direct naar inhoud van Regels
Plan: Theaterkwartier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00073-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Theaterkwartier met identificatienummer NL.IMRO.0995.BP00073-VG01 van de gemeente Lelystad.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, genoemd in bijlage 3, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bed and breakfast:

het bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten c.q. een (dienstverlenend of detailhandels-) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

een constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.20 bovenwoning:

gestapelde woning op de verdieping, met een voordeur die via een (gemeenschappelijk) trappenhuis op straatniveau uitkomt.

1.21 coffeeshop:

een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van softdrugs en niet-alcoholische dranken, alsmede het verstrekken van kleine etenswaren. Het accent ligt op het geven van gelegenheid ter verkrijging en gebruik van softdrugs.

1.22 cultuur:

voorzieningen voor samenkomsten van culturele aard, zoals tentoonstellingen, voorstellingen en ook een jongerencentrum.

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.26 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie, waarbij onderscheid gemaakt kan worden in:

  • a. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening: het verrichten van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
  • b. publieksgerichte dienstverlening; dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus'en dergelijke;
  • c. maatschappelijke dienstverlening: dienstverlening door een instelling of bedrijf gericht op het verrichten van diensten in de gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs en dergelijke.
1.27 discotheek:

een gebouw waarin de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op muziek en het serveren van al niet alcoholhoudende dranken.

1.28 dove gevel:

een bouwkundige constructie zonder te openen delen - waaronder mede verstaan ventilatieroosters- en met een NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van de constructie en 35 dB(A).

1.29 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.30 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.31 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, met de daarbijbehorende voorzieningen zoals een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.35 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.36 hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.37 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.38 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden.

1.39 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

1.40 kiosk/paviljoen:

een al dan niet permanent aanwezige ruimte bestemd voor:

  • a. het bedrijfsmatig aan de eindconsument verstrekken van eenvoudige etenswaren en niet-alcoholische en alcoholische dranken;
  • b. de verkoop van bloemen, kranten en dergelijke.
1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in bijlage 3 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door haar beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij:

  • 1. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
  • 2. er reclame-uitingen tot ten hoogste 0,5 m² worden aangebracht;
  • 3. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning, met dien verstande dat er sprake zal zijn van maximaal 2 werkplekken;
  • 4. het niet gaat om vormen van horeca;
  • 5. er geen onevenredige verkeers- en of parkeeroverlast zal ontstaan voor het omliggende woongebied;
  • 6. het niet gaat om bedrijven waarvoor een milieuvergunning of meldingsplicht nodig is;
  • 7. er geen detailhandel zal plaatsvinden, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden geproduceerd, bewerkt of hersteld.
1.42 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.43 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.44 leisure:

voorzieningen waar tegen betaling een vrijetijdsbesteding voor de consument geboden wordt in de vorm van (een cluster van) activiteiten, waaronder een bioscoop.

1.45 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt.

1.46 nutsvoorzieningen:

niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van nutsbedrijven, het openbaar vervoer of van andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare instellingen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, warmte-/koude-opslag, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en wachthuisjes.

1.47 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.49 restaurant:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden.

1.50 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.51 straat- en bebouwingsbeeld:

een in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, dat zich in het algemeen kenmerkt door:

  • 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • 2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • 3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
1.52 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers.

1.53 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

1.54 woongebouw

een gebouw dat uit meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.55 woonhuis

een gebouw dat één woning omvat en qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.56 woonsituatie:

een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf van milieucategorie 1 of 2 zoals bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een tankstation zonder lpg;

met de daarbijbehorende:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. wegen, straten en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen;
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen 1 m;
  • b. de hoogte van kunstobjecten mag ten hoogste 4 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 12 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogtste 5 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de functies genoemd in lid 3.1 onder a en b dusdanig dat de aangrenzende gronden hinder van deze functies ondervinden.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder a en zijn bedrijven met een hogere milieucategorie die qua aard en schaal gelijk te stellen zijn aan een bedrijf met milieucategorie 2 toegestaan.

