Plan: | Kom Heelweg Oost en West 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000048-VA01 |
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de bestemmingsplanherziening en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van het opnemen van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven, die met het nieuwe bestemmingsplan worden herzien.
Een belangrijke aanleiding voor de actualisering en digitalisering van het bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Heelweg West en Heelweg Oost is de per 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Wro heeft het bestemmingsplan een prominente rol in de ruimtelijke ordening toebedeeld gekregen; het is het belangrijkste juridische uitvoeringsinstrumentarium voor het ruimtelijke beleid. De Wro schrijft de verplichting voor om alle nieuwe ruimtelijke plannen per 1 januari 2010 digitaal te maken.
Een andere reden is, dat de meeste geldende bestemmingsplannen voor Heelweg West en Heelweg Oost al enkele decennia oud zijn en niet meer eigentijds. De eisen die de inwoners en gebruikers stellen aan de gebouwde omgeving zijn in de loop van de tijd behoorlijk veranderd. Ook voor de ambtelijke organisatie is het wenselijk om te beschikken over een actueel bestemmingsplan dat is afgestemd op het huidige beleidskader en voldoet aan de nieuwste (digitale) standaarden.
De gemeente Oude IJsselstreek wil komen tot een integrale, gebiedsgerichte herziening van de verouderde bestemmingsplannen. In de juridisch-planologische regeling van de op te stellen bestemmingsplannen, moet een balans worden gevonden tussen de gewenste flexibiliteit enerzijds, en de bescherming van bestaande belangen anderzijds. Het bestemmingsplan dient een duurzaam en actueel toetsingskader te vormen, waarin de ruimtelijke inpasbaarheid van initiatieven op een eenvoudige en transparante wijze kan worden beoordeeld. Het streven is dat de te ontwikkelen bestemmingsplannen qua systematiek (opzet regels, toelichting en verbeelding) op elkaar worden afgestemd (standaardisering).
Het plangebied betreft de gehele bebouwde kom van de kernen Heelweg Oost en Heelweg West. Heelweg West ligt ongeveer 2,5 kilometer ten noorden van Varsseveld en Heelweg Oost ligt ongeveer 3 km ten noordoosten van Varsseveld. Hieronder is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
afbeelding 1.1 Begrenzing van het plangebied
Het bestemmingsplan Heelweg Oost en West 2013 vervangt de volgende bestemmingsplannen:
Naam bestemmingsplan | Datum Raadsbesluit | Datum Goedkeuring GS |
Heelweg Oost herziening 1992 | 7-10-1993 | 3-3-1994 |
Heelweg Oost | 29-8-1985 | 23-5-1986 |
Heelweg Oost I | 10-1-1991 | 1-3-1991 |
Heelweg West | 29-8-1985 | 23-5-1986 |
Heelweg West 1994 | 6-4-1995 | 1-6-1995 |
Uitwerkingsplan Heelweg Oost | 16-8-1988 | 28-9-1998 |
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven door middel van de ontstaansgeschiedenis van het gebied, een ruimtelijke en functionele beschrijving en nieuwe ontwikkelingen in het gebied. Het beleidskader is opgenomen in hoofdstuk 3. Relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is in dit hoofdstuk belicht. In hoofdstuk 4 worden de planuitgangspunten uiteen gezet.
In hoofdstuk 5 worden de omgevingsaspecten behandeld: de milieu-aspecten, cultuurhistorie en archeologie, flora en fauna en vervolgens verkeer en parkeren. De waterhuishouding van het plangebied is opgenomen in hoofdstuk 6. De juridisch bestuurlijke aspecten in hoofdstuk 7 zijn opgesplitst in de planmethode, de opzet van de verbeelding en de opzet van de regels. In hoofdstuk 8 wordt tenslotte ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt verteld hoe het gebied is ontstaan en hoe het er nu uit ziet; wat er is gebouwd en hoe worden deze gebouwen gebruikt. Daarna volgt een korte beschrijving van één locatie, die in het bestemmingsplan is opgenomen en waar een nieuwe ontwikkeling binnen de planperiode is te verwachten.
Ten aanzien van de geschiedenis kan worden vermeld, dat Heelweg al in een oorkonde uit het jaar 828 wordt genoemd. De daarin genoemde naam Hellenwich (noordelijke wijk) duidt op de ligging ten opzichte van Varsseveld. Zowel Heelweg West als Heelweg Oost zijn ontstaan door geleidelijke verdichting en concentratie van bebouwing nabij de beide basisscholen.
Heelweg West bestaat uit een bebouwingslint langs de Hoge Weg - Kuenenweg. Historische bebouwing, zoals de Smidse, en meer recente bebouwing wisselen elkaar af. De bebouwing is voornamelijk vrijstaand en vooral de historische bebouwing kent een individuele plaatsing op de kavel. Door de ruime groene kavels en de aanwezigheid van beplanting in de vorm van hagen en bomen in de openbare ruimte is er sprake van een groen karakter. In Heelweg West zijn weinig openbare voorzieningen; er is wel een basisschool.
Niet ver van Heelweg-West ligt Heelweg Oost. Het merendeel van de bebouwing bevindt zich langs de Molenweg en de Bosboombroekerweg. Aan de Bosboombroekerweg wisselen kleinschalige historische en meer recente bebouwing elkaar af. Opvallend is dat de bebouwing aan de noordzijde van de weg gescheiden wordt door een watergang. De woningen zijn via bruggetjes/duikers ontsloten. Aan de Molenweg staat meer recente woonbebouwing en het buurtschapshuis Heelweg. Naast woonbebouwing is er ter hoogte van de kruising met de Generaalsweg en kruising met de Bosboombroekerweg ook bedrijfsbebouwing aanwezig. Door het grootschalige karakter en het lichte kleurgebruik vormt het cluster van bebouwing aan de Molenweg/Generaalsweg een opvallend element in Heelweg Oost.
Wonen en inwoners
De hoofdfunctie in het plangebied is de woonfunctie. Op dit moment kent Heelweg (Heelweg West en Heelweg Oost inclusief buitengebied) 1039 inwoners (peil 1 januari 2012). In Heelweg-West staan 39 woningen en in Heelweg Oost staan ook 39 woningen.
Bedrijven, detailhandel, recreatie en maatschappelijke activiteiten
Binnen het plangebied van Heelweg West is alle bedrijvigheid nagenoeg verdwenen. Op het adres Hoge Weg 49 is nog detailhandel met een bedrijfswoning aanwezig. Verder is op het adres Molenweg 39 de Christelijke basisschool Prinses Juliana gevestigd.
In Heelweg Oost is de bedrijvigheid geconcentreerd aan de noord- en zuidzijde van de Molenweg. Op het perceel Molenweg 11 en hoek Generaalsweg/Molenweg is een bouwbedrijf annex showroom van keukens en sanitair gevestigd. Daarnaast is een constructiebedrijf gelegen. Aan de Molenweg 20 is een bedrijf in bouw en handel van aanhangwagens gevestigd en aan de Molenweg 20A is een autobedrijf gevestigd. Op het perceel Bosboombroekerweg 20 is een woonboerderij met appartementen/recreatiewoningen en een dubbele recreatiewoning gevestigd. Aan de Molenweg 17 zit het buurtschapshuis. Deze vervult een belangrijke functie voor het verenigingsleven in Heelweg.
Groen en Water
In zowel Heelweg Oost als Heelweg West hebben de woningen grote tuinen met veel groen. De diepe achtertuinen lopen door tot het buitengebied. Het openbaar groen beperkt zich tot stroken langs de wegen. Er zijn in zowel Heelweg Oost als Heelweg West geen grote stukken struktuurgroen. Aan de zuid-oostzijde van Heelweg Oost loopt een kleine watergang.
Het college van burgemeester en wethouders heeft d.d. 26 maart 2013 ingestemd met een principe-verzoek voor de bouw van een nieuwe woning aansluitend aan de lintbebouwing aan de Lankhorsterweg in Heelweg West. Voorwaarde om medewerking te verlenen is, dat er sprake is van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering door het slopen van vrijkomende - niet karakteristieke - bebouwing op het belendende agrarisch bouwperceel Keunenweg 1, waaronder de op ca. 40 m afstand van de bebouwde percelen aan de Lankhorsterweg gesitueerde ligboxenstal. De nieuwbouw van de woning vindt niet plaats op het agrarische bouwperceel aan de Kuenenweg, maar op het aan de lintbebouwing van Heelweg-West aansluitende perceel, kadastraal bekend gemeente Varsseveld, sectie G, nr. 1775, dat ook tot genoemd argrarisch bedrijf behoort.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid dat van toepassing is op het plangebied.
