direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kom Sinderen 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000050-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Waarom is er een nieuw bestemmingsplan nodig?

Een belangrijke aanleiding voor de actualisering en digitalisering van het bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Sinderen is het per 1 juli 2008 van kracht worden van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Wro heeft het bestemmingsplan een prominente rol in de ruimtelijke ordening toebedeeld gekregen; het is het belangrijkste juridische uitvoeringsinstrumentarium voor het ruimtelijk beleid. De Wro schrijft de verplichting voor alle nieuwe ruimtelijke plannen per 1 juli 2010 digitaal te maken.

Een andere reden is, dat voor een belangrijk deel van het plangebied het geldend bestemmingsplan al meer dan 10 jaar oud is en geactualiseerd moet worden. Voor de planlocatie Kromkamp (aan de Aaltenseweg) is in 2010 een bestemmingsplan opgesteld. Dit plan maakt de bouw van 23 woningen mogelijk. In het onderliggende bestemmingsplan wordt deze bouwmogelijkheden gedeeltelijk overgenomen, met extra flexibiliteit in de regels en verbeelding voor wat betreft de verkaveling van de woningen.

De eisen die de inwoners en gebruikers stellen aan de bebouwde omgeving zijn in de loop van de tijd behoorlijk veranderd. Ook voor de ambtelijke organisatie is het wenselijk om te beschikken over een actueel bestemmingsplan dat is afgestemd op het huidige beleidskader en voldoet aan de nieuwste (digitale) standaarden.

De gemeente Oude IJsselstreek wil komen tot een integrale, gebiedsgerichte herziening van de verouderde bestemmingsplannen. In de juridisch-planologische regeling van de op te stellen bestemmingsplannen, moet een balans worden gevonden tussen de gewenste flexibiliteit enerzijds en de bescherming van bestaande belangen anderzijds. Het bestemmingsplan dient een duurzaam en actueel toetsingskader te vormen, waarin de ruimtelijke inpasbaarheid van initiatieven op een eenvoudige en transparante wijze kan worden beoordeeld. Het streven is dat de te ontwikkelen bestemmingsplannen qua systematiek (opzet regels, toelichting en verbeelding) op elkaar worden afgestemd (standaardisering).

Voor het opstellen van de verbeelding, de opzet en inhoud van de regels én de opzet van de toelichting voor een nieuw bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Sinderen wordt als leidraad gebruik gemaakt van bestemmingsplannen die in de afgelopen jaren zijn opgesteld, zoals voor de kernen Heelweg Oost en West. Vanzelfsprekend wordt daarbij ook rekening gehouden met bestaande beleidskaders en geldende bestemmingsplanregelingen.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied betreft de nagenoeg de gehele bebouwde kom van de kern Sinderen. Sinderen is gelegen aan de oostkant van de gemeente Oude IJsselstreek. De kern ligt ongeveer 6 kilometer ten zuiden van Varsseveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0001.jpg"

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Kom Sinderen vervangt de volgende bestemmingsplannen (geheel of gedeeltelijk):

Bestemmingsplan   Datum vaststelling gemeenteraad   Datum goedkeuring GS  
Sinderen   29 augustus 1985   23 mei 1986  
Uitwerkingsplan Sinderen (voor Swanenkamp)   16 augustus 1988   21 december 1989  
Kom Sinderen, locatie Kromkamp   17 maart 2011   n.v.t.  
Buitengebied 2000, Herziening 2002   26 februari 2004   21 september 2004  
Partiële herziening buitengebied diverse percelen 2012   12 juni 2012   n.v.t.  

Het grootste gedeelte van het plangebied valt binnen het bestemmingsplan "Sinderen". De betreffende gronden hebben de bestemming:

  • Doeleinden van handel en bedrijf met nadere bestemming "industrie" (paarse kleur)
  • Doeleinden van openbaar nut en bijzondere doeleinden met nadere bestemming "openbare en bijzondere doeleinden" (roze kleur)
  • Woondoeleinden met nadere bestemmingen "eengezinswoningen", "erven", en "tuinen". (geel en lichtblauw)

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0002.png"

Figuur 1 Plankaart bestemmingsplan "Sinderen"

Voor de woningen aan de Swanenkamp is een uitwerkingsplan opgesteld. De woondoeleinden met globale bestemming, die voor dit gedeelte golden in het moederbestemmingsplan Sinderen, zijn in dit uitwerkingsplan uitgewerkt in zes eensgezinswoningen, met bijbehorende tuinen, erven en woonstraten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0003.png"

Figuur 2 Plankaart uitwerkingsplan "Sinderen"

De locatie Kromkamp en omgeving bestaat uit de volgende bestemmingen:

  • Wonen met de bouwaanduidingen "aaneengebouwd", "aaneengebouwd uitgesloten", "twee-aaneen" en "vrijstaand"
  • Verkeer- en Verblijfsgebied
  • Groen met de functieaanduiding "evenemententerrein"
  • Tuin

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0004.png"

Figuur 3 Verbeelding bestemmingsplan Kom Sinderen, locatie Kromkamp

Het zuidoostelijke deel van het plangebied valt binnen het bestemmingsplan "Buitengebied 2000 (herziening 2002)". Voor dit deel van het plangebied gelden de bestemmingen "Agrarisch gebied met landschapswaarden", "Bedrijven", "Horeca" en "Wonen".

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0005.png"

Figuur 4 Plankaart bestemmingsplan "Buitengebied 2000 (herziening 2002)"

Naar aanleiding van een verzoek voor uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden, is de locatie Aaltenseweg 9 meegenomen in de partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied, waarin meerdere percelen zijn meegenomen. De geldende planologische situatie uit het genoemde bestemmingsplan is overgenomen in dit bestemmingsplan Kom Sinderen 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0006.png"

Figuur 5 Plankaart bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied diverse percelen 2012"

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven door middel van de ontstaansgeschiedenis van het gebied en een ruimtelijke en functionele beschrijving. Het beleidskader is opgenomen in hoofdstuk 3. Relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleids is in dit hoofdstuk belicht. In hoofdstuk 4 worden de planuitgangspunten uiteen gezet.

In hoofdstuk 5 worden de omgevingsaspecten behandeld: de milieu-aspecten, cultuurhistorie en archeologie, flora en fauna en vervolgens verkeer en parkeren. De waterhuishouding van het plangebied is opgenomen in hoofdstuk 6. De juridisch bestuurlijke aspecten in hoofdstuk 7 zijn opgesplitst in de planmethode, de opzet van de verbeelding en de regels. In hoofdstuk 8 wordt tenslotte ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Cultuurhistorische geschiedenis van het plangebied

De huidige buurtschap Sinderen is ontstaan langs de opgeheven spoorlijn Varsseveld-Dinxperlo.Tussen 1904 en 1935 heeft deze lokaalspoorweg bestaan met stations in Varsseveld, Hebink en Sinderen. Het voormalige spoor is niet meer herkenbaar in het landschap.

De buurtschap Sinderen heeft een agrarische oorsprong, met daaraan verwante bedrijvigheid gekoppeld. Langs de oude wegen die vanuit de kern naar het buitengebied gaan (Sinderenseweg, Aaltenseweg, Kapelweg) zijn gebouwen met verschillende functies geplaatst. Enkele boerderijen en een school bepalen in de begintijd het beeld van de buurtschap. Kortere rijtjes en vrijstaande bebouwing zijn in de loop van de 20e eeuw aan de historische bebouwing toegevoegd.

Aan de zuidkant van de buurtschap Sinderen loopt de historische waterloop de Ziegenbeek.

Ten zuidwesten van de bebouwde kom van de buurtschap is de Antoniuskapel gelegen, één van de oudere kerken binnen de gemeente Oude IJsselstreek. De kapel is waarschijnlijk in de 12e eeuw gesticht door de eigenaren van het kasteel Sinderen. Het was een bidkapel voor de bewoners van het kasteel en het landvolk van de buurtschappen Sinderen en Groot- Breedenbroek. In de beginjaren was de bidkapel opgetrokken uit hout, totdat het gebouw in 1660 door storm werd verwoest. De kapel is vervolgens in 1662 herbouwd.

Vlakbij de kapel lag het kasteel Sinderen. Hiervan zijn alleen nog restanten van de gracht aanwezig.

Kasteel Sinderen is vermoedelijk in de 12e eeuw gebouwd onder het voormalige graafschap Lohn ter verdediging tegen het voormalige graafschap Zutphen.In 1234 ontstond het dorp Sinderen, dat tegen het kasteel aangebouwd werd. Eind 19e eeuw is het kasteel gesloopt. Met onderdelen, balken en stenen uit de sloop zijn een aantal boerderijen gebouwd in het dorp Sinderen, te herkennen aan de witte kleur [2]: de Meyne, de Bongerd, de Roesse, Nieuwe Veld ('t Ni-je Veld) en Scholtenveld

Op het voorterrein van het afgebroken kasteel, op de plaats van het koetshuis, werd in 1904 een nieuwe boerderij gebouwd, de huidige boerderij Huisboer (D'n Huusboer)

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0007.png"

Figuur 6 Linker- en voorzijde van kasteel Sinderen voor 1626 van Abrahma Rademaker (bron: Gelders Archief, 1551- GM 0991)

Geomorfologische geschiedenis van het plangebied

De gemeente Oude IJsselstreek ligt op de overgang van het rivierengebied (van Rijn en IJssel) naar het Oost- Nederland zandgebied. Bijna de gehele gemeente valt onder het zandlandschapstype, waarbij het noordelijk deel voornamelijk bestaat uit kampontginningen en het zuidelijk deel uit rivierterrasontginningen. In het noordoostelijke punt van de gemeente bevindt zich nog een klein gebied veenontginning en langs de zuidelijke gemeentegrens ligt een strook rivierontginningen.

