direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Laagheidseweg 15c en 17 Venray
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP21021-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Het voornemen is om de bestaande planologische bedrijfsmogelijkheden voor de uitoefening van een intensieve veehouderij aan de Laagheidseweg 17 te verwijderen en de bestaande bedrijfswoning om te zetten naar een reguliere burgerwoning. Daarnaast is op een aangrenzend landbouwperceel aan de Laagheidseweg 15c een nieuwe woonlocatie voorzien waarbinnen de oprichting van één nieuwe vrijstaande woning mogelijk wordt gemaakt. Deze nieuwe woning wordt mogelijk gemaakt met de inzet van een bouwtitel afkomstig van de locatie Peelweg 27, een buitengebiedlocatie ten noorden van Ysselsteyn.

Omdat het initiatief wel passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan een herziening van het bestemmingsplan. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Laagheidseweg 15c en 17, nabij de kern Venray. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21021-va01_0002.png"

De ligging van het plangebied (oranje stip) en de omgeving (bron: Openstreetmaps)

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan de Laagheidseweg, een weg in het buitengebied van de gemeente Venray. De Laagheidseweg is één van de noordelijke ontsluitingswegen van de kern Venray. De omgeving van het plangebied heeft een landelijk karakter. Tussen de landbouwgronden door lopen wegen waaraan agrarische bedrijven en burgerwoningen zijn gelegen.

Het gebied langs de Laagheidseweg ter hoogte van het plangebied is door recente ontwikkelingen bezig aan een transformatie van een gebied met overwegend agrarische bedrijven naar een gebied met vooral reguliere burgerwoningen. Intensieve veehouderijen zijn gestopt met de bedrijfsvoering, waarna de schuren zijn gesloopt en bouwtitels voor burgerwoningen zijn verkregen. Ook recent nog is de intensieve veehouderij aan de Laagheidseweg 15 herbestemd naar een woonbestemming en is een nieuwe woonlocatie in ontwikkeling naast de Laagheidseweg 10. De enige veehouderij die nu nog actief is aan dit deel van de Laagheidseweg betreft de paardenhouderij aan de Laagheidseweg 17a. Het plangebied bestaat uit twee aan elkaar grenzende deellocaties aan de Laagheidseweg 15c en 17.

Laagheidseweg 15c

Dit betreft een landbouwperceel (ca 3000 m2) dat behoorde tot de voormalige varkenshouderij aan de Laagheidseweg 15. Deze varkenshouderij bestaat inmiddels niet meer. De gronden zijn recent herontwikkeld tot een woonlocatie met drie vrijstaande woningen (voormalige bedrijfswoning en twee nieuwe woningen).

Laagheidseweg 17

Dit betreft de voormalige varkenshouderij binnen het plangebied. De schuren, met een gezamenlijk oppervlak van ca 1.000 m2 zijn nog aanwezig. Vooraan op het perceel staat een bedrijfswoning, die nog wordt bewoond. Navolgende afbeeldingen geven een impressie van de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21021-va01_0003.png"

Luchtfoto van het plangebied (bron afbeelding: googlemaps.nl)

2.2 Toekomstige situatie

Aan de Laagheidseweg 15c is een nieuwe woonlocatie voorzien waarbinnen de oprichting van één vrijstaande woning mogelijk wordt gemaakt. Deze nieuwe woning wordt mogelijk gemaakt met de inzet van een bouwtitel van de locatie Peelweg 27, tevens gelegen in het buitengebied van de gemeente Venray. De woning aan de Peelweg 27 is inmiddels gesloopt en reeds wegbestemd. Daarnaast wordt de bedrijfswoning aan de Laagheidseweg 17 omgezet naar een reguliere burgerwoning. Als gevolg van deze ontwikkelingen wordt het woonlint aan de westzijde van dit deel van de Laagheidseweg verlengd.

Laagheidseweg 15c

De nieuwe vrijstaande woning aan de Laagheidseweg 15c is op een centrale positie binnen het nieuwe woonperceel voorzien. De woning komt op minimaal 10 m vanaf de weg te staan, waarbij de voorgevel in het verlengde van de voorgevel van de naastgelegen woningen aan de Laagheidseweg 15 komt te liggen. Verder krijgt de woning een maximale inhoud van 875 m³ en een maximale goothoogte van 4,5 m. Deze stedenbouwkundige randvoorwaarden sluiten aan op de al bestaande woningen in de omgeving en de algemeen geldende regels voor burgerwoningen in het buitengebied uit het moederplan. Parkeren is straks mogelijk op eigen terrein. De woning krijgt een eigen ontsluiting op de Laagheidseweg, zonder dat dit ten koste gaat van de bestaande bomenrij langs deze weg. In de regels van voorliggend plan is middels een voorwaardelijke verplichting geborgd dat de ingebruikname van de nieuwe woning pas is toegestaan als er elders binnen de gemeente Venray een stal is gesloopt. De te slopen stal dient over een minimale inhoud van 1885,66 m³ te beschikken.

Laagheidseweg 17

Deze locatie wordt omgezet van agrarische bedrijfslocatie naar een woonlocatie. De bedrijfswoning blijft behouden en wordt in gebruik genomen als burgerwoning. Ook de schuren blijven als vrijstaande bijgebouwen bij de woning behouden. De gronden achter de schuren blijven in gebruik als landbouwgrond, zonder dat hier nog agrarische bedrijfsbebouwing is toegestaan. Voorliggend plan voorziet niet in bouwontwikkeling binnen deze locatie, waardoor het aanzien van het erf niet veranderd. De bestaande inrit blijft behouden en parkeren blijft mogelijk op eigen terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21021-va01_0004.png"

Landschappelijke inpassingstekening van de toekomstige situatie (bron: Landschappelijke inpassing 'Bouwplan Laagheidseweg 15c en 17', G. Paumen Tuin & landschapsarchitect)

Landschappelijke inpassing

De ruimtelijke kwaliteitsbijdrage van voorliggend plan wordt enerzijds bewerkstelligd door het verwijderen van het agrarisch bouwvlak aan de Laagheidseweg 17. De oprichting van een (intensieve) veehouderij is straks niet meer toegestaan, waarmee milieuhinder op de omgeving en de kern Venray wordt voorkomen. Naast deze behaalde milieuwinst worden de woonlocaties met landschapselementen en erfbeplanting ingepast in het landschap, waardoor het buitengebied ter plaatse wordt vergroend. Een volledige toelichting op de inpassing van de woningen is te raadplegen in het landschapsplan uit bijlage 1 van de regels. De inrichting van het plangebied conform dit inpassingsplan is als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van voorliggend bestemmingsplan.

2.3 Duurzame stedenbouw

Duurzaamheid

In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een logisch moment om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen.

Bouwbesluit

Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Voor woningen geldt sinds 2015 een Energie Prestatie Coëfficiënt van 0,4 op gebouwniveau. Vanaf 2020 wordt deze verlaagd richting een coëfficiënt dichter bij de nul. Vanaf 2020 moeten alle nieuwe gebouwen voldoen aan de BENG-eisen. Dit is rijksbeleid, waarbij BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen.

Kansen

Bij de herinrichting van een perceel en bij nieuwbouw liggen kansen om duurzaamheid te verbeteren. Het energieneutraal maken van een gebouw kan beter bij de bouw dan achteraf. Nieuwbouw biedt de kans om meteen voor een duurzame wijze van verwarming te kiezen, maar ook andere duurzaamheidsaspecten zijn bij nieuwbouw relatief eenvoudig te realiseren, zoals het opwekken van duurzame energie. Het is van belang de kansen voor het opwekken van duurzame energie te benutten om de gestelde toename van duurzaam opgewerkte energie te behalen. Sinds 1 juli 2018 moeten nieuwe woningen gasloos worden gebouwd. Daarnaast kan bij de inrichting van de buitenruimte rekening worden gehouden met water- en hittestress. Het aanplanten van groen is goed voor de klimaatbestendigheid, omdat het bijdraagt aan het verminderen van de hittestress en het verbeteren van het watervasthoudend vermogen van het gebied.

Planspecifiek

Voorliggend initiatief is aan te merken als een duurzame ontwikkeling. Negatieve milieueffecten in de toekomst voor het landschap en het woon- en leefklimaat voor omwonenden worden voorkomen door het verwijderen van de agrarische bedrijfsmogelijkheden aan de Laagheidseweg 17. De nieuwe woning aan de Laagheidseweg 15c zal als gasloze woning worden opgeleverd en tevens voldoen aan de huidige BENG-eisen. De toepassing van duurzame technieken en bouwmaterialen dragen daar aan bij. Ook bij de inrichting van de buitenruimte zijn er kansen voor het creëren van een duurzame leefomgeving. Het toevoegen van bomen en struiken zorgt voor een verkoelend effect op warme dagen, waarmee hittestress wordt voorkomen. Verder kunnen infiltratievoorzieningen worden aangelegd om overtollig hemelwater af te voeren in de bodem. Een nadere uitwerking van de toepassing van duurzame technieken, bouwmaterialen en infiltratievoorzieningen volgt gedurende de omgevingsvergunningaanvraag voor het bouwen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.