Het nationale beleid is in maart 2012 vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze visie vervangt verschillende nota's betreffende ruimtelijke ordening, zoals bijv. de Nota Ruimte. In de structuurvisie wordt geschetst hoe Nederland er in 2040 uit moet zien, doch het gaat te ver om voor een keinschalig bestemmingsplan als het onderhavige daar verder op in te gaan. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, hetgeen van een andere schaal en aard is dan de schaal die noodzakelijk is voor een (kleinschalig) bestemmingsplan. Gemeenten en provincies zijn, volgens de Rijksoverheid, beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren en hebben daarom in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte meer bevoegdheden gekregen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid.
In het bestemmingsplan "Kom Heelweg Oost en West 2013" is het beleid uit de Nota Ruimte niet direct vertaald. Voorliggend bestemmingsplan legt namelijk hoofdzakelijk de huidige situatie vast. Hierdoor is het plan niet in strijd met het beleid, zoals is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Het ruimtelijk beleid van de provincie is vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005, dat op 29 juni 2005 door Provinciale Staten van Gelderland is vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Zo ziet de provincie er op toe dat bestemmingsplannen ook inderdaad worden vastgesteld conform hun beleid, waarbij zij een reactieve rol vervult. Het streekplanbeleid is hiertoe vertaald in de Wro-agenda waarin wordt beschreven welke instrumenten toegepast (kunnen) worden voor het verwezenlijken van provinciale doelen. Voor het plangebied heeft de Wro-agenda geen consequenties bovenop het streekplanbeleid.
Streekplan Gelderland
De provincie beschrijft in haar streekplan de ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van Gelderland in nationaal perspectief en van de samenstellende regio's. De provincie onderkent in haar plan de landschappelijke diversiteit en de regionale verscheidenheid, die hebben geleid tot een structureel verschillende, ruimtelijke opbouw. Het streekplan geeft op hoofdlijnen aan waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. De ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten spelen daarbij een bepalende rol.
De provincie hanteert voor het ruimtelijk beleid de volgende uitgangspunten:
In de structuurvisie is het beleid in de provincie Gelderland uitgewerkt per regio. In de Achterhoek is het ontwikkelingsperspectief er een van groeien op eigen kracht, regionaal maatwerk en het benutten van de historische en karakteristieke verweving van functies en de economische diversiteit (symbiose landbouw en nijverheid: verbrede plattelandsontwikkeling).
Het bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Behoud en versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen is hierbij een belangrijk doel.
Een groot deel van de werkgelegenheid is te vinden binnen woonkernen, met name in de sectoren detailhandel, horeca, dienstverlening. Van belang is voldoende ruimte te houden in met name stads- en dorpscentra om deze werkgelegenheid ook in de toekomst te kunnen accommoderen.
Voor wat betreft detailhandel wil de provincie ruimte bieden om veranderingen in vraag en aanbod mogelijk te maken. Dit onder de voorwaarde dat de bestaande voorzieningenstructuur niet duurzaam wordt aangetast. De positie van de bestaande winkelgebieden heeft prioriteit. Vernieuwing en uitbreiding van de detailhandel moeten plaatsvinden binnen of onmiddellijk grenzend aan bestaande winkelgebieden en in overeenstemming zijn met de aard, schaal en (verzorgings)functie van het aangrenzende winkelgebied.
Het bestemmingsplan "Kom Heelweg Oost en West 2013" is grotendeels conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen bij rechte mogelijk worden gemaakt met uitzondering van de bouw van één nieuwe woning aan de Lankhorsterweg. Het bestemmingsplan is hiermee niet in strijd met het provinciale beleid.
Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Deze verordening is op 2 maart 2011 in werking getreden. Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en –herzieningen.
De onderwerpen die de provincie belangrijk vindt en waarvoor regels in de verordening zijn opgenomen, zijn:
Het bestemmingsplan "Kom Heelweg Oost en West 2013" is grotendeels conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen bij rechte mogelijk worden gemaakt. Wel wordt de bouw van 1 vrijstaande woning mogelijk gemaakt, maar dit voldoet aan de regels uit de ruimtelijke verordening voor wat betreft Wonen.
Met de nieuwe Omgevingswet in aantocht wordt het in de toekomst makkelijker om ruimtelijke projecten te starten. Met de Omgevingswet wordt het omgevingsrecht vereenvoudigd en gemoderniseerd. Regels op het gebied van omgevingsrecht worden gebundeld en vereenvoudigd. Hierdoor is er bijvoorbeeld meer ruimte voor maatwerk en zijn er minder regels. Op 12 juli 2013 heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel Omgevingswet. De nieuwe wet treedt echter niet vóór 1 januari 2018 in werking.
Vooruitlopend daarop hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland de ontwerp Omgevingsvisie en – verordening Gelderland vastgesteld. De titel “Gelderland anders”, die hier aan meegegeven is, duidt op de wijze van totstandkoming van de visie: in cocreatie met partners. Daarnaast betekent “Gelderland anders” een andere manier van sturen door de provincie. Niet vooraf vastleggen wat wel of niet mag. Maar vanuit heldere doelen over economische structuur en kwaliteit van de leefomgeving ruimte bieden voor initiatieven in een veranderende omgeving. De visie kent drie hoofdthema's. Dynamisch duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Mooi verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Divers duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken.
De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie wordt de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.
Naast de Omgevingsvisie is ook de ontwerp-Omgevingsverordening van belang, als opvolger van de ruimtelijke verordening. In de Omgevingsverordening zijn vrijwel alle regels vervat die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving en betreffen ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft daarmee de status van èn Ruimtelijke verordening èn Milieuverordening èn Waterverordening èn Verkeersverordening. Ze wordt ingezet ter waarborging van de doorwerking van het provinciaal beleid en geeft daarmee richting aan wat er op de verschillende beleidsvelden al dan niet tot de mogelijkheden behoort.
Aangezien de status van de Omgevingsvisie en –verordening nog in een ontwerp-fase verkeert kan een toestsing hieraan hier buiten beschouwing worden gelaten.
Steeds meer gemeenten en regio's krijgen de komende jaren te maken met een afname van het aantal inwoners, huishoudens en potentiële beroepsbevolking. Deze demografische krimp heeft gevolgen voor de woningmarkt, arbeidsmarkt en bedrijvigheid. De provincie Gelderland heeft daarom in samenspraak met gemeenten en woningcorporaties een woonvisie opgesteld waarin voor een regionale aanpak is gekozen. Mensen zijn immers steeds minder gebonden aan een bepaalde gemeente. De provincie zorgt ervoor dat het regionale aanbod van woningen zo goed mogelijk aansluit op de vraag.
Het motto van de woonvisie is "woonbeleid met kwaliteit". In deze woonvisie wordt ingegaan op de thema's "keuzevrijheid en zeggenschap", "passend aanbod aan woonmilieus", "wonen, zorg en welzijn", "identiteit en ruimtelijke kwaliteit"en "duurzaamheid". Aan de hand van deze thema's worden in de woonvisie drie centrale doelen van beleid geformuleerd:
Om hieraan handen en voeten te geven is in de woonvisie een actieprogramma opgenomen, waarover jaarlijks aan Provinciale Staten de stand van zaken wordt gerapporteerd. Zo nodig worden daarbij voorstellen gedaan het actieprogramma te actualiseren.
Kwalitatief Woonprogramma 2010 - 2019
Op basis van de Woonvisie Gelderland is per regio een prognose gemaakt van de kwalitatieve woningbehoefte. Op basis daarvan zijn met gemeenten en woningcorporaties afspraken gemaakt over de uitbreiding en aanpassing van de woningvoorraad en over de regionale kwalitatieve woonprogramma's. Het regionale woonprogramma en het afsprakenkader wordt aangeduid als het Kwalitatief Woonprogramma. Op dit moment geldt het Kwalitatief Woonprogramma 2010 t/m 2019 (KWP3).
Het KWP3 is als uitwerking van het Gelderse streekplan vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 12 januari 2010. Doordat het streekplan inmiddels de status van provinciale ruimtelijke structuurvisie heeft gekregen, maakt het KWP daar onderdeel van uit.