De omgeving van Sinderen kenmerkt zich door de volgende geomorfologische structuur:

  • dekzandrug al dan niet met een oud bouwlanddek,
  • in combinatie met een dekzandkopje al dan niet met een oud bouwland dek.

Op basis van de Nederlandse bodemkaart kan gesteld worden dat het meest voorkomende bodemtype in Sinderen de hoge enkeerdgrond is.

2.2 Hoe ziet het gebied er nu uit?

Ruimtelijke structuur

In het algemeen kenmerkt Sinderen zich door een gevarieerd kleinschalig bebouwingsbeeld. Elk pand kent zijn eigen situering, nokrichting en bouwhoogte.

Een belangrijk deel van de woonbebouwing is gesitueerd langs de historische bebouwingslinten de Sinderenseweg, de Aaltenseweg en de Kapelweg.

Een rij oudere bomen langs de Aaltenseweg vormt de entree vanuit het zuiden. Aan weerszijden bepaalt vrijstaande bebouwing op ruime groene kavels het beeld. Historische als meer recente bebouwing liggen verspreid langs de weg. De bebouwing kent een individuele plaatsing, een gevarieerde afstand tot de weg en een variatie in kaprichting. Door de relatief grote afstand tot de weg, de grote afstand tot de naastgelegen bebouwing en de groene inrichting van de percelen is er sprake van een open bebouwingsbeeld met een groen karakter.

In het verlengde van de Aaltenseweg ligt de Sinderenseweg. De bebouwing is hier, vooral aan de westzijde, dichter opeen gebouwd. Aan deze zijde van de weg liggen vooral korte rijtjes woonbebouwing die in eenzelfde rooilijn geplaatst zijn. Aan de oostzijde komt meer vrijstaande woonbebouwing voor. De woningen kennen een individuele plaatsing. Het groene karakter wordt bepaald door de groene erfafscheidingen en een enkele rij bomen langs de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0008.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0009.jpg"

Figuur 7-8 Sinderenseweg

In Sinderen hebben zich op kleine schaal uitbreidingen voorgedaan. De Harmenskampstraat is aan de structuur van historische routes toegevoegd. Deze straat is aan een zijde bebouwd met voor het merendeel vrijstaande woningen met uitzicht op het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0010.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0011.jpg"

Figuur 9-10 vrijstaande woningen aan Harmenkampstraat en Figuur 10 met rijwonngen aan noordkant van Harmenkampstraat

Aan de Swanenkamp bevindt zich de meest recente woonbebouwing. De straat heeft een woonerfkarakter en vrijstaande en twee-onder-een-kap wonigen op ruime kavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0012.jpg"

Figuur 11 Swanenkamp

Groen

Een kenmerk van de kern Sinderen is de aanwezigheid van vele bomen, waarbij de markante bomen langs het bebouwingslint een bijzonder element toevoegen aan de karakteristiek van het dorp. De bomen maken samen met het vele privé- groen van Sinderen een dorp met een groen karakter.

Ziegenbeek

Aan de zuidkant van de kern Sinderen stroomt de Ziegenbeek. Voorheen lag de beek enigzins verscholen in Sinderen en liep onder de metaalwarenfabriek Kromkamp. Ten behoeve van de woningbouwlocatie Kromkamp is de Ziegenbeek verlegd. De gemeente Oude IJsselstreek en het waterschap Rijn en IJssel hebben de beek weer bovengronds gebracht en een zichtbare plek gegeven in de kern. De beek heeft een natuurlijk karakter gekregen. De Stichting Kerk- en fietspaden Sinderen e.o. heeft in samenwerking met de gemeente een fietspad aangelegd naast de 'nieuwe' Ziegenbeek.

Functionele structuur

Wonen en inwoners

De hoofdfunctie in het plangebied is wonen. Op 1 januari 2014 kende Sinderen (inclusief buitengebied) 915 inwoners.

Bedrijven, horeca en maatschappelijke activiteiten.

Binnen het plangebied van Sinderen is in beperkte mate sprake van bedrijvigheid. Aan de Aaltenseweg 9 is een beeldengieterij gevestigd en op nummer 18 is een glas-in-lood atelier gevestigd. Naast het buurtschapshuis (zie hieronder) is een bedrijf gesitueerd met een cateringservice. Op het kruispunt van de Aaltenseweg en de Molenweg is een fysiotherapiepraktijk gevestigd. Hier tegenover op de andere hoek Aaltenseweg/Molenweg is een café gelegen. Aan de zuidkant van het plangebied is een bedrijf gelegen dat zich richt op de verkoop, onderhoud en reparatie van tuinmachines. En aan de westkant van het plangebied is een bedrijf gevestigd dat zich bezighoudt met de verkoop, verhuur en reparatie van audiovisuele middelen.

Het buurtschapshuis is centraal gelegen in de kern en is één van de belangrijkste pijlers voor het sociale leven in Sinderen. Het verenigingsleven maakt, naast de school, geregeld gebruik van het gebouw. Ook diverse uitvoeringen, dorpsfeesten, presentaties en sportactiviteiten vinden in en rond het buurtschapshuis plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0013.jpg"

Figuur 12 Buurtschapshuis

Aan de Kapelweg is de Openbare Basisschool Op Koers gelegen. Het gaat om een nevenvestiging, waarvan de hoofdvestiging zich bevindt aan de Oranjestraat in Varsseveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0014.jpg"

Figuur 13 Openbare basisschool

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook wordt aandacht besteed aan relevant Europees beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Omgevingswet

Met de nieuwe Omgevingswet in aantocht wordt het in de toekomst makkelijker om ruimtelijke projecten te starten. Met de Omgevingswet wordt het omgevingsrecht vereenvoudigd en gemoderniseerd. Regels op het gebied van omgevingsrecht worden gebundeld en vereenvoudigd. Hierdoor is er bijvoorbeeld meer ruimte voor maatwerk en zijn er minder regels. Op 12 juli 2013 heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel Omgevingswet. De nieuwe wet treedt echter niet vóór 1 januari 2018 in werking.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het is van belang om bij de vaststelling van bestemmingsplannen e.d. de ladder voor duurzame verstedelijking juist toe te passen. Maar voordat daaraan wordt toegekomen, moet worden bezien of de ladder wel van toepassing is. Dit zal aan de orde zijn, wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Voor het bestemmingsplan Kom Sinderen 2015 kan worden geconcludeerd, dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is, omdat er geen nieuwe ontwikklingen worden mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening

Vooruitlopend op de Omgevingswet hebben Provinciale Staten van Gelderland d.d. 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De titel “Gelderland anders”, die hier aan meegegeven is, duidt op de wijze van totstandkoming van de visie: in cocreatie met partners. Daarnaast betekent “Gelderland anders” een andere manier van sturen door de provincie. De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende tien jaar wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven rond economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Maar ook met natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Daarbij is er sprake van regionale diversiteit en een andere wijze van werken door de provincie: minder vooraf vastleggen wat wel of niet mag. Wel vanuit heldere doelen over economische structuur en kwaliteit van de leefomgeving ruimte bieden voor initiatieven in een veranderende omgeving. De visie kent drie hoofdthema's. Dynamisch duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Mooi verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Divers duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken. De Omgevingsvisie integreert en vervangt vijf plannen die voorheen separaat waren: de Structuurvisie, het Waterplan, Milieubeleidsplan, de Reconstructieplannen en het Verkeer- en vervoersplan.

Naast de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening van belang. Provinciale Staten hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft daarmee de status van èn Ruimtelijke verordening èn Milieuverordening èn Waterverordening èn Verkeersverordening.

Het bestemmingsplan "Kom Sinderen 2015" is conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen (zoals woningen) bij rechte mogelijk worden gemaakt. Derhalve is de Omgevingsvisie en -verordening in dit kader niet relevant.

3.2.2 Woonvisie Gelderland- Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019

Steeds meer gemeenten en regio's krijgen de komende jaren te maken met een afname van het aantal inwoners, huishoudens en potentiële beroepsbevolking. Deze demografische krimp heeft gevolgen voor de woningmarkt, arbeidsmarkt en bedrijvigheid. De provincie Gelderland heeft daarom in samenspraak met gemeenten en woningcorporaties een woonvisie opgesteld waarin voor een regionale aanpak is gekozen. Mensen zijn immers steeds minder gebonden aan een bepaalde gemeente. De provincie zorgt ervoor dat het regionale aanbod van woningen zo goed mogelijk aansluit op de vraag.


Het motto van de woonvisie is "woonbeleid met kwaliteit". In deze woonvisie wordt ingegaan op de thema's "keuzevrijheid en zeggenschap", "passend aanbod aan woonmilieus", "wonen, zorg en welzijn", "identiteit en ruimtelijke kwaliteit"en "duurzaamheid". Aan de hand van deze thema's worden in de woonvisie drie centrale doelen van beleid geformuleerd:

  • bewoners meer vrijheden en meer kansen bieden om hun woonwensen te realiseren;
  • een aanbod aan woningen en woonmilieus, dat beter aansluit bij de voorkeuren van bewoners;
  • de provincie optredend als partner in wonen: stimulerend, ondersteunend en in dialoog met andere actoren in het veld.