De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.

Gebiedsgericht

De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.

In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

Ladder duurzame verstedelijking

Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2). De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."

Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het plangebied ligt niet in één van de aangewezen gebieden uit de NIVO. Het initiatief heeft geen effect op één of meerdere aspecten van nationaal ruimtelijk belang.

Ladder duurzame verstedelijking

Uit jurisprudentie blijkt dat van een stedelijke ontwikkeling kan worden gesproken als een woningbouwplan voorziet in 11 nieuwe woningen of meer. Voorliggend initiatief maakt één nieuwe woning mogelijk en is daarmee niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet aan de orde.

Het initiatief past binnen het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014, met bijbehorend plan m.e.r., de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers en- Vervoersprogramma vastgesteld. De meest recente actualisatie dateert uit 2018.

In het POL staat kwaliteit centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.

Noord-Limburg kenmerkt zich door een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. Er dient een transformatie van de bestaande woningvoorraad plaats te vinden, aangezien er nauwelijks bevolkingsgroei meer is. Daarbij zal primair worden gekozen voor inbreiding, aanpassing en functieverandering en slechts in beperkte mate voor uitbreiding in de nabijheid van kleine kernen. In het POL is opgenomen dat het toevoegen van nieuwe woningen aan de woningvoorraad dient te worden afgestemd met de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2040 (zie paragraaf 3.3.1).

Er wordt de komende jaren een hausse aan vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing verwacht. Het proces van functieverlies speelt al langere tijd, maar het aanbod van leegstaand vastgoed blijft toenemen en de vraag blijft achterwege. Er wordt naar gestreefd dat de vrijkomende agrarische bebouwing zoveel mogelijk wordt hergebruikt door de land- en tuinbouw, ter voorkoming van verdere verstening in het buitengebied. Maar het is zeker niet te verwachten dat alle leegstand zo kan worden opgelost. In dat geval is sloop (bijvoorbeeld van verouderde stallen, schuren en overige voorzieningen) gewenst, om leegstand, verval en mogelijk ook illegaal gebruik te voorkomen.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

In de Omgevingsverordening Limburg 2014 is bepaald dat een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling

mogelijk maakt rekening houdt met de Ladder voor duurzame verstedelijking. De regionale afspraken over wonen zijn met een Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 geborgd in de provinciale omgevingsverordening. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg mag alleen voorzien in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. In het ruimtelijk plan dat betrekking heeft op het toevoegen van woningen, dient te worden verantwoord op welke wijze het plan aansluit bij de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg.

Planspecifiek

Als onderdeel van het provinciale Omgevingsplan Limburg 2014 zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 de volgende relevante artikelen opgenomen voor dit initiatief:

Hoofdstuk 2 Ruimte - Artikel 2.4.2 Wonen

Het plangebied behoort tot het bestuursgebied 'Noord-Limburg'. In de verordening is opgenomen dat binnen deze regio geen nieuwe woningen mogen worden toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad, anders dan de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde 'Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg'. In voorliggend plan blijft de bestaande bedrijfswoning aan de Laagheidseweg 17 behouden als reguliere woning en wordt er op het aangrenzende perceel één nieuwe woning mogelijk gemaakt.

In paragraaf '3.3.1' is nader gemotiveerd dat deze nieuwe woning uit voorliggend initiatief mogelijk is binnen de 'Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020 - 2040'. Daarmee past het plan binnen het gestelde van artikel 2.4.2.

Hoofdstuk 6 Ontgrondingen Artikel 6.1.1 Vrijstellingen

In artikel 3, eerste lid, van de Ontgrondingenwet is opgenomen dat het ontgronden van de bodem zonder vergunning verboden is. In Artikel 6.1.1 uit de Omgevingsverordening is bepaald dat voorgaand verbod niet geldt voor ontgrondingen van ten hoogste 3 meter beneden het oorspronkelijke maaiveld, met een oppervlakte van ten hoogste 400 m² en een volume van ten hoogste 500 m³. De ontgrondingen als gevolg van de bouwwerkzaamheden voor de realisatie van de nieuwe woning vallen binnen de vrijstellingsgrens, waardoor de activiteiten op het gebied van ontgronding vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd en het initiatief past binnen het gestelde van artikel 6.1.1.

Borging Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM)

Vanaf 1 januari 2012 zijn Limburgse gemeenten zelf verantwoordelijk voor de advisering over plannen binnen de werkingssfeer van het LKM. De borging van het Limburgs Kwaliteitsmenu komt daarom nader aan bod in paragraaf 3.4 'gemeentelijk beleid'.

Het initiatief past binnen het provinciale beleid.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2040

De Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2040 geeft richting aan het woonbeleid van de regio voor de komende vier jaar. Uitgangspunt daarbij is dat de huidige samenwerking en afstemming tussen verschillende partijen, waaronder corporaties, ontwikkelaars, zorginstellingen etc., wordt voortgezet. Op basis van een analyse over de huishoudensontwikkeling, de link tussen de (toekomstige) bevolkingssamenstelling en de bestaande woningvoorraad en enkele trends en ontwikkelingen zijn er in de visie enkele opgaven geformuleerd die als volgt zijn samen te vatten:

  • Mismatch woningbehoefte en woningvoorraad - Zowel met betrekking tot de bestaande- en nieuwe woningvoorraad. De nieuwbouw die wordt toegevoegd dient toegespitst te worden op de toekomstige woningbehoefte. Hierbij wordt er nog meer dan voorheen gekeken naar de kwalitatieve vraag en het bevorderen van de doorstroming op de regionale woningmarkt. Bij nieuwbouw is de kwalitatieve toets daarom leidend en in mindere mate de kwantitatieve toets.
  • Zoektocht om alle doelgroepen een plek te geven binnen onze woningmarkt - De druk op de sociale huursector neemt toe. Niet alleen in aantallen, ook door een concentratie van mensen die door allerlei oorzaken hun weg maar moeilijk kunnen vinden in onze maatschappij. Dit brengt de druk op de leefbaarheid met zich mee.

Bij nieuwbouw dient de voorkeur ingezet te worden op de realisatie van toekomstbestendige en flexibele woonsegmenten. Om richting te geven aan de benodigde aantallen wordt er gebruik gemaakt huishoudensprognoses. Een goede onderbouwing van de woningbehoefte blijft echter leidend. Daarvoor zijn in de visie onderstaande uitgangspunten opgenomen, waaraan alle nieuwe woningbouwplannen, ook Ruimte voor Ruimte plannen, aan moeten voldoen:

  • Toevoegen van woningen in principe alleen in de kernen.
  • Koppelkansen.
  • Toevoegen van woningen leidt niet tot het vergroten van het kwetsbare woningoverschot.
  • Het type toe te voegen woningen moet passen binnen de kwalitatieve behoefte.
  • De regio streeft sociaal duurzame woonconcepten na.
  • De regio sluit aan op duurzaamheidsdoelen die landelijk, regionaal en lokaal zijn gesteld.

Ruimte voor Ruimte

Voor Ruimte voor Ruimte geldt dat de provincie een verbreding heeft gemaakt in de regeling, waaronder het ruimte bieden aan andere woonvormen die beter aansluiten bij de behoefte. Tevens is er een mogelijkheid om andere verdienmodellen te verkennen. De regio onderschrijft deze verbreding. Zo ontstaan er mogelijkheden om Ruimte voor Ruimte in te zetten voor de kwalitatieve opgaven van de regio.

Planspecifiek

Uitgangspunt van de regionale structuurvisie is dat er gebouwd moet worden naar behoefte. Voorliggend plan voorziet niet in nieuwbouw binnen de locatie Laagheidseweg 17. Daar blijft de bestaande bedrijfswoning als reguliere woning behouden. Wel wordt er een nieuwe woning mogelijk gemaakt binnen het aangrenzende perceel aan de Laagheidseweg 15c. De gemeente Venray staat nieuwe woningbouw beperkt toe in het buitengebied, zie verder 3.4.

Om de nieuwe woning mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de inzet van een bouwtitel. De nieuwe woning voldoet aan de huidige duurzaamheidsnormen (2.3) en is geschikt voor het huisvesten van alle doelgroepen in het bovengemiddelde segment. Het initiatief sluit daarmee aan op de uitgangspunten voor nieuwbouwwoningen zoals opgenomen in de regionale visie.