Het KWP heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Het KWP3 beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.
Voor de regio Achterhoek houdt de afspraak in het KWP3 in, dat in de periode 2010 tot en met 2019 aan de woningvoorraad 5.900 woningen kunnen worden toegevoegd.
De uitgangspunten van het KWP zijn verwerkt in een regionale en gemeentelijke woonvisie. In de volgende paragrafen wordt hier verder op ingegaan.
De Achterhoekse gemeenten hebben in hun vergaderingen van april/mei 2012 de 'Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012' vastgesteld. De gemeenteraad van Montferland heeft de visie niet formeel vastgesteld, maar daaraan wel instemming betuigd, omdat Montferland voor ruimtelijke ordening tevens deel uitmaakt van de Stadsregio.
De Regionale structuurvisie is een actualisatie van de visie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat in de Achterhoek zich een aantal belangrijke en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen voordoen, zoals:
Deze ontwikkelingen zullen gevolgen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd en gewerkt wordt in de Achterhoek. Ze hebben ook invloed op de wijze waarop geld verdiend wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De geactualiseerde visie geeft richting aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven goed te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema's te agenderen en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken. Het doel is, dat de Achterhoek ook in de toekomst een vitale, regionale economie heeft en een zeer prettige omgeving blijft om in te wonen en te recreëren.
De visie sluit aan bij de Agenda 2020 van Regio Achterhoek en de provinciale regioverkenningen. Inhoudelijk beschrijft de structuurvisie:
Deze visie is geen blauwdruk voor hoe het allemaal zou moeten. Respect voor het Achterhoekse landschap staat voorop, maar het ruimtelijk beleid mag innovatieve en duurzame ontwikkelingen niet in de weg staan. Van belang is om flexibel te blijven.
Er worden bij rechte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt met uitzondering van de bouw van 1 woning aan de Lankhorsterweg. Dit is niet in strijd is met het beleid, zoals neergelegd in de regionale structuurvisie.
De 7 Achterhoekse gemeenten hebben samen met de woningcorporaties en de provincie onder het motto "Alleen ga je sneller, samen kom je verder', een gezamenlijke visie op het wonen in de Achterhoek neergelegd voor de periode 2010-202. De ambitie van de regio Achterhoek luidt daarbij als volgt:
De grootste opgave is het realiseren van een omslag in denken: van decennia van groei van de bevolking naar stabilisatie en uiteindelijk krimp. De woningvoorraad wordt maximaal afgestemd op de veranderende lokale vraag van woningzoekenden. De locatie en woonomgeving zijn essentiële kwaliteitskenmerken waarop de Achterhoek zich kan onderscheiden. Centrumplannen voor de grotere kernen dragen bij aan vitale kernen en voegen hiermee kwaliteit toe aan de regio. Deze plannen krijgen prioriteit. Grootschalige uitlegplannen passen niet bij een situatie van krimp.
Om de kwalitatieve uitgangspunten in de regionale woonvisie waar te maken zijn de gemeenten met elkaar een binnenregionale verdeling overeengekomen. Voor de gemeente Oude IJsselstreek betekent deze verdeling dat de lokale woningvoorraad tot 2020 met 685 woningen mag toenemen.
Er wordt bij rechte de bouw van 1 nieuwe woning mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Kom Heelweg Oost en West 2013". Deze woning is meegenomen in het kader van bovengenoemde verdeling van het aantal woningen.
De gemeenteraad van Oude IJsselstreek heeft op 12 mei 2011 de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 vastgesteld. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en maatschappelijke beleid van de gemeente en laat in grote lijnen zien hoe Oude IJsselstreek zich tot het jaar 2025 zal gaan ontwikkelen. Vraagstukken op deze beleidsterreinen zijn de basis voor deze visie. De structuurvisie is het vertrekpunt voor het uitwerken van het verdere beleid van de gemeente Oude IJsselstreek voor de toekomst.
Visie op wonen
De gemeente wil de Oude IJsselstreek graag verder ontwikkelen als een dynamische gemeente. Deze boodschap blijft voor de komende jaren een belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijke woonbeleid. Hierbij zijn het "Kwalitatief Woonprogramma (KWP3)", de regionale woonvisie en de "Woonvisie Oude IJsselstreek 2008-2015" kaders voor wonen in de gemeente. Naast het motto “de juiste woning op de juiste plaats”, spelen onder andere kwaliteit van de leefomgeving en de leefbaarheid hierbij een belangrijke rol. Ulft, Silvolde en Terborg zijn de aangewezen woonclusters. Hier zal de meeste nieuwbouw plaatsvinden. In de Structuurvisie is de visie op de kleine kernen en buurtschappen als volgt verwoord: "De kleine kernen ontwikkelen zich naar eigen behoefte, passend bij de aard, maat en schaal van de betreffende kern. Rustig en ruim wonen staat voorop".
Visie op economische voorzieningen
Het economisch beleid is er op gericht dat de capaciteit aan bedrijventerreinen binnen de gemeente gelijk blijft. Ten aanzien van winkelcentra zet de gemeente in op centrumplannen/centrumvisies voor de kernen Ulft, Terborg, Varsseveld, Gendringen en Silvolde. De centrumplannen worden als instrument ingezet om de centra ook voor de toekomst aantrekkelijk te houden voor de bewoners, het winkelend publiek en de mensen die er werken. De plannen zullen moeten leiden tot een versterking van de detailhandelsfunctie, in combinatie met het verhogen van de levendigheid van de centra.
Het bestemmingsplan "Kom Heelweg Oost en West 2013" is grotendeels conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen bij rechte mogelijk worden gemaakt met uitzondering van de bouw van 1 nieuwe woning. Hiermee is er geen strijd met de structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 ten aanzien van de visie op wonen.
De Woonvisie Oude IJsselstreek dateert uit 2008 en speelt onder meer in op de Woonvisie Gelderland uit die tijd en de ambitie van de gemeente om door te groeien naar een voldoende aantal inwoners, dat nodig is voor een voldoende draagvlak voor voorzieningen. De woonvisie biedt een integrale visie op het gebied van wonen. De visie biedt ook een goed kader voor de uitwerking van concrete projecten die meer omvatten dan uitsluitend woningbouw.
In de woonvisie worden doelstellingen geformuleerd op het gebied van wonen én aangrenzende beleidsterreinen zoals leefbaarheid, zorg en welzijn. De hoofdlijnen uit de woonvisie zijn:
Deze hoofdlijnen gelden nog steeds voor het gemeentelijk beleid, doch zijn door het Kwalitatief Woonprogramma (zie par. 3.2.4) en de regionale woonvisie (zie par. 3.3.2) in een ander daglicht komen te staan.
Om in de toekomstige woningbehoefte te voorzien kan de woningvoorraad de komende 10 jaar nog met 685 woningen worden uitgebreid. Aangezien de plancapaciteit in de gemeente vele malen hoger is, is besloten de plancapaciteit terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau. Voor Silvolde houdt dit in, dat de geringe toevoeging van nieuwbouw alleen mogelijk is indien aangesloten wordt bij de lokale woningbehoefte.
In het bestemmingsplan "Kom Heelweg Oost en West 2013" wordt planologisch gezien 1 nieuwe woning bij rechte toegevoegd aan de woningvoorraad. Dit past binnen de gemaakte afspraken over de plancapaciteit.
In december 2011 heeft de gemeente Oude IJsselstreek het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2012 - 2020 vastgesteld. Het GVVP bestaat uit twee stukken: het beleidskader GVVP 2012-2020 en het bijbehorend rapport GVVP 2012-2020. Het rapport GVVP 2012-2020 heeft het karakter van een uitvoeringsplan op hoofdlijnen, dat jaarlijks zal worden vertaald naar een concreet uitvoeringsprogramma.
In het GVVP wordt, op basis van een analyse van de huidige en toekomstige verkeerssituatie, een visie ontwikkeld op het functioneren van het verkeers- en vervoerssysteem in de gemeente. Een eigen gemeentelijke mobiliteitsaanpak maakt duidelijk wat de gemeentelijke ambities zijn en op welke wijze deze worden gerealiseerd. De visie en mobiliteitsaanpak zijn vertaald in beleid, dat in hoofdlijnen is gericht op
De rode draad binnen de verkeersnetwerken is de wegencategorisering. Deze bestaat uit een func- tietypering van de wegen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, en de bijbehorende voorkeurs- netwerken. De wegencategorisering is aangevuld voor vrachtverkeer (hoofdroutes), hulpdiensten (uitruk- routes) en landbouwverkeer (voorkeursroutes).