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. sociaal-culturele voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'theater': tevens een theater;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'hotel': tevens een hotel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2a': tevens horecabedrijven van maximaal categorie 2a;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3': tevens horecabedrijven van maximaal categorie 3;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' detailhandel;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - leisure': tevens een bioscoop;
  • j. (fiets)parkeervoorzieningen;
  • k. trappenhuizen c.q. liftschachten;
  • l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, fiets- en voetpaden, verhardingen, groen- en speelvoorzieningen, water, kunstobjecten, kunstwerken en nutsvoorzieningen;
  • m. wonen in de vorm van bovenwoningen uitsluitend ter plaatste van de de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - bovenwoningen'.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zal de eerste bouwlaag vrij blijven van bebouwing;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak uitgesloten' wordt de bebouwing door middel van één of meerdere kappen afgedekt.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen 1 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen ten aanzien bouwblokken ten opzichte van elkaar, van de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan uitsluitend op de begane grond met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 en kunnen horecabedrijven van maximaal categorie 4 worden toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied';

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de functies genoemd in lid 4.1 onder a, b en c dusdanig dat de aangrenzende gronden hinder van deze functies ondervinden.
4.5.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Het bouwen ten behoeve van deze bestemming is uitsluitend toegestaan als voorzien wordt in 1 parkeerplaats per woning.

Artikel 5 Gemengd - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'hotel': tevens een hotel;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brug 2': tevens een brug/hellingbaan;
  • d. (fiets)parkeervoorzieningen;
  • e. trappenhuizen c.q. liftschachten;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, fiets- en voetpaden, verhardingen, groen- en speelvoorzieningen, water, kunstobjecten, kunstwerken en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zal de eerste bouwlaag vrij blijven van bebouwing.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen 1 m;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen ten aanzien bouwblokken ten opzichte van elkaar, van de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de functies genoemd in lid 5.1 onder a, b en c dusdanig dat de aangrenzende gronden hinder van deze functies ondervinden.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Het bouwen ten behoeve van deze bestemming is uitsluitend toegestaan als voorzien wordt in de volgende parkeernormen:

Functie   Parkeernorm  
Hotel (1*)   0,4 parkeerplaatsen per 10 kamers  
Hotel (2*)   1,4 parkeerplaatsen per 10 kamers  
Hotel (3*)   2 parkeerplaatsen per 10 kamers  
Hotel (4*)   3,2 parkeerplaatsen per 10 kamers  
Hotel (5*)   5 parkeerplaatsen per 10 kamers  
Kantoor (zonder baliefunctie)   1,2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo  
Commerciële dienstverlening (kantoor met baliefunctie)   1,6 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo  
5.4.3 Voorwaardelijke verplichting externe veiligheid

Het bouwen ten behoeve van deze bestemming is uitsluitend toegestaan indien door de Veiligheidsregio Flevoland en de Brandweer Flevoland een positief advies wordt afgegeven.

5.4.4 Voorwaardelijke verplichting trillingshinder

Het gebruik van de gronden met de bestemming 'Gemengd - 2' is alleen toegestaan nadat:

