direct naar inhoud van 5.2 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Kom Varsseveld 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000030-DE01

5.2 Cultuurhistorie en archeologie

5.2.1 Cultuurhistorie

Het gebied rond Varsseveld behoort tot het kampenlandschap. Dit landschapstype komt voor in zandgebieden en wordt gekenmerkt door een onregelmatige verkaveling, beken glooiingen, kleinschalige afwisseling van essen (akkers), graslanden en beplantingen. Varsseveld is ontstaan als een esdorp, bestaande uit een groot akkercomplex waarbinnen de historische kern is ontstaan.

Op grond van de bewoningsgeschiedenis van dit deel van het kampenlandschap mag worden aangenomen dat de essen in en rond Varsseveld al zeer lange tijd in gebruik en bewoond zijn. Het gebied is relatief hoog gelegen, heeft een zandige ondergrond en is dus ook relatief droog. Dit maakte het een geschikt gebied voor akkerbouw en met name voor de combinatie van akkerbouw en veehouderijen (weiden). Door gebruik te maken van het potstalsysteem, waarbij de mest van het vee met plaggen of stro werd vermengd en op de akkers werd gebracht, ontstonden steeds dikkere esdekken die op die manier steeds meer geschikt voor akkerbouw werden.

De boerderijen werden in hoofdzaak in de dorpen en de directe omgeving hiervan geplaatst. Er heeft echter ook meer verspreid bewoning plaats gevonden op en rond de (éénmans)essen. Omdat de esdekken van Varsseveld voor een belangrijk deel zijn bebouwd dan wel geëgaliseerd wordt het van steeds groter belang om een eskop waar mogelijk in stand te laten.

Het plangebied ligt in het Achterhoekse dekzandlandschap. Door de werking van wind en water is in het dekzandlandschap een patroon ontstaan van vlaktes, welvingen, dekzandkopjes en –ruggen en beekoverstromingsvlakten. Heel kenmerkend voor de omgeving van Varsseveld zijn de zogenaamde 'Varsseveldse kopjes'; een groot aantal, kleine dekzandkopjes met een hoogte van maximaal 1,5 meter. Deze dekzandkopjes zijn ontstaan in de laatste ijstijd. Het is een fraai overblijfsel van het Oost-Nederlandse kampenlandschap. De hoogteverschillen zijn in de loop der tijd minder duidelijk geworden door de vele grondbewerkingen. Door ontginning en agrarisch gebruik heeft in de bovenste 1 tot 2 meter bodemvorming plaatsgevonden.

De ondergrond van Varsseveld bestaat grotendeels uit zand. De zandgebieden van de Achterhoek bestaan uit een relatief vlak gebied waarbinnen geringe hoogteverschillen voor een sterk verschillend aanzien hebben gezorgd. Tussen Ruurlo en Aalten was sprake van een lager gelegen vlak zandgebied waar, door het verzamelen van water uit de omliggende infiltratiegebieden, grote onbruikbare natte veen- en heidegebieden zijn ontstaan (aangeduid als –veld of –veen). Varsseveld is ontstaan op de overgang tussen deze veengebieden en een hogere zandrug ten zuidwesten hiervan. Deze rug kenmerkte zich door uitgestrekte bos- en heideterreinen, veelal te droog voor het bedrijven van landbouw. Op de overgang ontstond een vruchtbaar landbouwgebied, door mensenhand opgebracht in de vorm van esdekken.

5.2.2 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologisch monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Hierdoor is het Verdrag van Malta (Verdrag van Valletta) inzake de bescherming van archeologisch erfgoed in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Malta gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf (in situ). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Het verdrag wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.

Per 1 september 2007 zijn de archeologische taken en verplichtingen, die voortvloeien uit de nieuwe Wamz, bij de gemeenten komen te liggen. Van hen wordt verwacht dat zij een archeologisch beleid met bijbehorende instrumenten ontwikkelen. De belangrijkste verplichting ingevolge de Wamz is dat de gemeenteraad bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moet houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Ook bij het voeren van ontheffingsprocedures dient het archeologisch belang expliciet te worden meegewogen. Dit impliceert de plicht voor de gemeenten om kennis te vergaren omtrent het bodemarchief ter plaatse. Het vervaardigen van een archeologische verwachtingskaart is in dit verband een nuttig hulpmiddel. Echter, niet al het archeologisch erfgoed heeft de potentie tot kennisvermeerdering. De kwaliteit en de kwantiteit van het archeologisch erfgoed verschilt namelijk sterk per gemeente. Een wetenschappelijk verantwoorde aanpak verheldert welke bijdrage het gemeentelijk bodemarchief potentieel kan leveren aan de nationale of regionale kennis van het verleden. Archeologische relicten die geen bijdrage leveren mogen verloren gaan, dit mede gezien in het licht van de hoge kosten die gemoeid gaan met opgravingen. Het is daarom van groot belang om de archeologische kwaliteiten van locaties in kaart te brengen. Dit is in kaart gebracht in de Cultuurhistorische inventarisatie, waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart, die als basis dient voor het archeologiebeleid van de gemeente Oude IJsselstreek, opgesteld 27 april 2010. Het gebied van de kern van Varsseveld wordt aangemerkt als een gebied met een hoge archeologische verwachting.

Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect cultuurhistorie en archeologie.

5.2.3 Monumenten

Binnen het plangebied zijn panden gelegen die door hun locatie en samenhang met de functie en de omliggende bebouwing beeldbepalend zijn voor Varsseveld. Het handhaven van deze panden is van belang, omdat ze wat betreft functie en/of architectuur cultuurhistorische waarden hebben.

In kom Varsseveld zijn de volgende panden aangewezen als rijksmonument:

  • Doetinchemseweg 48: molenromp Kwaksmölle;
  • Hiddinkdijk 4: Molen de Engel;
  • Kerkplein 1: Nederlands Hervormde Kerk;
  • Leemscherweg 24: 't Hofshuus.

Daarnaast zijn de volgende panden aangewezen als gemeentelijk monument:

  • Dames Jolinkweg 9: het betreft de zij-, voor- en topgevels van het winkelpand;
  • Doetinchemseweg 5: de kerk van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB;
  • Doetinchemseweg 8: winkel en woonhuis;
  • Eikenlaan 2 / Hiddinkdijk 1 - 3: woonhuizen;
  • Kerkplein 7: het voormalige gemeentehuis;
  • Spoorstraat 19: woonhuis;
  • Spoorstraat 21: woonhuis;
  • Spoorstraat 33: woonhuis;
  • Spoorstraat 40: woonhuis;
  • Veenweg 14: Huize Pallandt / de Breukelaar;
  • Zaagmolenpad 2: woonhuis Frisia.