Plan: | Stadsrandgebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0995.BP00031-VG01 |
Belangrijk onderdeel in het nieuwe waterbeleid is de Watertoets. Water zal, meer dan nu, een belangrijk onderdeel zijn bij de ruimtelijke inrichting en het ruimtegebruik in Nederland. In de Startovereenkomst waterbeheer 21e eeuw is daarom overeengekomen dat alle ruimtelijke plannen vanaf medio februari 2001 een waterparagraaf dienen te bevatten en aan een watertoets zullen worden onderworpen. De watertoets is geen toets achteraf, maar een procedure om tot optimale inbreng van het waterbelang in ruimtelijke plannen te komen, van locatiekeuze tot inrichting. Hierdoor is de verwachting dat de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en waterbeheer beter zal verlopen.
Deze waterparagraaf is opgesteld in verband met de actualisatie van het bestemmingsplan. Aangezien het om een conserverend plan gaat, waarbij geen sprake is van grote wijzigingen in de stedelijke inrichting, wordt in deze waterparagraaf met name aandacht besteed aan de toestand van het watersysteem in de huidige situatie en de uitgangspunten conform het Waterplan Lelystad bij toekomstige plannen.
KUSTPARK
Voor het deelgebied Kustpark is door adviesbureau Tauw een waterparagraaf opgesteld (deze is opgenomen in de bij dit plan behorende bijlagen). Deze waterparagraaf is opgesteld in verband met de actualisatie van het bestemmingsplan. Aangezien het om conserverend plan gaat, waarbij geen sprake is van grote wijzigingen in de stedelijke inrichting, wordt in deze waterparagraaf met name aandacht besteed aan de toestand van het watersysteem in de huidige situatie en de uitgangspunten conform het Waterplan Lelystad in geval van toekomstige plannen.
Overleg
De beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland (januari 2007) is gevolgd. Hierover heeft een overleg plaatsgevonden waarbij het waterschap en de gemeente aanwezig waren. Het verslag van dit overleg is opgenomen als bijlage bij de rapportage. Vervolgens is deze waterparagraaf opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland en op basis van de wateraspecten die naar voren kwamen tijdens het overleg.
Huidige situatie
Waterpeilen
In het plangebied liggen de Houtribtocht en de Zuigerplas. De Houtribtocht heeft een functie voor de aanvoer van water naar het stedelijke gebied van Lelystad. In de Houtribtocht wordt een peil gehandhaafd van NAP -6,20 m. Het Zuigerplasgemaal voert in de zomer vanuit de Houtribtocht polderwater op naar NAP -3,90 m waarna het via een tweetal brede overlaten naar de Zuigerplas en het hoogste stadspeil van NAP -4,90 m afstroomt. Via de Zuigerplas stroomt het water langs het Karveel de stad binnen (waterpeil NAP -5,40 m). In de woonwijken binnen het plangebied ligt ook oppervlaktewater. In de wijk Flevo Golf Resort wordt een peil gehandhaafd van NAP -6,20 m (gelijk aan het waterpeil in de omliggende polder). In het zuidelijk gelegen Golfpark is het waterpeil hoger, NAP -5,40 m, gelijk aan het waterpeil dat in het overige stedelijke gebied van Lelystad wordt gehandhaafd. Het Golfpark watert alleen af naar het noorden, naar het lagere peil van NAP -6,20 m. De wijk Parkhaven ligt buitendijks aan het IJsselmeer.
Berging
Het ontwerp van de watergangen in de woonwijken is gebaseerd op een peilstijging in de grachten van 30 centimeter eens per tien jaar. Er treden geen knelpunten op bij extreme buien (Waterplan Lelystad). Het watersysteem is voldoende ruim om de huidige afvoer te verzorgen.
Inrichting
Volgens de normprofielen die zijn gebruikt bij de aanleg van woonwijken is langs een groot deel van de watergangen een plasberm van 0,5 m aangelegd. Op de plasberm is de diepte 0,2 m. De onderwatertaluds zijn 1:2 of 1:3 en lopen vanaf de plasberm tot een maximale ontwerpdiepte van 1,20 m min waterpeil. De werkelijke diepte is afhankelijk van de baggerlaag aanwezig in de watergangen.
Waterkwaliteit
Het water dat vanuit de Houtribtocht de Zuigerplas wordt ingepompt kent hoge nutriëntgehalten voor zowel fosfaat als voor stikstof. Beide parameters overschrijden de gestelde MTR normen uit NW4, die voor fosfaat en stikstof op respectievelijk 0,15 mg/l en op 2,2 mg/l liggen. Eenmaal in de Zuigerplas liggen de concentraties fosfaat en stikstof in het water lager en dichter bij de normen. Opgemerkt dient te worden dat voor de stikstofconcentratie alleen 1997 een zomergemiddelde kent en dat er niets bekend is over de andere jaren vanaf 1995.
Bodem
In het plangebied is een deklaag aanwezig bestaande uit kleiafzettingen van de Westland Formatie. Deze varieert in dikte. Langs de Houtribdijk is de dikte circa 8 m. Naar het zuidoosten neemt de dikte af. Onder de deklaag bevindt zich het eerste watervoerende pakket bestaande uit de Formaties van Kreftenheye en Drenthe en de niet slibhoudende fijne zanden van de Formatie van Twente.
Grondwater
De stijghoogte in het eerste watervoerende pakket ligt op circa NAP -4 tot -5 meter. Regionaal gezien is de diepere grondwaterstroming vanaf de Veluwe naar het noordwesten gericht. Op een subregionaal niveau treedt grondwaterstroming in de minder diepe bodemlagen op. Vanuit het IJsselmeer en de Randmeren zijgt water in. In de zone achter de dijk treedt er vervolgens water aan de oppervlakte. In grote gedeelten van Flevoland stroomt grondwater vanuit de diepere pakketten naar het oppervlaktewater. Door de dikke deklaag (veel weerstand!) is in de plandelen met een relatief hoog waterpeil de kwelsituatie echter vrijwel neutraal. De kwel treedt voornamelijk op naar de watergangen waar de waterstanden lager zijn (waterpeil NAP -6,20 m). Langs de dijk van het IJsselmeer komt kwel van zoetwater voor als gevolg van het grote peilverschil tussen IJsselmeer en de polder.