Om hieraan handen en voeten te geven is in de woonvisie een actieprogramma opgenomen, waarover jaarlijks aan Provinciale Staten de stand van zaken wordt gerapporteerd. Zo nodig worden daarbij voorstellen gedaan het actieprogramma te actualiseren.


Kwalitatief Woonprogramma 2010 - 2019

Op basis van de Woonvisie Gelderland is per regio een prognose gemaakt van de kwalitatieve woningbehoefte. Op basis daarvan zijn met gemeenten en woningcorporaties afspraken gemaakt over de uitbreiding en aanpassing van de woningvoorraad en over de regionale kwalitatieve woonprogramma's. Het regionale woonprogramma en het afsprakenkader wordt aangeduid als het Kwalitatief Woonprogramma. Op dit moment geldt het Kwalitatief Woonprogramma 2010 t/m 2019 (KWP3).

Het KWP3 is als uitwerking van het Gelderse streekplan vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 12 januari 2010. Doordat het streekplan inmiddels de status van provinciale ruimtelijke structuurvisie heeft gekregen, maakt het KWP daar onderdeel van uit.

Het KWP heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Het KWP3 beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.

Voor de regio Achterhoek houdt de afspraak in het KWP3 in, dat in de periode 2010 tot en met 2019 aan de woningvoorraad 5.900 woningen kunnen worden toegevoegd.

De uitgangspunten van het KWP zijn verwerkt in een regionale en gemeentelijke woonvisie. In de volgende paragrafen wordt hier verder op ingegaan.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale woonvisie


De 7 Achterhoekse gemeenten hebben samen met de woningcorporaties en de provincie onder het motto "Alleen ga je sneller, samen kom je verder', een gezamenlijke visie op het wonen in de Achterhoek neergelegd voor de periode 2010-2020. De ambitie van de regio Achterhoek luidt daarbij als volgt:

  • Iedereen die wil, kan zijn woonwens in de Achterhoek waarmaken.
  • De Achterhoek is onderscheidend in kwaliteit.
  • Het aantal woningen past bij de kwantitatieve woningvraag.
  • Ontspanning op de woningmarkt betekent kansen benutten en risico's beperken.


De grootste opgave is het realiseren van een omslag in denken: van decennia van groei van de bevolking naar stabilisatie en uiteindelijk krimp. De woningvoorraad wordt maximaal afgestemd op de veranderende lokale vraag van woningzoekenden. De locatie en woonomgeving zijn essentiële kwaliteitskenmerken waarop de Achterhoek zich kan onderscheiden. Centrumplannen voor de grotere kernen dragen bij aan vitale kernen en voegen hiermee kwaliteit toe aan de regio. Deze plannen krijgen prioriteit. Grootschalige uitlegplannen passen niet bij een situatie van krimp.

Om de kwalitatieve uitgangspunten in de regionale woonvisie waar te maken zijn de gemeenten met elkaar een binnenregionale verdeling overeengekomen. Voor de gemeente Oude IJsselstreek betekent deze verdeling dat de lokale woningvoorraad tot 2020 met 685 woningen mag toenemen.Bij de evaluatie van de woonvisie in 2013 is inmiddels afgesproken dat het aantal woningen niet tot 2020 geldt maar zelfs tot 2025.

Er worden bij rechte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Kom Sinderen 2015", die zorgen voor een planologische toename van de woningvoorraad. In het plandeel "Kromkamp" is het mogelijk om 23 nieuwe woningen te bouwen overeenkomstig het geldende bestemmingsplan "Kom Sinderen, Locatie Kromkamp".Met o.a. het oog op de regionale woonvisie en de daaruit voortvloeiende afspraken over het aantal nieuw te bouwen woningen is ervoor gekozen niet meer over te gaan tot realisatie van de tweede fase, derhalve is de bestemming wonen voor deze tweede fase niet langer opgenomen in het bestemmingsplan “kom Sinderen 2015”.

3.3.2 Regionale structuurvisie Achterhoek

In de regionale structuurvisie voor de Achterhoek zijn twee doelstellingen met elkaar vervlochten, namelijk:

  • een grotere dynamiek in de regio (door onder andere versterking van de regionale economie en het regionale woning- en voorzieningenaanbod);
  • het behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteiten (zoals rust, ruimte en groen en kleinschaligheid).

De spanning die tussen beide bovengenoemde doelstellingen bestaat, maakt dat een zekere mate van concentratie en sturing van de stedelijke ontwikkelingen noodzakelijk is om bestaande kwaliteiten (zoals beleving van 'rust en ruimte') te behouden en ongewenste effecten (bijvoorbeeld verkeershinder en onveiligheid, afkalving voorzieningenniveau) te voorkomen. Dit is gevat in het gelaagd principe van concentratie. Hiervoor is onderscheid gemaakt in drie lagen, namelijk het landelijk gebied, het dorpenlandschap en de dragerzone. Het gelaagd principe heeft meerdere doelen, zoals:

  • de karakteristieke, relatief kleine schaal van zoveel mogelijk kernen in de Achterhoek behouden;
  • de leefbaarheid in dorpen en kleine kernen verbeteren.

Het nederzettingenpatroon van de Achterhoek wordt gezien als een dorpenlandschap, waarbij vitale dorpen de basis vormen voor de regionale werkgelegenheid, het voorzieningenaanbod en de leefbaarheid op het platteland. In de dorpen wordt ruimte geboden voor een toename van de woningvoorraad en voor het wijzigen van de woningvoorraad om deze beter op de vraag toe te snijden. In zijn algemeenheid geldt dat de groei van de woningvoorraad de ontwikkeling van de plaatselijke bevolkingsgroei zal volgen, rekening houdend met een eventuele verdergaande afname van de gemiddelde woningbezetting. Locaties voor de toevoeging van bebouwing voor wonen, werken, voorzieningen of recreatie en toerisme dienen in eerste instantie binnen de bestaande kernen te worden gezocht (inbreiden). De inbreiding mag echter niet zover gaan dat de voor dorpen karakteristieke groene gebiedjes uit het dorp verdwijnen.

Er worden bij rechte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Kom Sinderen 2015", zodat het plan niet in strijd is met het beleid, zoals neergelegd in de regionale structuurvisie Achterhoek.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025

De gemeenteraad van Oude IJsselstreek heeft op 12 mei 2011 de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 vastgesteld. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en maatschappelijke beleid van de gemeente en laat in grote lijnen zien hoe Oude IJsselstreek zich tot het jaar 2025 zal gaan ontwikkelen. De gemeente Oude IJsselstreek wil zich graag verder ontwikkelen als een dynamische gemeente. Deze boodschap blijft voor de komende jaren een belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijke woonbeleid. Hierbij zijn het Kwalitatief Woon Programma (KWP3), de regionale woonvisie en de woonvisie Oude IJsselstreek kaders voor wonen in de gemeente. Naast het motto “de juiste woning op de juiste plaats”, spelen onder andere kwaliteit van de leefomgeving en de leefbaarheid hierbij een belangrijke rol. Achteruitgang en verloedering van de woon- en leefomgeving moet worden tegengegaan. De bijstelling van de bouwopgave voor de gemeente vraagt om aanpassing van beleid en bestaande bouwplannen. De juiste woning op de juiste plek is hierbij leidend.

Het economisch beleid is er op gericht dat de capaciteit aan bedrijventerreinen binnen de gemeente gelijk blijft. Uitbreiding van bedrijventerreinen is hiermee vooralsnog niet te verwachten. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen gebieden voor industriële ontwikkeling gelegen.

De gemeente zet in op centrumplannen/centrumvisies voor de kernen Ulft, Terborg, Varsseveld, Gendringen en Silvolde. De centrumplannen worden als instrument ingezet om de centra ook voor de toekomst aantrekkelijk te houden voor de bewoners, het winkelend publiek en de mensen die er werken. De plannen zullen moeten leiden tot een versterking van de detailhandelsfunctie, in combinatie met het verhogen van de levendigheid van de centra.

Het bestemmingsplan "Kom Sinderen" is conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen bij rechte mogelijk worden gemaakt. Hiermee is er geen strijd met de structuurvisie Oude IJsselstreek 2025.

3.4.2 Woonvisie Oude IJsselstreek 2008-2015


De woonvisie van de gemeente Oude IJsselstreek speelt onder meer in op de Provinciale Woonvisie en de gemeentelijke ontwikkelingsvisie OWN 2020. De woonvisie biedt een integrale visie op het gebied van wonen. De visie biedt ook een goed kader voor de uitwerking van concrete projecten die meer omvatten dan uitsluitend woningbouw.


In de woonvisie worden doelstellingen geformuleerd op het gebied van wonen én aangrenzende beleidsterreinen zoals leefbaarheid, zorg en welzijn. De hoofdlijnen uit de woonvisie zijn:

  • vertrek voorkomen en nieuwe vestigers vinden;
  • werken aan aantrekkelijke en vitale kernen;
  • met onderscheidende en gevarieerde nieuwbouw.