Het initiatief past binnen de 'Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2040.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Toekomstvisie Venray 2030 'Venray loopt voorop'

Op 27 juni 2019 is de Toekomstvisie Venray 2030 'Venray loopt voorop' vastgesteld. In deze visie heeft de gemeente Venray haar ambities opgesteld voor de ontwikkeling van de gemeente tot 2030. Deze visie vervangt de Strategische visie 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025). De toekomstvisie geeft de gemeente een koers voor het omgaan met nieuwe trends en ontwikkelingen in de gemeente, zowel binnen de gemeenschap van Venray als in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige strategische visie worden doorgezet in deze visie. 'Venray loopt voorop' heeft aandacht voor burgerparticipatie, de rol van de overheid, en regionale samenwerking, met name op het gebied van onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners. Hiermee speelt de toekomstvisie in op de nieuwe Omgevingswet. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. De uitdaging daarbij is om de ruimtelijke kwaliteit zowel in de stad, op het platteland als in de natuur op een hoog niveau te houden.

De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf ambities geformuleerd.

In het Venray van 2030:

  • zijn inwoners, hun netwerken, culturen en voorzieningen met elkaar verbonden;
  • woon je groen en sociaal;
  • zorgt ondernemerschap met aandacht voor mens, dier en milieu, voor nieuwe economische kansen;
  • stroomt kennis, creativiteit en vernieuwing;
  • is iedereen mobiel.

Planspecifiek

Voorliggend initiatief verwijdert het agrarisch bouwvlak aan de Laagheidseweg 17 en zet de bedrijfswoning om in een reguliere burgerwoning. In lijn met het ambitieniveau uit de visie wordt er door het verdwijnen van de agrarische bedrijfslocatie door het voorkomen van milieuoverlast in de toekomst een aanzienlijke ruimtelijke kwaliteitswinst bewerkstelligd. Daarnaast voorziet het plan in een rode ontwikkeling in het buitengebied door het toevoegen van een nieuwe woonlocatie met één nieuwe vrijstaande woning. De nieuwe woonlocatie wordt landschappelijk ingepast door het toevoegen van erfbeplanting met een ruimtelijke kwaliteitsbijdrage van het buitengebied tot gevolg. Zie verder ook de toelichting in de paragraaf Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 - Borging Kwaliteitsmenu.

Voorliggend initiatief past binnen de Toekomstvisie 'Venray loopt voorop'.

3.4.2 Woonvisie Venray 2017

Op 16 mei 2017 heeft de gemeenteraad van Venray de 'Woonvisie Venray 2017' vastgesteld. De visie gaat in op de rol die het thema 'wonen' vervult in de algehele ambitie om Venray sterker en aantrekkelijker te maken. Venray is één van de drie plaatsen in Limburg die groeien. Door te kijken naar woonwensen en behoeften van woningzoekenden wenst de gemeente deze groei passend te beantwoorden en zo de woningmarkt voor de lange termijn positief te ontwikkelen. In algemene zin formuleert de gemeente de wens van de toekomstige woonconsument als volgt: een wat kleinere woning, gebruiksvriendelijk en duurzaam. Deze woningen staan er al voor een groot deel, maar omdat de huishoudenssamenstelling verandert, is het nodig om de bestaande voorraad aan te passen. Daarmee wil de gemeente tegelijkertijd de differentiatie in de bestaande voorraad vergroten. Ook toevoegingen zullen moeten bijdragen aan de differentiatie, waardoor er een betere balans komt in de woningvoorraad. Daarmee wil de gemeente de waarde van de bestaande voorraad in stand houden en tegelijkertijd de kwaliteit van de bestaande voorraad verbeteren.

Nieuwe kleinschalige initiatieven

Nieuwe kleinschalige plannen zullen een belangrijke rol gaan spelen om de voorraad woningen geschikt te

maken om de effecten van de wijzigingen in de bevolkings- en huishoudenssamenstelling in de komende jaren

te kunnen opvangen. Met name in de kernen kan op die manier een antwoord gegeven worden op de

(beperkte) vraag naar geschikte woningen. Die opening voor kleinschalige uitbreidingen wordt ook ingezet ten

behoeve van de ruimte-voor-ruimte regeling, die hard nodig is om de sanering van intensieve veehouderijen

(lees: het verbeteren van het woon- en leefklimaat in de dorpskernen en wijken) mogelijk te maken.

Planspecifiek

De 'Ruimte voor Ruimte regeling gemeente Venray 2018' is niet van toepassing op dit initiatief. De in te zetten bouwtitel voor de nieuwe woning aan de Laagheidseweg 15c is afkomstig van de locatie Peelweg 27 in Ysselsteyn en is ontstaan op basis van de beleidsregel 'Regeling verplaatsen agrarische bedrijfswoningen gemeente Venray 2019'. De herontwikkeling van de locatie aan de Laagheidseweg 17 heeft geen gevolgen vanuit de woonvisie. De bestaande bedrijfswoning blijft behouden als reguliere burgerwoning en er worden binnen deze locatie geen extra, nieuwe woningen mogelijk gemaakt.

Het plan past binnen de 'Woonvisie Venray 2017'.

3.4.3 Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 - Borging Kwaliteitsmenu

Op 20 december 2011 heeft de gemeente Venray de 'Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011' vastgesteld. Uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden aangegrepen om de ruimtelijke kwaliteit van een gebied te verbeteren. Het doel daarbij is om bestaande (groene) kwaliteiten te behouden en waar mogelijk te verbeteren, zowel in het buitengebied als in het stedelijk gebied.

Limburgs Kwaliteitsmenu

Onderdeel van onderhavige structuurvisie is ook de implementatie van het Limburgse Kwaliteitsmenu. Het Limburgs kwaliteitsmenu (verder te noemen LKM) is door Gedeputeerde Staten op 12 januari 2010 vastgesteld. Vanaf 1 januari 2012 zijn Limburgse gemeenten zelf verantwoordelijk voor de advisering over plannen binnen de werkingssfeer van het LKM. Grondprincipe van dit kwaliteitsmenu is, dat bepaalde ontwikkelingen in het buitengebied ter plaatse leiden tot verlies aan omgevingskwaliteit, hetgeen dient te worden gecompenseerd door een kwaliteitsbijdrage. Deze bijdrage wordt ingezet om de omgevingskwaliteit te versterken.

Planspecifiek

Voorliggend plan is gebaseerd op de inzet van een bouwtitel. De bouwtitel voor de woning uit dit plan komt voort uit de herontwikkeling van de veehouderij aan de Peelweg 27 en 29 in Ysselsteyn. Het toekennen van de bouwtitel voor de nieuwe woning uit voorliggend plan is vastgelegd

in de anterieure overeenkomst die tussen de gemeente en de initiatiefnemers is opgesteld. In de 'Structuurvisie bijdrage ruimtelijke ontwikkeling' is opgenomen dat een bijdrage ruimtelijke ontwikkeling niet van toepassing is op een Ruimte voor Ruimte-initiatief zoals voorliggend initiatief. Desondanks is een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld, zie bijlage 1 van de regels. De inrichting van het plangebied conform de ontwerpprincipes van het inrichtingsplan is als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van voorliggend initiatief, waarmee planologisch is geborgd dat het plan een ruimtelijke kwaliteitsbijdrage levert ter plaatse van het plangebied.

Het wegbestemmen van de intensieve veehouderij binnen de locatie Laagheidseweg 17 heeft, in lijn met het beleid uit de 'Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011', tot gevolg dat nadelige milieueffecten op het woon- en leefklimaat van de woningen uit de omgeving en de kern Venray in de toekomst worden voorkomen.

Het initiatief past binnen de 'Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011'.

3.4.4 Ruimte voor Ruimte regeling gemeente Venray 2018

Op 18 december 2018 heeft de gemeenteraad van Venray de 'Ruimte voor Ruimte regeling gemeente Venray 2018' vastgesteld. De gemeentelijke regeling Ruimte-voor-Ruimte is een gemeentelijke beleidsregel die tot doel heeft om de ruimtelijke en milieukundige kwaliteit rondom de kernen en wijken te verbeteren door in ruil

voor de beëindiging van intensieve veehouderijen en sloop van bedrijfsgebouwen in het

buitengebied, de bouw van woningen op passende locaties toe te staan.

De RvR-regeling wordt ingezet op locaties rondom de dorpskernen en wijken waar een afname van

de emissie, door het treffen van technische maatregelen, niet voldoende is. In dat geval is het

wenselijk dat het intensieve veehouderijbedrijf wordt beëindigd en de stallen worden verwijderd.

Hiermee ontstaat er een verbetering van het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit.

Voor het bepalen welke bedrijven in aanmerking komen wordt er geen begrenzing rondom de

dorpen getrokken. Het doel is namelijk de vermindering van de belasting van het dorp en dus de

bijdrage van het bedrijf aan de emissie op het dorp. Bedrijven komen in aanmerking als de geuremissie van het veehouderijbedrijf zo hoog is dat er sprake is van een overschrijding van de geurnorm bij de woningen in de dorpen en wijken. Uitgangspunt is de geurnorm van 3 Ou voor woningen in de dorpen en wijken, zoals is vastgelegd in de huidige geurverordening. Als bij de actualisatie van de geurverordening blijkt dat een andere

norm gewenst is, kan dit aanleiding zijn om de RvR-regeling aan te passen.