Riolering
In de wijk Flevo Golf Resort is een particulier rioolstelsel aanwezig. In Golfpark en Parkhaven liggen gescheiden rioolstelsels.
Ecologie
In het Omgevingsplan van de Provincie Flevoland (2006) is aan de Zuigerplas de gebruiksfunctie "Bijzondere waterkwaliteit" toegekend. Dit betekent dat in deze plas de aan oppervlaktewater gebonden natuur dient te worden behouden/ontwikkeld door het verbeteren van de waterkwaliteit en een natuurvriendelijke inrichting/beheer van de oevers. Het omringende Zuigerplasbos heeft de gebruiksfunctie "Water voor bos en natuur". Dit gebied heeft een natuurfunctie waarop het waterpeil dient te worden afgestemd om deze te beschermen. Ook het Houtribbos heeft de functie "Water voor bos en natuur". Aan het overige deel van het plangebied is de gebruiksfunctie "Stedelijk water" toegekend. In dit gebied dient het waterpeil en de waterkwaliteit te worden afgestemd op de stedelijke functies. Het Houtribbos is tevens bestemd als Prioritair gebied binnen de EHS. Dit is een gebied met zeer bijzondere natuur. Prioritaire gebieden zijn de belangrijkste gebieden binnen de EHS.
Toekomstige ontwikkelingen
Ruimtelijke ontwikkelingen
Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op bestaande bebouwde gebieden en aansluitende meer landelijke gebieden waar geen sprake meer is nieuwe grootschalige ontwikkelingen. De doelstelling van het bestemmingsplan is daarmee:
Voor ingrijpende in- of uitbreidingsplannen of andere ontwikkelingen worden aparte ROprocedures doorlopen.
Ontwikkelingen op het gebied van water
In onderstaande alinea's zijn de ontwikkelingen op het gebied van water beschreven, voortkomend uit het waterplan Lelystad.
Functies voor water
De Provincie heeft alleen de functie "Stedelijk water" toegekend binnen het stedelijk gebied van het bestemmingsplan. Op basis van het waterplan wordt verder onderscheid gemaakt naar "stadswater" en "Water voor natuur". In de wijk Golfresort wordt aan het oppervlaktewater de functie "Stadswater" toegekend. Uitzondering hierop is watergang ten oosten van de wijk die in verbinden staat met de Houtribtocht en de wijk Golfpark. Aan deze watergang is de functie "Water voor natuur" toegekend. In de wijk Golfpark wordt ook de functie "water voor natuur" aan het oppervlaktewater toegekend. De functie "Water voor Beleving" uit het waterplan komt niet voor binnen het plangebied.
Waterkwaliteit
Om de waterkwaliteit te verbeteren wordt momenteel onderzocht of het mogelijk is een infiltratiegebied in te richten in het Museumkwartier in combinatie met een circulatiesysteem. Dit circulatiesysteem zal via de wijken Golfpark en Golfresort lopen. Doel van deze maatregelen is het vertragen van de afvoer en verminderen van de aanvoer van gebiedsvreemd water.
Riolering
De gemeente Lelystad heeft inmiddels nagenoeg alleen maar gescheiden stelsels.
Wateraspecten
In onderstaande paragrafen zijn de relevante wateraspecten voor dit bestemmingsplan beschreven aan de hand van het "Waterkader" van Waterschap Zuiderzeeland.
Veiligheid/Waterkeringen (V)
Het plan ligt binnen de kern- vrijwarings- of buitenbeschermingzone van een waterkering. Er zullen geen ontwikkelingen plaatsvinden binnen het bestemmingsplan. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering. In het bestemmingsplan dient de vrijwaringszone (waarbinnen in principe geen gebouwen gebouwd mogen worden) te worden aangegeven. De ligging van de vrijwaringszone is terug te vinden in de legger van het waterschap. Uitgangspunt in bestaande, buitendijkse gebieden is de bestaande veiligheid, met een ondergrens van 1/10 per jaar.
Buitendijkse veiligheid
Het deelgebied 'Kustpark' ligt voor een deel buitendijks. Ten aanzien van buitendijkse veiligheid heeft Rijkswaterstaat geen formele bevoegdheden om veiligheidseisen te stellen aan buitendijkse ontwikkelingen. Hiermee samenhangend acht Rijkswaterstaat zich dus op voorhand ook niet verantwoordelijk voor eventuele schade (aan nieuwe ontwikkelingen) die in het buitendijks gebied wordt geleden en ook niet voor de veiligheid van het buitendijkse gebied. Eventuele initiatiefnemers dienen zich bewust te zijn van het grotere overstromingsrisico in buitendijks gebied. Voor activiteiten in buitendijks gebied zijn mogelijk vergunningen nodig.
Wateroverlast (WO)
Het voorliggende plan heeft geen toename van verhard oppervlak tot gevolg en er zal geen ruimte voor waterberging verdwijnen. Voor het bestaand bebouwd gebied in dit plan is het principe `waterneutraal bouwen´ gevolgd. Dit wil zeggen dat bij de toename van verhard oppervlak bij de bouw van de woonwijken, als compenserende maatregel oppervlaktewater is aangelegd om piekafvoeren op te vangen. Deze berging is als bestemming water terug te vinden op de plankaart. Voor het stedelijk gebied geldt de afvoernorm voor stedelijk gebied. De maximale afvoer uit het gebied is daarbij 1,5 l/s/ha bij een neerslagsituatie met een herhalingstijd van 100 jaar. Voor het landelijk gebied geldt de afvoernorm voor landelijk gebied. De maximale afvoer uit het gebied is 1,5 l/s/ha bij een neerslagsituatie met een herhalingstijd van één jaar.
Goed functionerend watersysteem (WF)
De huidige afvoer van water wordt niet aangepast. Het functioneren van het huidige watersysteem, (doorstroming, afwatering, realiseren van het gewenste peil) zal door de planuitvoering niet verslechteren. De streefpeilen in het plangebied zullen als gevolg van het plan niet veranderen. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. De watergangen zijn voorzien van een obstakelvrije werkstrook van minimaal 5 m breed:
Watergangen met een waterbreedte van meer dan 24 meter worden varend onderhouden.