Met deze wegencategorisering worden de randvoorwaarden gecreëerd voor:
Om deze uitgangspunten te bereiken zijn diverse maatregelen nodig. Het beleidskader wordt dan ook verder uitgewerkt in een jaarlijks uitvoeringsprogramma. De keuze, welke projecten in welk jaar worden opgenomen in het uitvoeringsprogramma, is afhankelijk van:
Het gaat zowel om fysieke- als gedragsmaatregelen. In het eerste geval gaat het om projecten die daad- werkelijk zichtbaar zijn in de openbare ruimte, zoals herinrichting van kruispunten. Deze maatregelen richten zich vooral op het realiseren van verkeersnetwerken en de uitvoering van het parkeerbeleid. Uitgangspunt van het parkeerbeleid is, dat er voldoende parkeergelegenheid is, zodat de hinder als gevolg van zoekgedrag en/of foutief geparkeerde auto's wordt voorkomen.
In het bestemmingsplan "Kom Heelweg Oost en West 2013" zijn flexibele bestemmingen opgenomen met ruime mogelijkheden, zodat de indeling van wegen en het verblijfsgebied waar nodig kan worden aangepast.
De gemeente maakt een omslag in het denken over groen. Groen zal een kernkwaliteit van de gemeente in de regio zijn. Groen is behalve voor de ecologie, ook belangrijk voor economische en sociale ontwikkeling. Groen en natuur benaderen we dus niet als iets wat op zichzelf staat, maar vanuit zijn betekening voor maatschappij, mens en milieu.
Een duurzame groenstructuur is kwalitatief hoogwaardig en zorgt voor een aantrekkelijke groene woon- en werkomgeving. De Oude IJsselstreek wil een gemeente zijn met levenskrachtige groene aders. Dit is het perspectief: wie over tien jaar de naam Oude IJsselstreek hoort, denkt direct aan de groenste hoek van Gelderland. Het mag ook eerder, maar groen moet groeien.
In 2020 moet er ecologische, recreatieve, cultuurhistorische en ruimtelijke samenhang zijn in het gemeentelijk groen in en om de gemeente Oude IJsselstreek. Juist daardoor kunnen groen en natuur meerdere functies hebben, houden en krijgen - soms ook tegelijk. Het beleidskader groen moet nog nader worden uitgewerkt in een groenstructuurplan en een groenbeheersplan.
In het bestemmingsplan Kom Heelweg Oost en West 2013 is rekening gehouden met dit beleidskader, doordat structureel groen binnen het plangebied specifiek als zodanig is bestemd.
Het welstandsadvies in de gemeente Oude IJsselstreek wordt verstrekt door een onafhankelijke commissie van het Gelders Genootschap. Bij de toetsing wordt rekening gehouden met het gemeentelijk welstandsbeleid dat voor het betreffende gebied of bouwwerk is vastgesteld en is vastgelegd in de Welstandsnota. Toekomstige bouwplannen moeten wat betreft het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk getoetst worden aan het welstandsbeleid. In de nota worden algemene criteria gegeven waar bouwwerken aan moeten voldoen. Per gebied is specifiek welstandsbeleid opgesteld. Op de historische bebouwingslinten is welstandsniveau 1 van toepassing vanwege de kleinschaligheid en de kwetsbaarheid. Voor de overige deelgebieden geldt het reguliere welstandsniveau (niveau 2). Het aanzicht van het dorp vanuit het buitengebied vraagt bijzondere aandacht, waarbij wordt gestreefd naar een ingetogen en evenwichtig bebouwingsbeeld.
Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan "Kom Heelweg Oost en West 2013" past binnen het rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk komen de uitgangspunten met betrekking tot de gewenste ruimtelijke en functionele structuur aan de orde. Er wordt ingegaan op de ontwikkelingen die door dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.
Het bestemmingsplan "Kom Heelweg Oost en West 2013" is consoliderend van aard en heeft hiermee een beheerskarakter. De bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, is dan ook als zodanig bestemd. Een woning is dan ook als woning bestemd, en een bedrijf als bedrijf. Er wordt één nieuwe ontwikkeling toegestaan met dit plan (bouw nieuwe woning aan de Lankhorsterweg), maar hiervoor vindt geen ingrijpende verandering in de functionele structuur van Heelweg West plaats. Om onnodige starheid te voorkomen is bij elke bestemming gekeken welke mogelijkheden voor ontwikkelingen of veranderingen binnen de bestaande functie mogelijk is. Kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie zijn in meer of mindere mate mogelijk.
Hieronder wordt ingezoomd op de belangrijkste ruimtelijke en functionele uitgangspunten van dit bestemmingsplan.
De gemeente Oude IJsselstreek heeft voor het actualiseren van haar bestemmingsplannen een Handboek bestemmingsplannen opgesteld. In dit handboek wordt een handleiding gegeven voor het standaardiseren van bestemmingsplannen. Er zijn normen vastgesteld waaraan bestemmingsplannen van de gemeente moeten voldoen, zodat de herkenbaarheid, kwaliteit en uniformiteit (inhoudelijk en technisch) gewaarborgd is. Het beschikbaar hebben van uniforme plannen heeft voordelen op het gebied van bruikbaarheid, raadpleegbaarheid, klantvriendelijkheid, rechtszekerheid en efficiency.
Het bestemmingsplan "Kom Heelweg Oost en West 2013" voorziet in een planologische regeling voor het plangebied. In het plangebied ligt één locatie waar een nieuwe woning gebouwd kan worden. Het bestemmingsplan maakt verder de uitbreiding van bestaande woningen en de bouw van bijbehorende gebouwen mogelijk. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen de grootte van de percelen. Op grotere percelen (meer dan 600 m2) is meer bebouwing toegestaan.
Het meest voorkomende gebruik in de kernen Heelweg Oost en Heelweg West is de bestemming "wonen". Binnen deze bestemming zijn naast "wonen" ook "bed en breakfast en aan huis verbonden beroepen" mogelijk. Dit geldt tevens voor het toestaan van bijzondere woonvormen. Wel gelden hier een aantal voorwaarden, omdat de woonfunctie niet in het geding mag komen en de ruimtelijke inpact gering moet blijven. Bedrijvigheid aan huis wordt overal binnen de woonbestemming door middel van een afwijking van de gebruiksregels toegestaan, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden.
In de kleine kernen zijn in de bestaande oude dorpslinten vaak nog locaties te zien, waar vroeger o.a. detailhandel heeft gezeten. Deze panden zijn na beëindiging van de detailhandel veelal geheel in gebruik genomen als woning. Functioneel gezien zouden deze panden weer ingericht kunnen worden voor detailhandel. Om de leefbaarheid in de kleine kernen en dus ook in het Heelweg te vergroten is het middels een afwijking van de gebruiksregels mogelijk om hier opnieuw detailhandel toe te staan, mocht hieraan behoefte bestaan. In dit plangebied is daar sprake van op het perceel Hoge Weg 45.
Voortuinen worden bestemd als tuin; in tuinen mogen namelijk geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd (behalve een erker). Naar de weg gekeerde zijtuinen zijn tevens als "tuin" bestemd. Uitzonderingen hierop zijn zijtuinen van percelen die grenzen aan de bestemming "groen" of zijtuinen waarvan de ruimtelijke impact van eventuele bebouwing, vanwege de ruimtelijke situatie ter plaatse, zeer gering is.
De grote percelen, achter de woningen aan de Hoge Weg en enkele percelen aan de Bosboombroekerweg, welke in gebruik zijn als tuin, moestuin, paarden- en schapenweide (en daarmee vergelijkbaar) en welke niet beroepsmatig gebruikt worden, worden in dit bestemmingsplan bestemd tot 'tuin-gaarde'. Hiermee regelt het bestemmingsplan het gebruik en daarmee het open blijven van deze terreinen (karakteristiek van het plangebied blijft zo in stand).
Alle bestaande bedrijven hebben overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplan een specifieke aanduiding gekregen. Hiermee wordt gewaarborgd, dat de bestaande bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend. Zodra dit bedrijf zijn activiteiten beëindigd, kan echter enkel nog een bedrijf in een lagere categorie op de betreffende locatie worden gevestigd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage bij de regels is opgenomen.