Locatie RvR-woning

In de 'Ruimte voor Ruimte regeling gemeente Venray 2018' worden enkele uitgangspunten gesteld over de locatie van nieuwe ruimte-voor-ruimte woningen:

  • de nieuw te realiseren RvR-woning sluit aan op het aanwezige landschapstype en de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • een omgeving met open landschap en lintbebouwing vraagt vaak om het invoegen van solitaire woningen in het lint. Deze solitaire kavels hebben tevens een minimale oppervlakte van 750 m² concurrentie met reguliere woningbouw te voorkomen. Vrijstaande woningen behoeven een kavel van minimaal 20 m breed, zodat de openheid naar achterliggend landschap gewaarborgd blijft.


Planspecifiek
De 'Ruimte voor Ruimte regeling gemeente Venray 2018' is niet van toepassing op dit initiatief. Desalniettemin sluit het bouwplan van de nieuwe woning uit voorliggend initiatief met betrekking tot de locatiekeuze, inhoudsmaten en oppervlakten van de nieuwe woning aan op de uitgangspunten die in de Regeling Ruimte voor ruimte 2018 zijn opgenomen, zie verder paragraaf 2.2.

De in te zetten bouwtitel is afkomstig van de locatie Peelweg 27 in Ysselsteyn en is ontstaan op basis van de beleidsregel 'Regeling verplaatsen agrarische bedrijfswoningen gemeente Venray 2019'. Daarmee kon onder voorwaarden een agrarische bedrijfswoning worden verplaatst naar het stedelijk gebied. Er is op 29 januari 2019 tussen de gemeente Venray en de initiatiefnemer van Peelweg 27 een overeenkomst gesloten waarmee de verwachting is gewekt dat er een oplossing was voor die agrarische bedrijfswoning. Op basis van die overeenkomst mocht de initiatiefnemer er op vertrouwen dat hij in ieder geval tot 1 januari 2021 de tijd had om de bedrijfswoning te verplaatsen. Tegelijkertijd is echter deze beleidsregel vanaf 31 december 2019 niet meer effectief vanwege het beëindigen van de beleidsregel 'Kavel voor Kavel'. Met het beëindigen van die beleidsregel 'Kavel voor Kavel' kan iedereen een woning bouwen binnen het stedelijk gebied als dit stedenbouwkundig acceptabel is, en is er niet langer de verplichting om een bouwtitel van elders te verwerven.

Vanwege deze unieke situatie zijn er redenen om, in afwijking van de beleidsregel 'Regeling verplaatsen agrarische bedrijfswoningen gemeente Venray 2019', de bouwtitel van Peelweg 27 te plaatsen op de locatie Laagheidseweg 15C te Venray.

Gelet op de strekking van de 'Ruimte voor Ruimte regeling gemeente Venray 2018'  en de beleidsregel 'Regeling verplaatsen agrarische bedrijfswoningen gemeente Venray 2019' is een ruimte-voor-ruimte bouwtitel niet vergelijkbaar met de verplaatsing van een agrarische bedrijfswoning. Dat betekent dat een locatie voor een ruimte-voor-ruimte woning niet zondermeer kan worden gebruikt om een agrarische bedrijfswoning naar toe te verplaatsen. Het is daarom nodig om aanvullende voorwaarden te stellen.

In het onderhavige geval gaat het om een unieke situatie waarbij de volgende voorwaarden worden gekoppeld aan de concrete mogelijkheden ter plaatse.

  • a. de beëindiging van het agrarisch bedrijf Laagheidseweg 17, het wegbestemmen van agrarische bestemming en de functieaanduiding intensieve veehouderij  en het herbestemmen tot Wonen;
  • b. de sloop van de (voormalige) varkensstal op locatie Laagheidseweg 17. Is deze sloop aantoonbaar niet haalbaar (omdat de betreffende eigenaar niet wil meewerken), dan wordt deze voorwaarde vervangen door de sloop van een vergelijkbare (voormalige) stal binnen 400 meter van een kerkdorp in de gemeente Venray;
  • c. de realisatie van een levensloopbestendige woning.

De 'Ruimte voor Ruimte regeling gemeente Venray 2018' staat de uitvoer van voorliggend initiatief niet in de weg.

3.4.5 Visie Veehouderij Venray 2018

Op 30 januari 2018 heeft de gemeenteraad van Venray de 'Visie veehouderij Venray 2018' vastgesteld.

In de visie is het beleid van de gemeente Venray uiteengezet dat moet bijdragen aan een balans tussen de

ontwikkelingsruimte voor de veehouderijen de bescherming van een goed woon- en leefklimaat voor de inwoners. In delen van het buitengebied en in enkele dorpskernen wordt door inwoners van de gemeente hinder ervaren door veehouderijen uit de omgeving. De hinder heeft voornamelijk betrekking op geuroverlast maar ook transport, vliegen en geluid dragen bij aan de hinder. In het gemeentelijke beleidsstuk 'Veehouderij en gezondheid omwonenden' uit 2015 is er ook extra aandacht voor de gezondheid van inwoners.

De gemeente wil dat de emissies (geur, ammoniak, fijn stof en endotoxinen) voldoende snel afnemen en het

aantal overlastlocaties snel daalt. Dat betekent dat nieuwe overlast moet worden voorkomen en dat

ontwikkeling gepaard moet gaan met een verbetering.

Planspecifiek

In lijn met de doelstellingen van de 'Visie Veehouderij Venray 2018' heeft voorliggend plan een positief effect op het borgen van een goed woon- en leefklimaat van de woningen in de omgeving van het plangebied en de kern Venray. Door het wegbestemmen van de intensieve veehouderij aan de Laagheidseweg 17 wordt voorkomen dat de locatie in de toekomstige situatie nog in gebruik kan worden genomen als (intensieve) agrarische bedrijfslocatie. De uitstoot van emissies wordt uitgesloten, waardoor nieuwe milieuoverlast op de omgeving wordt voorkomen.

Het initiatief past binnen de 'Visie Veehouderij Venray 2018'.

3.4.6 Wederzijds vertrouwen, Welstandsnota 2013 gemeente Venray

In de nota 'Wederzijds vertrouwen, Welstandsnota 2013 gemeente Venray, 2e herziening 2018' past de

gemeente Venray een differentiatie in welstandstoezicht toe. Het welstandsbeleid wordt in de eerste plaats

gedifferentieerd naar de specifieke situatie in wijken, buurten of gebieden en naar de plaats van een

bouwwerk op het erf. Dit betekent dat minder beeldbepalende gebieden (waaronder grote delen van Venray,

de kerkdorpen en bedrijventerreinen) preventief worden getoetst door een ambtenaar. Voor nieuwe

hoofdgebouwen, monumenten en plannen die niet passend zijn binnen het bestemmingsplan wordt de

toetsing uitgevoerd door de welstandscommissie (in Venray het Adviesbureau Ruimtelijke Kwaliteit).

Planspecifiek

Voorliggend initiatief voorziet in een ontwikkeling van twee woonlocaties in het buitengebied van Venray.

Vanwege de ligging in het buitengebied zal Het ARK (Adviesbureau Ruimtelijke Kwaliteit) het initiatief daarom niet toetsen aan de welstandsnota. Wel wordt het plan ambtelijk getoetst. In paragraaf 2.2 is nader gemotiveerd dat de nieuwe woning qua massa en positionering aansluit bij de woningen uit de omgeving en de bouwregels uit het moederplan voor burgerwoningen in het buitengebied.

De nota 'Wederzijds vertrouwen, Welstandsnota 2013 gemeente Venray' staat het initiatief niet in de weg.

3.4.7 Toetssteen Openbare Ruimte

De Toetssteen Openbare Ruimte, heeft betrekking op de (toekomstige) openbare ruimte, geen gebouw zijnde,

welke beheerd wordt door de beheerders van de afdeling Openbare Ruimte van de gemeente Venray. De

Toetssteen Openbare Ruimte heeft als doel het waarborgen van de kwaliteit van de openbare ruimte van de

gemeente Venray. Het begrip kwaliteit kan worden opgedeeld in:

  • 1. Technisch-functionele kwaliteit;
  • 2. Sociaal-maatschappelijke kwaliteit.

De Toetssteen beschrijft de uitgangspunten, randvoorwaarden, ontwerpeisen etc. waaraan bouwplannen in de openbare ruimte minimaal dienen te voldoen. Verder verschaft de Toetssteen inzicht in de toetsingsprocedure van de gemeente.

Het meenemen van de uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerpeisen van al de betrokken vakdisciplines

in een vroeg stadium zal resulteren in een meer integraal ontwerp. Met deze werkwijze kan op de lange

termijn integraal ontworpen openbare ruimte kostenefficiënter worden beheerd en kan deze door keuzes als

flexibiliteit en aanpasbaarheid blijven voorzien in de behoeften van de maatschappij. Ook zal het

beoordelingstraject van een bouwplan efficiënter verlopen.

