direct naar inhoud van 3.2 Omgevingsaspecten
Plan: IJsselmeer - Markermeer - Oostvaardersplassen
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BHV01-VG01

3.2 Omgevingsaspecten

Het uitgangspunt is dat - ook in de toekomst - een goede omgevingssituatie voor de aanwezige functies in en rond het verordeningsgebied behouden blijft. In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten behandeld.

3.2.1 Milieueffectrapportage

Voor besluiten en plannen die ontwikkelingen bevatten, die (mogelijk) belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de plicht voor het opstellen van een milieueffectrapportage. Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De drempelwaarden voor projecten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit m.e.r..

Bij deze beheersverordening hoeft geen milieueffectrapportage opgesteld te worden, omdat hierin geen andere dan kleinere perceelsgebonden ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

3.2.2 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem “Bedrijven en milieuzonering” ontwikkeld. Het systeem heeft de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieucategorie op van 1 t/m 6. Per categorie zijn richtlijnafstanden tot een “rustige woonwijk / rustig buitengebied” of een “gemengd gebied” aangegeven.

In het verordeningsgebied zijn op dit moment geen bedrijven en functies aanwezig die negatieve effecten hebben op de functie van gronden buiten het verordeningsgebied (externe werking). Aangrenzend op het verordeningsgebied is de Bataviawerf aanwezig. Dit is niet alleen een museum, maar ook een scheepswerf voor de bouw van houten schepen. Een dergelijke werf heeft, ten opzichte van een rustig buitengebied of woonwijk, een milieucategorie 3.1, met een grootste afstand van 50 meter. Deze afstand wordt bepaald door mogelijke geluidhinder. Deze werf heeft echter geen invloed op het verordeningsgebied, omdat hierin geen nieuwe (geluidgevoelige) ontwikkelingen mogelijk zijn. In de toekomst kan het bedrijventerrein Flevokust invloed krijgen op het deel IJsselmeer, de planvorming voor dit bedrijventerrein is hiervoor echter nog niet ver genoeg.

3.2.3 Geur

Het aspect geur levert geen belemmeringen en uitgangspunten op voor dit verordeningsgebied. Rond het verordeningsgebied zijn geen bedrijven en andere functies aanwezig die (grote) geurcirkels hebben. De geurcontouren rond Noordersluis en de Bataviawerf vallen niet over het verordeningsgebied. Deze zijn (planologisch) beperkt in de daarvoor geldende bestemmingsplannen.

3.2.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Voor het aspect geluid zijn in en rond het verordeningsgebied drie bronnen van belang: bedrijventerrein Noordersluis, wegen waarop 50 km/uur of harder gereden mag worden en de Flevolijn (spoorlijn Lelystad - Almere).

Buiten het verordeningsgebied ligt het bedrijventerrein Noordersluis. Het geluid van dit bedrijventerrein reikt over het verordeningsgebied. De vastgestelde geluidzone van dat bedrijventerrein echter niet. Industrielawaai heeft geen invloed op het verordeningsgebied.

In de toekomst kan (de geluidzone van) het bedrijventerrein Flevokust invloed krijgen op het verordeningsgebied (IJsselmeer). De planvorming voor dit bedrijventerrein is nog niet ver genoeg gevorderd en geeft geen uitgangspunten voor deze verordening. De geluidzone van Flevokust wordt te zijner tijd in een nieuw bestemmingsplan vastgelegd.

De effecten van de aspecten weg- en spoorweglawaai op de natuurgebieden zijn beoordeeld. De conclusie hiervan is dat deze aspecten geen significant negatieve effecten hebben op de natuurgebieden. Deze beheersverordening biedt immers een regeling voor het behoud van de bestaande situatie van de gebieden. Nieuwe grote ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt.

3.2.5 Bodem

Voor het aspect bodem is onder meer de Wet bodembeheer van toepassing. De effecten van het aspect bodem (en ontgrondingen) op de natuurgebieden zijn beoordeeld. De conclusie is dat deze geen significant negatieve effecten heeft op de natuurgebieden. Deze beheersverordening biedt immers een regeling voor het behoud van de bestaande situatie van de gebieden. Nieuwe grotere ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt.

3.2.6 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder meer geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling wanneer sprake is van (1) een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of (2) wanneer een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Voor de gemeente Lelystad geldt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen vormt. Dit geldt ook voor het verordeningsgebied. De verwachting is dat ook in de toekomst de belemmeringen met betrekking tot dit aspect uitblijven. De situatie voor de luchtkwaliteit kan door het verordeningsgebied niet wijzigen, omdat deze verordening alleen de bestaande situatie vastlegt. De bestaande situatie van het gebied heeft geen negatieve effecten op de luchtkwaliteit.