Anticiperen op Watertekort (WA)
Tijdens extreme droge perioden is het inlaten van water mogelijk. De beschikbaarheid van water binnen het plangebied wordt in perioden van extreme droogte bepaald volgens de landelijke verdringingsreeks:
Schoon water
Bij de inrichting van het watersysteem is gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Hiertoe worden de volgende maatregelen genomen. Voor de watergangen met de functie "water voor natuur" worden de oevers duurzaam ingericht. Deze oevers hebben een minimum talud van 1:3. Afhankelijk van de beschikbare ruimte wordt bij de watergangen met een functie "stadswater" een steiler talud toegepast. Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de waterhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen gebruikt. Het hemelwater binnen het plangebied wordt niet afgevoerd worden naar de riolering. Het wordt geloosd worden op oppervlaktewater.
DE VELDEN
Voor het deelgebied De Velden is door adviesbureau Tauw een waterparagraaf opgesteld, deze is opgenomen in de bijlagen. Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen, hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan “Veiligheid, Voldoende en Schoon Water”.
Aangezien het om conserverend plan gaat, waarbij geen sprake is van grote wijzigingen in de stedelijke inrichting, wordt in deze waterparagraaf met name aandacht besteed aan de toestand van het watersysteem in de huidige situatie en de uitgangspunten conform het Waterplan Lelystad in geval van toekomstige plannen.
Overleg
De beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland (januari 2007) is gevolgd. Op 6 mei 2008 heeft een overleg plaatsgevonden waarbij het waterschap en de gemeente aanwezig waren. Het verslag van dit overleg is opgenomen als bijlage bij de rapportage. Vervolgens is deze waterparagraaf opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland en op basis van de wateraspecten die naar voren kwamen tijdens het overleg.
Huidige situatie
Oppervlakte water
In het plangebied liggen de Houtribtocht (aan de noordzijde) en de Wortmantocht. De Houtribtocht heeft een functie voor de aanvoer van water naar het stedelijke gebied van Lelystad. In de Houtribtocht wordt een peil gehandhaafd van NAP -6,20 m. In de Wortmantocht wordt ook een peil gehandhaafd van NAP -6,20 m. Tussen Jagersveld en De Groene Velden ligt een zijwatergang van de Wortmantocht. Binnen Jagersveld ligt verder geen oppervlaktewater.
Waterkwaliteit
De agrariërs in het gebied gebruiken water uit de Wortmantocht om in droge tijden het land te sproeien. De kwaliteit van het polderwater is slecht. Ten behoeve van de landbouw is enkele jaren geleden een hevel gemaakt om water vanuit het IJsselmeer de Wortmantocht in te pompen. Bij gebruik van de hevel bleek een explosieve algengroei te ontstaan in het gebied. De inlaat wordt daardoor momenteel nauwelijks tot niet gebruikt. De zijwatergang van de Wortmantocht (tussen Jagersveld en De Groene Velden) heeft ook een slechte waterkwaliteit. Dit is een doodlopende watergang.
Riolering
De woonbuurt Jagersveld is gescheiden gerioleerd met een overlaat op de sloot tussen Jagersveld en De Groene Velden. De verspreid liggende woningen in het gebied zijn met het DWA aangesloten op drukriolering. Het regenwater wordt geborgen op eigen terrein. Aan de Bronsweg ligt een oude stortplaats. Om de stortplaats is drainage aangelegd. De drainage voert het water af op de drukriolering.
Toekomstige ontwikkelingen
Waterkwaliteit
Om de waterkwaliteit in de Wortmantocht en zijwatergang te verbeteren is in het waterplan opgenomen dat een verbinding wordt gemaakt tussen de zijwatergang en een watergang in de Zuiderzeewijk. Of de hevel voor het inlaten van IJsselmeerwater in de Wortmantocht in de toekomst nog zal worden gebruikt wordt momenteel onderzocht.
Riolering
Bij nieuwe ontwikkelingen geldt het principe dat de toename van het verharde oppervlak moet worden gecompenseerd binnen het betreffende gebied. Bij nieuwe ontwikkelingen dient er in principe gescheiden gerioleerd te worden. Voor kleine uitbreidingen in het agrarisch gebied (zoals zorgboerderijen / stadsboerderijen) geldt dat het droogweerafvoer kan worden aangesloten op de drukriolering. Het hemelwater moet geborgen worden op eigen terrein.
Wateraspecten
In onderstaande paragrafen zijn de relevante wateraspecten voor dit deelgebied van het bestemmingsplan beschreven aan de hand van het “Waterkader” van Waterschap Zuiderzeeland.
Veiligheid / waterkeringen
Het plan ligt buiten de kern- vrijwarings- of buitenbeschermingzone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering.
Wateroverlast (WO)
Het voorliggende bestemmingsplan heeft slecht een beperkte toename van het verhard oppervlak tot gevolg. Er zal geen ruimte voor waterberging verdwijnen. Bij de toename van het verharde oppervlak in het stedelijk gebied dient waterberging in principe binnen het eigen projectgebied plaats te vinden. Is dit niet mogelijk, dan dient compensatie plaats te vinden binnen hetzelfde peilgebied. Randvoorwaarde is dat de afvoer bij een bui die eens in de 100 jaar voorkomt niet meer is dan 1,5 l/s/ha. Rekening houdend met de klimaatverandering wordt een correctiefactor van +10 % toegepast. Bij toename van het verharde oppervlak in landelijk gebied geldt dat de afvoer bij een bui die eens per jaar voorkomt niet meer mag zijn dan 1,5 l/s/ha.
De waterberging wordt berekend boven het streefpeil. In stedelijk gebied mag het waterpeil maximaal tot aan maaiveld stijgen bij een bui waarvan de kans van voorkomen eens per 100 jaar is. In het landelijk gebied mag dit bij een bui die eens in de 80 jaar voorkomt. In enkele laaggelegen gebieden is de kans van voorkomen eens in de 50 jaar. De berging mag niet later gerealiseerd worden dan de uitvoering van de rest van het plan. Voor het bestaand bebouwd gebied in dit plan is het principe “waterneutraal bouwen” gevolgd. Dit wil zeggen dat bij de toename van verhard oppervlak bij de bouw van de woonwijken, als compenserende maatregel
waterberging is aangelegd om piekafvoeren op te vangen. Deze berging is als bestemming water terug te vinden op de plankaart.