  • a. is vastgesteld dat wordt voldaan aan de streefwaarden uit de SBR-richtlijn 'Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen deel B - Trillingshinder voor personen in gebouwen'. Binnen een afstand van 50 m tot het spoor is een overschrijding van streefwaarden toegestaan tot een trillingssterkte van ten hoogste 0,25 (mm/s) conform de genoemde SBR-richtlijn, zodat een goed woon- en leefklimaat blijft gewaarborgd;
  • b. is vastgesteld dat er maatregelen worden genomen tegen trillingshinder die ervoor zorgen dat de maximale trillingssterkte Vmax en de gemiddelde trillingssterkte Vper voldoen aan de streefwaarden uit de SBR-richtlijn 'Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen' deel B - Trillingshinder voor personen in gebouwen. Binnen een afstand van 50 m tot het spoor is een overschrijding van streefwaarden toegestaan van ten hoogste 0,25 (mm/s) conform de genoemde SBR-richtlijn, zodat een goed woon- en leefklimaat blijft gewaarborgd.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. wegen, straten en paden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. extensief dagrecreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  • h. verhardingen;
  • i. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten, kunstwerken, bouw- en reclameborden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of andere openbare voorzieningen worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 5 m bedragen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersvoorzieningen, waaronder bruggen;
  • b. bermen en waterpartijen;
  • c. straatmeubilair;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen met bijbehorende toegangen;
  • f. geluidswerende voorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstwerken mag ten hoogste 4 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 12 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1 onder a voor het bouwen van een kunstwerk tot een maximale hoogte van 8 m.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijf;
  • b. plaatselijke verkeersafwikkeling;
  • c. parkeerplaatsen;
  • d. bermen en groen;
  • e. straatmeubilair;
  • f. kiosken;
  • g. markten;
  • h. terrassen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brug 1': tevens voor een brug/hellingbaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brug 2': tevens voor een brug/hellingbaan;
  • k. entrees van woningen en parkeervoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. kunstobjecten;

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen ten behoeve van het verblijf en verkeer zijn toegestaan met een maximum inhoud van 60 m3;
  • b. maximaal één kiosk is toegestaan waarvan de hoogte maximaal 3 meter en de oppervlakte maximaal 25 m² bedragen;
  • c. gebouwen ten behoeve van wegverkeer gerelateerde voorzieningen zijn alleen toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten mag ten hoogste 4 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 12 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een brug/hellingbaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van verkeer - brug 1' en 'specifieke vorm van verkeer - brug 2' mag ten hoogste 8 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde onder 8.2.2 onder a voor het bouwen van een kunstobject tot een maximale hoogte van 8 m.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van:
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1': uitsluitend horecabedrijven van maximaal categorie 1 in de eerste bouwlaag;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brug 1': tevens voor een brug/hellingbaan;

met de daarbij behorende:

  • d. wegen, straten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. tuinen en erven;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouw- en reclameborden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de eerste bouwlaag vrij te blijven van bebouwing, behalve indien de brug/hellingbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brug 1' is of zal worden gesloopt.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw zal voldoen aan de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 50 m² bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel 500 m² of minder bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 m² bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel meer dan 500 m² bedraagt;
  • b. de diepte van een aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwd aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 4 m bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • d. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk dient voorzien te zijn van een plat dak, tenzij een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd, in welk geval een kap is toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 m mag bedragen, met een maximum van 5 m;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 5 m bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal per bouwperceel ten hoogste 2 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een brug/hellingbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brug 1' zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen ten aanzien van woningen en bouwblokken ten opzichte van elkaar, van de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2.2 sub a onder 1 dan wel 2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80 m², mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);
    • 2. de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aangetoond.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.1 in die zin dat de gronden en bouwwerken kunnen worden gebruikt ten behoeve van een bed & breakfast, indien de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
    • 1. maximaal twee slaapplaatsen;
    • 2. de kamers deel uit maken van het hoofdgebouw, aanbouw of aangebouwde bijgebouwen;
    • 3. maximaal 30% van de bruto vloeroppervlakte van de gebouwen per bouwperceel ingericht worden voor de voorziening;
    • 4. er op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers aanwezig is, of dat uit een parkeeronderzoek blijkt dat er in de directe omgeving voldoende parkeerruimte is. De parkeernorm, zowel op eigen terrein als in de directe omgeving, is 1 parkeerplaats per gastenkamer;
    • 5. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast, waarbij reclame maximaal een oppervlakte van 0,5 m² mag bedragen;
    • 6. de bed & breakfast dient door in ieder geval één bewoner van de woning te worden uitgeoefend.
  • b. het bepaalde in de Staat van Horeca-activiteiten in die zin dat horeca-activiteiten in categorie 1 kunnen worden toegestaan tot een maximum van 300 m2 bedrijfsvloeroppervlak.
9.6 Specifieke gebruiksregels
9.6.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. het gebruik van gebouwen als dierenverblijf over een oppervlakte van meer dan 12 m²;
  • c. het gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 100 m², indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;
    • 3. meer bedraagt dan 50 m², indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de dit leidt tot een onevenredige toename van de parkeerdruk;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de bij een aan-huis-verbonden-beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit toegestane detailhandel.
9.6.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Het bouwen ten behoeve van deze bestemming is uitsluitend toegestaan als per woning één parkeerplaats wordt gerealiseerd.