3.2.7 Ecologie

Het verordeningsgebied is getoetst aan de ecologische aspecten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).

Gebiedsbescherming

Het grootste deel van het verordeningsgebied is aangewezen, of in procedure om aangewezen te worden, als Natura 2000-gebied. Het gaat om de Natura 2000-gebieden "IJsselmeer", "Markermeer en IJmeer" en "Oostvaardersplassen". Deze gebieden vallen daarmee onder de beschermde natuurgebieden. Een belangrijke functie van deze gebieden is natuur, naast de functie als zoetwatervoorziening. Andere activiteiten en functies kunnen effecten hebben op de natuurgebieden en daarin levende flora- en faunasoorten. Hiervoor is een effectbeoordeling uitgevoerd. Deze is op internet te raadplegen via www.natura2000ijsselmeergebied.nl.

Uit deze effectbeoordeling blijkt dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn voor de beschermde gebieden. De bestaande functies zijn bij de aanwijzing van de gebieden tot Natura 2000-gebied meegewogen. Daarbij is ook rekening gehouden met de autonome groeimogelijkheden van de functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BHV01-VG01_0007.png"

Kaart begrenzing Natura 2000-gebieden

In de beheersplannen, horend bij de aanwijzing, is aangegeven hoe omgegaan wordt met de bestaande functies en de autonome groei ervan. De bestaande functies in het verordeningsgebied zijn daarvoor in beeld gebracht en vormen de basis voor de effectbeoordeling en deze verordening. In deze verordening worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bestaande situatie wordt vastgelegd, waardoor negatieve effecten op de beschermde natuurgebieden en daarbij horende soorten uitgesloten kunnen worden.

Voorgaande geldt ook voor de door de provincie aangewezen Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en overige gebieden met natuurgebieden.

Soortenbescherming

Voor het verordeningsgebied wordt gesteld dat het om een bestaande situatie gaat waarin geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan. Wat betreft de soortenbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten.

3.2.8 Water

De gemeente heeft met het waterschap Zuiderzeeland afgesproken dat zij voor herzieningen van bestemmingsplannen die geen ontwikkelingen mogelijk maken, zoals deze beheersverordening, geen advies meer hoeven te geven. In die gevallen kan de gemeente zelf voorzien in het opstellen van een waterparagraaf. De van belang zijnde resultaten hiervan zijn hierna opgenomen. De Waterwet is het wettelijk kader voor het aspect water.

3.2.8.1 Beheer

In het verordeningsgebied liggen kaden en dijken die bedoeld zijn om het waterpeil te handhaven. Het gaat onder meer om de Houtribdijk, de Oostvaardersdijk en de Knardijk. Deze hebben verschillende beheerders, dit heeft te maken met de verschillende eigenaren. Een deel is in beheer van Staatsbosbeheer (Oostvaardersplassen), een deel bij het Waterschap Zuiderzeeland en een deel bij Rijkswaterstaat. Voor de start van werken en/of werkzaamheden aan de kaden en dijken, moet vooraf advies worden ingewonnen bij de beheerder.

3.2.8.2 Kaden en dijken

De kaden en dijken in het verordeningsgebied hebben kern- en/of beschermingszones. Deze zones liggen in het verordeningsgebied. Bij werkzaamheden nabij een waterkering moet de veiligheid/stabiliteit van een waterkering gegarandeerd blijven.

3.2.8.3 Watersysteem Oostvaardersplassen

Het natuurgebied “De Oostvaardersplassen” heeft kaden die bedoeld zijn om het waterpeil te handhaven. Staatsbosbeheer beheert deze kaden. Het gebied is aangemerkt als een “wetland” in het Verdrag van Ramsar. Het belang als moerasgebied is daarmee sterk onderkend.

Waterkwaliteit

De Oostvaardersplassen is een moerasgebied. De wateren zijn voedselrijk, omdat de belasting door vogels (guanotrofie) als een natuurlijk gegeven wordt beschouwd.

 

Waterkeringen

De Oostvaardersplassen worden aan de westzijde begrensd door de Oostvaardersdijk en aan de noord- en oostzijde door de Knardijk. Het gebied ligt daarmee binnen de kern-, vrijwarings-, of buitenbeschermingszone van een waterkering. Bij werkzaamheden nabij een waterkering moet de veiligheid/stabiliteit van een waterkering gegarandeerd blijven. Uiteraard is vergunning van het waterschap Zuiderzeeland vereist.