Goed functionerend watersysteem (WF)
De huidige afvoer van water beperkt aangepast (zie hiervoor). Het functioneren van het huidige watersysteem, (doorstroming, afwatering, realiseren van het gewenste peil) zal door de planuitvoering zeker niet verslechteren. De streefpeilen in het plangebied zullen als gevolg van het plan niet veranderen. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. De watergangen zijn voorzien van een obstakelvrije werkstrook van minimaal 5 meter breed:
Anticiperen op Watertekort (WA)
Tijdens extreme droge perioden is het inlaten van water mogelijk. De beschikbaarheid van water binnen het plangebied wordt in perioden van extreme droogte bepaald volgens de landelijke verdringingsreeks:
Goede structuur diversiteit (SU)
Bij de inrichting van het watersysteem is gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Hiertoe worden de volgende maatregelen genomen:
Goede oppervlaktewaterkwaliteit
Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de waterhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen gebruikt. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op straatverharding is ongewenst en is, met uitzondering van de DOB-methode, door het waterschap verboden. Bij de DOB-methode wordt minder bestrijdingsmiddel gebruikt, waardoor de verontreinigingen naar het oppervlaktewaterafstromen.
Goed omgaan met afvalwater
Het hemelwater binnen het plangebied wordt in de huidige situatie niet afgevoerd naar de riolering. Het wordt geloosd worden op oppervlaktewater. Bij toekomstige uitbreiding wordt het regenwater ook gescheiden afgevoerd van de droogweerafvoer via een “zuiverend” regenwaterstelsel. Schoon regenwater mag zonder WVO-vergunning direct geloosd worden op oppervlaktewater. Schoon regenwater is:
Verharde oppervlakken die vuil zijn of waar de kans op vervuiling groot is worden via een (in)filtratievoorziening, (in)filtratieberm en/of slibafscheider afgevoerd.
OOSTRANDHOUT
Voor het deelgebied Oostrandhout is door adviesbureau Tauw een waterparagraaf opgesteld deze is opgenomen in de bijlagen. De beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland (januari 2007) is gevolgd. Aanvullend is telefonisch contact opgenomen met de heer van der Linden van het Waterschap. Op basis hiervan is gebleken dat voor het voorliggende plan de procedure kleine plannen gevolgd kan worden. Daartoe is deze waterparagraaf opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland. Tevens zijn de meest relevante gegevens in het Waterlogboek van de gemeente Lelystad opgenomen.
Huidige situatie
In het plangebied liggen de Oostervaart en het Gelderse Diep. Water uit de Oostervaart wordt gebruikt om het stadswater op het minimum peil te houden. In de Oostervaart en het Gelderse Diep wordt een peil gehandhaafd van NAP -6,20 m. Langs de Runderweg ligt aan de zuidzijde geheel en aan de noordzijde gedeeltelijk een watergang met waterpeil NAP -6,20 m. Het ontwerp van de watergangen is gebaseerd op een peilstijging in de grachten van 30 centimeter eens per 10 jaar. Er treden geen knelpunten op bij extreme buien (bron: Waterplan Lelystad). Het watersysteem is voldoende ruim om de huidige afvoer te verzorgen. Langs de Oostranddreef ligt aan de zijde van het plangebied (oostzijde) een bermsloot voor de opvang van hemelwater afstromend van de weg. In de sloot wordt geen peil gehandhaafd. In de wijk Oostrandpark zelf is geen oppervlaktewater aanwezig.
Bodem
In het plangebied is een deklaag aanwezig bestaande uit kleiafzettingen van de Westland Formatie. Deze varieert in dikte. Langs de Binnenhavenweg is de dikte circa 7 m. Naar het zuidoosten neemt de dikte af. Onder de deklaag ligt het eerste watervoerende pakket bestaande uit de Formaties van Kreftenheye en Drenthe en de niet slibhoudende fijne zanden van de Formatie van Twente.
Grondwater
De stijghoogte in het eerste watervoerende pakket ligt op circa NAP -4 tot -5 meter. Regionaal gezien is de diepere grondwaterstroming vanaf de Veluwe naar het noordwesten gericht. Op een subregionaal niveau treedt grondwaterstroming in de minder diepe bodemlagen op. Vanuit het IJsselmeer en de Randmeren zijgt water in. In de zone achter de dijk treedt er vervolgens water aan de oppervlakte. Grondwater stroomt vanuit de diepere pakketten naar het oppervlaktewater. De kwel treedt voornamelijk op naar de watergangen waar de waterstanden lager zijn (waterpeil NAP -6,20 m).
Riolering
In de wijk Oostrandpark is een gescheiden rioolstelsel aangelegd.
Ecologie
In het Omgevingsplan van de Provincie Flevoland (2006) hebben het Gelderse Hout en het Overijsselse Hout de gebruiksfunctie "Water voor bos en natuur" gekregen. Deze gebieden hebben een natuurfunctie waarop het waterpeil dient te worden afgestemd om deze te beschermen. Aan het overige deel van het plangebied is de gebruiksfunctie "Stedelijk water" toegekend. In dit gebied dient het waterpeil en de waterkwaliteit te worden afgestemd op de stedelijke functies. Het Gelderse Hout en het Overijsselse Hout zijn tevens onderdeel van de EHS. Het zijn minder waardevolle gebieden en zijn daarom ingetekend als minder belangrijke gebieden binnen de EHS (in tegenstelling tot de Prioritaire gebieden).
Toekomstige ontwikkelingen
Functies voor water
De Provincie heeft de functie "Stedelijk water" toegekend aan de Oostervaart en het Gelderse Diep en de zijwatergangen. Op basis van het waterplan wordt verder onderscheidt gemaakt naar "stadswater" en "Water voor natuur". De watergang ten noorden van de Runderweg en een deel van het Gelderse Diep heeft de functie "Stadswater". Aan het meest oostelijk deel van het Gelderse Diep tot aan de Oostervaart en de Oostervaart zelf is de functie "Water voor natuur" toegekend. De functie "Water voor Beleving" uit het waterplan komt niet voor binnen het plangebied.
Veiligheid / Waterkeringen
Het plan ligt niet binnen de kern- vrijwarings- of buitenbeschermingzone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering.
Goede structuur diversiteit
Bij de inrichting van het watersysteem is gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Hiertoe worden de volgende maatregelen genomen. Voor de watergangen met de functie "water voor natuur" worden de oevers duurzaam ingericht. Deze oevers hebben een minimum talud van 1:5. Afhankelijk van de beschikbare ruimte wordt bij de watergangen met een functie "stadswater" een steiler talud toegepast.