Wonen in Oude IJsselstreek

De gemeente wil het inwoneraantal verhogen. Een verhoging van de nieuwbouwproductie zal nieuwe inwoners aan moeten trekken. Wijzigingen in de bevolkingsopbouw hebben gevolgen voor de woningvraag. In de komende jaren zal de vergrijzing toenemen. De vergrijzing laat de groep mensen toenemen die liever niet verhuizen maar, als dat moet, behoefte hebben aan voorzieningen in de woonomgeving. De groep tussen 30 en 45 is nu nog de grootste maar zal worden opgevolgd door de huishoudens in de leeftijd 45-64. Dit zijn zeer kritische woonconsumenten, die niet snel verhuizen en veel belang hechten aan een karakteristiek woonmilieu.


Aantrekkelijke en vitale kernen

De gemeente heeft kernen voor ogen die kwaliteit bieden aan oude én nieuwe inwoners. Kwaliteit heeft onder meer te maken met een gevarieerd woonaanbod, met moderne voorzieningen en een aantrekkelijke omgeving. Samen met corporaties en andere partijen wil de gemeente investeren in aantrekkelijke en vitale kernen. De gemeente zal zichtbaar investeren in de kwaliteit van de openbare ruimte en de groenvoorzieningen.


Meer onderscheid in de nieuwbouw

De gemeente Oude IJsselstreek voert de regie over een ambitieus nieuwbouwprogramma. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen de nieuwbouw die nodig is om aan de reguliere woningvraag te voldoen en nieuwbouw die bedoeld is om nieuwe inwoners naar de gemeente te trekken. Speciaal voor dat laatste doel worden vernieuwende woonconcepten benoemd. Kwantitatief kan hier invulling aan worden gegeven door jaarlijks 50 à 75 woningen extra te bouwen boven de productie om te voorzien in de reguliere vraag.


In het bestemmingsplan "Kom Sinderen 2015" worden planologisch gezien geen nieuwe woningen bij rechte toegevoegd aan de woningvoorraad. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt gestreefd naar woningen voor verschillende doelgroepen, waardoor wordt tegemoet gekomen aan de Woonvisie Oude IJsselstreek. De woningbouwlocatie Kromkamp biedt woningen voor verschillende doelgroepen.

3.4.3 GVVP 2012-2020

In december 2011 heeft de gemeente Oude IJsselstreek het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2012 - 2020 vastgesteld. Het GVVP bestaat uit twee stukken: het beleidskader GVVP 2012-2020 en het bijbehorend rapport GVVP 2012-2020. Het rapport GVVP 2012-2020 heeft het karakter van een uitvoeringsplan op hoofdlijnen, dat jaarlijks zal worden vertaald naar een concreet uitvoeringsprogramma.

In het GVVP wordt, op basis van een analyse van de huidige en toekomstige verkeerssituatie, een visie ontwikkeld op het functioneren van het verkeers- en vervoerssysteem in de gemeente. Een eigen gemeentelijke mobiliteitsaanpak maakt duidelijk wat de gemeentelijke ambities zijn en op welke wijze deze worden gerealiseerd. De visie en mobiliteitsaanpak zijn vertaald in beleid, dat in hoofdlijnen is gericht op

  • het goed functioneren van de verkeersnetwerken voor (vracht)auto, fiets en openbaar vervoer;
  • de bereikbaarheid van de kernen;
  • parkeren en
  • het beïnvloeden van keuzegedrag door reizigers.

De rode draad binnen de verkeersnetwerken is de wegencategorisering. Deze bestaat uit een func- tietypering van de wegen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, en de bijbehorende voorkeurs- netwerken. De wegencategorisering is aangevuld voor vrachtverkeer (hoofdroutes), hulpdiensten (uitruk- routes) en landbouwverkeer (voorkeursroutes).

Met deze wegencategorisering worden de randvoorwaarden gecreëerd voor:

  • een duurzaam veilig wegennet met een lager aantal verkeersslachtoffers;
  • een hiërarchisch opgebouwd, maar samenhangend wegennet, met een goede bereikbaarheid voor woon-, werk- en winkelgebieden;
  • bundeling van doorgaand verkeer daar waar het hoort (op de hoofdwegen), waardoor de overlast van het doorgaande verkeer tot een minimum wordt beperkt.

Om deze uitgangspunten te bereiken zijn diverse maatregelen nodig. Het beleidskader wordt dan ook verder uitgewerkt in een jaarlijks uitvoeringsprogramma. De keuze, welke projecten in welk jaar worden opgenomen in het uitvoeringsprogramma, is afhankelijk van:

  • prioriteit in uitvoering
  • regionale mobilieteitsagenda
  • geplande (onderhoud)werkzaamheden en
  • financiering.

Het gaat zowel om fysieke- als gedragsmaatregelen. In het eerste geval gaat het om projecten die daad- werkelijk zichtbaar zijn in de openbare ruimte, zoals herinrichting van kruispunten. Deze maatregelen richten zich vooral op het realiseren van verkeersnetwerken en de uitvoering van het parkeerbeleid. Uitgangspunt van het parkeerbeleid is, dat er voldoende parkeergelegenheid is, zodat de hinder als gevolg van zoekgedrag en/of foutief geparkeerde auto's wordt voorkomen.


In het bestemmingsplan "Kom Sinderen 2015" zijn flexibele bestemmingen opgenomen met ruime mogelijkheden, zodat de indeling van wegen en het verblijfsgebied waar nodig kan worden aangepast.

3.4.4 Beleidskader "groen groeien naar 2020"

De gemeente maakt een omslag in het denken over groen. Groen zal een kernkwaliteit van de gemeente in de regio zijn. Groen is behalve voor de ecologie, ook belangrijk voor economische en sociale ontwikkeling. Groen en natuur benaderen we dus niet als iets wat op zichzelf staat, maar vanuit zijn betekening voor maatschappij, mens en milieu.

Een duurzame groenstructuur is kwalitatief hoogwaardig en zorgt voor een aantrekkelijke groene woon- en werkomgeving. De Oude IJsselstreek wil een gemeente zijn met levenskrachtige groene aders. Dit is het perspectief: wie over tien jaar de naam Oude IJsselstreek hoort, denkt direct aan de groenste hoek van Gelderland. Het mag ook eerder, maar groen moet groeien.

In 2020 moet er ecologische, recreatieve, cultuurhistorische en ruimtelijke samenhang zijn in het gemeentelijk groen in en om de gemeente Oude IJsselstreek. Juist daardoor kunnen groen en natuur meerdere functies hebben, houden en krijgen - soms ook tegelijk. Het beleidskader groen moet nog nader worden uitgewerkt in een groenstructuurplan en een groenbeheersplan.

In het bestemmingsplan Kom Sinderen 2015 is rekening gehouden met dit beleidskader, doordat structureel groen binnen het plangebied specifiek als zodanig is bestemd.

3.4.5 Welstandsnota

Het welstandsadvies in de gemeente Oude IJsselstreek wordt verstrekt door een onafhankelijke commissie van het Gelders Genootschap. Bij de toetsing wordt rekening gehouden met het gemeentelijk welstandsbeleid dat voor het betreffende gebied of bouwwerk is vastgesteld en is vastgelegd in de Welstandsnota. Toekomstige bouwplannen moeten wat betreft het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk getoetst worden aan het welstandsbeleid. In de nota worden algemene criteria gegeven waar bouwwerken aan moeten voldoen. Per gebied is specifiek welstandsbeleid opgesteld. Op de historische bebouwingslinten (overwegend van toepassing voor Kapelweg- Sinderenseweg- Aaltenseweg) is welstandsniveau 1 van toepassing vanwege de kleinschaligheid en de kwetsbaarheid. Voor de overige deelgebieden geldt het reguliere welstandsniveau (niveau 2). Het aanzicht van het dorp vanuit het buitengebied vraagt bijzondere aandacht, waarbij wordt gestreefd naar een ingetogen en evenwichtig bebouwingsbeeld.

3.4.6 Samenvatting

Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan "Kom Sinderen 2015" past binnen het rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Planuitgangspunten

In dit hoofdstuk komen de uitgangspunten met betrekking tot de gewenste ruimtelijke en functionele structuur aan de orde. Er wordt ingegaan op de ontwikkelingen die door dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.

4.1.1 Beheergebieden

Het bestemmingsplan " Kom Sinderen 2015" is overwegend consoliderend van aard en heeft hiermee een beheerskarakter. De bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, is dan ook als zodanig bestemd. Een woning is dan ook als woning bestemd, en een bedrijf als bedrijf. Er worden geen nieuwe functies toegestaan met dit plan, waardoor er geen ingrijpende veranderingen in de functionele structuur van Sinderen plaatsvinden. Om onnodige starheid te voorkomen is bij elke bestemming gekeken welke mogelijkheden voor ontwikkelingen of veranderingen binnen de bestaande functie mogelijk is. Kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie zijn in meer of mindere mate mogelijk.

4.1.2 Plangebied Kromkamp

Voor de voormalige locatie van het bedrijf Kromkamp is in 2011 een bestemmingsplan ten behoeve van woningbouw ontwikkeld. Op deze locatie wordt de bouw van 23 woningen mogelijk gemaakt en zijn de woningcategorieën als volgt verdeeld:

  • zeven vrijstaande woningen
  • tien twee-onder-één-kapwoningen
  • zes rijwoningen.

De crisis op de woningmarkt heeft grote consequenties voor de gemeentelijke grondexploitaties. Plannen moeten verder worden uitgefaseerd en de vraag naar verlaging van de grondprijzen neemt toe. Ook de exploitatie van het plan Kromkamp wordt aangepast. Met dit bestemmingsplan wordt de tweede fase van het project Kromkamp (totaal 12 woningen) geschrapt en weer bestemd tot de huidige situatie (groen en agrarisch).

