Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Op gen Hek 14 te Voerendaal
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0986.BPopgenhek14-VG01

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep;
b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen,
met de daarbij behorende:
c. tuinen, erven en verharding;
d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e. parkeervoorzieningen;
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
g. doeleinden van openbaar nut.
 
4.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Op de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen;
en de daarbij behorende bijgebouwen en andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
- gebouwen uitsluitend in het bouwvlak en binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen worden gebouwd.
 
4.2.2 Bouwvlak
Regels met betrekking tot het bouwvlak:
a. per bouwvlak mag ten hoogste het aangeduide ‘maximum aantal wooneenheden’ worden gebouwd;
b. de voorgevel van een woning mag uitsluitend in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
c. de voorgevelbreedte van een woning zal ten minste 5,00 meter bedragen;
d. in ten hoogste 2 bouwlagen mag worden gebouwd;
e. de goothoogte mag ten hoogste 6,50 meter bedragen;
f. gebouwen mogen plat, met setback of met een kap van ten hoogste 60° worden afgedekt.
g. indien een bijgebouw wordt opgericht in het bouwvlak zijn niet de bepalingen ten aanzien van het bouwvlak van toepassing, maar is het bepaalde onder 4.2.3 van toepassing.
 
4.2.3 Bouwaanduiding ‘bijgebouwen’
Regels met betrekking tot de bouwaanduidingen ‘bijgebouwen’:
a. de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ mag per bouwperceel/per tot een woning te rekenen gedeelte van de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ voor ten hoogste 50% bebouwd worden;
b. het totaal oppervlak aan  bovengrondse bijgebouwen mag per woning binnen de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’, onverminderd het bepaalde onder a., ten hoogste 75 m2 bedragen, tenzij anders is aangeduid op de verbeelding;
c. bijgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand op ten minste 1,00 meter afstand van het bouwvlak of aangebouwd worden opgericht;
d. bijgebouwen zullen in of ten minste 1,00 meter uit de zijdelingse erfscheiding worden gebouwd;
e. in ten hoogste 1 bouwlaag mag worden gebouwd waarvan de goothoogte ten hoogste 3,30 meter mag bedragen;
f. de bouwhoogte mag ten hoogste 6,60 meter bedragen;
g. bijgebouwen mogen uitsluitend plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° worden afgedekt.
 
4.2.4 Andere bouwwerken
Regels met betrekking tot andere bouwwerken:
a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 6,00 meter bedragen, met uitzondering van:
  • de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2,00 meter mag bedragen;
  • de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 8,00 meter mag bedragen.
 
4.2.5 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten afwijken van de bepalingen in 4.2.2, 4.2.3 en 4.2.4 mogen de bestaande maten gehandhaafd worden.

4.3 Nadere eisen

4.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 meter, nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, en;
b. aan de vorm van hoofdgebouwen en bijgebouwen.
 
4.3.2 De onder 4.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Gebruik van de grond
Onder verboden gebruik van de grond wordt ten minste verstaan verhuur van parkeervoorzieningen aan derden en het gebruik van de grond anders dan voor:
a. tuin/erf;
b. parkeer- en/of groenvoorzieningen;
c. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
 
4.4.2 Gebruik van opstallen
Onder verboden gebruik van opstallen wordt tenminste verstaan het gebruik van opstallen voor:
a. gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
b. agrarische bedrijfsuitoefening;
c. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
d. groothandel;
e. detailhandel;
f. horeca;
g. dienstverlening;
h. opslagdoeleinden, anders dan ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van explosie- en/of brandgevaarlijke goederen en stoffen.
 
4.4.3 Mantelzorg
Het verbod om bijgebouwen voor zelfstandige bewoning te gebruiken is niet van toepassing indien dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, mits:
a. het een bestaand bijgebouw betreft;
b. maximaal 100 m2 van het bebouwde oppervlak als zodanig mag worden gebruikt;
c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het eigen woonmilieu of in de directe omgeving ontstaan of kunnen ontstaan;
d. de omgevingsvergunning voor het afwijken tegelijkertijd niet meer dan één keer wordt verleend per woning;
e. voorafgaand aan de omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders nadere informatie wordt ingewonnen bij de verzoeker, die zeker dient te stellen dat er zorgbehoefte is, inclusief het feit dat deze naar haar aard tijdelijk is;
f. aan het ontheffingsbesluit wordt de voorwaarde verbonden dat de ontheffing komt te vervallen als de bestaande noodzaak vanuit mantelzorg niet meer aanwezig is.
 
4.4.4 Aan huis gebonden beroep
Het verbod om de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. ten minste 50% van het bouwperceel met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft;
b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
c. dit gebruik mag geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
d. de ruimtelijke uitstraling is in overeenstemming met de woonfunctie;
e. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers uit de ASVV/CROW;
f. er is geen sprake van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
g. er mag geen detailhandel plaatsvinden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor een aan huis gebonden bedrijf mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. ten minste 50% van het verblijfsgebied met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft;
b. ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf ten hoogste drie personeelsleden werkzaam zijn, waaronder de bewoner van het pand;
c. de activiteiten dienen qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
d. dit gebruik mag geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
e. de ruimtelijke uitstraling is in overeenstemming met de woonfunctie;
f. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
g. de bedrijfsactiviteiten mogen uitsluitend betreffen: categorie 1-bedrijven of daarmee vergelijkbare bedrijfsactiviteiten volgens de VNG brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’;
h. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteiten;
i. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de richtcijfers van de ASVV/CROW;
j. er is geen sprake van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet hierop berekend zijn;
k. belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
l. aan het ontheffingsbesluit wordt de voorwaarde verbonden dat de ontheffing komt te vervallen als de gronden c.q. bebouwing gedurende een aaneengesloten periode van minimaal twee jaar niet meer als zodanig zijn gebruikt.