Goed functionerend watersysteem
De huidige afvoer van water wordt niet aangepast. Het functioneren van het huidige watersysteem, (doorstroming, afwatering, realiseren van het gewenste peil) zal door de planuitvoering niet verslechteren. Het streefpeilen in het plangebied zullen als gevolg van het plan niet veranderen. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. De watergangen zijn voorzien van een obstakelvrije werkstrook van minimaal vijf meter breed:
Goede oppervlaktewaterkwaliteit
Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de waterhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en nietuitlogende materialen gebruikt.
Goed omgaan met afvalwater
Het hemelwater binnen het plangebied wordt niet afgevoerd worden naar de riolering. Het wordt geloosd op oppervlaktewater.
Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in het om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, dient in het kader van het bestemmingsplan een toetsing aan de Natuurbeschermingswet (gebiedstoets) en de Flora- en faunawet (soortentoets) plaats te vinden.
Gebiedstoets
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:
In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van gebieden geregeld. Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, dient nagegaan te worden of in of nabij het plangebied sprake is van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) of van gebieden die zijn aangewezen conform de natuurbeschermingswet (o.a. Natura 2000).
De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitat die het leefmilieu voor deze soorten vormt. De Habitatrichtlijn is gericht op het in stand houden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna. In dit kader zijn Speciale Beschermingszones (SBZ) aangewezen. Wanneer zich in of in de buurt van een beschermingszone een (nieuwbouw)plan aandient, zal moeten worden beoordeeld of dit plan significante negatieve gevolgen voor het gebied kan hebben. Als dit het geval is, dan dienen passende maatregelen getroffen te worden om te zorgen dat de kwaliteit van de leefgebieden van soorten in de SBZ niet verslechtert.
Natura 2000
Ten aanzien van het gebied Stadsrandgebied kan worden opgemerkt dat het grenst aan een Vogelrichtlijngebied, de SBZ IJsselmeer. Het IJsselmeer is als SBZ aangewezen omdat het een uitgestrekt zoetwatermeer met plaatselijk moerassige oeverzones betreft, dat als geheel het leefgebied vormt van diverse in artikel 4 van de Richtlijn bedoelde vogelsoorten. Het IJsselmeer vormt het leefgebied van soorten van Bijlage I van de Vogelrichtlijn (o.a. Nonnetje, Porseleinhoen, Kemphaan, Reuzenstern, Zwarte Stern, Visdief) en fungeert als broed-, rui-, overwinteringsgebied en rustplaats in de trekzone van vele watervogels en andere trekvogelsoorten. Het Stadsrandgebied ligt niet in de nabijheid van een SBZ ingevolge de Habitatrichtlijn De kustzone van het IJsselmeer waaronder het deelgebied Kustpark is met name in de wintermaanden van groot belang als rustgebied voor diverse soorten watervogels. De verharde onderwater oevers gelden als leefgebied voor de habitatsoort Rivierdonderpad. Daarnaast jaagt de Meervleermuis boven het IJsselmeer, langs de kust, op insecten. Aangezien het bestemmingsplan een hoofdzakelijk conserverend karakter heeft, waarbij naast de reeds in ontwikkeling zijnde wijken geen nieuwbouwprojecten in het water of direct grenzend aan het IJsselmeer aan de orde zijn, mag verwacht worden dat er geen significant negatieve effecten optreden. De instandhouding van de Natura 2000 - gebieden is gegarandeerd. De vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan zal geen significant negatieve gevolgen voor de kwaliteiten van het vogelrichtlijngebied hebben.
Ecologische hoofdstructuur
Naast de bescherming onder Natura 2000 zijn er gebieden die beschermd zijn als EHS. De Natura 2000 - gebieden maken deel uit van de EHS in de status van prioritair gebied. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in ecologische verbindingszones, waardevolle gebieden en overig EHS. De ecologische verbindingszones zorgen ervoor dat afzonderlijke natuurgebieden met elkaar verbonden worden en planten en dieren zich kunnen verspreiden.
De waardevolle gebieden hebben een hoge actuele of potentiële natuurwaarde. Deze gebieden zijn essentieel voor de samenhang en kwaliteit van de EHS. De prioritaire en waardevolle gebieden vormen samen de kerngebieden van de EHS.
Gemeente Lelystad heeft in het structuurplan 2004 de provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS) overgenomen. Het Stadsrandgebied grenst aan en ligt gedeeltelijk in het IJsselmeer, dit gebied maakt deel uit van de kerngebieden van de Ecologische hoofdstructuur van Nederland.
In het deelgebied Kustpark bevindt zich het Houtribbos, dit bos maakt onderdeel uit van de PEHS en heeft de status van bosreservaat. Het beleid in deze gebieden is gericht op het veiligstellen en vergroten van de bestaande natuurwaarden.
Binnen het deelgebied De Velden liggen enkele kleinere ecologische verbindingszones, met name langs de watergangen in het gebied. Verder liggen in De Velden twee gebieden die vallen onder de provinciale Ecologische Hoofdstructuur, te weten het Overijsselse Hout en ’t Zand.
In het deelgebied Oostrandhout bevinden zich twee gebieden die vallen onder de provinciale Ecologische Hoofdstructuur (overig), te weten het Overijselse Hout en het Gelderse Hout. In het zuid-oostelijke deel van het plangebied ligt langs de Lage Vaart een ecologische verbindingszone.
De EHS zones zijn in het bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'. De vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan zal geen negatieve gevolgen hebben voor de EHSzones.
Boswet
De bossen in het plangebied vallen onder de werking van de Boswet. Bij kap of houtoogst dient herplant of compensatie plaats te vinden.
Wetland
Het IJsselmeer is aangewezen volgens de Wetlands-Conventie. Onder wetlands worden waterrijke gebieden verstaan, bijvoorbeeld moerassen of veengebieden. Deze natuurgebieden hebben belangrijke functies, onder andere voor trekvogels, vissen en andere waterdieren. Wetlands en de planten- en diersoorten die erin leven, worden beschermd door het Ramsar Verdrag uit 1971.