Verder wordt er in het bestemmingsplan Kom Sinderen 2015 naar een grote flexbiliteit binnen het verkavelingsplan van het plangebied Kromkamp voor wat betreft de exacte plek en de verschillende typen woningen gestreeft om beter aan te sluiten bij de huidige marktomstandigheden. Uitgangspunt is dat er totaal 11 woningen mogelijk zijn, maar dat er geschoven kan worden in de kavelgrootte, het type woning en de plek van de woning.

Ontsluiting van de locatie vindt plaats door een aansluiting op de Aaltenseweg en de Kapelweg. Voor fietsers en voetgangers wordt er aan de zuidzijde een langzaam verkeersroute aangelegd. De langzaam verkeersroute wordt verbonden met de Molenweg.

4.2 Ruimtelijke en functionele uitgangspunten

Hieronder wordt ingezoomd op de belangrijkste ruimtelijke en functionele uitgangspunten van dit bestemmingsplan.

4.2.1 Algemeen

De gemeente Oude IJsselstreek heeft voor het actualiseren van haar bestemmingsplannen een Handboek bestemmingsplannen opgesteld. In dit handboek wordt een handleiding gegeven voor het standaardiseren van bestemmingsplannen. Er zijn normen vastgesteld waaraan bestemmingsplannen van de gemeente moeten voldoen, zodat de herkenbaarheid, kwaliteit en uniformiteit (inhoudelijk en technisch) gewaarborgd is. Het beschikbaar hebben van uniforme plannen heeft voordelen op het gebied van bruikbaarheid, raadpleegbaarheid, klantvriendelijkheid, rechtszekerheid en efficiency.

4.2.2 Wonen en tuin

Het bestemmingsplan " Kom Sinderen 2015" voorziet in een planologische regeling voor het plangebied. Afgezien van de locatie Kromkamp, bevat het plangebied geen locaties waar nieuwe woningen gebouwd kunnen worden. In de bestaande bebouwde kom maakt dit bestemmingsplan de uitbreiding van bestaande woningen en de bouw van bijbehorende bouwwerken mogelijk. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de grootte van percelen. Op grotere percelen (meer dan 600 m2) is meer bebouwing toegestaan.

Wonen

Het meest voorkomende gebruik in de kern Sinderen is de bestemming " wonen". Binnen deze bestemming zijn naast " wonen" ook " bed en breakfast" en "aan huis verbonden beroepen" mogelijk. Wel gelden hier een aantal voorwaarden, omdat de woonfunctie niet in het geding mag komen en de ruimtelijke impact gering moet blijven. Bedrijvigheid aan huis wordt overal binnen de woonbestemming door middel van een afwijking van gebruikregels toegestaan, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Dit geldt tevens voor het toestaan van bijzondere woonvormen.

Woongebied

Het plangebied Kromkamp heeft de bestemming "woongebied" gekregen. Dit is een flexibelere bestemming, dan de bestemming "wonen", omdat hierin geschoven kan worden in de kavelgrootte, het type woning en de plek van de woning.

Tuin

Voortuinen worden bestemd als tuin; in tuinen mogen namelijk geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Uitzonderingen hierop zijn een erker en achter het verlengde van de voorgevel van de woning mag onder voorwaarden een carport worden gebouwd. Naar de weg gekeerde zijtuinen zijn tevens als " tuin" bestemd. Uitzonderingen hierop zijn zijtuinen van percelen die grenzen aan de bestemming "groen" of zijtuinen waarvan de ruimtelijke impact van eventuele bebouwing, vanwege de ruimtelijke situatie ter plaatse, zeer gering is.

Tuin-Gaarde

De grotere percelen aan de randen van het dorp, welke in gebruik zijn als tuin, moestuin, paarden- en schapenweide (en daarmee vergelijkbaar) en welke niet beroepsmatig gebruikt worden, worden in dit bestemmingsplan bestemd tot 'tuin-gaarde'. Hiermee regelt het bestemmingsplan het gebruik en daarmee het open blijven van deze terreinen (karakteristiek van het plangebied blijft zo in stand).

4.2.3 Gemengd, bedrijf, horeca en maatschappelijk

Gemengd

De aan de Aaltenseweg gevestigde fysiotherapiepraktijk wordt bestemd met de bestemming "Gemengd". Omdat er op deze locatie ook 2 woningen aanwezig zijn is gekozen voor deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn zowel maatschappelijke voorzieningen mogelijk als wonen.

Bedrijf

Alle bestaande bedrijven hebben overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplan een specifieke aanduiding gekregen. Hiermee wordt gewaarborgd, dat de bestaande bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend. Zodra dit bedrijf zijn activiteiten beëindigd, kan er onder voorwaarden een ander bedrijf uit dezelfde of een lagere categorie op de betreffende locatie worden gevestigd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bijlage "Staat van Bedrijfsactiviteiten", die als bijlage bij de regels is opgenomen.

Voor al deze bedrijven geldt dat door middel van een bebouwingsvlak op de verbeelding wordt aangegeven tot waar de bedrijven hun bebouwing mogen oprichten en hoeveel van dit vlak bebouwd mag worden. Tevens wordt de toegestane goot-en nokhoogte aangegeven. De bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn in principe uitgesloten.

Horeca

De op de hoek Aaltenseweg/Molenweg gelegen horecazaak wordt bestemd met de bestemming " Horeca". Het gaat hierbij om een café en het heeft de nadere aanduiding "horeca tot en met categorie 2" gekregen conform de bijlage "Staat van horeca-activiteiten".

Maatschappelijk

Verder worden de in de woonomgeving gelegen maatschappelijke voorzieningen, zoals de basisschool en het buurtschapshuis bestemd met " Maatschappelijk".

4.2.4 Groen, verkeer- verblijfsgebied en water

Groen

Het voetbalveld achter de basisschool en de groenzone achter het nieuwbouwproject Kromkamp krijgen de bestemming " Groen" evenals de zone langs de Ziegenbeek. Binnen deze bestemming zijn o.a. ook voet- en fietspaden toegestaan.

Verkeer-Verblijfsgebied

De wegen in de bebouwde kom worden bestemd als "Verkeer- Verblijfsgebied". Het is een flexibele bestemming, zodat het openbaar gebied flexibel kan worden ingericht met groen, parkeerplaatsen en andere binnen deze bestemming passende functies.

Water

De Ziegenbeek krijgt de bestemming "Water".

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld. Met betrekking tot milieu komen hierbij aan de orde: bodem, luchtkwaliteitseisen, geluid, externe veiligheid en overige hinder en risico's. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden. Tenslotte wordt ingegaan op aspecten van verkeer en parkeren.

Duidelijk moet zijn dat onderhavig komplan een actualisatie betreft van reeds bestaande bestemmingsplannen en eerder verleende vrijstellingen, en dus reeds bestaande situaties. Nu reeds sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan de verschillende omgevinsaspecten. De hieronder genoemde milieutechnische aspecten worden daarom slechts in algemeenheid beschreven.

5.1 Milieu

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

5.1.1 Bodem

Onderzoeksplicht

Er is plicht om onderzoek te doen naar onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied. Er moet onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Een bodemonderzoek heeft doorgaans een geldigheid van twee tot drie jaar als het gebruikt wordt ten behoeve van een bouwaanvraag. In veel gevallen kan deze termijn worden verruimd naar een periode van vijf jaar. Hierbij mag geen wezenlijke verandering in het gebruik of bodemgesteldheid van de locatie hebben plaatsgevonden.

Doel

De provincie Gelderland heeft als doel gesteld dat er in 2030 geen Gelderse inwoners meer in hun woonomgeving worden blootgesteld aan ernstige bodemverontreinigingen. Dit is conform het landelijke bodemsaneringsbeleid. De provincie geeft voorrang aan het schoonmaken van locaties in woongebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Gedeputeerde Staten van de provincie zullen alleen in uitzonderlijke gevallen de sanering zelf ter hand nemen. Zij willen hun budget in de toekomst vooral inzetten voor financiële bijdragen aan derden om zo de bodemsanering een impuls te geven. Het is de bedoeling dat de markt een groot deel van de saneringen financiert, op momenten dat er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden op de locaties.

Locaties

De gemeenten in Gelderland hebben samen met de provincie alle verdachte locaties in Gelderland in beeld gebracht. Voor de verontreinigde locaties gelden dat er bij gemeenten nog meer of andere locaties bekend kunnen zijn dan bij de provincie. Dat komt doordat de provincie alleen betrokken wordt bij een verontreiniging als uit onderzoek blijkt dat deze verontreiniging (vermoedelijk) ernstig is. Voor niet-ernstige verontreinigingen is de geldende gemeentelijke regelgeving van toepassing.

Wat betekent dit voor het plangebied

Het voorliggende bestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter. De voorliggende bestemmingsplanregeling gaat uit van de bestaande rechten en situatie, waardoor ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan geen onderzoek naar de milieukundige bodemkwaliteit is vereist. Voor nieuwbouwsituaties die buiten het plangebied vallen, zal specifiek onderzoek verricht worden naar de bodemkwaliteit. Voorts maakt de bodemgeschiktheidsverklaring onderdeel uit van het bouwverordening, zodat dit bij een eventuele omgevingsvergunningverlening is afgedekt. Daarmee kan worden zeker gesteld dat vóór de bouw een onderzoek wordt verricht naar de gesteldheid van de bodem.