3.2.8.4 Watersysteem Markermeer en IJsselmeer

Het hele IJsselmeergebied was van oorsprong een binnenzee. Zowel de zee als de rivieren en beken die erin uitmondden, hadden er vrij spel. Door de aanleg van de Afsluitdijk, de IJsselmeerpolders en ten slotte de Houtribdijk (tussen Enkhuizen en Lelystad) is het gebied opgedeeld in aparte meren. In die compartimenten heeft de natuur boven en onder water zich aangepast aan de veranderde omstandigheden. De grote voedselrijkdom van het gebied trekt veel vogels aan.

Het Markermeer ontstond als gevolg van de voltooiing van de Houtribdijk in 1976. In luwere en ondiepere delen van het Markermeer, zoals de Gouwzee en de kustzone Muiden, zijn kranswierbegroeiingen ontstaan. De Gouwzee is het deelgebied tussen het eiland Marken en het vasteland van Noord-Holland, dat is aangewezen onder de Habitatrichtlijn (nu Natura 2000). Het zuidelijke deel van de Gouwzee bevat de grootste oppervlakte aan sterkranswiervegetaties in ons land. De kranswieren vormen in de zomer en de herfst een belangrijke voedselbron voor o.a. eenden en meerkoeten.

3.2.8.5 Conclusie

Algemeen wordt gesteld dat deze beheersverordening geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk maakt. In het enkele geval waar sprake is van een perceelsgebonden ontwikkeling, is deze in eerdere bestemmingsplannen mogelijk gemaakt en daarin afgewogen met het wateraspect.

Daarnaast geldt dat reguliere handelingen van waterbeheerders voor beheer en onderhoud altijd zijn vrijgesteld van een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden (niet zijnde bouwen). Dit betekent dat voor onder meer onderhoudsbaggerwerk en werkzaamheden aan nautische verkeersvoorzieningen geen omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden nodig is. Voor activiteiten in buitendijks gebied zijn mogelijk wel (andere) vergunningen nodig. Hiervoor kan contact opgenomen worden met Rijkswaterstaat.

3.2.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds).

3.2.9.1 Risicovolle inrichtingen

Langs de Rijksweg A6 zijn twee tankstations aanwezig waar verkoop van LPG plaatsvindt. Bij een dergelijk tankstation is sprake van risicocontouren op die plaatsen waar uitwisseling en opslag van LPG plaatsvindt. Daarbij gaat het om het vulpunt, de afleverzuil en de opslagtank. De risicocontouren zijn in deze verordening opgenomen, omdat deze de grens van de instelling overschrijden. De contouren worden bepaald door de doorzet van het tankstation. De plaatsgebonden risicocontouren van beide tankstations zijn als volgt:

naam tankstation   PR 10-6 vulpunt   PR 10-6 afleverzuil   PR 10-6 opslag  
Bij De Lepelaar, doorzet tot 1.000 m3 (zuidzijde A6)   45 meter   15 meter (2 zuilen)   25 meter  
Bij De Aalscholver, doorzet tot 1.000 m3 (noordzijde A6)   45 meter   15 meter   25 meter  

Een verantwoording van het groepsrisico is in deze verordening niet nodig. In het verordeningsgebied en binnen 150 meter (invloedsgebied groepsrisico) van het vulpunt, de afleverzuil en de opslag worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Bij de tankstations zijn wel horecagelegenheden (restaurants en overnachtingsplaatsen) aanwezig. Dit zijn beperkt kwetsbare objecten. Een uitbreiding hiervan wordt in deze verordening niet mogelijk gemaakt, waardoor een groepsrisicoberekening niet nodig is.

De regeling rondom externe veiligheid van LPG-tankstations is opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

3.2.9.2 Transportroutes

Bij de externe veiligheid zijn in het verordeningsgebied vooral transportroutes van belang. In eerste instantie gaat het om de vaarwegen, daarnaast om hoogspanningsverbindingen. Voor het verordeningsgebied gaat het daarbij vooral om de vaarwegen Amsterdam-Lemmer, de route Lelystad-Enkhuizen en de route Enkhuizen-Almere. Over de Rijksweg A6 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. De risico's en de gevolgen voor deze beheersverordening worden hierna beschreven. Dit is bovendien belangrijke informatie voor de beschrijving van de bestaande situatie (gebruik).

