direct naar inhoud van Artikel 20 Woongebied - 1
Plan: Stadsrandgebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00031-VG02

Artikel 20 Woongebied - 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, en/of in combinatie met een buidelwoning;
  • b. golfbaan, ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan', met de daarbij behorende ondergeschikte horeca categorie 1 en 2, met uitzondering van een hotel;
  • c. sportcentrum, ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • e. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'

met daarbijbehorende:

  • f. wegen, straten en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. tuinen en erven;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouw- en reclameborden.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd,
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan binnen het bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. in de zone met de aanduiding 'sportcentrum' en tussen de 48 dB(A) contour en de bouwgrens zijn woningen uitsluitend toegestaan als aangetoond wordt dat door de (verzekerde ) aanwezigheid van geluidbeperkende voorzieningen de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer niet meer dan 48 dB(A) bedraagt;
  • e. in de zone met de aanduiding 'sportcentrum' zijn naast de onder d. genoemde woningen uitsluitend sportief-recreatieve voorzieningen zoals een zwembad en sporthal, alsmede daaraan ondergeschikte horecavoorzieningen en detailhandel toegestaan, de bedrijfsvloeroppervlakte mag ten hoogste bedragen;
  • 1. 10.000 m2 in totaal voor sportief-recreatieve voorzieningen zoals zwembad en sporthal;
  • 2. 3.000 m2 in totaal voor detailhandel en horeca;
  • f. de afstand tussen woningen dient tenminste te bedragen:
    • 1. 18 m tussen achtergevels van woningen;
    • 2. 9 m tussen de zijgevel van een woning en de achtergevel van een andere woning;
    • 3. 14 m tussen de voorgevels en de achtergevel van verschillende woningen;
  • g. de afstand van de zijgevel van een woning tot een perceelsgrens dient minimaal 2,50 m te bedragen, met uitzondering van de aaneengebouwde zijde van een twee-onder-één kapwoning, in welk geval deze afstand 0 m mag bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' is de bouw van in totaal maximaal 5 verenigingsgebouwen zoals kantines, kleedruimtes en dergelijke toegestaan. De oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 200m2 bedragen en de hoogte niet meer dan 6 m.

 

20.2.2 Aan- uitbouwen, bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1 m achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw zal voldoen aan de volgende regels:
  • 1. ten hoogste 50% van het bouwperceel mag worden gebouwd, met een maximum van 50 m2;
  • 2. indien de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 250 m2 mag ten hoogste 20% worden bebouwd met een maximum van 100 m2;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van van vrijstaande bijgebouwen niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • e. aanbouwen aan de zijgevel van een eindwoning mogen worden gebouwd waarbij:
  • 1. de afstand uit de zijgevel niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
  • 2. de gebouwen tenminste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel dienen te worden gebouwd;
  • 3. de afstand tot de grens van het openbaar gebied, gemeten uit de voorgevel van de aanbouw tenminste 6 m dient te bedragen, indien in het verlengde van deze aanbouw op het bijbehorende erf reeds een opstelplaats voor een motorvoertuig aanwezig of geprojecteerd is;
  • f. in afwijking van het bepaalde in lid 20.2.2 onder a. t/m f. en het bepaalde in lid 20.2.1 gelden ten aanzien van carports de volgende regels;
  • 1. de oppervlakte zal ten hoogste 25m2 bedragen;
  • 2. de bouwhoogte zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • 3. carports dienen gerealiseerd te worden achter de voorgevelrooilijn, tenzij:
  • in de bestaande situatie een aan- of uitbouw of een bijgebouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd, en/of;
  • de carport wordt geplaatst vóór een garage;

in welk geval een carport vóór de voorgevel gerealiseerd mag worden.

20.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. een carport dient te voldoen aan de volgende regels:
  • 1. de oppervlakte zal ten hoogste 25m2 bedragen;
  • 2. de bouwhoogte zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • 3. carports dienen gerealiseerd te worden achter de voorgevelrooilijn, tenzij:
  • in de bestaande situatie een aan- of uitbouw of een bijgebouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd, en/of;
  • de carport wordt geplaatst vóór een garage;

in welk geval een carport vóór de voorgevel gerealiseerd mag worden.