Soortentoets
Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het (tenzij ontheffing verkregen is) verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een inititatief. Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, zal hier op vooruit lopend, een verwachting worden uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied. In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. "AmvB art. 75" van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:
De 1e categorie is strikt beschermd. Voor deze soorten wordt alleen ontheffing verleend als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, er geen andere oplossingen mogelijk zijn om de doelstellingen van het project te behalen (mitigatie en/of alternatieven) en als er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang (art. 75, lid 5, onder c).
Voor de 2e categorie geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht wanneer er volgens een door het Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt en de werkzaamheden vallen onder de categorie:
Voor de 3e categorie geldt een algemene vrijstelling voor:
Een uitzondering hierop zijn vogels. Voor vogels wordt geen ontheffing verleend. Indien er broedvogels aanwezig zijn dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden.
KUSTPARK
Het deelgebied Kustpark is een overgangsgebied tussen het landelijke gebied, de stad en het IJsselmeer. Het is groen, bosrijk en waterrijk gebied waarin een aantal natuurlijke elementen voorkomen (zoals open water, waterlopen, (gras)bermen,bossen (het Zuigerplasbos, het Houtribbos), parkbos, hellingen van de dijken en oevers en grasvelden langs de waterlopen) die levensvoorwaarden bieden voor een aantal in Lelystad voorkomende beschermde planten- en diersoorten.
Het betreft vertegenwoordigers uit de groepen vissen, amfibieën, zoogdieren, vogels en hogere planten. Het deelgebied is niet geïnventariseerd, omdat er al redelijk veel bekend is over het voorkomen van beschermde soorten.
De volgende soorten zijn bekend uit het gebied:
Tabel 3, Zwaar beschermde soorten:
Vleermuizen: Het deelgebied Kustpark fungeert als leefgebied voor diverse soorten vleermuizen. In ieder geval zijn foeragerend in het gebied de Gewone Dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), Meervleermuis (Myotis dasycneme), Watervleermuis (Myotis daubentonii) en de Laatvlieger (Eptesicus serotinus) te verwachten. Zowel in gebouwen als in de bosgebieden kunnen zich kolonies bevinden, deze zijn als vaste verblijfplaats strikt beschermd. Het IJsselmeer is van belang als foerageergebied voor Meervleermuis en Watervleermuis. Boven de Zuigerplas foerageren veel Watervleermuizen.
Overige zoogdieren:
Niet uit te sluiten is dat het Zuigerplasbos en het Houtribbos deel uit maken van het leefgebied van de Boommarter.
Tabel 2: Overig beschermde soorten:
Langs de diverse waterkanten en op de velden in het Zuigerplasbos komt in ieder geval de Rietorchis (Dactylorhiza majalis praetermissa) talrijk voor. Vissen: In de waterlopen kan de Kleine modderkruiper (Cobitis taenia) aangetroffen worden en op plaatsen met meer stromend water, zoals bij stuwen of sluizen, kan de Rivierdonderpad (Cottus perifretum) zich gevestigd hebben.
Tabel 1: Algemeen beschermde soorten:
Brede wespenorchis (Epipactis helleborine), Egel (Erinaceus europaeus), Ree, ware- en woelmuizen, Bunzing (Mustela putorius), Bruine kikker (Rana temporaria), Groene kikker complex (Rana ridibunda/lessonae), Gewone pad (Bufo bufo) en Kleine watersalamander (Triturus vulgaris). Verder zijn alle in het gebied voorkomende vogelsoorten beschermd. Voor de zeer algemeen voorkomende, maar strikt beschermde (bijlage IV van de Habitatrichtlijn), vleermuissoorten zal voorafgaand aan de sloop van gebouwen onderzocht dienen te worden of er al dan niet verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Als de huidige bebouwing gehandhaafd blijft is er geen strijdigheid met natuurwetgeving. Als er gebouwen gesloopt worden, zal volgens specifieke richtlijnen worden gehandeld.
Aangezien bestemmingsplan grotendeels een consoliderend bestemmingsplan is, mag verwacht worden dat er geen negatieve effecten optreden. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt niet in gevaar. Bij eventuele ruimtelijke procedures zal vanwege het voorkomen van beschermde soorten een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Tevens dient, vanwege het voorkomen van vleermuizen in gebouwen, bij sloopwerkzaamheden van gebouwen altijd een vleermuisinventarisatie verricht te worden. In sommige gevallen zal ook bij aanbouw aan bestaande bouw een vleermuisinventarisatie noodzakelijk zijn.
DE VELDEN
Voor het deelgebied De Velden geldt dat het plan met name een beheerfunctie heeft waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Beschermde diersoorten en hun habitat worden door de actualisatie van het bestemmingsplan niet bedreigd. Op basis hiervan kan gesteld worden dat een onderzoek naar de aanwezige flora en fauna in het deelgebied niet noodzakelijk is.
OOSTRANDHOUT
In 2007 heeft de gemeente Lelystad onderzoek uit laten voeren naar een groot aantal gebieden binnen de gemeentegrenzen. Dit onderzoek had tot doel om de kwetsbare natuurwaarden in beeld te brengen. Oostrandpark is een van de onderzochte gebieden. Er is onderzoek gedaan naar bijzondere soorten (van de Nederlandse Rode lijst) en beschermde soorten (Flora- en Faunawet, hierna FFW).
Resultaten onderzoek
Beschermde plantensoorten en planten van de Rode Lijst
Van de middelzwaar beschermde soorten zijn de volgende planten aangetroffen:
Van de licht beschermde soorten zijn de volgende planten aangetroffen:
Insecten
Van de vlindersoorten zijn in het gebied alleen de algemeen voorkomende soorten als Bont zandoogje, Boomblauwtje, Atalanta, Citroenvlinder, Dagpauwoog, Oranjetip en Kleinde vos waargenomen. Het gebied is op dit moment niet geschikt voor het voorkomen van kritische, zeldzame en/of beschermde soorten. Van de libellen is in het gebied de vroege glazenmaker (Rode lijst, kwetsbaar) aangetroffen.
Amfibieen en reptielen
In het plangebied zijn geen ringslangen en/of sporen van ringslangen aangetroffen. Echter in de omgeving zijn wel sporen aangetroffen. Er dient dus rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van ringslangen in het plangebied.
Vissen
In het plangebied is naast Baars, Blankvoorn, Kolblei, Snoekbaars, Europese Meerval en Paling ook de Kleine Modderkruiper aangetroffen. De kleine Modderkruiper behoort tot de categorie 2 van de Flora- en Faunawet.
