direct naar inhoud van Artikel 8 Wonen
Plan: De Afhang
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.BPHOAFHANG-OH01

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding:
  • vrijstaand, zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • twee-aaneen, zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • aaneengebouwd, zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • d. indien binnen het bouwvlak geen aanduiding als beschreven onder c. is aangegeven, zijn zowel vrijstaande, twee-aaneen als aaneengebouwde woningen toegestaan, mits:
  • het aantal woningen niet meer bedraagt dan door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • e. de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden opgericht in dan wel maximaal 3 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • f. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt in de categorie:
  • vrijstaand: aan twee zijden minimaal 3 meter;
  • twee-aaneen: aan één zijde minimaal 3 meter;
  • aaneengebouwd: bij eindwoningen aan één zijde minimaal 3 meter;
  • g. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt in de categorie:
  • vrijstaand: maximaal 15 meter;
  • twee-aaneen: maximaal 12 meter;
  • aaneengebouwd: maximaal 12 meter;
  • h. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding maximale goothoogte is aangegeven;
  • i. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte is aangegeven.

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bouwperceel bedraagt maximaal 120 m2;
  • c. het bebouwingspercentage per bouwperceel is maximaal 50%;
  • d. de maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter;
  • f. de bijgebouwen en aan- en uitbouwen worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan, met uitzondering van een carport welke op een afstand van 0,5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan, mag worden opgericht.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden tot maximaal 30 m².

8.3 Afwijken van de gebruiksregels
8.3.1 Aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 jo. artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening voor een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. het bedrijf behoort tot ten hoogste milieucategorie 2 volgens de staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot ten hoogste milieucategorie 2;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 120 m2 bedraagt;
  • c. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

8.3.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.