Voor al deze bedrijven geldt dat door middel van een bebouwingsvlak op de verbeelding wordt aangegeven tot waar de bedrijven hun bebouwing mogen oprichten en hoeveel van dit vlak bebouwd mag worden. Tevens wordt de toegestane goot-en nokhoogte aangegeven. De bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn in principe uitgesloten.
In de woonomgeving gelegen maatschappelijke voorzieningen zoals de basisschool en het buurtschapshuis worden bestemd met "Maatschappelijk". Andere voorzieningen zoals detailhandel kan in de woonomgeving plaatsvinden en wordt dan ook als zodanig bestemd.
Door middel van een bebouwingsvlak wordt op de verbeelding aangegeven tot waar de detailhandel en voorzieningen hun bebouwing mogen oprichten en hoeveel van dit vlak bebouwd mag worden. Tevens wordt de toegestane goot-en nokhoogte aangegeven. De bestaande bedrijfswoning op het perceel met de bestemming "detailhandel" is positief bestemd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn in principe uitgesloten.
Aan de Bosboombroekerweg 20 bevindt zich een woonboerderij met appartementen en recreatiewoningen. Het perceel is bestemd als "gemengd". Hierin zijn de functies "Wonen" en "Recreatie" toegestaan. Permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan.
De wegen in de bebouwde kom worden bestemd als "Verkeer -Verblijfsgebied". Het is een flexibele bestemming, zodat het openbaar gebied flexibel kan worden ingericht met groen, parkeerplaatsen, speeltuintjes en andere binnen deze bestemming passende functies.
De grotere groene gebieden als afscheiding van de bedrijfspercelen Molenweg 20 en 20A en een hoek van het perceel Bosboombroekerweg 10A krijgen de bestemming "Groen". Aan het overige kleinschalige groen wordt de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend. Binnen de bestemming 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn ook waterpartijen toegestaan. Watergangen zijn echter specifiek tot 'Water' bestemd.
In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld. Met betrekking tot milieu komen hierbij aan de orde: bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en overige hinder en risico's. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden. Tenslotte wordt ingegaan op aspecten flora en afuna, alsook van verkeer en parkeren.
Duidelijk moet zijn dat onderhavig komplan een actualisatie betreft van reeds bestaande bestemmingsplannen en eerder verleende vrijstellingen, en dus reeds bestaande situaties. Nu reeds sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan de verschillende omgevinsaspecten. De hieronder genoemde milieutechnische aspecten worden daarom slechts in algemeenheid beschreven.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Onderzoeksplicht
Er is plicht om onderzoek te doen naar onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied. Er moet onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.
Een bodemonderzoek heeft doorgaans een geldigheid van twee tot drie jaar als het gebruikt wordt ten behoeve van een bouwaanvraag. In veel gevallen kan deze termijn worden verruimd naar een periode van vijf jaar. Hierbij mag geen wezenlijke verandering in het gebruik of bodemgesteldheid van de locatie hebben plaatsgevonden.
Doel
De provincie Gelderland heeft als doel gesteld dat er in 2030 geen Gelderse inwoners meer in hun woonomgeving worden blootgesteld aan ernstige bodemverontreinigingen. Dit is conform het landelijke bodemsaneringsbeleid. De provincie geeft voorrang aan het schoonmaken van locaties in woongebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Gedeputeerde Staten van de provincie zullen alleen in uitzonderlijke gevallen de sanering zelf ter hand nemen. Zij willen hun budget in de toekomst vooral inzetten voor financiële bijdragen aan derden om zo de bodemsanering een impuls te geven. Het is de bedoeling dat de markt een groot deel van de saneringen financiert, op momenten dat er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden op de locaties.
Locaties
De gemeenten in Gelderland hebben samen met de provincie alle verdachte locaties in Gelderland in beeld gebracht. Voor de verontreinigde locaties gelden dat er bij gemeenten nog meer of andere locaties bekend kunnen zijn dan bij de provincie. Dat komt doordat de provincie alleen betrokken wordt bij een verontreiniging als uit onderzoek blijkt dat deze verontreiniging (vermoedelijk) ernstig is. Voor niet-ernstige verontreinigingen is de geldende gemeentelijke regelgeving van toepassing.
Wat betekent dit voor het plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter. De voorliggende bestemmingsplanregeling gaat uit van de bestaande rechten en situatie, waardoor ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan geen onderzoek naar de milieukundige bodemkwaliteit is vereist. Voor nieuwbouwsituaties die buiten het plangebied vallen, zal specifiek onderzoek verricht worden naar de bodemkwaliteit. Voorts maakt de bodemgeschiktheidsverklaring onderdeel uit van de bouwverordening, zodat dit bij een eventuele omgevingsvergunningverlening is afgedekt.
Daarmee kan worden zeker gesteld dat vóór de bouw een onderzoek wordt verricht naar de gesteldheid van de bodem.
Conclusie
Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect bodem.
Nieuwbouwlocatie Lankhorsterweg
Op 12 juni 2013 is voor het peceel Lankhorsterweg ong., kadastraal bekend Varsseveld, sectie G, nummer 1775 (ged.) een bodemonderzoek uitgevoerd door Milieutechniek Roumaat Groenlo BV (rapportnummer MT.13171).De conclusie luidt als volgt: "Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er ons inziens op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan
Per 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Hierin staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai.
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar de geluidbelasting. Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet
getoetst te worden aan het aspect geluid.
Nieuwbouwlocatie Lankhorsterweg
Aangezien hier sprake is van een nieuwbouwlocatie zal moeten worden aangetoond, dat er voldaan wordt aan de voorkeurswaarde. De voorkeurswaarde is 48 dB. Uitgaande van 900 mvt/etmaal, normaal asfalt, 60 km/uur bedraagt de gevelbelasting op 17 m van de wegas 53 dB minus 5 dB wettelijke aftrek wordt 48 dB. Bij 900 mvt/etmaal wordt dus al voldaan van de voorkeurswaarde. In de betreffende situatie is echter geen sprake van 900 mtv/etmaal maar van 83 mtv/etmaal. Er kan dus ruim worden voldaan aan de voorkeurswaarde. Een hogere waarde in niet nodig.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Dit is feitelijk een wijziging van titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat de wettelijke grens- en richtwaarden voor de luchtkwaliteit in Nederland. In de wet wordt rekening gehouden met de mate van luchtverontreiniging. Hierbij wordt gekeken of de ontwikkeling in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Voor woningbouw geldt een grens van niet in betekenende mate bij 1500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg.
Conclusie
Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect luchtkwaliteit. Bovendien zal door het toevoegen van één woning geen sprake zijn van verslechtering van de luchtkwaliteit. Een onderzoek kan achterwege blijven.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport. Het doel van het veiligheidsbeleid is zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en op termijn ook het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle activiteiten. In de bovengenoemde wetgeving wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide begrippen worden hier onder uitgelegd.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per risicobron vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) per jaar bedraagt. Deze contour is wettelijk vastgesteld als grens- of richtwaarde. Kwetsbare objecten zoals bijvoorbeeld woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, grote (kantoor)gebouwen en grotere recreatieterreinen zijn niet toegestaan binnen deze 10-6 contour.
Groepsrisico
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting, transportroute gevaarlijke stoffen of buisleiding en als gevolg van een ongewoon voorval in dit invloedsgebied waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Het invloedsgebied is het gebied waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het groepsrisico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een ongeval bij een risicolocatie 10, 100 of 1000 slachtoffers tegelijk vallen. Bij transportrisico's geldt dat de oriëntatie waarde voor het groepsrisico overeen komt met de kans op 10 slachtoffers gelijk aan één op de tienduizend (10-4). De kans op 100 slachtoffers gelijk aan één op de miljoen (10-6) enzovoorts. Voor stationaire bronnen geldt dat de oriëntatiewaarde een factor 10 lager ligt.
De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is geen wettelijke norm, het is bedoeld als een ijkpunt. Er kunnen redenen zijn dat een gemeente meer of juist minder risico's accepteert. De gemeente is verplicht om bij risicovolle situatie een belangenafweging te maken (verantwoording groepsrisico).
Daarbij spelen onder anderen beheersbaarheid en bestijdbaarheid van een incident, de zelfredzaamheid van bewoners, vluchtwegen, economische en maatschappelijke belangen een rol.
Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt in principe een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor de toename van het groepsrisico ten gevolge van een verhoogde personendichtheid.
Transportroutes
Momenteel is het toetsingskader voor transportroutes vastgelegd in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen 2009. Er wordt gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving (Besluit transportroutes externe veiligheid, Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet, voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen over rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen.
Gemeente Oude IJsselstreek heeft op 18 februari 2010 een beleidsnotitie externe veiligheid vastgesteld. Hierin is een aanvullend toetsingskader opgenomen. Daarbij is gekozen voor een benadering van drie gebiedstypen. Dit vanwege de afweging tussen twee belangrijke uitgangspunten:
* veiligheid in woonwijken en
* het niet onnodig frustreren van bedrijfsactiviteiten op bedrijventerreinen.
Er is geprobeerd een optimale mix te vinden in normen, maatregelen en hulpmiddelen, die passen bij het betreffende gebiedstype. Dit heeft geleid tot de keus voor de volgende gebiedstypen:
De beleidskeuzes laten zich als volgt samenvatten:
Overschrijding grenswaarde plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten | Overschrijding richtwaarde plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten | Overschrijding oriënterende waarde groepsrisico | Toename groepsrisico |
|
Wonen en Landelijk gebied | Niet acceptabel | Niet acceptabel (m.u.v.bestaande situaties) | Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) | Acceptabel onder voorwaarden |
Ruimte voor industrie | Niet acceptabel | Acceptabel onder voorwaarden | Acceptabel onder voorwaarden | Acceptabel onder voorwaarden |
Ruimte wonen én werken | Niet acceptabel | Acceptabel onder voorwaarden | Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) |
Acceptabel onder voorwaarden |
Deze beleidskeuzes zijn alleen van toepassing voor nieuwe situaties. Voor bestaande situaties zijn overschrijdingen van de richtwaarde en de oriënterende waarde acceptabel. In het gebiedstype "wonen en landelijk gebied", waartoe ook centrumgebieden worden gerekend, moet bij overschrijding van de richtwaarde worden nagegaan of maatregelen nodig zijn.
Om in beeld te brengen of er in het plangebied of in de nabijheid daarvan stationaire bronnen aanwezig zijn, is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Een uitsnede daarvan is op de navolgende afbeelding weergegeven:
In het plangebied Heelweg Oost ligt een deel van een DPO (Defensie Pijpleiding Organisatie) brandstofleiding.De Defensie Pijpleiding Organisatie heeft aangegeven dat de leiding die in de buurt van Heelweg Oost loopt buiten gebruik is. Een deel van de leiding is opgeruimd. Het deel Marienveld – Dinxperlo is echter nog aanwezig.
Voor deze leiding geldt dat er geen contouren rond de leiding aanwezig zijn. Eventueel kan deze leiding worden verwijderd als hier hinder van wordt ondervonden. Rond deze leiding hoeft dus geen rekening te worden gehouden met externe veiligheid.
Bij mogelijke graafwerkzaamheden rond de leiding is het wel noodzakelijk om Defensie te benaderen. Zij zijn nog steeds eigenaar van de leiding.
In het plangebied Heelweg West ligt aan de Molenweg 39 de basisschool, welke is aangegeven als "kwetsbaar object - onderwijsinstelling". Buiten het plangebied zijn de locaties Kuenenweg 7 (loonbedrijf) en Molenweg 32 (loonbedrijf) aangegeven als "kwetsbaar object - overig".
Uit het voorgaande blijkt dat in het kader van de externe veiligheid geen risicobronnen aanwezig zijn in het plangebied en nader onderzoek is daarom niet nodig.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
De Wet geurhinder en veehouderij vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de veehouderij. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelastings- en afstandsnormen in rol bij de beoordleing of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafwezing voor een zorgvulidige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.
In het plangebied wordt één nieuwe geurgevoelige ontwikkeling mogelijk gemaakt in de vorm van een woning aan de Lankhorsterweg. Door het beëindigen van de veehouderij aan de Kuenenweg 1c in Heelweg West is er geen sprake meer van een dichtbij gelegen bedrijf. De dichtsbijzijnde melkrundveehouderij is gelegen op het adres Molenweg 37. Deze ligt op een afstand van 315 m. De minimaal aan te houden afstand op grond van het Activiteitenbesluit bedraagt 100 meter. Aangezien er verder in de directe omgeving geen veehouderijen zijn gelegen, is er geen sprake van geurhinder van veehouderijen op de nieuwbouwlocatie aan de Lankhorsterweg. Andersom is er - gezien de grote afstand - geen sprake van belemmeringen voor de veehouderij door de bouw van een nieuwe woning aan de Lankhorsterweg.
Voor het overige deel vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats, waardoor er niet getoetst hoeft te worden aan de Wet geurhinder en veehouderij.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Om milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijke spoor te voorkomen, kunnen in een bestemmingsplan grenzen worden gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Het instrument hiervoor is milieuzonering. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Voor het bepalen van de afstanden wordt gebruik gemaakt van de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Hierin is de potentiële milieubelasting voor een hele reeks van bedrijven bepaald aan de hand van een aantal milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Op basis van de milieuaspecten wordt de milieucategorie van een bedrijfstype bepaald. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De in de bedrijvenlijst geadviseerde afstanden zijn gericht op het omgevingstype "rustige woonwijk" of "gemengd gebied".
Conclusie
Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect overige hinder en risico's. Er wordt geen vestiging van nieuwe bedrijven mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan.
De klimaatveranderingen, de eindigheid van de fossiele brandstof en het daarop anticiperende beleid van het Rijk, provincies en gemeenten vragen er om dat actief gekeken naar duurzaamheid in nieuwbouwplannen. Het betreft thema's zoals CO2- en energiebesparing, duurzame energie en duurzaam bouwen. De gemeente Oude IJsselstreek (Klimaatbeleid, energiekansenkaart 2006), de provincie Gelderland en het ministerie Infrastructuur en Milieu hechten allen belang aan duurzaam bouwen. Bouwende partijen worden gestimuleerd hier aandacht aan te geven en nu al te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen op dit gebied.
De gemeente Oude IJsselstreek streeft naar een verscherpte EPC van minimaal 10%. In de energiekansenkaart worden de economisch meest gunstige opties uitgewerkt. Daar waar mogelijk heeft het toepassen van zongerichte verkaveling de voorkeur. Duurzaamheid is onder te verdelen in o.a. energieverbruik, materiaal verbruik, waterverbruik, maar ook het binnenmilieu en toekomstgericht bouwen.
Voor woningbouw (nieuwbouw) is in de Regio Achterhoek een puntenlijst ontwikkeld om particulieren die duurzaam willen bouwen een handvat te bieden. De vier bovengenoemde elementen zijn hierin verwerkt. Deze puntenlijst is zeer geschikt om richting en invulling te geven aan het duurzaam bouwen en het dubo gehalte van de woning te meten (www.oude-ijsselstreek.nl/ digitaalloket/ duurzaam bouwen).
Cultuurhistorisch erfgoed geeft weer hoe de gemeente zich door de tijd heen heeft ontwikkeld. Het geeft een plek in de geschiedenis en is mede bepalend voor de identiteit van een gemeente en haar bewoners.
Tegenwoordig dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Voor enkele specifieke belangen, zoals archeologie, was reeds voorgeschreven dat in de toelichting bij het bestemmingsplan dient te worden aangegeven op welke wijze met deze belangen is omgegaan. Deze wijze van borging via het systeem van de ruimtelijke ordening bestond eerder nog niet voor cultuurhistorische waarden in het algemeen. Het systeem van borging via de Wro dat al gold voor archeologie is nu als het ware uitgebreid tot alle cultuurhistorische waarden.
In de toelichting dient daarom een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Archeologie is hiervan een onderdeel.
De erfgoedzorg zal zich de komende jaren, meer nog dan voorheen, richten op het opnemen van cultuurhistorische belangen in processen van ruimtelijke ordening en planvorming. De monumentenzorg heeft hierin een moderniseringsslag gemaakt, waarbij het aspect erfgoed in de meest brede zin van het woord uitgelegd wordt. Het gaat niet langer om alleen gebouwen en andere objecten (zoals eerst het geval was), maar nu wordt er ook aandacht besteed aan de grotere lijnen, structuren en gebieden. Ook het cultuurlandschap is daarmee een pijler van de erfgoedzorg geworden, naast gebouwen en archeologische monumenten. Het gaat echter niet om het op slot zetten (behoud) van ons landschap, want het landschap is per definitie veranderlijk en ook in gebruik door de landbouw. Maar het vraagt wel aandacht voor zichtlijnen, landgoederen, beplanting, hoogte-elementen, kavelstructuren, bebouwingsstructuren, openheid, etc.