Het waarborgen dat wordt voldaan aan de verschillende kwaliteitseisen van de gemeente bestaat uit twee

stappen, te weten:

1. Aanleveren Toetssteen.

2. Controle op toepassing Toetssteen in de plannen.

Planspecifiek

Voorliggend initiatief voorziet alleen in bouwontwikkelingen binnen privaat terrein. In paragraaf 4.4 'Verkeer' is reeds gemotiveerd dat binnen eigen terrein voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd in lijn met de parkeernormen uit de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. Daarmee is geborgd dat parkeren als gevolg van het toekomstig gebruik van het plangebied binnen eigen terrein dient plaats te vinden en de parkeerdruk op de openbare ruimte door dit initiatief niet toeneemt. De bestaande bedrijfswoning, die wordt omgezet naar burgerwoning, blijft via de huidige inrit ontsloten op de Laagheidseweg. De nieuwe woning krijgt een ontsluiting via een nieuwe inrit op deze zelfde weg. Bij de uitwerking van de toekomstige inrichting van het nieuwe woonperceel wordt rekening gehouden dat de inrit niet ten koste zal gaan van één of meerdere laanbomen langs de Laagheidseweg. Het groene karakter van het gebied blijft daardoor behouden. Vanwege het ontbreken van andere effecten als gevolg van dit plan op de openbare ruimte in de omgeving van het plangebied is een nadere toetsing aan de 'Toetsteen Openbare Ruimte' niet aan de orde.

De locatie is gelegen in het buitengebied (buiten de bebouwde kom) en niet in het stedelijk gebied. Door de specifieke aard en plaats van deze ruimtelijke ontwikkeling dient door de huidige en toekomstige bewoners nadrukkelijk rekening gehouden te worden dat binnen de openbare ruimte geen trottoirs, geen openbare verlichting, geen parkeervakken en geen vrij liggende fietspaden aanwezig (zullen) zijn. Ook is een 30 km-zone inrichting van het gebied niet mogelijk. Het ligt ook niet in de lijn der verwachting dat de komgrens wordt opgeschoven.

Het initiatief past binnen de 'Toetsteen Openbare Ruimte'.

3.4.8 Venray Vergroent

De gemeente Venray heeft een belangrijke rol om problemen als klimaatverandering, luchtkwaliteit, hevige buien en afnemende biodiversiteit het hoofd te bieden. Venray Vergroent is een programma waarin de gemeente samen met inwoners op een slagvaardige, integrale en ambitieuze wijze werkt aan deze opgaven.

Venray Vergroent kent drie deelprojecten:

  • 1. Energietransitie;
  • 2. Klimaatadaptatie;
  • 3. Circulaire economie.

Energietransitie

De gemeente Venray wil energie gaan besparen door de totale energievraag drastisch te verminderen. Desondanks zal er ook in de toekomst energie nodig zijn. Deze energie zal duurzaam worden opgewekt. Particulieren kunnen dit doen door gebruik te maken van zonne-energie en nieuwe woningen niet meer aan te sluiten op het gasnetwerk maar anderszins te verwarmen. Bijvoorbeeld via warmtepompinstallaties.

Klimaatadaptatie

Er zijn vier gemeentelijke speerpunten rondom dit onderwerp: wateroverlast, hitte, droogte en biodiversiteit. Door overtollig hemelwater af te koppelen en op eigen terrein van particulieren te borgen wordt het riool ontlast. Huiseigenaren kunnen hun tuinen bewuster inrichten door stenen zoveel als mogelijk te verwijderen en extra groen aan te leggen. Groen biedt meer ruimte om hemelwater in de bodem te infiltreren en zorgt daarnaast voor een verkoelend effect tijdens warme dagen. Een variatie aan bomen en struiken komt daarnaast ten goede aan het herstellen van de biodiversiteit.

Circulaire economie

De gemeente formuleert meerdere speerpunten rondom het onderwerp 'circulaire economie': bewustwording, inkopen, samenwerking, verdienmodellen en meten is weten. Er zijn daarnaast verschillende niveaus waarop bijgedragen kan worden aan de circulaire economie. Deze niveaus zijn inzichtelijk gemaakt in de 'Venrayse circulaire ladder'. Het hoogste niveau verdient de voorkeur. Daar worden de meeste grondstoffen bespaard en is daarmee de meest efficiënte interventie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21021-va01_0005.png"

Venrayse circulaire ladder (bron: Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie gemeente Venray)

Planspecifiek

In paragraaf 2.3 is uiteengezet op welke wijze het thema duurzaamheid is geïntegreerd in voorliggend plan.

Alle drie de projecten uit 'Venray Vergroent' komen daarbij aan bod. De nieuwe woning krijgt geen aansluiting op het gasnetwerk en voldoet aan de huidige BENG-eisen. Ook is in het plan een regeling opgenomen met als strekking dat de nieuwe woning aan de Laagheidseweg 15c pas in gebruik mag worden genomen als elders binnen de gemeente een stal is gesloopt. Het plan draagt daarmee direct bij aan de afname van verhard oppervlak en er ontstaat zo meer ruimte op overtollig hemelwater te kunnen infiltreren in de bodem. De nieuwe woonkavel aan de Laagheidseweg 15c wordt landschappelijk ingepast. De toename van bomen en struiken zorgt voor een verkoelend effect en draagt bij aan het herstel van de biodiversiteit.

Voorliggend initiatief sluit aan op 'Venray Vergroent'.

3.4.9 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingsplannen 'Buitengebied Venray 2010', vastgesteld op 14 december 2010 en 'Laagheidseweg 15 Venray', vastgesteld op 17 september 2019 en 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels', vastgesteld op 20 september 2017.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21021-va01_0006.png"

Uitsnede van het vigerende bestemmingsplan, waarop het plangebied is aangeduid met de rode doorbroken lijn (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch'. Ter plaatse van de voormalige varkenshouderij aan de Laagheidseweg 17 ligt een agrarisch bouwvlak met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' en de gebiedsaanduiding 'agrarisch gemengd'. Ter plaatse van de bedrijfswoning is de functieaanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. Ter plaatse van het aangrenzende perceel aan de Laagheidseweg 15c geldt de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwvlak. De watergang langs de Laagheidseweg geniet bescherming door de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang'. Tot slot geldt over het hele plangebied de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

Strijdigheid met het vigerende bestemming

Om de bestaande bedrijfswoning aan de Laagheidsweg 17 in gebruik te nemen als reguliere burgerwoning is een herziening van de bestaande agrarische bestemming noodzakelijk. Ook de oprichting van de nieuwe woning op het aangrenzende perceel is niet toegestaan binnen de bestemming 'Agrarisch'. Voorliggend initiatief is daarmee in strijd met het vigerende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Planspecifiek

In het kader van voorliggend initiatief is een functiewijziging van het plangebied nodig van agrarisch naar wonen. Om te kunnen bepalen of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in lijn ligt met het toekomstig gebruik van het plangebied als bodemgevoelige woonlocatie, zijn voor beide locaties verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd. De rapportages zijn te raadplegen in bijlagen 1 (Laagheidseweg 15c) en 2 (Laagheidseweg 17).

Laagheidseweg 15c

Het bodemonderzoek uit bijlage 1 betreft een aanvullend onderzoek van een eerder uitgevoerd bodemonderzoek in het kader van de herontwikkeling van de voormalige varkenshouderij aan de Laagheidseweg 15 naar een woonlocatie. Het originele bodemonderzoek is toegevoegd als bijlage 6 van het onderzoek uit bijlage 1. In het originele onderzoek wordt geconcludeerd dat ter plaatse van deellocatie 'A' (de voorste gronden van het agrarisch perceel waar de nieuwe woning wordt gerealiseerd) de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in lijn ligt met het gebruik van de gronden als woonlocatie. In het aanvullend onderzoek zijn de achterste gronden van het beoogde woonperceel onderzocht (deellocatie D). Ook voor die gronden luidt de conclusie dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling. Het uitvoeren van aanvullend onderzoek is niet nodig.

Laagheidseweg 17

Het verkennend bodemonderzoek voor de locatie Laagheidseweg 17 is toegevoegd als bijlage 2. Onder de aanwezige verharding zijn verontreinigingen aangetroffen. Mits de klinkerverharding niet wordt verwijderd zijn er geen belemmeringen voor de bestemmingsplanherziening en is er geen aanleiding voor nader onderzoek. Voorliggend plan heeft geen ontwikkelingen ter plaatse van de verharding tot gevolg en de verharding wordt niet verwijderd. In de regels van voorliggend plan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin is geborgd dat de duurzame afdeklaag in de vorm van klinkerverharding behouden dient te blijven. Als de afdeklaag in de toekomst (deels) verwijderd wordt, dient de onderliggende met asbest vervuilde verontreinigde puinlaag volgens de geldende wet- en regelgeving gesaneerd te worden. Daarmee zijn er geen belemmeringen ten aanzien van het aspect bodem.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteit ter plaatse

In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.