Op de percelen Aaltenseweg 20 (voormalig Kromkamp) en Sinderenseweg 110 (Bulsink) heeft in 2013 een gecombineerde bodem- en grondwatersanering plaatsgevonden. De bodemsanering is afgerond en de bodem is op beide percelen teruggesaneerd tot de bodemkwaliteit 'Wonen'. De grondwatersanering is ook afgerond met als aantekening dat op beide percelen een restverontreiniging in het grondwater is achtergebleven. Op deze plekken vindt nog tweemaal monitoring van het grondwater plaats om te controleren of er sprake is van een stabiele eindsituatie, dit wil zeggen dat de mate van verontreiniging niet mag toenemen en er mag geen verspreiding plaatsvinden. Zodra de situatie stabiel is zal de provincie positief beschikken op de evaluatie van de bodem- en grondwatersanering, naar verwachting medio 2015.

Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect bodem.

5.1.2 Geluid

Per 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Hierin staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai.


Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar de geluidbelasting. Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km/uur.


Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect geluid .

5.1.3 Lucht

Voor luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. In deze wet en de daarop gebaseerde regelingen - Besluit NIBM (luchtkwaliteitseisen) en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) - is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstof (NO2) en fijnstof (PM10). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Hierbij geldt:

- voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (met één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (met twee gelijke ontsluitingswegen) geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden;

- voor infrastructuur bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden;

- voor kantoorlocaties is met minder dan 100.000 m² brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg, of 200.000 m² brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen, ook geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden.

Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, kan geconcludeerd worden, dat de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" verslechtert.

5.1.4 Externe veiligheid

Doel

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten.

Het doel is zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Daarbij kan het gaan om ongevallen die te maken hebben met een stationaire bron (blijft op dezelfde plek, zoals propaanopslag) of bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan (zoals ammoniak) maar ook om een ongeval veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen.
Het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) grenzen gesteld aan de risico’s, waarbij gelet wordt op de kwetsbaarheid van functies in de omgeving. De risico’s worden daarbij in twee maten gemeten: een plaatsgebonden risico (voor individuen) en een groepsrisico (voor groepen mensen).


Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Revi) in werking getreden Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi.


Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Op dit moment is een Besluit transport externe veiligheid (Btev) in voorbereiding.


Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt voor nieuwe situaties een harde grenswaarde van 10-6. Voor bestaande situaties geldt een tijdelijke grenswaarde van 10-5 (tot 3 jaar na het vaststellen van een bestemmingsplan). Voor sommige bedrijven - bijvoorbeeld LPG-stations - zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) vaste afstanden tot gevoelige functies vastgelegd.
Ten aanzien van het groepsrisico zijn geen grenswaarden vastgesteld, maar gelden richtwaarden gekoppeld aan een verantwoordingsplicht.


Het bestemmingsplan dient bij de bestemmingskeuzen rekening te houden met de grenswaarden, richtwaarden en afstanden uit het Bevi. Concreet betekent dit dat nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen wordt uitgesloten. Voor de bestaande risicovolle inrichtingen geldt als uitgangspunt dat deze planologisch worden vastgelegd in hun huidige omvang.


Locaties


Een overzicht van de locaties van de inrichtingen in Oude IJsselstreek die onder de werking van het Bevi en de Revi vallen of waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen is weergegeven op de Risicokaart provincie Gelderland.


Om inzicht te krijgen in de externe veiligheidssituatie is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Op de provinciale risicokaart worden naast risicobronnen ook kwetsbare objecten weergegeven. In de onderstaande afbeelding zijn de risicobronnen in en in de directe omgeving van het plangebied weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000050-VA01_0015.png"

De basisschool is in de bovenstaande risicokaart als een kwetsbaar object aangegeven. Verder zijn in de directe omgeving geen inrichtingen. Ongeveer 400 meter ten oosten van de kern loopt een DPO (Defensie Pijpleiding Organisatie) brandstofleiding. Ruim 300 meter hemelsbreed van de woningen aan het kruispunt van de Aaltenseweg-Molenweg is een agrarisch loonbedrijf gevestigd. Circa 200 meter ten noorden van de bebouwde kom van Sinderen is ook een inrichting gevestigd van hetzelfde agrarische loonbedrijf.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Hoofdzakelijk volgt dit uit het feit dat de actualisatie van dit bestemmingsplan een conserverend karakter heeft.

5.1.5 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de veehouderij. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelastings- en afstandsnormen in rol bij de beoordleing of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafwezing voor een zorgvulidige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.

Conclusie

Er vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats, waardoor er niet getoetst hoeft te worden aan de Wet geurhinder en veehouderij.

5.1.6 Overige hinder en risico's

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Om milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijke spoor te voorkomen, kunnen in een bestemmingsplan grenzen worden gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Het instrument hiervoor is milieuzonering. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.


Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Hierin is de potentiële milieubelasting voor een hele reeks van bedrijven bepaald aan de hand van een aantal milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Op basis van de milieuaspecten wordt de milieucategorie van een bedrijfstype bepaald. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De in de bedrijvenlijst geadviseerde afstanden zijn gericht op het omgevingstype "rustige woonwijk" of "gemengd gebied".

Het bestemmingsplan Kom Sinderen 2015 legt voornamelijk de bestaande (legale) situatie vast. Enige locatie waar nog ontwikkelingen mogelijk zijn, is de locatie Kromkamp. Dit betreft feitelijk al een planologisch vastgestelde en onherroepelijke situatie. Zoals in paragraaf 4.1.2 is aangegeven, is er voor gekozen om in dit bestemmingsplan een flexibele bestemming op te nemen, zodat er geschoven kan worden met het type en plaats van de woningen, maar het aantal woningen blijft hetzelfde als vastgelegd in het voorheen geldende bestemmingsplan Locatie Kromkamp.

Volgens de nieuwe bestemmingsplanregeling kunnen er meer woningen binnen 30 meter van het buurtschapshuis komen te staan vergeleken met de "oude" planologische situatie. Aan de richtafstand van 30 meter wordt niet voldaan. Er staan echter ook al woningen binnen de richtafstand van 30 meter. De nieuwe woningen leveren wat betreft de milieuzonering geen extra problemen op voor het buurtschapshuis. Gezien de beperkte omvang en de aard van de activiteiten worden er geen problemen verwacht ten aanzien van een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige woningen. Bovendien is binnen de bestemming "Maatschappelijk" alleen horeca t/m categorie 1 toegestaan en is de afstand 10 meter in plaats van 30 meter. Hierdoor blijft het bouwvlak buiten de zone van het buurtschapshuis en heeft dit geen gevolgen.

Het aspect overige hinder en risico's vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Hoofdzakelijk volgt dit uit het feit dat de actualisatie van dit bestemmingsplan een conserverend karakter heeft.

5.1.7 Duurzaamheid

De klimaatveranderingen, de eindigheid van de fossiele brandstof en het daarop anticiperende beleid van het Rijk, provincies en gemeenten vragen er om dat actief gekeken naar duurzaamheid in nieuwbouwplannen. Het betreft thema's zoals CO2- en energiebesparing, duurzame energie en duurzaam bouwen. De gemeente Oude IJsselstreek (Klimaatbeleid, energiekansenkaart 2006), de provincie Gelderland en het ministerie Infrastructuur en Milieu hechten allen belang aan Duurzaam Bouwen. Bouwende partijen worden gestimuleerd hier aandacht aan te geven en nu al te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen op dit gebied.


De gemeente Oude IJsselstreek streeft naar een verscherpte EPC van minimaal 10%. In de energiekansenkaart worden de economisch meest gunstige opties uitgewerkt. Daar waar mogelijk heeft het toepassen van zongerichte verkaveling de voorkeur. Duurzaamheid is onder te verdelen in o.a. energieverbruik, materiaal verbruik, waterverbruik, maar ook het binnenmilieu en toekomstgericht bouwen.

Voor woningbouw (nieuwbouw) is in de Regio Achterhoek een puntenlijst ontwikkeld om particulieren die duurzaam willen bouwen een handvat te bieden. De vier bovengenoemde elementen zijn hierin verwerkt. Deze puntenlijst is zeer geschikt om richting en invulling te geven aan het duurzaam bouwen en het dubo gehalte van de woning te meten (www.oude-ijsselstreek.nl/ digitaalloket/ duurzaam bouwen).

5.2 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorisch erfgoed geeft weer hoe de gemeente zich door de tijd heen heeft ontwikkeld. Het geeft een plek in de geschiedenis en is mede bepalend voor de identiteit van een gemeente en haar bewoners.

Tegenwoordig dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Voor enkele specifieke belangen, zoals archeologie, was reeds voorgeschreven dat in de toelichting bij het bestemmingsplan dient te worden aangegeven op welke wijze met deze belangen is omgegaan. Deze wijze van borging via het systeem van de ruimtelijke ordening bestond eerder nog niet voor cultuurhistorische waarden in het algemeen. Het systeem van borging via de Wro dat al gold voor archeologie is nu als het ware uitgebreid tot alle cultuurhistorische waarden.

In de toelichting dient daarom een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Archeologie is hiervan een onderdeel.