Bij cultuurhistorische waarden gaat het dus over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
In paragraaf 2.1 wordt nader ingegaan op de (cultuurhistorische) ontstaansgeschiedenis van Heelweg en het plangebied. Voor een opsomming van de monumenten in het plangebied wordt verwezen naar paragraaf 5.2.3. Het in het bestemmingsplan vastleggen (ofwel bestemmen) van bepaalde cultuurhistorische structuren, is gelet op de aard van het plangebied (met name een woongebied) niet noodzakelijk.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologisch monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Hierdoor is het Verdrag van Malta (Verdrag van Valletta) inzake de bescherming van archeologisch erfgoed in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Malta gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf (in situ). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Het verdrag wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.
Het is van groot belang om de archeologische kwaliteiten van locaties in kaart te brengen. Dit is in kaart gebracht in de Cultuurhistorische inventarisatie, waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart (opgesteld 27 april 2010), die als basis dient voor het archeologiebeleid van de gemeente Oude IJsselstreek. Het plangebied kent een lage archeologische verwachting.
Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie (dit plan betreft
immers een actualisatie), hoeft geen nader onderzoek te worden verricht naar archeologie. Wel zal in
de regels een dubbelbestemming worden opgenomen, die in bepaalde gevallen een verplichting oplegt
tot het doen van archeologisch vooronderzoek bij nieuwe ontwikkelingen.
Nieuwbouwlocatie Lankhorsterweg
Het perceel voor de geplande nieuwbouwlocatie aan de Lankhorsterweg ongenummerd is volgens de Archeologische Waarden en Verwachtingenkaart gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Gezien de lage archeologische verwachtingswaarde en de te roeren oppervlakte is geen archeologisch vooronderzoek noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Binnen het plangebied is één gemeentelijk monument gelegen namelijk:
Hogeweg 43-45: voormalige smederij, winkel, woonhuis.
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Op grond van de Natuurbeschermingswet wordt de gebiedsbescherming geregeld. Hierbij worden speciaal aangewezen gebieden beschermd. Het plangebied bevindt zich niet in of in de directe omgeving van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de directe omgeving van de ecologische hoofdstructuur. Gebiedsbescherming is daarmee niet aan de orde.
In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming vastgesteld. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet worden onderzocht of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.
Zoals al eerder aangegeven, heeft het bestemmingsplan een voornamelijk een conserverend karakter en legt het de reeds bestaande situatie vast. Het bestaande groen wordt tevens niet aangetast. Het plan heeft daarmee een beheersgericht karakter. Toetsen aan de Flora- en faunawet is in dit bestemmingsplan dus niet aan de orde, omdat er geen sprake kan zijn van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten. Voor de nieuwe ontwikkeling aan de Lankhorsterweg is geen flora & fauna onderzoek noodzakelijk. Het betreft een grasland, waar door het gebruik als zodanig geen beschermde natuurwaarden te verwachten zijn. Een onderzoek kan achterwege blijven.
De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. De huidige infrastructuur brengt geen bijzondere problemen met zich mee. Er is ervoor gekozen om de verblijfsgebieden (zoals de 30 km-zones) als 'Verkeer - Verblijfsgebied' te bestemmen.
De relatie tussen water en ruimte is tweeledig: waterkwaliteit en kwantiteit beïnvloeden ruimtelijke ontwikkelingen en deze beïnvloeden het waterbeheer. In deze paragraaf krijgt u meer informatie over water in de ruimtelijk planvorming.
Het Waterplan Gelderland 2010-2015 bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan op basis van de Waterwet de status van structuurvisie en is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelkijke ordening de provincie daarvoor wil inzetten.
De gemeente Oude IJsselstreek ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in 2009 een waterbeheerplan vastgesteld voor de periode 2010-2015. Met de voornemens uit het Waterbeheerplan wil het waterschap actief inspelen op alle lopende en komende veranderingen zoals de wijzigingen in de waterwetgeving in de Kaderrichtlijn Water. Er zijn mogelijkheden om de waterkwaliteit nog verder te verbeteren en om meer ruimte te bieden voor het vasthouden van water. Het gewenste peilbeheer wordt in het hele gebied in de komende periode planmatig opgepakt voor de landbouw en de natuur. Het beheer van water en afvalwater in stedelijk gebied krijgt steeds meer aandacht. In het landelijk gebied wil het waterschap kansen bieden voor recreatie op of bij het water.
Het Waterbeheerplan 2010-2015 bevat het beleid op hoofdlijnen voor alle taakgebieden van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit plan is opgesteld samen met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van het deelstroomgebied Rijn-Oost. Het plan geeft aan welke doelen het Waterschap nastreeft en welke maatregelen en projecten daarvoor in de planperiode worden ingezet. De maatregelen die uitgevoerd worden en de bijbehorende financiële middelen zijn op hoofdlijnen aangegeven. De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoonwater en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van de ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
De gemeente Oude IJsselstreek en het Waterschap Rijn en IJssel hebben een gemeentelijk waterplan opgesteld. In dit waterplan wordt een integrale visie gegeven op water in Oude IJsselstreek. Deze visie geeft een doorkijk naar de middellange termijn (circa 10 jaar) en de lange termijn (2030). Aan de visie is een uitvoeringsprogramma gekoppeld voor de korte termijn (5 jaar). Het waterplan biedt handvatten voor het opstellen van ruimtelijke plannen, voor de afstemming met rioolbeheer en geeft zo inzicht in de mogelijkheden om te komen tot een duurzaam watersysteem binnen de gemeente.
Er wordt gestreefd naar een gezond, veerkrachtig, kwalitatief goed, aantrekkelijk en op de toekomst berekend watersysteem en waterketen. De toekomstvisie is gericht op vier aspecten:
Water is een drager voor een gezonde economie;
Water is een drager voor de sociale aspecten en beleving;
Water is een drager voor ecologische ontwikkeling;
Water is een drager voor volksgezondheid en veiligheid.
De volgende maatschappelijke streefeffecten verwoorden de waterambitie van de gemeente:
Het gemeentelijk beleid is gericht op het scheiden van (afval)waterstromen. Relatief schoon regenwater hoeft niet te worden afgevoerd naar de zuivering, maar wordt zo lang mogelijk vastgehouden in het gebied middels retentievoorzieningen en/of infiltratie. Heelweg-West kent een gemengd stelsel (voor afvalwater en regenwater samen). Bij vervangingswerkzaamheden van het gemengde riool, zal worden bezien in hoeverre afkoppeling van verhard oppervlak mogelijk is. In Heelweg Oost is al wel een gescheiden rioolstelsel aanwezig.
Binnen de gemeente Oude IJsselstreek zijn alle percelen aangesloten op de riolering of op IBA-systemen. Het rioleringstelsel van de gemeente Oude IJsselstreek bestaat uit ruim 193 km vrijverval leiding, 178 km drukriolering en 22 km persleiding. In dit rioleringsstelsel zijn 61 overstorten en inmiddels 17 bergbezinkvoorzieningen opgenomen. Het afvalwater wordt verwerkt door RWZI Etten of RWZI Varseveld.
Aan de zuidzijde van Heelweg Oost loopt een watergang, de Geesink Waterleiding, die in eigendom en/of beheer van het waterschap Rijn en IJssel is.
Het bestemmingsplan heeft, zoals al eerder aangegeven, een conserverend karakter, nu het voornamelijk de bestaande situatie vastlegt. De enige nieuwe ontwikkeling is de bouw van een nieuwe woning aan de Lankhorsterweg. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter. Voor de nieuwe ontwikkeling aan de Lankhorsterweg is gekeken naar onderstaande aspecten als eventueel wateroverlast, hoe om te gaan met riolering en veiligheid, etc.
