direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerreinen 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPBedrijventerrein-VA01

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, opgenomen in milieucategorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2';
    bedrijven, opgenomen in milieucategorie 2 t/m 3.1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
    bedrijven, opgenomen in milieucategorie 2 t/m 3.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
    bedrijven, opgenomen in milieucategorie 2 t/m 4.1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
    bedrijven, opgenomen in milieucategorie 2 t/m 4.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
    bedrijven, opgenomen in milieucategorie 2 t/m 5.1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1';
    bedrijven, opgenomen in milieucategorie 2 t/m 5.2 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2';
    bedrijven, opgenomen in milieucategorie 3.2 t/m 4.2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – bedrijf van minimaal categorie 3.2 en maximaal categorie 4.2';
    bedrijven, opgenomen in milieucategorie 4.1 t/m 5.2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – bedrijf van minimaal categorie 4.1 en maximaal categorie 5.2';
    zoals die voorkomen in Bijlage 1 van bij deze regels behorende bedrijvenlijst;
    bedrijven als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde onder b;
    bedrijven als bedoeld artikel 41 van de Wet geluidhinder juncto artikel 2.1 lid 3 van het besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan met uitzondering van het bepaalde onder c;
  • b. een Bevi-inrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting';
  • c. een bedrijf als bedoeld artikel 41 van de Wet geluidhinder juncto artikel 2.1 lid 3 van het besluit omgevingsrecht, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "gezoneerd industrieterrein" behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - grote lawaaimaker';
  • d. kantoren als ondergeschikt onderdeel van de totale bedrijfsbebouwing; zelfstandige kantoorvestigingen zijn niet toegestaan, behoudens in bestaande kantoorgebouwen met de aanduiding 'kantoor';
  • e. een nutsvoorziening , ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • f. een brandweerpost, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
  • g. e.g. onderwijs, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
  • h. een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
  • i. een glashandel en glasbewerkingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - glashandel en glasbewerkingsbedrijf';
  • j. een stamp, pers, dieptrek en forceerbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stamp, pers, dieptrek en forceerbedrijf';
  • k. een tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
    detailhandel in aanvullend assortiment I van een tuincentrum mag ten hoogste 25 % van de verkoopvloeroppervlakte bedragen;
    detailhandel in aanvullend assortiment II van een tuincentrum mag ten hoogste 25 % van de verkoopvloeroppervlakte bedragen;
    ondersteunende horeca is toegestaan;
    ondergeschikt kinderparadijs is toegestaan;
  • l. een perifeer detailhandelbedrijf zoals opgenomen in Bijlage 3 van de regels: branchering, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  • m. de verkoop van auto's, boten en caravans, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - perifeer-stedelijk;
  • n. een autobedrijf ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • o. verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • p. verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • q. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • r. een burgerwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • s. het behoud, herstel en ontwikkeling van het structureel groen, ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • t. het behoud en/of herstel van aanwezige landschappelijke waarden ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom';
  • u. de instandhouding en/of herstel van het op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige Rijksmonument of gemeentelijk monument mede gelet op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarde, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • v. het verrichten van activiteiten gericht op educatie, vermaak en ontspanning waaronder begrepen:
  • cultuur- en kunst gerelateerde instellingen;
  • muziek- en dansscholen, oefenruimten, creativiteitscentra;
  • indoorspeeltuin;
  • wellness, fitness- en healthcentra;
  • ondersteunende horeca;
    en naar de aard daarmee te vergelijken activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  • w. een gasontvangststation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation';
  • x. een ophoging van het maaiveld met grond tot een hoogte van maximaal 2,00 m en/of een verlaging van het maaiveld tot een diepte van maximaal 1,25 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - zandwal';

een en ander met de daarbij behorende verhardingen, parkeer-, groen- en energievoorzieningen en andere voorzieningen.