Bijdrage aan luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.

Planspecifiek

Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het rekenpunt 67627 (aan de Beekweg ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:

  NO2 
(stikstofdioxide)  
PM10
(fijnstof)  
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof)  
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2018 (µg/m3)   15,9 µg/m3   17,9 µg/m3   10,9 µg/m3  
Grenswaarde concentratie (µg/m3)   40 µg/m3   40 µg/m3   25 µg/m3  

De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.

Bijdrage initiatief

Als gevolg van het verdwijnen van de planologische mogelijkheden voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf aan de Laagheidseweg 17, is er in de toekomstige situatie ook geen sprake meer van bijbehorende verkeersbewegingen. Het aantal verkeersbewegingen van de bedrijfswoning verandert niet. Voor wat betreft de nieuwe woning kan worden gesteld dat ten opzichte van het bestaande gebruik van die gronden als landbouwgrond, waar landbouwvoertuigen het land bewerken, het aantal verkeersbewegingen in de toekomstige situatie hooguit beperkt toeneemt. De verkeersaantrekkende werking van het plangebied verandert door voorliggend initiatief daarom niet noemenswaardig. Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief daarbij van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde (1.500 woningen). Daardoor is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:

  • woningen;
  • geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
  • geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Planspecifiek

Voorliggend plan zet de bestaande bedrijfswoning aan de Laagheidseweg 17 om in een reguliere burgerwoning. De Wet geluidhinder maakt geen onderscheid tussen bedrijfs- en reguliere woningen. Voor deze bestaande woning is in een eerder stadium al bepaald dat op basis van wegverkeerslawaai wordt voldaan aan de wettelijke normen en sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Nader geluidsonderzoek voor deze woning is niet aan de orde.

Om het geluidseffect van wegverkeer over de Laagheidseweg op de nieuwe woning aan de Laagheidseweg 15c te kunnen bepalen, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 3. De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Vanuit de Wgh zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling van de vrijstaande woning. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geluid.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.

Op grond van artikel 3 lid 1 van de Wgv gelden de volgende normen ten behoeve van vergunningverlening voor dieren met een geuremissiefactor:

geurgevoelig object gelegen in:   maximaal toegestane geurbelasting
(odour units per m3 lucht)  
concentratiegebied binnen bebouwde kom   3,0 ouE/m3   
concentratiegebied buiten bebouwde kom   14,0 ouE/m³  
niet-concentratiegebied binnen bebouwde kom   2,0 ouE/m3  
niet-concentratiegebied buiten bebouwde kom   8,0 ouE/m3  

Als het geen bedrijf is waar een geuremissiefactor voor is vastgelegd gelden de volgende eisen:

  • binnen de bebouwde kom geldt een afstand van 100 meter;
  • buiten de bebouwde kom geldt een afstand van 50 meter.

Tot slot geldt voor zowel dieren met als voor dieren zonder geuremissiefactoren altijd een minimumafstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object. Dit betreft 50 respectievelijk 25 meter voor hetzij binnen dan wel buiten de bebouwde kom.

De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.

Geurverordening Venray

De gemeenteraad van de gemeente Venray heeft een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. In

deze verordening wijkt de gemeente Venray deels af van de wettelijke normen uit de Wgv. De geurverordening

van de gemeente Venray stelt de volgende normen:

  • 1. Bestaande woongebieden 3,0 ouE/m³;
  • 2. Zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen 8,0 ouE/m³;
  • 3. Buitengebied 14,0 ouE/m³.

Planspecifiek

Voorgrondbelasting

Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf betreft de paardenhouderij aan de Laagheidseweg 17a, ten noorden van het plangebied. Paarden zijn aan te merken als 'overige landbouwhuisdieren'. In bijlage 1 van de Regeling geurhinder en veehouderij zijn de geuremissiefactoren voor 'overige landbouwhuisdieren' 'niet vastgesteld'. Dit betekent dat voor deze dieren de minimumafstanden uit artikel 4 Wgv gelden. Buiten de bebouwde kom bedraagt deze minimumafstand 50 m tussen het dichtstbijzijnde dierenverblijf en een geurgevoelig object. De bestaande bedrijfswoning is een geurgevoelig object voor veehouderijen uit de omgeving. De paardenhouderij dient in de bestaande situatie al rekening met de woning te houden. De nieuwe woning is voorzien op ca 120 m afstand vanaf de paardenhouderij. Daarmee wordt voldaan aan de wettelijke minimumafstand van 50 m. De paardenhouderij is in het verleden toegestaan met een vergunning (artikel 19.1 procedure), waardoor de paardenhouderij alleen binnen bestaande bebouwing is toegestaan. Een bouwvlak ontbreekt. De paardenhouderij ondervindt daarmee geen hinder van de nieuwe woning. In de directe omgeving van het plangebied liggen geen andere (intensieve) veehouderijen die om een nadere toetsing vanuit geurhinder vragen.

Achtergrondbelasting

Navolgende afbeelding toont een uitsnede van de geurhinderkaart (achtergrondbelasting) van de gemeente Venray uit 2018. Daaruit blijkt dat de huidige achtergrondbelasting op het plangebied (rode cirkel) kan worden gekwalificeerd als een goed leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21021-va01_0007.png"

Uitsnede van de geurkaart 2018 van de gemeente Venray

Op basis van voorgaande motivering luidt de conclusie dat agrarische bedrijven uit de omgeving geen hinder ondervinden in de bedrijfsmogelijkheden als gevolg van de nieuwe woning en dat op basis van het aspect geur er ter plaatse van de nieuwe woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.

4.1.5 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.

De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.

Planspecifiek

De bestaande bedrijfswoning is al een milieugevoelig object. Bedrijven uit de omgeving dienen in de bestaande situatie al rekening met de bestaande woning te houden. De nieuwe vrijstaande woning vraagt wel om een beoordeling vanuit milieuzonering.

Voor wat betreft een goed woon- en leefklimaat voor de nieuwe woning is in voorgaande paragraaf 4.1.4reeds gemotiveerd dat de paardenhouderij aan de Laagheidseweg 17a vanuit het aspect geur niet leidt tot hinder. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG is voor de overige milieuaspecten van een paardenhouderij (stof, geluid) een maximale richtafstand van 30 m opgenomen. Door de afstand tussen de dichtstbijzijnde bedrijfsactiviteiten (de stal) van de paardenhouderij en de woningen binnen het plangebied (bestaande bedrijfswoning : 140 m, nieuwe woning: 160 m) kan worden gesteld dat van hinder geen sprake is.

Op ca 380 m ten noorden van het plangebied liggen, aan de Laagheidseweg 16 en 19a, twee bedrijfslocaties. Het gaat om een kleinschalig bedrijf (max. milieucategorie 2) en een landbouwverwant bedrijf (max. milieucategorie 3.1). Voor een milieucategorie 2 geldt een maximale richtafstand van 30 m, voor een categorie 3.1 maximaal 50 m. Gelet op de feitelijke afstand tussen het plangebied en de bedrijven (min. 380 m) geldt dat wordt voldaan aan de richtafstand. Geconcludeerd wordt dat vanuit milieuzonering geen milieuhinder optreed door bedrijven uit de omgeving. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat voor de woningen binnen het plangebied.

Vanuit omgekeerde werking worden bedrijven uit de omgeving ook niet gehinderd in hun bedrijfsvoering. Voor alle bedrijven geldt dat er al milieugevoelige objecten dichter bij de bedrijven zijn gelegen dan de nieuwe woning uit voorliggend plan.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect milieuzonering.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.

De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.

Planspecifiek

Voorliggend initiatief voorziet in het toevoegen van één kwetsbaar object (woning) binnen het plangebied. Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21021-va01_0008.png"

Uitsnede van de risicokaart, waarop de ligging van het plangebied is aangeduid met de zwarte, doorbroken, cirkel (bron: risicokaart.nl)

Op de kaart is waarneembaar dat er binnen het plangebied twee risicovolle inrichtingen zijn gelegen. Het gaat om de voormalige intensieve veehouderij aan de Laagheidseweg 15, die inmiddels is herontwikkeld tot woonlocatie en de voormalige intensieve veehouderij aan de Laagheidseweg 17. Voorliggend plan herbestemd deze laatste locatie tot woonlocatie, waarbij de propaantank niet meer in gebruik zal zijn. Na inwerkingtreding van voorliggend plan zijn beide locaties daarmee niet meer aan te wijzen als risicovolle inrichting. De overige risicovolle inrichtingen, in alle gevallen bestaande agrarische- of agrarisch aanverwante bedrijven met een propaantank op het erf, liggen op minimaal 370 m vanaf de nieuwe woonlocatie. Gelet op deze ruime afstand kunnen risico's op het nieuwe kwetsbare object op voorhand worden uitgesloten. In de omgeving van het plangebied liggen daarnaast geen risicovolle buisleidingen en/of transportroutes. Vanuit externe veiligheid zijn er geen risico's voor het nieuwe kwetsbare object binnen het plangebied.