Watertoetstabel
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit |
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Ja Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlakte- water geloosd? |
Nee |
1 |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee
Nee Nee |
1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Ja Nee |
1 2 |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | 2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect
Riolering en afvalwaterketen
Het rioolstelsel heeft voldoende capaciteit om de toename in het afvalwater als gevolg van de bouw van één nieuwe woning te verwerken. Het hemelwater wordt niet aangesloten op het rioolstelsel en zal ter plaatse infiltreren/geborgen worden. Het functioneren van de riolering wordt niet nadelig beïnvloed en het milieu wordt niet zwaarder belast dan in de huidige situatie.
Wateroverlast
Bij vervangingswerkzaamheden van het gemengde riool in Heelweg West, zal worden bezien in hoeverre afkoppeling van verhard oppervlak mogelijk is.
Inrichting en beheer
De voorgenomen ontwikkeling is geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van het watersysteem. Grenzend aan het plan en in het plan liggen watergangen waarop de keur van toepassing is. Uit te voeren werkzaamheden binnen een zone van 5 meter uit de insteek van deze watergang zijn vergunningplichtig.
Overleg met de waterbeheerder
De watertoets is in gezamenlijk overleg met de waterbeheerder opgesteld.
Hoe gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt en wat er mag worden gebouwd staat in de regels en verbeelding.
De basis voor de verbeelding (de tekening), is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven.
Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen aangegeven. De bestemmingen worden met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Verder zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.
Het bestemmingsplan 'Kom Heelweg Oost en West 2013' is een overwegend conserverend plan. Dit betekent dat overwegend het huidige gebruik en de huidige verschijningsvorm als uitgangspunt dienen. Deze worden in dit plan vastgelegd met een vernieuwde regeling. De regeling is flexibeler dan de lappendeken aan geldende bestemmingsplannen. Dit is een gevolg van een andere tijdsgeest en andere inzichten.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening, welke van kracht zijn per 1 juli 2008. Voor de bestemmingen en regels is gebruik gemaakt van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De SVBP2012 regelt de standaardisering en uniformering van bestemmingen en regels. In het kader van de Wro is dit bestemmingsplan ook digitaal opgesteld. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat een bestemmingsplan is en wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen dit bestemmingsplan.
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevings- vergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
Hoofdstuk I bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
Artikel 1 begrippen: bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd. Hierdoor wordt onduidelijkheid voorkomen.
Artikel 2 wijze van meten: geeft aan op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels.
Dit bestemmingsplan kent de bestemmingen 'Agrarisch', 'Bedrijf', 'Detailhandel, 'Gemengd', 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Tuin', 'Tuin-Gaarde', 'Verkeer - Verblijfsgebied´ en 'Wonen' (artikel 3 t/m 13). Daarnaast is 'Waarde - Archeologische verwachting II' (artikel 14) als dubbelbestemming opgenomen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de opzet van de regels bij het bestemmingsplan. De afzonderlijke bestemmingen worden - geclusterd - nader toegelicht. Hierbij wordt ook verwezen naar de uitgangspunten van de verschillende bestemmingen, zoals in hoofdstuk 4 aan bod gekomen.
Bestemming 'Agrarisch'
In het plangebied zijn agrarische gronden opgenomen. Het betreft hier onbebouwde gronden. Per bouwperceel is maximaal één gebouw toegestaan van maximaal 50 m2 en 3 meter hoog. Daarnaast mogen alleen erf- en terreinafscheidingen gebouwd worden.
Bestemming 'Bedrijf'
Bestaande bedrijven in de woonomgeving krijgen de bestemming 'Bedrijf' en zijn nader aangeduid met een specifieke functieaanduiding.
Binnen de bouwregels zijn normen gesteld voor de bedrijfsgebouwen, nutsvoorzieningen, bedrijfswoningen, bijbehorende gebouwen bij bedrijfswoningen, ondergronds bouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor al deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bebouwingspercentage, etc. Daarnaast zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor 'productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit' en opslag. Onder voorwaarden kan afgeweken worden van de gebruiksregels voor bedrijven uit een lagere categorie.
Alle (openbare) nutsvoorzieningen in het plangebied zijn ook in de bedrijfsbestemming opgenomen, met als nadere aanduiding 'nutsvoorziening'. Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan voor zover op de verbeelding op de betreffende gronden een aanduiding is opgenomen. Deze wijze van regelen van bedrijfswoningen is overigens in alle niet-woonbestemmingen in dit bestemmingsplan hetzelfde. Het betreft hier in beginsel alleen de bestaande bedrijfswoningen.
Bestemmingen 'Detailhandel', 'Gemengd' en 'Maatschappelijk'
De panden zijn bestemd naar de huidige legale situatie. Zo is bjivoorbeeld een winkel bestemd tot 'Detailhandel' en een school en buurtschapshuis tot 'Maatschappelijk'.
In situaties waar sprake is van twee of meer gelijkwaardige bestemmingen wordt gekozen voor de bestemming 'Gemengd'. Dit is aan de orde bij de locatie Bosboombroekerweg 20, waarzowel sprake is van 'Wonen' als 'Recreatie'.
Binnen de bouwregels zijn normen gesteld voor de hoofdgebouwen, bedrijfswoningen, bijbehorende gebouwen bij bedrijfswoningen, ondergronds bouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor al deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bebouwingspercentage, etc. Bij de 'bestemming 'Maatschappelijk' is onder voorwaarden horeca of detailhandel als nevenactiviteit toegestaan. Alleen bestaande (bedrijfs)woningen zijn toegestaan. Bij de bestemming 'Gemengd' is permanente bewoning van recreatiewoningen uitgesloten.
Bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water'
Structureel groen heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Kleinere stukjes groen zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied', hetgeen meer flexibiliteit inhoudt. De openbare gebieden met een verblijfsfunctie zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied', zodat het openbaar gebied flexibel kan worden ingericht met groen, parkeerplaatsen, speeltuintjes en andere binnen deze bestemming passende functies. Binnen de eerder genoemde bestemmingen zijn ook waterpartijen (zoals sloten, vijvers en watergangen toegestaan. Grotere wateroppervlakten en watergangen van het Waterschap zijn echter specifiek tot 'Water' bestemd.
Bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Tuin - Gaarde'
Woningen zijn alleen mogelijk binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Bijbehorende bouwwerken mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. Voortuinen (en in principe ook de naar de weg gekeerde zijtuinen) worden bestemd als tuin; in tuinen mogen namelijk geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd (behalve een erker).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de grootte van de percelen. Op grotere percelen (meer dan 600 m2) is meer bebouwing toegestaan. Bestaande bouwmogelijkheden die nu nog onbenut zijn blijven in dit bestemmingsplan positief bestemd.
Binnen de bestemming wonen is - onder voorwaarden- een bed & breakfast bij rechte toegestaan. Een aan huis verbonden beroep is onder voorwaarden bij rechte mogelijk. Dit bestemmingsplan biedt tevens de mogelijkheid om bij rechte 'bijzondere woonvormen' toe te staan. Door van de regels af te wijken is een aan huis verbonden bedrijf (onder voorwaarden) mogelijk, maar ook worden hiermee mogelijkheden gegeven voor het voeren van detailhandel in voormalige winkelpanden.
Daar waar in de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - voormalig winkelpand' is aangegeven, is ook detailhandel toegestaan.
Dubbelbestemming Archeologische Verwachting II
Zoals reeds in paragraaf 5.2.2 is beschreven, kent het plangebied een lage archeologische verwachting. Dit heeft ertoe geleidt dat er bepaalde regels zijn opgenomen hoe met deze archeologische waarden en verwachtingen om te gaan bij nieuwe bouwplannen. Zo moet bij een bepaalde grootte en diepte archeologisch onderzoek plaatsvinden. Voordat besloten kan worden op een omgevingsvergunning zal een archeologisch deskundige hierover advies moeten geven.
Algemene regels
In hoofdstuk 3 van de regels zijn een anti dubbeltelbepaling opgenomen, alsook algemene bouwregels, algemene afwijkingsregels, en algemene wijzigingsregels (artikel 15 t/m 19).
Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 is het overgangsrecht uiteengezet voor bouwwerken en gebruik. Ook wordt hier de aanhaaltitel van het plan geregeld (artikel 20 en 21).
In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
In dit plan wordt voornamelijk de bestaande planologisch feitelijke situatie vastgelegd. Met dit plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die kosten meebrengen voor de gemeente, zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening. Voor de nieuwbouwlocatie Lankhorsterweg is met de aanvragers een planschadeovereenkomst afgesloten.