5.2.1 Cultuurhistorie

De erfgoedzorg zal zich de komende jaren, meer nog dan voorheen, richten op het opnemen van cultuurhistorische belangen in processen van ruimtelijke ordening en planvorming. De monumentenzorg heeft hierin een moderniseringsslag gemaakt, waarbij het aspect erfgoed in de meest brede zin van het woord uitgelegd wordt. Het gaat niet langer om alleen gebouwen en andere objecten (zoals eerst het geval was), maar nu wordt er ook aandacht besteed aan de grotere lijnen, structuren en gebieden. Ook het cultuurlandschap is daarmee een pijler van de erfgoedzorg geworden, naast gebouwen en archeologische monumenten. Het gaat echter niet om het op slot zetten (behoud) van ons landschap, want het landschap is per definitie veranderlijk en ook in gebruik door de landbouw. Maar het vraagt wel aandacht voor zichtlijnen, landgoederen, beplanting, hoogte-elementen, kavelstructuren, bebouwingsstructuren, openheid, etc.

Bij cultuurhistorische waarden gaat het dus over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.


In paragraaf 2.1 wordt nader ingegaan op de (cultuurhistorische) ontstaansgeschiedenis van Sinderen en het plangebied. Voor een opsomming van de monumenten in het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 5.2.3. Het in het bestemmingsplan vastleggen (ofwel bestemmen) van bepaalde cultuurhistorische structuren, is gelet op de aard van het plangebied (met name een woongebied) niet noodzakelijk.

5.2.2 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologisch monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Hierdoor is het Verdrag van Malta (Verdrag van Valletta) inzake de bescherming van archeologisch erfgoed in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Malta gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf (in situ). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Het verdrag wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.

Het is van groot belang om de archeologische kwaliteiten van locaties in kaart te brengen. Dit is in kaart gebracht in de Cultuurhistorische inventarisatie, waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart (opgesteld 27 april 2010), die als basis dient voor het archeologiebeleid van de gemeente Oude IJsselstreek. Het plangebied kent een lage archeologische verwachting.

Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie (dit plan betreft immers een actualisatie) en er sprake is van een gebied met lage archeologische verwachting, hoeft geen nader onderzoek te worden verricht naar archeologie. De meldingsplicht blijft echter bestaan. Bij het afgeven van een aanleg-/bouwvergunning dient te allentijde de wettelijke meldingsplicht (artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt, zodat documentatie van eventuele toevalsvondsten mogelijk blijft.

Mochten tijdens toekomstige graafwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dient dit zonder uitstelling aan het bevoegd gezag, de gemeente Oude IJsselstreek, te worden gemeld. Het bevoegd gezag beslist of de locatie definitief kan worden vrijgegeven.

5.2.3 Monumenten

Binnen het plangebied is één gemeentelijk monument gelegen namelijk:

Kapelweg 25 diensthuis en wachthuisje oude spoorlijn Sinderen

5.3 Flora en fauna

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Op grond van de Natuurbeschermingswet wordt de gebiedsbescherming geregeld. Hierbij worden speciaal aangewezen gebieden beschermd. Het plangebied bevindt zich niet in of in de directe omgeving van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de directe omgeving van de ecologische hoofdstructuur. Gebiedsbescherming is daarmee niet aan de orde.


In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming vastgesteld. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet worden onderzocht of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.


Zoals al eerder aangegeven, heeft het bestemmingsplan een conserverend karakter, nu het de reeds bestaande situatie vastlegt en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Het bestaande groen wordt tevens niet aangetast. Het plan heeft daarmee een beheersgericht karakter. Toetsen aan de Flora- en faunawet is in onderhavig bestemmingsplan dus niet aan de orde, omdat er geen sprake kan zijn van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten.

5.4 Verkeer en parkeren

De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. De huidige infrastructuur brengt geen bijzondere problemen met zich mee. Er is ervoor gekozen om de verblijfsgebieden (zoals de 30 km-zones) als 'Verkeer - Verblijfsgebied' te bestemmen.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Inleiding

De relatie tussen water en ruimte is tweeledig: waterkwaliteit en kwantiteit beïnvloeden ruimtelijke ontwikkelingen en deze beïnvloeden het waterbeheer. In dit hoofdstuk krijgt u meer informatie over water in de ruimtelijk planvorming.

6.2 Beleid

6.2.1 Waterplan Gelderland 2010-2015

Het Waterplan Gelderland 2010-2015 bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan op basis van de Waterwet de status van structuurvisie en is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelkijke ordening de provincie daarvoor wil inzetten.

6.2.2 Waterbeheerplan Waterschap Rijn en IJssel 2010-2015

De gemeente Oude IJsselstreek ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in 2009 een waterbeheerplan vastgesteld voor de periode 2010-2015. Met de voornemens uit het Waterbeheerplan wil het waterschap actief inspelen op alle lopende en komende veranderingen zoals de wijzigingen in de waterwetgeving in de Kaderrichtlijn Water. Er zijn mogelijkheden om de waterkwaliteit nog verder te verbeteren en om meer ruimte te bieden voor het vasthouden van water. Het gewenste peilbeheer wordt in het hele gebied in de komende periode planmatig opgepakt voor de landbouw en de natuur. Het beheer van water en afvalwater in stedelijk gebied krijgt steeds meer aandacht. In het landelijk gebied wil het waterschap kansen bieden voor recreatie op of bij het water.

Het Waterbeheerplan 2010-2015 bevat het beleid op hoofdlijnen voor alle taakgebieden van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit plan is opgesteld samen met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van het deelstroomgebied Rijn-Oost. Het plan geeft aan welke doelen het Waterschap nastreeft en welke maatregelen en projecten daarvoor in de planperiode worden ingezet. De maatregelen die uitgevoerd worden en de bijbehorende financiële middelen zijn op hoofdlijnen aangegeven. De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoonwater en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van de ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.

6.2.3 Gemeentelijk Waterplan

De gemeente Oude IJsselstreek en het Waterschap Rijn en IJssel hebben een gemeentelijk waterplan opgesteld. In dit waterplan wordt een integrale visie gegeven op water in Oude IJsselstreek. Deze visie geeft een doorkijk naar de middellange termijn (circa 10 jaar) en de lange termijn (2030). Aan de visie is een uitvoeringsprogramma gekoppeld voor de korte termijn (5 jaar). Het waterplan biedt handvatten voor het opstellen van ruimtelijke plannen, voor de afstemming met rioolbeheer en geeft zo inzicht in de mogelijkheden om te komen tot een duurzaam watersysteem binnen de gemeente.

Er wordt gestreefd naar een gezond, veerkrachtig, kwalitatief goed, aantrekkelijk en op de toekomst berekend watersysteem en waterketen. De toekomstvisie is gericht op vier aspecten:

Water is een drager voor een gezonde economie;

Water is een drager voor de sociale aspecten en beleving;

Water is een drager voor ecologische ontwikkeling;

Water is een drager voor volksgezondheid en veiligheid.

De volgende maatschappelijke streefeffecten verwoorden de waterambitie van de gemeente:

  • 1. Een juiste hoeveelheid water van een goede kwaliteit ten behoeve van de landbouwproductie;
  • 2. Meer recreanten in de gemeente op het gebied van waterrecreatie;
  • 3. Afname van grondwateronttrekkingen schaadt het industriële proces niet;
  • 4. Aangenaam woonklimaat waarin water een ontmoetingsplaats is;
  • 5. Balans tussen rode, groene en blauwe functies;
  • 6. Bewustwording verantwoord watergebruik en duurzaam waterbeheer;
  • 7. Het watersyteem maakt deel uit van een gezond ecosysteem;
  • 8. Verminderen areaal verdroogde gebieden in overeenstemming met het vastgestelde beleid;
  • 9. Een gezond en veilig watersyteem;
  • 10. Een gezonde en veilige waterketen.

6.3 Beschrijving watersysteem

6.3.1 Riool

Het gemeentelijk beleid is gericht op het scheiden van (afval)waterstromen. Relatief schoon regenwater hoeft niet te worden afgevoerd naar de zuivering, maar wordt zo lang mogelijk vastgehouden in het gebied middels retentievoorzieningen en/of infiltratie. In de bebouwde kom van Sinderen ligt een gemengd rioolstelsel met uitzondering van het plangebied Kromkamp. Hier wordt een gescheiden stelsel aangelegd. De gemeente streeft er naar om zoveel mogelijk hemelwater af te koppelen.
Bij vervangingswerkzaamheden van het gemengde riool, zal worden bezien in hoeverre afkoppeling van verhard oppervlak mogelijk is.

Binnen de gemeente Oude IJsselstreek zijn alle percelen aangesloten op de riolering of op IBA-systemen. Het rioleringstelsel van de gemeente Oude IJsselstreek bestaat uit ruim 193 km vrijverval leiding, 178 km drukriolering en 22 km persleiding. In dit rioleringsstelsel zijn 61 overstorten en inmiddels 17 berbezinkvoorzieningen opgenomen. Het afvalwater wordt verwerkt door RWZI Etten of RWZI Varseveld.

6.3.2 Oppervlaktewater

Door een deel van de bebouwde komt van Sinderen loopt een watergang, de Ziegenbeek, die in eigendom en/of beheer van het waterschap Rijn en IJssel is. De oorspronkelijke loop van de Ziegenbeek is in 2011 verlegd in samenwerking met het Waterschap Rijn en IJssel in verband met woningbouwplannen op de locatie Kromkamp.