Broedvogels
In de bossen komen vooral algemene zangvogels voor als Tuinfluiter, Winterkoning, Roodborst, Merel en Zwartkop. In het plangebied werd een bosvogel van de Rode Lijst gevonden, te weten de Zomertortel (categorie gevoelig). Ook de Huiszwaluw (categorie gevoelig) is gevonden.
In het gebied werden ook diverse bezette roofvogelhorsten aangetroffen waaronder die van de Sperwer en de Buizerd.
Vleermuizen
Het plangebied is bij uitstek een gebied waar vleermuizen voorkomen. In 2007 zijn de Meervleermuis, Laatvlieger, Ruige dwergmuis en Dwergvleermuis aangetroffen. Ook ligt binnen het gebied een foerageergebied voor de Dwergvleermuis.
Overige zoogdieren
Op basis van de bekende verspreiding is het waarschijnlijk dat er algemene, licht beschermde kleine zoogdieren zoals Egel, Dwergmuis, Bosmuis, Mol,en anderen voorkomen in het gebied. Tijdens de onderzoeksperiode zijn verschillende van deze zoogdieren waargenomen. De zwaar beschermde bever is eveneens waargenomen in het gebied.
Conclusies
Het gebied is vooral van belang voor broedvogels, planten, vleermuizen en vissen. In het bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen opgenomen die kunnen zorgen voor een verstoring van de ecologische waarden in het gebied. Voor eventuele ontwikkelingen in de toekomst is er ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet benodigd indien het project resulteert in handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen. Dit geldt alleen voor licht en streng beschermde soorten (tabel 2 en 3); voor algemene soorten (tabel 1) geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Voor deze soorten geldt wel de zorgplicht.
Wettelijk kader
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta, kortweg Malta genoemd) is in 1992 door twintig Europese staten, waaronder Nederland, getekend en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Vervolgens werd het verdrag op 1 september 2007 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op 6 februari 2007 werd de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) gepubliceerd in het Staatsblad en is vervolgens op 1 september 2007, gedeeltelijk, van kracht geworden.
Het Verdrag van Valletta (Malta) gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf ("in situ"). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. De wet wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Ten slotte gaat het verdrag uit van het beginsel "de veroorzaker betaalt". Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.
Provinciaal beleid
Voordat de Zuiderzee ontstond is het grondgebied van de provincie Flevoland ook al bewoond geweest. Duizenden jaren geleden hebben deze eerste bewoners sporen achtergelaten, die bewaard zijn gebleven in de bodem van Flevoland. Deze archeologische waarden zijn uniek. Het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed verplicht de deelstaten om archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem te behouden. Indien behoud in de bodem niet mogelijk is dienen belangrijke archeologische waarden door middel van opgravingen en onderzoek veilig te worden gesteld. Het provinciaal beleid sluit aan bij de Europese verdrag en legt de nadruk op het vergroten van het maatschappelijk rendement van de archeologische monumentenzorg. Deze verplichting geldt voor heel Flevoland. In het provinciaal archeologiebeleid is onderscheid gemaakt in Provinciaal Archeologische en Aardkundige Kerngebieden (PArK'en), archeologische aandachtsgebieden en top-10-locaties. Deze gebieden en locaties acht de provincie van provinciaal belang. De PArK'en en top-10-locaties zijn door de provincie uitgewerkt, de uitwerking van de archeologische aandachtsgebieden is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.
Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. Zij omvatten delen van de prehistorische stroomgebieden van de Vecht, IJssel en Eem, waarin onder andere nederzettingen van de Swifterbantcultuur liggen. Deze aandachtsgebieden bevinden zich onder andere in het noordelijke en zuidelijke deel van Gemeente Lelystad. De vermoedelijke archeologische waarden in het noordelijke gebied zijn zodanig groot dat dit gebied, dat grenst aan het PArK Rivierduingebied Swifterbant, in gemeentelijk beleid als te onderzoeken gebied is aangewezen.
Naast PArK'en, aandachtsgebieden en top-10-locaties zijn door de provincie tevens aardkundig waardevolle gebieden aangewezen. In de aardkundig waardevolle gebieden bevinden zich naast oude menselijke sporen ook sporen van vroegere landschappen. Elementen als oude geulsystemen en rivierduinen, zeldzame veenresten en zeer oude bodems vormen onderdelen van deze zeer oude, fossiele landschappen. Uit deze aardkundige elementen is de ontstaansgeschiedenis van de Flevolandse ondergrond af te lezen. De provincie heeft een eerste inventarisatie en waardering van de aanwezige aardkundige waarden uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in de globale begrenzing van aardkundig waardevolle gebieden. Binnen de gemeentegrenzen van Lelystad bevinden zich onder andere de aardkundige waardevolle gebieden "Rivierduinen en stroomgeulen Swifterbant 1 en 2".
Archeologiekaart - waarden en verwachtingen |
Gemeentelijk archeologiebeleid
Met de invoering van de Wet archeologische monumentenzorg (Wamz) is de gemeente verplicht om in nieuwe of herziene bestemmingsplannen de archeologische waarden vast te leggen. Bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond dient rekening te worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten. Ook bij het voeren van ontheffingsprocedures dient het archeologisch belang expliciet te worden meegewogen. Dit impliceert de plicht voor de gemeenten om kennis te vergaren omtrent het bodemarchief ter plaatse. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij een archeologisch beleid met bijbehorende instrumenten ontwikkelen. Het vervaardigen van een archeologische verwachtingskaart is in dit verband een nuttig hulpmiddel.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad (2008)
In het gemeentelijk archeologiebeleid wordt in de aandachtsgebieden onderscheid gemaakt tussen gebieden met hoge en middelhoge archeologische waarde en gebieden met een lage archeologische waarde. In de gebieden met een lage archeologische waarde is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Het gemeentelijk beleid is op 28 augustus 2008 vastgesteld en sinds 11 september 2008 in werking.
Het beleid bestaat uit beleidsafspraken en de beleidsadvieskaart. Met het opstellen van de beleidsadvieskaart is een belangrijk instrument geformuleerd voor de realisatie van gemeentelijk beleid op het gebied van archeologische monumentenzorg. Met op de kaart aangemerkte gebieden zal bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden.