7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 30.5.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken passende binnen deze bestemming, waaronder één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen passen binnen deze bestemming.
7.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
  • a. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag voor maximaal 80 % worden bebouwd, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven.
  • c. De voorgevel dient uitsluitend in dan wel achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht; ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, luifels en balkons met een oppervlakte van maximaal 5 m2, mogen de naar de weg gekeerde bouwgrens overschrijden met maximaal 1,20 m, mits daarmee de bestemmingsgrens of de perceelsgrens die het dichtst aan de zijde van de weg gelegen is, niet wordt overschreden.
  • d. Gebouwen, geen woning, moeten aan één zijde ten minste 5,00 m uit de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, tenzij op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan gebouwen, geen woning zijnde, op een geringere afstand tot een zijdelingse perceelsgrens aanwezige zijn, in dat geval is die geringere afstand voor die gebouwen, geen woning zijnde de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens; aan de andere zijde mag tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
  • e. Ten aanzien van de maatvoering van de gebouwen gelden de goothoogte en de bouwhoogte die zijn aangeduid op de verbeelding of maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan indien deze hoger is.
  • f. Ten aanzien van bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan' en burgerwoningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' gelden de volgende regels:
  • 1. er zijn niet meer woningen toegestaan dan:
  • er bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een afwijkend aantal is aangegeven, woningsplitsing is niet toegestaan;
  • er kunnen worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aangevraagde omgevingsvergunning voor bouwen;
  • 2. de inhoud van de woning mag maximaal 800 m³ bedragen of de inhoud op het moment van tervisielegging van het ontwerpplan;
  • 3. de goothoogte van de woning mag maximaal 6,00 m bedragen of de goothoogte op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan;
  • 4. de bouwhoogte van de woning mag maximaal 9,00 m bedragen of de bestaande hoogte op het moment van tervisielegging van het ontwerpplan indien deze hoger is.
  • g. Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning toegestaan' en bij burgerwoningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' gelden de volgende regels:
  • 1. bijgebouwen mogen worden opgericht ten dienste van de woonfunctie;
  • 2. bijgebouwen dienen te worden gesitueerd op minimaal 1,00 m achter de voorgevelrooilijn van de woning;
  • 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 150 m² per woning bedragen;
  • 4. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,20 m bedragen, of maximaal de bestaande goothoogte;
  • 5. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 6,00 m bedragen of maximaal de bestaande bouwhoogte;
  • 6. bijgebouwen in de vorm van een overkapping met minimaal 2 en maximaal 3 wanden mogen tot maximaal 1,50 m voor de voorgevel van het hoofdgebouw worden geplaatst, mits het gedeelte van de overkapping voor de voorgevel aan alle kanten open is en mits op zijerven die grenzen aan de weg of het openbaar groen of openbaar water ook de wand(en) die gelegen is/zijn achter het verlengde van de zijgevel van het hoofdgebouw open blijft/blijven voor zover dat voor de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45° ten opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw nodig is. Overkappingen geplaatst op 0,5m of minder van een wand van een hoofd- of bijgebouw worden geacht te zijn omsloten door de desbetreffende wand van het hoofd- of bijgebouw.
7.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing
  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen qua aard en afmetingen bij de bestemming te passen.
  • b. De maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste gelijk zijn aan de maximale hoogte van gebouwen.
  • c. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2,00 m bedragen.
  • d. Buiten het bouwvlak mag uitsluitend een draadafscheiding of een sierhekwerk tot een bouwhoogte van maximaal 2,00 m gebouwd worden.
  • e. De bouwhoogte van silo's en schoorstenen mag maximaal 15,00 m bedragen.
7.2.4 Antenne-opstelpunten

Op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan 15,00 m mogen antenne-opstelpunten worden opgericht, mits deze antennemasten maximaal 5,00 m zijn, gemeten vanaf bovenkant gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde.

7.3 Nadere eisen
7.3.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige gevolgen voor:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.
7.3.2

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van (ver)nieuwbouwplannen in de directe omgeving van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' met dien verstande, dat kan worden geëist, dat hoogtemaat, dieptemaat, breedtemaat, gevelindeling en kapvorm van de (ver)nieuwbouwplannen afgestemd zijn op het historische karakter van deze monumentale bebouwing.

7.3.3 Toepassingscriteria

De onder 7.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de bescherming van het cultuurhistorische karakter van de bestaande bebouwing en bouwwerken en van omliggende waarden.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 7.2.3. onder e voor het toestaan van hogere hoogte met een maximum van 20,00 m, mits de hogere hoogte vanwege de bedrijfsvoering en/of milieuwetgeving noodzakelijk wordt geacht en de stedenbouwkundige en landschappelijke waarden niet worden aangetast.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Gebruik van de gronden en opstallen

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:

  • a. opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten – buiten het op de bestemming gerichte gebruik en boven een hoogte van 2,00 m;
  • b. opslagdoeleinden, anders dan overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming 'Bedrijventerrein', waarbij opslag van goederen en de stalling van voertuigen uitgesloten is ter plaatse van de zone tussen bouwvlak en de aangrenzende bestemming 'Verkeer'. Deze zone is uitsluitend bedoeld voor het parkeren van personenauto's;
  • c. bedrijven van andere categorieën dan onder 7.1 zijn aangegeven;
  • d. detailhandel, tenzij het betreft detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld als ondergeschikte nevenactiviteit van het bedrijf of perifere detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  • e. detailhandel in branchevreemde producten met uitzondering van een beperkte oppervlakte van maximaal 10 % van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 250 m² met een maximum oppervlak van 100 m² per branchegroep;
  • f. standplaats van onderkomens en bewoning van gebouwen;
  • g. horecadoeleinden;
  • h. recreatieve doeleinden;
  • i. detailhandel in motorbrandstoffen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • j. bewoning van gebouwen buiten de bedrijfswoning;
  • k. leisure-functies uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  • l. prostitutiedoeleinden.
7.5.2 Parkeren

Elk bedrijf dient te voorzien in de behoefte aan parkeergelegenheid (zowel voor personeel als voor bezoekers) en in gelegenheid voor laden en lossen, waarbij voldaan dient te worden aan de normen opgenomen in de Parkeerbeleidsnota 2006, tenzij voldoende openbare plaatsen aanwezig zijn volgens een beoordeling van burgemeester en wethouders.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijken bedrijf hogere categorie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 7.1 onder a conform tabel 7.6.1, mits het een bedrijf betreft dat qua aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de rechtstreeks toegelaten milieucategorieeën.

Tabel 7.6.1      
Aanduiding verbeelding   Rechtstreeks toegelaten categorieën   Met omgevingsvergunning  
Bedrijf tot en met categorie 2   2    
Bedrijf tot en met categorie 3.1   2 t/m 3.1   1 en 4  
Bedrijf tot en met categorie 3.2   2 t/m 3.2   1 en 4  
Bedrijf tot en met categorie 4.1   2 t/m 4.1   1 en 5  
Bedrijf tot en met categorie 4.2   2 t/m 4.2   1 en 5  
Bedrijf tot en met categorie 5.1   2 t/m 5.1   1  
Bedrijf tot en met categorie 5.2   2 t/m 5.2   1  
Specifiek vorm van bedrijventerrein – bedrijf van minimaal categorie 3.2 en maximaal categorie 4.2   3.2 t/m 4.2   2 en 5  
Specifiek vorm van bedrijventerrein – bedrijf van minimaal categorie 4.1 en maximaal categorie 5.2   4.1 t/m 5.2   3  
7.6.2 Afwijken gelijk te stellen bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 7.1 onder a voor het toestaan van bedrijven die niet voorkomen in de bedrijvenlijst, mits het een bedrijf betreft dat naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën.

7.6.3 Afwijken ten behoeve van Bevi-inrichtingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a voor het uitoefenen van een bedrijf of activiteit behorende bij een Bevi-inrichting, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. De 10-6 contour voor het plaats gebonden risico dient te zijn gelegen binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting of op gronden met de bestemming 'Verkeer' of 'Water'.
  • b. Er dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en die verantwoording dient door het bevoegd gezag aanvaardbaar te worden geacht.
  • c. Er dient voldaan te worden aan het Besluit veiligheid externe inrichtingen.
  • d. Een goed woon- en leefklimaat moet gewaarborgd zijn.
  • e. Het groepsrisico dient onder de oriëntatiewaarde te liggen.
7.6.4 Afwijken ten behoeve van functies voor cultuur en ontspanning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – afwijkingsgebied 1' afwijken van het bepaalde overeenkomstig 7.5.1 sub k, voor het toestaan van functies voor cultuur en ontspanning, mits:

  • a. de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving niet onevenredig wordt belemmerd;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. geen onevenredige aantasting plaats vindt van de milieusituatie;
  • e. met aanvrager een planschadeverhaalsovereenkomst als bedoeld in artikel 6.4a Wet ruimtelijke ordening is afgesloten.
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
7.7.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en werkzaamheid uit te voeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom': het vellen of rooien van karakteristieke beplanting;
  • b. het verwijderen van beplanting en/of het aanbrengen van verhardingen, mede ten dienste van verkeersvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'groen'.
7.7.2 Normaal onderhoud

Het onder 7.7.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. die het normale onderhoud en beheer betreffen.
7.7.3 Toelaatbaarheid

Werken als bedoeld in 7.7.1 onder a. en b. zijn slechts toelaatbaar indien door deze werken en werkzaamheden, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarden van de desbetreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
7.7.1 sub a. en b.
het rooien of kappen van bomen en het verwijderen van groen ter plaatse van de aanduiding 'groen'  
- het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor onderhoud of bereikbaarheid ten behoeve van de doeleinden zoals omschreven in artikel 7.1.1
- het verwijderen betekent geen onevenredige aantasting van de aanwezige houtopstanden/ groen/landschapselementen. In verband hiermee kunnen compenserende maatregelen worden vereist