  • b. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal per bouwperceel ten hoogste 2m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 1 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 10 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de sportbeoefening en antennes zal ten hoogste 25 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van speelvoorzieningen zal ten hoogste 6 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  • a. de situering en grondoppervlakte van woningen, eventueel door het nader bepalen van grenzen, waarbij:
    • 1. de situering van de voorgevelbouwgrens nader kan worden bepaald;
    • 2. de diepte van woningen (afstand tussen voorgevel- en achtergevelbouwgrens} nader kan worden bepaald;
    • 3. de breedte van bouwpercelen nader kan worden bepaald;
    • 4. de afstanden nader kunnen worden bepaald van woningen tot:de (zijdelingse) perceelgrenzen danwel andere woningen;
  • b. het (maximum) aantal aaneen te bouwen woningen;
  • c. de plaatsing van bijgebouwen ten opzichte van de woning;
  • d. de plaatsing en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ingevolge deze regels mogen worden gebouwd, indien zulks in verband met een ingekomen bouwplan noodzakelijk is;
  • e. de situering van parkeer- en verkeersvoorzieningen;
  • f. de situering van groenvoorzieningen en waterpartijen.

De in hierboven genoemde eisen mogen uitsluitend worden gesteld, indien: na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen planologisch/stedenbouwkundige belangen en verkeersbelangen, het stellen van genoemde eisen gewenst is, mede ter voorkoming van een onevenredige aantasting van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

20.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 20.2.1 onder d voor een geringere onderlinge afstand tussen woningen indien het type woning, danwel de wijze van verkaveling een geringere afstand mogelijk maakt, mits daardoor de privacy en zontoetreding op aangrenzende percelen niet in onevenredige mate wordt aangetast.
  • b. het bepaalde in lid 20.2.2 sub a onder 1 en/of 2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80 m2, mits:
  • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);
  • 2. de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aangetoond;
  • c. het bepaalde in lid 20.2.2 sub a en/of b en h en in 20.2.3 onder a in die zin dat per hoofdgebouw een carport wordt opgericht vóór de voorgevelrooilijn, mits de oppervlakte van de carport ten hoogste 25 m2 bedraagt;
  • d. het bepaalde in lid 20.2.3 onder a in die zin dat per hoofdgebouw een niet-overdekt zwembad wordt opgericht, mits:
  • 1. het zwembad in het achtererfgebied van een woning wordt gesitueerd;
  • 2. de bruto-oppervlakte (uitwendig gemeten constructie) van het zwembad niet meer bedraagt dan 75 m2;
  • 3. de bouwhoogte van het zwembad, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet meer bedraagt dan 0,50 m;
  • 4. de bruto-oppervlakte (uitwendig gemeten constructie) van het zwembad niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied van de woningen;
  • 5. het totale bebouwingspercentage van de kavel niet meer bedraagt dan 50%;
  • 6. de afstand van het zwembad tot enige perceelsgrens ten minste 1,50m bedraagt.

20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, stijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. het gebruik van gebouwen als dierenverblijf over een oppervlakte van meer dan 12 m2;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
  • 1. meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;
  • 2. meer bedraagt dan 100 m2, indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;
  • 3. meer bedraagt dan 50 m2, indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en/of een buidelwoning, zodanig dat dit leidt tot een onevenredige toename van de parkeerdruk;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de bij een aan-huis-verbonden-beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit toegestane detailhandel.

20.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid20.1 in die zin dat de gronden en bouwwerken kunnen worden gebruikt ten behoeve van een bed & breakfast, indien de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
  • 1. maximaal acht slaapplaatsen in ten hoogste vier van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf;
  • 2. de kamers deel uit maken van het hoofdgebouw, aanbouw of aangebouwde bijgebouwen;
  • 3. maximaal 30% van de bruto vloeroppervlakte van de gebouwen per bouwperceel ingericht worden voor de voorziening;
  • 4. er op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers aanwezig is, of dat uit een parkeeronderzoek blijkt dat er in de directe omgeving voldoende parkeerruimte is. De parkeernorm, zowel op eigen terrein als in de directe omgeving, is 1 parkeerplaats per gastenkamer;
  • 5. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast, waarbij reclame maximaal een oppervlakte van 0,5 m² mag bedragen;
  • 6. de bed & breakfast dient door in ieder geval één bewoner van de woning te worden uitgeoefend.