Vaarweg Amsterdam-Lemmer (VAL)

De VAL loopt door het IJsselmeer en het Markermeer. De beide routes zijn niet gelijkwaardig. De route over het IJsselmeer heeft een CEMT-klasse Vb. Dit betekent dat deze maximaal geschikt moet zijn voor een duwkonvooi van 1 x 2 bakken in de lengte, bedoeld voor het transport van maximaal 3200 ton goederen. De vaarweg heeft daarom een zone van tenminste 11,4 meter breed. De route door het Markermeer heeft CEMT-klasse VIb. Dat deel van de route is geschikt voor een duwkonvooi van 2 x 2 bakken, geschikt voor transport van 6.400 - 12.000 ton goederen. Deze duwkonvooien zijn twee maal zo breed, de vaarroute heeft daarom ook een breedte van tenminste 22,8 meter.

Naast gewone goederen is de VAL ook een binnenvaartverbinding voor chemische clusters en achterlandverbindingen. Door deze transporten heeft de vaarroute aan weerszijden een plasbrandaandachtsgebied van 25 meter. Binnen die contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Dit plasbrandaandachtsgebied wordt echter niet specifiek geregeld, omdat binnen de contour geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk zijn en worden gemaakt.

Rond de vaarweg is een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) aanwezig, deze komt maximaal tot de oeverlijn. Deze hoeft niet specifiek geregeld te worden, omdat binnen die contour geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk zijn en worden gemaakt.

De VAL geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor de verordening. Binnen het gebied worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Routes Lelystad-Enkhuizen en Enkhuizen-Almere

De vaarverbindingen Lelystad-Enkhuizen en Enkhuizen-Almere hebben ook een CEMT-klasse Vb. Hiervoor geldt dus ook een breedte van ten minste 11,4 meter. Voor deze vaarverbindingen zijn geen plasbrandaandachtsgebieden en plaatsgebonden risicocontouren aanwezig. Een verantwoording van het groepsrisico is niet nodig, omdat geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Over deze verbindingen vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Deze route wordt dan ook niet specifiek geregeld.

Het Basisnet Water vormt de basis en het toetsingskader voor de externe veiligheid rond de vaarwegen.

Hoogspanningsverbindingen

In het verordeningsgebied is een hoogspanningsverbinding aanwezig. Het gaat om een bovengrondse verbinding aan de zuidzijde van het verordeningsgebied, bij de Oostvaardersplassen. Deze hoogspanningsverbinding heeft een spanning van 380 kV. Vanaf de hartlijn van de verbinding moet aan weerszijden een (indicatieve) zone van 140 meter worden vrijgehouden van gevoelige functies. Daarbij gaat het vooral om functies waar kinderen tot de leeftijd van 14 jaar gedurende een volledig jaar een langere periode per dag verblijven. Dit heeft te maken met de veiligheid, in verband met de elektromagnetische straling rond de verbinding. Deze zone is in deze beheersverordening niet geregeld, omdat er geen sprake is van gevoelige functies en deze ook niet mogelijk worden gemaakt.

Rijksweg A6

De Rijksweg A6 is aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg. Voor deze weg hoeft in deze beheersverordening geen regeling te worden opgenomen. Er is geen sprake van een plasbrandaandachtsgebied en ook van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico is geen sprake. De contour van het plaatsgebonden risico (10-6) valt binnen de randen van de Rijksweg A6 en hoeft om die reden niet geregeld te worden in deze verordening. Dit blijkt uit het Basisnet Weg en de risicoatlas. Binnen het invloedsgebied van het groepsrisico rond de weg worden geen nieuwe ontwikkelingen van (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Een verantwoording van het groepsrisico is daarom niet nodig.

3.2.10 Archeologie en cultuurhistorie

In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet, is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.

Een groot deel van het IJsselmeer en Markermeer heeft de status van archeologisch aandachtsgebied. Wanneer er sprake is van (nieuwe) bodemverstorende activiteiten is altijd een effectbeoordeling nodig. Dit blijkt uit het gemeentelijk archeologisch beleid.

Voor het IJsselmeer en Markermeer geeft het aspect archeologie geen uitgangspunten. Deze beheersverordening maakt in die gebieden geen (nieuwe) bodemverstorende activiteiten mogelijk. In het plandeel Oostvaardersplassen is de ligging van enkele scheepswrakken bekend. In het gemeentelijk archeologisch beleid zijn deze aangewezen als monument. De bescherming ervan vindt plaats via de Monumentenwet, dit is daarom in deze verordening niet meer nodig.

Het verordeningsgebied kent geen cultuurhistorische elementen, zoals gebouwen. Dit geeft voor het plan dan ook geen uitgangspunten, omdat de verordening geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.