De beleidsadvieskaart is in dat kader een belangrijk instrument, dat up-to-date moet worden gehouden. De beleidsadvieskaart bestaat uit twee onderdelen; de Maatregelenkaart en Archeologiekaart waarden en verwachtingen. Op de Archeologiekaart waarden en verwachtingen zijn alle bekende archeologische vindplaatsen en vondsten aangegeven. Dit kunnen kleine vondsten zijn, zoals een aardewerken pot, of een grote vondst, zoals een scheepswrak. De Maatregelenkaart is onderverdeeld in verschillende gebieden. Per gebied wordt aangegeven of archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
Indien tijdens bodemverstorende werkzaamheden archeologische resten of (delen van) een scheepswrak worden aangetroffen dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, RCE), ARCHISmeldpunt. telefoon 033-4217682). In de Flevolandse praktijk fungeert het archeologisch depot in het Nieuwland Erfgoedcentrum als centraal meld-punt van archeologische vondsten, telefoon 0320- 225939. de heer D.E.P. Velthuizen.
KUSTPARK
Op basis van de Archeologiekaart waarden en verwachtingen kan gesteld worden dat het grootste gedeelte van het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde heeft. De kans op het aantreffen van Prehistorische vindplaatsen is hier laag. Ten zuiden van de Houtribweg ligt een langwerpige strook met een hoge archeologie verwachtingswaarde. In de huidige situatie is dit gebied in gebruik als bos en agrarisch gebied (boomkwekerij). Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is en in dit gedeelte van het Kustpark geen nieuwe ontwikkelingen gepland staat, kan gesteld worden dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Wel valt het gebied binnen het archeologsiche aandachtsgebied. Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hote dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. Zij omvatten delen van de prehistorische stroomgebieden van de Vecht, IJssel en Eem, waarin onder andere nederzettingen van de Swifterbantcultuur liggen. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk bij eventuele nieuwe ontwikkelingen op de locatie waar een hoge archeologische verwachtingswaarde bestaat. In de overige gebieden van het bestemmingsplan kan de aanwezigheid van archeologische sporen echter nooit volledig worden uitgesloten.
DE VELDEN
Op basis van de Archeologiekaart waarden en verwachtingen kan gesteld worden dat het grootste gedeelte van het deelgebied een lage archeologische verwachtingswaarde heeft. De kans op het aantreffen van Prehistorische vindplaatsen is hier laag. Ten zuiden van de Houtribweg ligt een gebied met een hoge archeologie verwachtingswaarde. Deze waarden dienen in het bestemmingsplan beschermd te worden. In de huidige situatie is dit gebied extensief in gebruik als voornamelijk agrarisch gebied en bos. Bij nieuwe ontwikkelingen en bouwplannen is archeologisch onderzoek nodig.
In het zuiden van het plangebied, aan de Binnenhavenweg, ligt een ARCHIS-waarneming. Het gaat hier een scheepswrak (opgegeven).
OOSTRANDHOUT
Het deelgebied Oostrandhout valt buiten het in het Provinciaal omgevingsplan 2006 opgenomen PArK en buiten het aandachtsgebied. Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (2e generatie) bevindt het deelgebied zich in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Op grond van het Provinciaal omgevingsplan 2006, de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden en het gemeentelijk beleid archeologische monumentenzorg in Lelystad is voor het deelgebied Oostrandhout geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
De aanwezigheid van archeologische sporen kan echter nooit volledig worden uitgesloten. Bij de uitvoering van de bodemverstorende werkzaamheden dient men er dan ook alert te zijn op de aanwezigheid van archeologische resten. Scheepswrakken kunnen in principe overal op de huidige en voormalige IJsselmeerbodem worden aangetroffen. De meeste scheepswrakken liggen relatief dicht aan het oppervlak van de voormalige Zuiderzeeafzettingen. Het zijn momenteel vooral de dieper gelegen wrakken die nu nog tevoorschijn komen. Dit zijn echter vaak beter geconserveerde schepen en ook oudere scheepstypen.
Stedenbouwkundige en geografische historische waarden
Lelystad is een stad in ontwikkeling. De inrichting van het Stadsrandgebied is van recente datum en bevat geen of slechts enkele elementen en structuren die in cultuurhistorisch opzicht specifiek van betekenis zijn. Dit is de reden dat in het kader van het bestemmingsplan geen aparte bestemming of regeling is opgenomen. De waarde en betekenis ervan wordt geborgd door bestaande en te ontwikkelen beleidsinstrumenten met betrekking tot cultuurhistorie en monumenten.
Beginweg
Van de schaars aanwezige elementen kunnen de volgende genoemd worden. De belangrijkste ervan is ongetwijfeld de Beginweg, de eerst aangelegde weg van Lelystad, en een van de weinige onderdelen die conform het plan van Cornelis van Eesteren is aangelegd. De weg is beschreven in de nota “cultuurhistorie in Lelystad”. Deze nota vormt de basis van het op te stellen beleid m.b.t. de cultuurhistorie en monumenten voor Lelystad en vormt een van de kaders voor planontwikkeling. Het heeft o.a. er toe geleid datv de weg bij het uit te voeren groot onderhoud in de oorspronkelijke staat is hersteld.
Verkavelingspatroon
In meer algemene zin is ook het verkavelingspatroon kenmerkend voor de wijze waarop het gebied is ingericht. Door de relatief slechte doorlaatbaarheid van de ondergrond (variërend van fijnzand tot matig zware zavel) is een relatief intensief netwerk van ontwateringmiddelen toegepast met in het gebied rond de Bronsweg een hart-op-hart maat van de sloten van 300 m. en elders 400-500 m.
Bij de ontwikkeling van deze gebieden (o.a,. Biologisch Centrum, zone Hondsdraf met zorg boerderijen en Buitenhof) is dit patroon als onderlegger gebruikt voor het op te stellen verkavelings- en inrichtingsplan.
Stadsrandbossen
Bij de ontwikkeling van Lelystad ( en overige poldersteden!) is gekozen voor het aanleggen van een relatief compacte stad omgeven door stadsbossen. Enerzijds om de stad te beschermen tegen de weersinvloeden van buiten, deels als comfortgebied voor de inwoners en tenslotte als locatie voor bij dit gebied passende voorzieningen zoals stadsrandvoorzieningen, begraafplaats, manege, zorginstellingen, woonclusters ed.
De huidige bestemmingen borduren voort en zijn geïnspireerd door deze opzet.