direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Werkgelegenheidsgebieden II
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.BPHMWERKGELEGENII-VA01

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van categorie 2 tot en met categorie 3.2, die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of activiteiten, met uitzondering van:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is uitsluitend het bestaande opslagbedrijf toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsverzamelgebouw' is uitsluitend een bedrijfsverzamelgebouw met bedrijven van categorie 1 en 2, die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of activiteiten toegestaan;
    • 3. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, en;
    • 4. risicovolle inrichtingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel – ruitersport': een winkel in ruitersportartikelen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeer-, laad- en losvoorzieningen, in een zodanige omvang, dat op eigen terrein in de behoefte van het bedrijf kan worden voorzien;

met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, uitgezonderd een bedrijfswoning, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bouwperceel mag voor 70% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide percentage als maximum bebouwingspercentage geldt;
  • c. de voorgevel van gebouwen is gericht op de wegenstructuur;
  • d. indien bouwvlak meerdere bouwpercelen omvat dient de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen van de afzonderlijke bouwpercelen, ten minste 5,00 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte' de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan 2,00 meter.
4.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels;

  • a. één bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7,00 en 11,00 meter
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 1.000 m3.
4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen, die tegen de bedrijfswoning zijn aangebouwd, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • c. er wordt op een minimale afstand van 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd, waarbij:
    • 1. voor garages geldt dat die op een minimale afstand van 1 meter achter de voorgevel zijn toegestaan;
    • 2. voor carports geldt dat die tot aan de voorgevel zijn toegestaan (indien sprake is van meerdere voorgevels, geldt dit alleen ten opzichte van de voorgevel die gezien de ligging als de meest logische voorgevel kan worden aangemerkt);
  • d. de totale gezamenlijke oppervlakte van de alle aan-, uit- en bijgebouwen is niet groter dan 150 m2;
  • e. het terrein dat hoort bij het bedrijfswoning (het erf) is of wordt met niet meer dan 50% bebouwd.

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen die vrijstaan ten opzichte van de bedrijfswoning, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • c. er wordt op een minimale afstand van 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd (indien sprake is van meerdere voorgevels, geldt dit alleen ten opzichte van de voorgevel die gezien de ligging als de meest logische voorgevel kan worden aangemerkt);
  • d. er wordt gebouwd op een minimale afstand van 2,5 meter tot de zijdelingse perceelsgrens;
  • e. er wordt gebouwd op een maximale afstand van 40 meter tot de bedrijfswoning;
  • f. de totale gezamenlijke oppervlakte van alle aan-, uit- en bijgebouwen is niet groter dan 150 m2;
  • g. het terrein dat hoort bij de bedrijfswoning (het erf) is of wordt met niet meer dan 50% is bebouwd.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte', de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:
      • de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter mag bedragen;
      • de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 8,00 meter mag bedragen;
      • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 6,00 m mag bedragen ;
      • de bouwhoogte van silo's ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 14,00 meter mag bedragen;
      • de bouwhoogte van palen, antennes, verkeers- en bewegwijzeringstekens ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 10,00 meter mag bedragen.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte' de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3,00 m bedragen, met dien verstande dat:
      • de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter mag bedragen;
      • de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5,00 meter mag bedragen;
      • de bouwhoogte van palen, antennes, verkeers- en bewegwijzeringstekens ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 5,00 meter mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bouw van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, mits wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in artikel 15.3 en:

  • a. de noodzaak is aangetoond;
  • b. de bedrijfswoning voldoet aan het bepaald in artikel 4.2.2 onder b en c.
4.3.2 Situering van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a ten behoeve van de situering van een bedrijfswoning, mits wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in artikel 15.3 en de noodzaak is aangetoond.

4.3.3 Vergroten van het bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder b ten behoeve van het vergroten van het bebouwingspercentage, mits wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in artikel 15.3.

4.3.4 Vergroten van de goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder e ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte, mits wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in artikel 15.3 en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15,00 meter.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. horeca;
  • b. detailhandel, uitgezonderd productiegebonden detailhandel waarbij de totale verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van het bruto-verkoopvloeroppervlakte, met een maximum van 500 m2. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsverzamelgebouw' is geen productiegebonden detailhandel toegestaan;
  • c. buitenopslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, tot en hoogte van maximaal 3,00 meter en ruimtelijk afgestemd op de aanwezige omgevingskwaliteiten (landschappelijke inpassing, eventueel stedenbouwkundig ontwerp en cultuurhistorische aspecten). Buitenopslag voor de voorgevelrooilijn is in zijn geheel niet toegestaan;
  • d. zelfstandig kantoor.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Uitoefening van bedrijven met een hoger milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a ten behoeve van de uitoefening van bedrijven met een hogere milieucategorie mits:

  • a. het betreft bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij deze regels), en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of activiteiten;
  • b. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu in de directe omgeving of het bedrijfsmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • d. het geen risicovolle inrichtingen betreft.
4.5.2 Perifere detailhandel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 onder b ten behoeve van perifere detailhandel, mits:

  • a. er in de kern geen geschikte locatie aanwezig is voor de nieuwvestiging van perifere detailhandel;
  • b. het niet betreft bedrijfsmatige verkoop van meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en van daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals woninginrichting, sanitair en keukens;
  • c. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
  • d. er voldoende ruimte op eigen terrein aanwezig is ten behoeve van het laden en lossen.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijventerrein' ter plaatse van de aanduiding 'opslag' te wijzigen in de bestemming 'Groen' met de aanduiding 'ecologische verbindingszone', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsactiviteiten zijn ter plaatse beëindigd;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden plaats;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.