Geconcludeerd wordt dat er vanuit externe veiligheid geen risico's zijn voor het nieuwe kwetsbare object en dat de risicovolle inrichtingen binnen het plangebied ook geen risico meer vormen voor kwetsbare objecten in de omgeving.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid.

4.2 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.


Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Gemeentelijk rioleringsplan

In het Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) 2022-2025, vastgesteld op 14 december 2021, is het beleid voor het beheer van de gemeentelijke riolering voor de periode 2022 tot en met 2025 vastgelegd. Het plan wordt door de gemeente gebruikt om nu en in de toekomst aan de gemeentelijke zorgplichten te kunnen voldoen en als toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen. Voor de indeling van het vGRP is rekening gehouden met de nieuwe Omgevingswet (Ow).

Het veranderende klimaat en de verstedelijking brengen grote uitdagingen met zich mee. Regenbuien worden steeds extremer en komen vaker voor, met veel overlast en schade tot gevolg. Ook het vasthouden van het gewenste grondwaterpeil wordt moeilijker tijdens extreem lange droge of natte perioden. Omdat het aantal warme dagen toeneemt wordt hittestress ook een probleem, vooral in een gebouwde omgeving met weinig groen en veel verharding.

Het besef groeit dat wateroverlast en -onerlast niet langer is op te lossen door alleen maar het aanpassen van de riolering. Om extreme buien doelmatig te verwerken moet de gehele buitenruimte benutten. Bijvoorbeeld via de aanleg van meer groene voorzieningen, bergingsbassins en oppervlaktewater. Maar ook het vergroenen van daken en tuinen en het opwaarderen van bestaande sloten.

Hemelwater dient zo lokaal mogelijk te worden verwerkt en kan worden benut voor het aantrekkelijk maken van de leefomgeving. In het vGRP geeft de gemeente aan dat inwoners hemelwater zoveel mogelijk op eigen perceel dienen te infiltreren. Bij nieuwe ruimtelijke particuliere ontwikkelingen is het streven om hemelwater bij voorkeur bovengronds te infiltreren in de bodem. De gemeente hanteert daarbij de volgende voorwaarden:

  • 1. infiltratievoorziening dient minimaal een neerslaggebeurtenis van 60 mm te kunnen verwerken;
  • 2. de infiltratievoorziening dient een leeglooptijd te hebben van 24 uur of minder;
  • 3. de aanwezigheid van een overloopvoorziening (indien mogelijk bovengronds) voor de afvoer van water bij hevige buien als de voorziening vol is, is zo ontworpen dat deze wateroverlast voorkomt.

Planspecifiek

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van waterschap Limburg. Voor het waterschap Limburg is het niet mogelijk een digitale watertoets uit te voeren. Het waterschap zal daarom via het wettelijk vooroverleg op de hoogte worden gebracht van voorliggend initiatief.

Voor de nieuwe woonlocatie aan de Laagheidseweg 17 voorziet voorliggend plan niet in nieuwe bouwontwikkelingen. De bestaande woning blijft op de huidige wijze aangesloten op het drukriool onder de Laagheidseweg. Het verhard oppervlak neemt niet toe.

Het plangebied ter plaatse van de nieuwe woonlocatie aan de Laagheidseweg 15c is in gebruik als landbouwgrond en volledig onverhard. Door de inrichting van het plangebied als nieuwe woonkavel met één vrijstaande woning, neemt het verhard oppervlak toe. In artikel 7.1 van de regels van dit plan is geborgd dat op eigen terrein infiltratievoorzieningen worden aangelegd om overtollig hemelwater in de bodem te infiltreren, alvorens de nieuwe woning gebouwd mag worden.

De nieuwe woning krijgt voor afvoer van het afvalwater een aansluiting op het bestaande drukriool. Een drukriool is niet ontworpen voor het afvoeren van hemelwater. Hemelwater wordt op eigen terrein verwerkt. De infiltratievoorzieningen krijgen een inhoud om een neerslaggebeurtenis van minimaal 60 mm te kunnen verwerken. De norm van 60 mm geldt alleen als er geen verbinding is tussen de infiltratievoorziening en oppervlaktewater. Als de infiltratievoorziening loost op een oppervlaktewater gelden de normen van het waterschap. Deze stelt dat de infiltratievoorziening minimaal 100 mm groot moet zijn. Pas daarna mag een eventueel overschot worden geloosd op het oppervlaktewater. Binnen eigen terrein is voldoende ruimte aanwezig om de infiltratievoorzieningen te realiseren. Tijdens de omgevingsvergunningaanvraag voor het bouwen zal de toepassing van deze infiltratievoorzieningen nader zijn uitgewerkt.

Voor aan het plangebied ligt, parallel aan de Laagheidseweg, een watergang die via het vigerende bestemmingsplan middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' bescherming geniet. Om de nieuwe woning te voorzien van een ontsluiting op de Laagheidseweg zal er een oprit over de watergang worden gerealiseerd. Tijdens de omgevingsvergunningaanvraag voor de aanleg van de oprit zal door de initiatiefnemer worden aangetoond dat de watergang geen hinder ondervindt van de oprit. Daarmee wordt voldaan aan het bepaalde in de beschermingsregels van de watergang. De dubbelbestemming zal worden overgenomen in voorliggend plan. Verder is er binnen het plangebied en in de directe omgeving geen oppervlaktewater aanwezig.

Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.

Bij de bouw van de woning zullen geen uitloogbare materialen worden gebruikt. Verder is het streven om de woning en de buitenruimte zoveel als mogelijk klimaat adaptief aan te leggen.

Voorliggend plan heeft geen negatieve effecten vanuit het aspect water. Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijn moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.


Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

Gebiedsbescherming

Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de website synbiosys.alterra.nl/natura2000 geraadpleegd. Bijgevoegd een screenshot van die website:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21021-va01_0009.png"

Uitsnede van de Natura 2000 'gebieden' kaart waarop de ligging van het plangebied is aangegeven met de rode cirkel (bron: www.natura2000.nl/gebieden)

Het plangebied ligt niet binnen of in de directe omgeving van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Boschhuizerbergen' ligt op ca 2,9 km ten oosten van het plangebied. Voorliggend initiatief is kleinschalig van aard. Door het ontbreken van bouw- en sloopactiviteiten zijn negatieve effecten vanuit de locatie Laagheidseweg 17 op voorhand uit te sluiten. Door de ruime afstand tot het Natura 2000-gebied en de bouw en in gebruik name van één woning aan de Laagheidseweg 15c zijn negatieve effecten vanuit licht, geluid, trilling en stikstof voor zowel de aanleg- als gebruiksfase ook voor deze locatie op voorhand uit te sluiten. Dit wordt bevestigd door de berekeningen die ten aanzien van het aspect stikstof voor de aanlegfase (zie bijlage 4) en gebruiksfase (zie bijlage 5) zijn uitgevoerd. Voorliggend initiatief heeft geen toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden met meer dan 0,00 mol/ha/j tot gevolg. Vanuit gebiedsbescherming is het aanvragen van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming niet aan de orde.

Soortenbescherming

Vanwege het ontbreken van bouw- en sloopactiviteiten kunnen negatieve effecten vanuit soortbescherming voor de locatie Laagheidseweg 17 op voorhand worden uitgesloten. Voor de Laagheidseweg 15c kan worden gesteld dat deze locatie in de bestaande situatie in gebruik is als landbouwgrond. De locatie Laagheidseweg 15c maakt als noordelijk deelgebied onderdeel uit van de quickscan Flora en Fauna die voor de ontwikkeling aan de Laagheidseweg 15 is uitgevoerd (zie bijlage 6). De belangrijkste conclusies voor de locatie Laagheidseweg 15c zijn dat negatieve effecten op broedende vogels kunnen worden uitgesloten door eventuele kapwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. De laanbomen langs de Laagheidseweg fungeren mogelijk als vaste vliegroute en foerageergebied van vleermuizen. Om verstoring te voorkomen mag er tot op een afstand van 10 meter van de bomen rond het plangebied alleen vleermuisvriendelijke buitenverlichting worden geplaatst (van de bomen af omlaag gerichte straatverlichting of amberkleurige UV-vrije led armaturen). Vanwege het ontbreken van sloopactiviteiten binnen het plangebied zijn negatieve effecten op dit punt op voorhand uit te sluiten.

Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat voorliggend initiatief geen negatief effect heeft vanuit soortbescherming. Gedurende de aanlegfase van de nieuwe woning zal er, om verstoring op vleermuizen te voorkomen, gewerkt worden met passende verlichting. Tevens zal ten alle tijden de algemene Zorgplicht (artikel 1.11 Wnb) in acht worden genomen.

De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.

4.4 Verkeer en parkeren

Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Als gevolg van voorliggend initiatief blijft de verkeersaantrekkende werking van het plangebied nagenoeg gelijk ten opzichte van de bestaande gebruiksmogelijkheden. Van agrarische bedrijfsvoering met de bijbehorende verkeersbewegingen is straks geen sprake meer, en daar komen de verkeersbewegingen van de nieuwe woning voor terug.

Voor wat betreft parkeren verandert de situatie voor de huidige bedrijfswoning aan de Laageheidseweg 17 niet. Binnen eigen terrein is voldoende parkeergelegenheid om te voldoen aan de gemeentelijke parkeernorm van 2 parkeerplaatsen voor een vrijstaande woning in het buitengebied (bron: Beleidsnota Parkeernormen). Bij de inrichting van de nieuwe woning aan de Laagheidseweg 15c wordt, met inachtneming van deze zelfde parkeernorm, rekening gehouden dat er binnen eigen terrein voldoende parkeergelegenheid (2 parkeerplaatsen) aanwezig is. In de regels van dit plan is via een voorwaardelijke verplichting geborgd dat de nieuwe woning pas in gebruik mag worden genomen als op eigen terrein het aantal parkeerplaatsen is gerealiseerd volgens de parkeernormen van de gemeente Venray.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect verkeer en parkeren.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

Het plangebied ligt niet in een landschap dat vanuit het aspect cultuurhistorie een beschermde status kent. Ook liggen er binnen en in de directe omgeving van het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle elementen of objecten, zoals rijks- en/of gemeentelijke monumenten. Vanuit cultuurhistorie heeft voorliggend plan geen negatief effect.

Archeologie

In het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' en 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels' worden de mogelijke archeologische waardevolle resten in de bodem beschermd via archeologische dubbelbestemmingen. Ter plaatse van het plangebied zijn echter geen archeologische dubbelbestemmingen opgenomen, wat betekent dat de archeologische verwachtingswaarden ter plaatse dusdanig laag zijn dat er geen regels gelden om mogelijke resten te beschermen. De bodemverstoring als gevolg van de bouw van de woning levert daarmee op voorhand geen negatief effect op vanuit archeologie. Nader archeologisch onderzoek is niet aan de orde.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect cultuurhistorie en archeologie.

4.6 Niet gesprongen explosieven

Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het besluitgebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren. Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.

4.7 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst afsluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure en eventuele extra gemeentelijke kosten zijn verrekend in de exploitatieovereenkomst.

Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.

Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Verbeelding

De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.

Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.

Regels

De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk I : Inleidende regels, deze bevatten de begrippen en wijze van meten;
  • Hoofdstuk II: Bestemmingsregels, dit zijn de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. De regels bevatten een bestemmingsomschrijving en regels voor het bouwen en het gebruik.
  • Hoofdstuk III: Algemene regels, dit zijn regels die gelden voor alle bestemmingen. Dit zijn onder meer (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden.
  • Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen.

5.2 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan sluit qua systematiek aan op de regels uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010' en de herziening 'Buitengebied Venray 2010, herziening regels' en bevat de volgende bestemmingen:

  • 'Agrarisch', deze bestemming blijft gelden voor de gronden achter het bebouwingserf aan de Laagheidseweg 17. Het bouwvlak is verwijderd. Binnen deze bestemming is agrarisch grondgebruik toegestaan.
  • 'Wonen', ter plaatse van het bestaande bebouwingserf met bedrijfswoning aan de Laagheidseweg 17 en de nieuwe woonlocatie aan de Laagheidseweg 15c. Voor de locatie Laagheidseweg 17 is geborgd dat het oppervlak aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het oppervlak van de bestaande te behouden schuren. Voor de bestaande woning aan de Laagheidseweg 17 en de nieuwe woning aan de Laagheidseweg 15c zijn bouwvlakken opgenomen. Binnen een bouwvlak is één vrijstaande woning toegestaan. De toegestane inhoud en maximale goot- en bouwhoogte sluit aan bij het bepaalde in het vigerende bestemmingsplan voor een burgerwoning in het buitengebied.

Verder wordt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingzone watergang' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' en 'overige zone - agrarisch gemengd' overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.

Voorwaardelijke verplichting parkeren, landschappelijke inpassing, sloop stal en instandhouding klinkerverharding

In de regels van voorliggend plan is een voorwaardelijke verplichtingen opgenomen waarin is geborgd dat

binnen eigen terrein van de nieuwe woning voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd volgens de gemeentelijke parkeernormen alvorens de nieuwe woning in gebruik mag worden genomen. Daarnaast is de ingebruikname van deze woning strijdig als binnen twee jaar na inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan de gronden met de bestemming 'Wonen' niet zijn ingericht conform de uitgangspunten van het landschappelijk inpassingsplan uit bijlage 1 van de regels. Ook is geborgd dat de nieuwe woning aan de Laagheidseweg 15c pas in gebruik mag worden genomen als er elders in het buitengebied van de gemeente Venray een stal is gesloopt. De te slopen stal dient over een minimale inhoud van 1885,66 m³ te beschikken. Tot slot is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin is opgenomen dat de duurzame afdeklaag in de vorm van klinkerverharding aan de Laagheidseweg 17 behouden dient te blijven. Als de afdeklaag in de toekomst (deels) verwijderd wordt, dient de onderliggende met asbest vervuilde verontreinigde puinlaag volgens de geldende wet- en regelgeving gesaneerd te worden. Daarmee zijn er geen belemmeringen ten aanzien van het aspect bodem.

Dit plan kent verder geen noemenswaardige bijzonderheden.

Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.

6.2 Handhaving

De doelstellingen van het ruimtelijke beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de regels van het

bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray hebben sinds 1 april 2005

via een gemeenschappelijke regeling hun handhavingscapaciteit gebundeld. Beleidsuitgangspunten voor

toezicht en handhaving zijn vastgelegd in de Nota Integraal Handhavingsbeleid Horst aan de Maas en Venray

(2012-2015). Het beleidsplan bevat naast een visie, doelstellingen en prioriteiten ook de werkwijzen hoe met

geconstateerde overtredingen wordt omgegaan en welke strategieën daarbij worden gevolgd. Ook wordt

invulling gegeven aan de vele eisen die wet- en regelgeving aan de gemeentelijke taakuitvoering stelt.

De gemeenten Horst aan de Maas en Venray voeren hun handhavingstaken uit op basis van het volgende

uitgangspunt. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray stellen een gezonde, veilige, leefbare en groene

leefomgeving centraal. Handhaving is één van de middelen om de kwaliteit van wonen, leven en werken te

behouden en te versterken. Het bestuur streeft naar een gestructureerd en integraal handhavingsbeleid

waarbij preventief beleid voorop staat. De betrokkenheid en het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de

burgers, bedrijven en instellingen moeten daarbij worden vergroot. Als de preventieve inzet

(informatievoorziening) niet werkt en het geschonken vertrouwen wordt beschaamd, volgt daadwerkelijke

handhavend optreden. Zo krijgt iedereen de aanpak die hij/ zij verdient.

De uit deze visie voorvloeiende doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het handhavingsbeleid zijn:

  • 1. Appelleren aan de eigen verantwoordelijkheid.
  • 2. Preventie gaat boven repressie.
  • 3. Draagvlak creëren.
  • 4. Klantgericht handelen.
  • 5. Alleen noodzakelijke en handhaafbare kaders stellen.

Concreet betekent dit dat nadrukkelijk wordt ingezet op preventie. Leidend uitgangspunt is dat burgers,

bedrijven en instellingen worden vertrouwd in een rechtmatige uitoefening van hun activiteiten. Er wordt

daarbij van uitgegaan dat het maatschappelijk veld met gerichte voorlichting en communicatie,

verantwoordelijk kan worden gemaakt (en gehouden) voor de naleving van voor hen geldende wet- en

regelgeving. Daarbij past een bewuste differentiatie van de handhavingsinzet. ln een jaarlijks op te stellen

handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) worden de prioriteiten vertaald naar actie. Het jaarlijkse HUP wordt vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van beide gemeenten en ter kennis gebracht van de gemeenteraden.

6.3 Verslag vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Dit bestemmingsplan zal in het kader van het wettelijk overleg worden toegezonden aan de provincie omdat de provincie Limburg ook initiatieven met een beperkt ruimtelijk effect wenst te beoordelen. Ook zal het plan worden toegezonden aan het waterschap Limburg.

6.4 Verslag inspraak ex artikel 3.1.6 Bro

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van zes weken, van 11 maart 2022 tot en met 21 april 2022, voor eenieder ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen op het bestemmingsplan ingediend.

6.5 Verslag zienswijzen

In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.