9.6.3 Voorwaardelijke verplichting trillingshinder

Het gebruik van de gronden met de bestemming 'Wonen' met de nadere aanduiding 'specfieke vorm van wonen - woongebouw' voor zover grenzend aan de Stationsweg is alleen toegestaan nadat:

  • a. is vastgesteld dat wordt voldaan aan de streefwaarden uit de SBR-richtlijn ‘Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen deel B - Trillingshinder voor personen in gebouwen'. Binnen een afstand van 50 m tot het spoor is een overschrijding van streefwaarden toegestaan tot een trillingssterkte van ten hoogste 0,25 (mm/s) conform de genoemde SBR richtlijn, zodat een goed woon- en leefklimaat blijft gewaarborgd;
  • b. is vastgesteld dat er maatregelen worden genomen tegen trillingshinder die ervoor zorgen dat de maximale trillingssterkte Vmax en de gemiddelde trillingssterkte Vper voldoen aan de streefwaarden uit de SBR-richtlijn ‘Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen deel B - Trillingshinder voor personen in gebouwen'. Binnen een afstand van 50 m tot het spoor is een overschrijding van streefwaarden toegestaan tot een trillingssterkte van ten hoogste 0, 25 (mm/s) conform de genoemde SBR richtlijn, zodat een goed woon- en leefklimaat blijft gewaarborgd.
9.6.4 Afwijkingsbevoegdheid parkeren

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.6.3 bepaalde indien er op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op alle gronden waar ingevolge de bestemming gebouwen zijn toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van ondergrondse gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen.
  • b. Het bouwen van bouwwerken ten behoeve van ondergrondse bodemopslag van energie en water is toegestaan.
11.2 Voorwaardelijke verplichting sloop brug

Het bouwen van een brug/hellingbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brug 2' is uitsluitend toegestaan als een sloopvergunning is verleend voor de brug/hellingbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brug 1'. In deze sloopvergunning dient als voorwaarde te zijn opgenomen dat de sloop dient plaats te vinden binnen een half jaar na oplevering van de nieuwe brug/hellingbaan.

11.3 Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek

Het bouwen ten behoeve van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen is uitsluitend toegestaan als:

  • a. op basis van beschikbare historische en/of onderzoeksgegevens geen aanleiding bestaat om te verwachten dat de bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de (toekomstige) functie, en;
  • b. het gestelde onder a. is onderschreven door het bevoegd gezag.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, zand, grond en bodemspecie, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van gronden voor de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • f. het gebruik van gronden als standplaats;
  • g. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe bebouwing de in hoofdstuk 2 bestemmingsomschrijvingen zonder dat door middel van (nader) onderzoek is vast komen te staan dat de bodemkwaliteit voldoet aan de beoogde functie of zonder het uitvoeren van de noodzakelijke (sanerings)maatregelen om te kunnen voldoen aan de vereiste bodemkwaliteit ten aanzien van de beoogde functie.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hooste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 20%;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 meter;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen, en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen om aanpassingen van de bestemmingsgrenzen mogelijk te maken, indien dit noodzakelijk is voor de realisering van het bestemmingsplan, met dien verstande dat:

  • a. de overschrijdingen echter niet meer dan 3 m mogen bedragen;
  • b. het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot of verkleind.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Theaterkwartier van de gemeente Lelystad.