6.4 Tabel waterthema's en vertaling in het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan heeft, zoals al eerder aangegeven, een conserverend karakter, nu het voornamelijk de bestaande situatie vastlegd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter.

Watertoetstabel

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee


Nee  
2


2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee

Nee
Nee  
2

1
1  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Ja

Nee  
2

1

1

1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlakte- water geloosd?
 
Nee
 
1  
Grondwateroverlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?  
Nee

Nee
Nee  
1

1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Ja

Nee  
1

2  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
1

1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee

Nee  
2
2
1

1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee   2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  

Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect

Wateroverlast

Bij vervangingswerkzaamheden van het gemengde riool in Sinderen, zal worden bezien in hoeverre afkoppeling van verhard oppervlak mogelijk is.

Inrichting en beheer

Grenzend aan het plan en in het plan liggen watergangen waarop de keur van toepassing is. Uit te voeren werkzaamheden binnen een zone van 5 meter uit de insteek van deze watergang zijn vergunningplichtig.

Overleg met de waterbeheerder  

De watertoets is in gezamenlijk overleg met de waterbeheerder opgesteld.

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planvoorschriften. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

7.1 Planmethode

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening, welke van kracht zijn per 1 juli 2008. Voor de bestemmingen en regels is gebruik gemaakt van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 20012 (SVBP20012). De SVBP20012 regelt de standaardisering en uniformering van bestemmingen en regels. In het kader van de Wro is dit bestemmingsplan ook digitaal opgesteld. In paragraaf 7.2 wordt inhoudelijk ingegaan op de verbeelding en in paragraaf 7.3 op de afzonderlijke bestemmingen binnen voorliggend bestemmingsplan.

7.2 Opzet van de verbeelding

Verbeelding

Als ondergrond voor de verbeelding wordt gebruikt gemaakt van de Grootschalige Basiskaart (GBKN). De adresgegevens en de gebouwen komen uit de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen aangevuld met kadastrale gegevens en indien nodig met informatie van luchtfoto's en oude bestemmingsplankaarten.

De verbeelding dient helder en duidelijk leesbaar te zijn en bevat daarom alleen informatie die juridisch relevant is. Er is in dit bestemmingsplan voor gekozen om alle relevante informatie, voor zover mogelijk, op de plankaart aan te geven, om in een oogopslag te kunnen zien wat wel en niet toegestaan is. Wat op de verbeelding staat, moet terugkomen in de planregels.

Digitale verbeelding

In het kader van nieuwe normen die voortvloeien uit de Wro en de SVBP 2012 ontstaat er een verschil in de verbeelding van een digitale en analoge verbeelding. De -wettelijk geldende- digitale kaart lijkt minder informatie te bevatten. Planinformatie wordt namelijk verkregen door het klikken op objecten in de verbeelding.

De verbeelding van een digitaal bestemmingsplan is altijd noord gericht, waardoor de noordpijl in het digitale plan overbodig is; dit in tegenstelling tot de analoge verbeelding waarop de noordpijl nog wel moet worden aangegeven. Iedere bestemming moet op de verbeelding worden weergegeven in een andere kleur. Het gebruik van deze kleuren moet conform de SVBP 2012.

Samenhang verbeelding en regels

De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

7.3 Opzet van de regels

7.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk I bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Artikel 1 bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd. Artikel 2 regelt de "wijze van meten" en geeft regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

7.3.2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk 2 zijn de regels van de bestemmingen opgenomen.

Dit bestemmingsplan kent de bestemmingen 'Bedrijf', 'Gemengd', 'Groen', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Tuin', 'Tuin-Gaarde, 'Verkeer - Verblijfsgebied´', 'Water', 'Wonen' en 'Woongebied'. In deze paragraaf wordt ingegaan op de opzet van de regels bij het bestemmingsplan. De afzonderlijke bestemmingen worden - geclusterd - nader toegelicht. Hierbij wordt ook verwezen naar de uitgangspunten van de verschillende bestemmingen, zoals in hoofdstuk 4 aan bod gekomen.

Bestemming 'Bedrijf'

Bestaande bedrijven in de woonomgeving krijgen de bestemming 'Bedrijf' en zijn nader aangeduid met een specifieke functieaanduiding.

Binnen de bouwregels zijn normen gesteld voor de bedrijfsgebouwen, nutsvoorzieningen, bedrijfswoningen, bijbehorende gebouwen bij bedrijfswoningen, ondergronds bouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor al deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bebouwingspercentage, etc. Daarnaast zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor 'productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit' en opslag. Onder voorwaarden kan afgeweken worden van de gebruiksregels voor andere bedrijven uit dezelfde of een lagere categorie. Verder kan worden afgeweken van de regels voor het onder voorwaarden toestaan van een hoger bebouwingspercentage of groter bebouwd oppervlak.

Alle (openbare) nutsvoorzieningen in het plangebied zijn ook in de bedrijfsbestemming opgenomen, met als nadere aanduiding 'nutsvoorziening'. Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan voor zover op de verbeelding op de betreffende gronden een aanduiding is opgenomen.

Bestemmingen 'Gemengd', 'Horeca' en 'Maatschappelijk'

De panden zijn bestemd naar de huidige legale situatie. Zo is een café bestemd tot 'Horeca' en een school tot 'Maatschappelijk'.

In situaties waar sprake is van twee of meer gelijkwaardige bestemmingen wordt gekozen voor de bestemming 'Gemengd'. Dit is aan de orde bij de locatie Molenweg 1/Aaltenseweg 10B en 10C, waarzowel sprake is van 'Wonen' als 'Maatschappelijk (fysiotherapie)'.

Binnen de bouwregels zijn normen gesteld voor de hoofdgebouwen, bijbehorende gebouwen, ondergronds bouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor al deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bebouwingspercentage, etc. Bij de 'bestemming 'Maatschappelijk' is onder voorwaarden horeca of detailhandel als nevenactiviteit toegestaan.

Bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water'

Structureel groen heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Kleinere stukjes groen zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied', hetgeen meer flexibiliteit inhoudt. De openbare gebieden met een verblijfsfunctie zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied', zodat het openbaar gebied flexibel kan worden ingericht met groen, parkeerplaatsen, speeltuintjes en andere binnen deze bestemming passende functies. Binnen de eerder genoemde bestemmingen zijn ook waterpartijen (zoals sloten, vijvers en watergangen toegestaan. Deze Ziegenbeek is specifiek tot 'Water' bestemd.

Daar waar een aanduiding 'evenemententerrein' is opgenomen zijn specifieke gebruiksregels opgenomen, die betrekking hebben op de intensiteit van het toegestane gebruik.

Bestemmingen 'Wonen', 'Woongebied','Tuin' en 'Tuin - Gaarde'

Woningen zijn alleen mogelijk binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Bijbehorende bouwwerken mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. Voortuinen (en in principe ook de naar de weg gekeerde zijtuinen) worden bestemd als tuin; in tuinen mogen namelijk geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd (behalve een erker).

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de grootte van de percelen. Op grotere percelen (meer dan 600 m2) is meer bebouwing toegestaan.

Binnen de bestemming wonen is - onder voorwaarden- een bed & breakfast bij rechte toegestaan. Een aan huis verbonden beroep is onder voorwaarden bij rechte mogelijk. Door van de regels af te wijken is een aan huis verbonden bedrijf en bijzondere woonvormen (onder voorwaarden) mogelijk.

De bestemming 'Woongebied' is toegekend aan de locatie Kromkamp. Om beter aan te sluiten bij de huidige marktomstandigheden wordt er een grote flexibiliteit mogelijk gemaakt binnen het verkavelingsplan voor de eerste fase van het plangebied Kromkamp voor wat betreft de exacte plek en de verschillende typen woningen. Uitgangspunt is wel, dat er maximaal 11 woningen kunnen worden gebouwd, maar dat er geschoven kan worden in de kavelgrootte, het type woning en de plek van de woning.

De bestemming 'Tuin - Gaarde' is toegekend aan percelen, die grenzen aan het buitengebied en niet echt het karakter van een tuin hebben, maar meer relatie hebben met het buitengebied. De bestemming 'Tuin - Gaarde' is gezien de inrichting van de percelen meer van toepassing dan alleen de bestemming 'Tuin'. Daar waar binnen deze bestemming een zwembad bij rechte aanwezig is, is deze nader aangeduid met de functieaanduiding "zwembad". Realisatie van nieuwe zwembaden binnen deze bestemming is niet toegestaan, evenals de oprichting van tennisbanen en een buitenmanege.

7.3.3 Algemene regels

Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels zijn een anti dubbeltelbepaling opgenomen, alsook algemene bouwregels, algemene afwijkingsregels, en algemene wijzigingsregels (artikel 15 t/m 19).

7.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 is het overgangsrecht uiteengezet voor bouwwerken en gebruik. Ook wordt hier de aanhaaltitel van het plan geregeld (artikel 20 en 21).

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

In dit plan wordt voornamelijk de bestaande planologisch feitelijke situatie vastgelegd. Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan de gevolgen van de regionale woonvisie en crisis op de woningmarkt meegenomen door het aantal woningen in plangebied Kromkamp te verminderen. De tweede fase van het project (totaal 12 woningen) wordt geschrapt en weer bestemd tot het oorspronkelijke gebruik. De bijbehorende herziening van de grondexploitatie wordt tegelijk met het bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld.