Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de bebouwing van niet voor bewoning bestemde gronden met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van het openbare nut met dien verstande dat:
a. de hoogte ten hoogste 3,50 meter mag bedragen;
b. de inhoud ten hoogste 50 m³ mag bedragen.