletta) inzake de bescherming van archeologisch erfgoed in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Malta gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf (in situ). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Het verdrag wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.
Het is van groot belang om de archeologische kwaliteiten van locaties in kaart te brengen. Dit is in kaart gebracht in de Cultuurhistorische inventarisatie, waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart (opgesteld 27 april 2010), die als basis dient voor het archeologiebeleid van de gemeente Oude IJsselstreek.
De stadskern kent zogenaamde specifieke archeologische waarden; in eerdere onderzoeken is reeds aangetoond dat in deze zone hoge concentraties archeologische resten voorkomen, de als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. Dit is dan ook de reden dat in de regels een dubbelbestemming is opgenomen, die een verplichting oplegt tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen dieper dan 30 centimeter. Voor de schil rondom de oude stadskern (bestaand in 1850) zal archeologisch onderzoek alleen noodzakelijk zijn bij ingrepen groter of gelijk aan 30 m2 en ondieper dan 30 centimeter. Binnen deze contouren kunnen in de bodem resten van vroeg- moderne en waarschijnlijk ook van laat- middeleeuwse (vanaf ca. 1399 na Chr.) bewoning worden aangetrokken, maar ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn.
Het zogenaamde historische lint naar Silvolde (Silvoldseweg) kent aan weerszijden van de weg een hoge archeologische verwachtingswaarde (op basis van geologische en bodemkundige opbouw of aangetroffen vondsten en relicten). Het gebied ten westen van de oude kern kent een gematigde archeologische verwachting. Bij beiden geldt dat geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek nodig is bij ingrepen kleiner dan 100 m2 en ondieper dan 30 cm.
Het gebied rondom het station en de wijk Voorbroek kent op basis van geologische en bodemkundige opbouw en het ontbreken van archeologische vondsten een lage archeologische verwachting. Een klein gedeelte van Terborg (het geulendal Oude IJssel) ken een specifieke verwachting voor bijvoorbeeld infrastructuur (paden, bruggen, versterkingen) of rituele deposities. Voor beiden geldt dat pas archeologisch vooronderzoek gedaan hoeft te worden bij ingrepen groter of gelijk dan 2500 m2 en dieper dan 30 cm.
Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie (dit plan betreft immers een actualisatie), hoeft geen nader onderzoek te worden verricht naar archeologie. Voor wat betreft de uitbreiding van het bedrijf Lovink Industries geldt dat tevens geen archeologisch vooronderzoek hoeft te worden verricht in het kader van deze bestemmingsplanherziening, nu het betreffende gebied een lage verwachtingswaarde kent en in het bestemmingsplan hiervoor een dubbelbestemming is opgenomen dat aangeeft dat bij bouwwerkzaamheden groter dan 2500m2 en dieper dan 30 cm alsnog archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is.
Binnen het plangebied zijn veel panden en locaties gelegen die door hun locatie en samenhang met de functie en de omliggende bebouwing beeldbepalend zijn voor Terborg. Het handhaven van deze panden of locaties is van belang, omdat ze wat betreft functie en/of architectuur cultuurhistorische waarden hebben.
In Terborg zijn de volgende panden aangewezen als rijksmonument:
Daarnaast zijn de volgende panden aangewezen als gemeentelijk monument: