direct naar inhoud van Regels
Plan: Venray
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP15001-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Venray met identificatienummer NL.IMRO.0984.BP15001-va01 van de gemeente Venray.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van minimaal drie woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gebouwd / verbonden zijn.

1.6 Achtergevelrooilijn

De denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw – zonder aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen – alsmede het verlengde daarvan.

1.7 Agrarisch

Het (bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.8 Antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antenne-drager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende of te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.10 Architectonische waarde

De aan een bouwwerk toegekende waarde in verband met de vormgeving, het materiaalgebruik en/of detaillering.

1.11 Auto- en motorrijschool

opleiden, praktisch en theoretisch tot chauffeur, zowel voor beroeps- als privédoeleinden; opleiden, praktisch en theoretisch voor een motorrijbewijs, waarbij meer dan 1 auto of motor aanwezig is t.b.v. de rijschool.

1.12 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 Bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.14 Bed & breakfast

Het bieden van de mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben door de eigenaar of hoofdbewoner van de desbetreffende woning.

1.15 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepen aan huis daaronder niet begrepen.

1.16 Bedrijf aan huis

Het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het beroep aan huis, gericht op consumentenverzorging geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.17 Bedrijfsgebouw

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.18 Brutovloeroppervlak

De totale oppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten.

1.19 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw in overeenstemming met de bestemming.

1.20 Begane grond

De natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.21 Beroep aan huis

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van prostitutie.

1.22 Bestaand

Ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig.

1.23 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.24 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 Bijgebouw

Een aangebouwd of vrijstaand gebouw of ander bouwwerk met een dak die door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, die in architectonisch opzicht ondergeschikt zijn en functioneel dienstbaar aan dit hoofdgebouw. Een bijgebouw is een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in de Wabo.

1.26 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.28 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond.

1.29 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.31 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.32 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.33 Carport

Een overkapping van lichte constructie, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een motorrijtuig, welke geen tot de constructie behorende wanden heeft.

1.34 Cultuur en ontspanning

Vrijetijdsbesteding door middel van diensten, voorzieningen en/ of activiteit(en) met een creatieve, culturele, sportieve, educatieve, sociale en/of sociaal-culturele inslag, waarbij kan worden gedacht aan: een atelier, creativiteitscentrum, museum, muziekschool, theater, speeltuin, sauna.

1.35 Cultuurhistorische waarde

De aan een gebied of opstal toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in reliëf, verkaveling, slotenpatroon, architectuur of beplanting.

1.36 Dagrecreatief medegebruik 1

Extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.

1.37 Dagrecreatief medegebruik 2

Tijdelijk medegebruik van grasland, akkerbouwgrond of onbebouwde agrarische grond voor kleinschalige dagrecreatie die in de open lucht plaatsvindt, waaronder kleinschalige recreatieve luchtvaart ten behoeve van luchtballonvaren en ultralights.

1.38 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.40 Eindwoning

Een woning die ligt aan het begin of eind van een rij aaneengebouwde woningen.

1.41 Erf

Een gedeelte van het perceel, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij geldt:

Achtererf: Erf achter de met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied evenwijdig gelegen lijn, die het hoofdgebouw raakt:

aan een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op 1 meter achter het snijpunt met de voorgevel, en,

aan een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op het snijpunt met de achtergevel.

Voorerf: Erf dat geen onderdeel is van het achtererf.

Zijerf: Het gedeelte van het erf dat zich bevindt aan de zijkant van het hoofdgebouw, startend bij de voorkant en eindigend bij de achterkant van het hoofdgebouw. Het zijerf maakt onderdeel uit van het voorerf wanneer het grenst aan openbaar gebied, als dit niet zo is dan maakt het onderdeel uit van het achtererf vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn.

1.42 Evenement

een voor publiek openbaar toegankelijke verrichting van vermaak in de open lucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van publiek voor sociale, informerende, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke doeleinden en/of doeleinden voor vermaak. Onder toegestane evenementen wordt verstaan: kermissen, herdenkingsplechtigheden, feesten, muziekvoorstellingen, wedstrijden op of aan de weg, braderieën of markten, optochten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen.

1.43 Extensief recreatief medegebruik

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.44 Fitnesscentrum

een gebouw/centrum (groter dan 1.500 m2 bedrijfsvloeropperlvak) waar mensen tegen betaling en met behulp van daartoe voorziene fitnessapparatuur aan lichaam en conditie werken door lichamelijke beweging in de vorm van ritmische beweging (al dan niet op muziek), fitnesstraining en krachttraining eventueel in combinatie met ondergeschikte wellnessvoorzieningen.

1.45 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.46 Geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone als bedoeld in die wet moet worden vastgesteld.

1.47 Gestapelde woning

Een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.48 Gevel

Buitenmuur van een gebouw, waarbij geldt:

Voorgevel: de gevel aan de voorzijde van een hoofdgebouw.

Zijgevel: de gevels van een hoofdgebouw die haaks staan op de voorgevel.

Achtergevel: de gevel van een hoofdgebouw die zich aan de tegenovergestelde kant van de voorgevel bevindt.

1.49 Grondgebonden woning

Een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere halfvrijstaande, geschakelde of aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.50 Hoeksituatie

Een perceel dat met minimaal twee aaneengesloten zijden grenst aan een weg of twee kruisende wegen.

1.51 Hogere (geluidsgrens)waarde

Een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.

1.52 Hoofdgebouw

Een of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.53 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, zoals opgenomen in de 'Staat van Horeca-activiteiten'.

1.54 Huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.55 Kampeermiddel

Een tent, een tentwagen, een kampeerauto, caravans of stacaravans, vouwwagens en campers;

Enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.56 Kantine

Een drink- en eetgelegenheid die zich bevindt bij bedrijven, scholen, sportvoorzieningen of andere instanties en die ondergeschikt is aan en uitsluitend ten dienste staat van de hoofdfunctie.

1.57 Kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.58 Kleinschalige verblijfsrecreatie

Recreatie met een oppervlakte van maximaal 100 m2 waarbij overnachting plaatsvindt, in de vorm van een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logiesvoorziening of bed and breakfast.

1.59 Kunstwerk

Object van artistieke kunstuiting.

1.60 Maaiveld

Bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.61 Maatschappelijke dienstverlening

Het verlenen van diensten door organisaties op het gebied van openbaar bestuur respectievelijk het verlenen van diensten door religieuze en andere levensbeschouwelijke organisaties, gezondheids-, welzijns- en veterinaire diensten, zorginstellingen, verenigingen alsmede sociale organisaties, onderwijs.

1.62 Maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.63 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor relevante milieuaspecten zoals bodem, geluid, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, etc. aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse is geborgd.

1.64 Natuurlijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.65 Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.66 Onderbouw

Een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 meter boven peil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.

 

1.67 Ondergeschikte activiteit

Activiteit die afwijkt van de hoofdfunctie, maar die hieraan niet gelijkwaardig is vanwege:

de oppervlakte; de activiteit beslaat in oppervlakte maximaal 25% van het vloeroppervlak van het gebouw/de gebouwen, of;

de duur en frequentie; de activiteit komt incidenteel voor en beslaat qua beoefening dus minder tijd dan de hoofdfunctie, of;

de functie in relatie tot de hoofdfunctie; de activiteit wordt uitgeoefend ter ondersteuning van de hoofdfunctie.

1.68 Ondergeschikte bouwdelen

Onderdelen van een hoofdgebouw die in architectonisch opzicht ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en bijgebouwen, zoals erkers, ingangpartijen, luifels, schoorstenen en antennes.

1.69 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel-activiteit die als ondergeschikte activiteit past bij de hoofdfunctie, ter ondersteuning van de hoofdfunctie wordt uitgeoefend en niet zelfstandig toegankelijk is.

1.70 Ondergeschikte horeca

Het als ondergeschikte activiteit beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten, niet zijnde horeca.

1.71 Ondergronds

Beneden het peil.

1.72 Onderkomens

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.73 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.74 Overige bouwwerken

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct duurzaam met de aarde is verbonden.

1.75 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met een dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.

1.76 Patiowoning

een woning, die wordt gekenmerkt doordat de buitenruimte (meestal in de vorm van een tuin geheel of nagenoeg geheel is ingesloten door de bouwmassa van de betreffende woning, aangrenzende woning(en) en/of muren.

1.77 Peil

Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.78 Permanente bewoning

Bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan als hoofdverblijf.

1.79 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Raamprostitutie is hieronder mede begrepen.

1.80 Recreatie

Activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.81 Restaurant

horecagelegenheid waar door een kok bereide gerechten worden geserveerd. Onder een restaurant wordt niet verstaan het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccommodatie voor feesten en partijen (in verband met hinder voor omwonenden).

1.82 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf en bordeel zijn hieronder mede begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt op geen enkele wijze onder enig andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan. Hieronder wordt mede verstaan prostitutie en raamprostitutie.

1.83 Sociale huurwoning

een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na in gebruik name is verzekerd.

1.84 Sociale sectorwoning

woning met een maximum bruto vloeroppervlak van meer dan 55 m2.

1.85 Sportschool/fitnessstudio

sportvoorziening waar mensen tegen betaling kunnen werken aan lichaam en conditie waarbij voor het grote deel alleen gebruik gemaakt wordt van fitnessapparaten.

1.86 Sportterrein

Een terrein dat geheel of gedeeltelijk is ingericht of wordt gebruikt ten behoeve van sportieve activiteiten met daarbij inbegrepen aan de inrichting verbonden en ondergeschikte daghorecavoorzieningen.

1.87 Standplaats

Het vanaf een vaste plaats op een openbaar toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of etenswaren, het anderszins aanbieden van goederen en bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.88 Stedenbouwkundig beeld

Het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.

1.89 Twee-aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee woningen die met het hoofdgebouw aan elkaar zijn gebouwd.

1.90 Verbeelding

De plankaart van het plan.

1.91 Verblijfsrecreatie

Recreatie waarbij één of meerdere overnachtingen plaatsvinden. Hierbij wordt onder recreatieverblijf verstaan een bouwwerk dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, zoals een recreatiewoning, chalet, stacaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.

1.92 Verdieping(en)

De bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn.

1.93 Verkoopvloeroppervlak

De voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte (inclusief de etalageruimte) bestemd en gebruikt voor detailhandel.

1.94 Voorgevelrooilijn

Langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

Langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.

1.95 Voorkant van een hoofdgebouw

De gevel waarlangs de voorgevelrooilijn loopt.

1.96 Voorzieningen van openbaar nut

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse afvalvoorzieningen, bovengrondse afvalvoorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten, plus voorzieningen voor warmte- en koudeopslag of voorzieningen van soortgelijke aard met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.97 Vrijstaand geschakelde woning

Woning waarvan het hoofdgebouw via een bijgebouw verbonden is met het volgende hoofdgebouw en waarvan het hoofdgebouw op de perceelsgrens is gebouwd.

1.98 Vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.99 Voorkeursgrenswaarde

de streefwaarde voor de geluidsbelasting, zoals opgenomen in de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder.

1.100 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.101 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Boven- en ondergrondse voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, infiltratie en waterkwaliteit.

1.102 Weg

Een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.

1.103 Woning / wooneenheid

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.104 Woningsplitsing

Het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.

1.105 Zorgwonen

Wonen door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en/of ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger wordt verstrekt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. dagrecreatief medegebruik 1 en 2;
  • c. kleinschalige picknickplaatsen, rustpunten, zitbanken, afvalbakken en borden ten behoeve van de onder b genoemde functie;
  • d. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, in- en uitritten en tuinen, met dien verstande dat:

  • f. hobbyweides zijn toegestaan;
  • g. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming;
  • b. kassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kas';
3.2.2 Regels voor kassen ter plaatse van de aanduiding 'kas'
  • a. kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'kas';
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van kassen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven.
3.2.3 Regels voor overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen en achter de voorgevelrooilijn 2 meter mag bedragen;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter mag bedragen;
    • 3. antenne-installaties, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 meter mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 van de planregels voor de oprichting van een schuilgelegenheid voor dieren, onder de voorwaarde dat:

  • a. de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • b. de bebouwingsoppervlakte maximaal 30 m2 bedraagt;
  • c. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' ten minste 30 meter bedraagt;
  • d. maximaal één schuilgelegenheid is toegestaan per hectare perceelsoppervlak.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens tijdelijke opslag van geoogste producten met een maximum van drie maanden;
  • b. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door tijdelijke werknemers;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten;
  • f. het gebruik van gronden als containerteeltvelden;
  • g. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten;
  • h. het uitoefenen van nevenactiviteiten;
  • i. het gebruik van hagelnetten;
  • j. bevi-inrichtingen;
  • k. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  • l. het racen of crossen met motorrijtuigen of (brom)fietsen;
  • m. militaire oefeningen;
  • n. standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • o. standplaats voor woonwagens;
  • p. seksinrichting.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1);
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel', tevens een houthandel met houtbewerkingsbedrijf;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerking': tevens een houtbewerkingsbedrijf;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel/automaterialen': tevens detailhandel in auto’s, accessoires voor auto’s, autobanden en aanhangwagens, uitsluitend op de begane grond;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens detailhandel, uitsluitend in volumineuze goederen en uitsluitend op de begane grond;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': tevens verkoop van motorbrandstoffen, inclusief lpg;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens verkoop van motorbrandstoffen, exclusief lpg;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'muziekschool': tevens een muziekschool;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het wonen in een bedrijfswoning;
  • j. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde, geproduceerde of wezenlijk bewerkte goederen, met dien verstande dat het totale brutoverkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 10% van het totale brutovloeroppervlak, tot een maximum van 150 m2;
  • k. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • l. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • m. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', bedrijfswoningen met dien verstande dat het bepaalde onder 4.2.3 van toepassing is;
  • c. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming;
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' dient te worden voldaan aan het vermelde percentage;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven.
4.2.3 Regels voor bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. per bouwperceel is maximaal één bedrijfswoning toegestaan met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het aangeduide aantal woningen/wooneenheden in de vorm van een bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 meter, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', waar de op de verbeelding aangegeven maximum hoogte geldt;
  • d. de bedrijfswoning dient te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.
4.2.4 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn;
  • b. bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m². De oppervlakte van carports blijft bij de berekening van die oppervlakte buiten beschouwing;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder b. mag worden verhoogd tot maximaal 70 m2, mits het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder b. en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45°;
  • g. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien het bijbehorende woning plat is afgedekt.
4.2.5 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.
4.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 4.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.2.2 onder a voor het overschrijden van het bouwvlak, binnen de bestemming, tot maximaal 10%, met dien verstande dat binnen een afstand van minimaal 5 meter tot aan de zijdelingse en achterste perceelsgrens;
  • b. artikel 4.2.2 onder c voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximum goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • c. artikel 4.2.4 onder b voor een totale oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning van maximaal 70 m²;
  • d. artikel 4.2.5 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde tot ten hoogste 8 meter;

Onder de voorwaarden dat:

  • e. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. geluidzoneringsplichtige bedrijven;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. bedrijven voor opslag en verkoop van motorbrandstoffen (al dan niet met LPG), behoudens voor zover toegestaan op grond van artikel 4.1.1;
  • d. bedrijven waarvoor een vergunningplicht geldt ingevolge de Wabo voor wat betreft de activiteit 'milieu';
  • e. bedrijven die niet zijn opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1), behoudens voor zover toegestaan op grond van artikel 4.1.1;
  • f. detailhandel, behoudens voor zover toegestaan op grond van artikel 4.1.1;
  • g. woondoeleinden, behoudens het wonen, behoudens voor zover toegestaan op grond van artikel 4.1.1;
  • h. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • i. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel.
  • j. seksinrichting;
  • k. het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van andere vormen van bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5 onder e, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat niet is opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, maar hiermee wel naar aard en effect wel vergelijkbaar is.

4.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van buitenopslag en/of -stalling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.5 onder k, ten behoeve van het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, met dien verstande dat de (beoogde) opslag en/of stalling gelegen dient te zijn achter de voorgevel van de ter plaatse aanwezige bebouwing en niet waarneembaar mag zijn vanaf de openbare weg.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden en de bosbouwkundige waarde;
  • c. dagrecreatief medegebruik 1;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', evenementen met dien verstande dat de regels uit artikel 34.2 van toepassing zijn;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos-kunstwerken', kunstwerken;
  • f. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

5.2 Bouwregels
  • a. Op en in de voor 'Bos' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. ondergeschikte bouwwerken, zoals afrasteringen en eenvoudig recreatief ondersteunende voorzieningen, zoals wegwijzers, informatieborden, speel- en sporttoestellen en zitbanken, waarbij de hoogte van de bouwwerken maximaal 3 meter mag bedragen en geldt dat ze naar aard en afmetingen bij deze bestemming passen;
    • 2. voorzieningen van openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • b. Bij de bouw van de onder a. toegestane bouwwerken, dan wel de aanwezigheid van de onder a. genoemde bouwwerken, dan wel als gevolg van het te verwachten gebruik van de onder a. genoemde bouwwerken mogen de natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:

  • a. het gebruik van de gronden voor agrarische doeleinden, anders dan ter ondersteuning en het beheer van de in het gebied voorkomende en/of te ontwikkelen waarden;
  • b. het storten, aanbrengen of toepassen van (mest)stoffen die niet noodzakelijk zijn ter verbetering of instandhouding van de kenmerkende vegetatie en flora;
  • c. elke vorm van detailhandel, anders dan ten behoeve van het in 5.1 onder c bedoelde recreatieve gebruik in de vorm van ambulante handel;
  • d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
  • e. lawaaisporten;
  • f. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2;
  • g. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • h. het dempen van sloten of greppels;
  • i. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houdwallen);
  • j. het planten van bomen en/of struiken.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren of te laten voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag/bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • d. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • e. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • f. het aanleggen van sloten of greppels;
  • g. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  • h. het planten van bomen en/of struiken.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. de aanleg van kabels en leidingen betreffen binnen wegbermen gelegen binnen de bestemming 'Bos' voor zover deze grenst aan de bestemming 'Verkeer';
  • c. het wijzigen van de natuurvorm, zoals van bos naar heide, is toegestaan, mits e.e.a. plaatsvindt op basis van een beheerplan.
5.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 5.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijziging in de bestemming Recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Bos' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Recreatie', onder de voorwaarden dat:

  • a. de wijziging vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. er geen onevenredige aantasting van structureel bosgebied plaatsvindt;
  • c. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen ten aanzien van de bestemmingswijziging;
  • d. de benodigde parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • b. dienstverlening, inclusief maatschappelijke dienstverlening, met uitsluiting van een begraafplaats en justitiële inrichting;
  • c. wonen, met dien verstande dat per bouwvlak binnen de bestaande bebouwing één woning is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het aangeduide aantal woningen/wooneenheden is toegestaan;
  • d. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • e. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • f. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
6.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. gebouwen dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.
6.2.3 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn;
  • b. bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven. De oppervlakte van carports blijft bij de berekening van die oppervlakte buiten beschouwing;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder b. mag worden verhoogd tot maximaal 70 m2, mits het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder b. en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45°;
  • g. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien het bijbehorende gebouw plat is afgedekt.
6.2.4 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.
6.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 6.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.2 onder c voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximum goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • b. artikel 6.2.3 onder b voor een totale oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning van maximaal 70 m²;
  • c. artikel 6.2.4 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde tot ten hoogste 8 meter;

Onder de voorwaarden dat:

  • d. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen, behoudens het wonen zoals bedoeld in artikel 6.1.1;
  • b. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • c. bedrijf aan huis;
  • d. groothandel, grootschalige en/of volumineuze detailhandel;
  • e. recreatief (mede)gebruik;
  • f. het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing, uitgezonderd de uitstalling ten behoeve van verkoop;
  • g. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • h. seksinrichting;
  • i. bedrijven voor opslag en verkoop van motorbrandstoffen (al dan niet met LPG).
6.5.2 Beroep aan huis

Een beroep aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een beroep aan huis mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet aangetast;
  • c. maximaal 40 m² van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen mag als zodanig worden gebruikt;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 33.4;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van beperkte detailhandel, ondergeschikt aan en in direct verband met het beroep aan huis.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.5.1 onder c ten behoeve van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in artikel 6.5.2 onder a tot en met g in acht worden genomen.

6.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.5.1 onder d en kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een bed & breakfast toestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. de voorzieningen in hun totaliteit niet groter zijn dan 100 m²;
  • c. het woonmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld;
  • f. detailhandel slechts plaatsvindt voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met de verblijfsrecreatieve voorziening.

Artikel 7 Dienstverlening

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening, inclusief maatschappelijke dienstverlening, met uitsluiting van een begraafplaats en justitiële inrichting;
  • b. kantoren;
  • c. wonen, met dien verstande dat per bouwvlak binnen de bestaande bebouwing één woning is toegestaan;
  • d. voorzieningen van openbaar nut

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • e. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • f. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
7.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. gebouwen dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.
7.2.3 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn;
  • b. bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m². De oppervlakte van carports blijft bij de berekening van die oppervlakte buiten beschouwing;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder b. mag worden verhoogd tot maximaal 70 m2, mits het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder b. en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45°;
  • g. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien het bijbehorende gebouw plat is afgedekt.
7.2.4 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.
7.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 7.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 7.2.2 onder d voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximum goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • b. artikel 7.2.3 onder b voor een totale oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning van maximaal 70 m²;
  • c. artikel 7.2.4 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde tot ten hoogste 8 meter;

Onder de voorwaarden dat:

  • d. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen, behoudens het wonen zoals bedoeld in artikel 7.1.1;
  • b. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • c. bedrijf aan huis;
  • d. detailhandel, tenzij ondergeschikt aan en gerelateerd aan de bestemming Dienstverlening;
  • e. recreatief (mede)gebruik;
  • f. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. seksinrichting.
7.5.2 Beroep aan huis

Een beroep aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een beroep aan huis mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet aangetast;
  • c. maximaal 40 m² van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen mag als zodanig worden gebruikt;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 33.4;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van beperkte detailhandel, ondergeschikt aan en in direct verband met het beroep aan huis.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.5.1 onder c ten behoeve van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in artikel 7.5.2 onder a tot en met g in acht worden genomen.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. horeca die is opgenomen in de categorie 1 van de bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten' (Bijlage 2) en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sociale sector' deze functie slechts op de begane grond mag worden uitgeoefend;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', horeca die is opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten' (Bijlage 2);
  • d. wonen; per bouwvlak binnen de bestaande bebouwing is één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het aangeduide aantal woningen/wooneenheden is toegestaan en:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sociale sector', uitsluitend appartementen in de vorm van sociale sectorwoningen en uitsluitend op de verdiepingen zijn toegestaan;
    • 2. beroepen aan huis met een maximum oppervlak van 40 m² zijn toegestaan;
  • e. maatschappelijke dienstverlening, met uitsluiting van een begraafplaats en justitiële inrichting en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sociale sector' deze functie slechts op de begane grond mag worden uitgeoefend;
  • f. aan de voornoemde maatschappelijke functies ondergeschikte activiteiten die vallen onder cultuur en ontspanning, recreatie, sport, kantoren, dienstverlening, kleinschalige bedrijvigheid, detailhandel en horeca, een en ander conform het bepaalde in 'Staat van activiteiten Gemengd' die in bijlage 3 bij deze regels is opgenomen;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel uitsluitend op de begane grond;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke vorm van horeca - partycentrum', een partycentrum;
  • i. voorzieningen van openbaar nut.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • j. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • k. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.3.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
8.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' dient te worden voldaan aan het vermelde percentage;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. gebouwen, met uitzondering van bestaande kerktorens, dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt;
  • f. de minimale afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt 3 meter.
8.2.3 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn;
  • b. bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m². De oppervlakte van carports en de oppervlakte van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' blijft bij de berekening van die oppervlakte buiten beschouwing;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder b. mag worden verhoogd tot maximaal 70 m2, mits het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder b. en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45°;
  • g. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien het bijbehorende gebouw plat is afgedekt.
8.2.4 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.
8.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 8.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.2.2 onder c voor het overschrijden van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • b. artikel 8.2.3 onder b voor een totale oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 70 m²;
  • c. artikel 8.2.4 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde tot ten hoogste 8 meter.

Onder de voorwaarden dat:

  • d. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen, behoudens het wonen zoals bedoeld in artikel 8.1.1;
  • b. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • c. bedrijf aan huis;
  • d. detailhandel, behoudens:
    • 1. beperkte detailhandel, ondergeschikt aan het beroep aan huis als bedoeld in artikel 19.1.1;
    • 2. detailhandel zoals bedoeld in artikel 8.1.1;
    • 3. ondergeschikte detailhandel uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sociale sector';
  • e. horeca, behoudens horeca zoals bedoeld in artikel 8.1.1;
  • f. recreatief (mede)gebruik;
  • g. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • h. seksinrichting;
  • i. bedrijven voor opslag en verkoop van motorbrandstoffen (al dan niet met LPG).
8.5.2 Beroep aan huis

Een beroep aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een beroep aan huis mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet aangetast;
  • c. maximaal 40 m² van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen mag als zodanig worden gebruikt;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 33.4;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van beperkte detailhandel, ondergeschikt aan en in direct verband met het beroep aan huis.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.5.1 onder f voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in artikel 8.5.2 onder a tot en met g in acht worden genomen.

8.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bepaalde in 8.1.1 sub d te wijzigen ten behoeve van de realisatie van maximaal 4 appartementen in de vorm van vrije sector woningen op de verdiepingen, in plaats van 6 appartementen in de vorm van sociale sectorwoningen, mits:

  • a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld;
  • c. het voornemen past binnen de regionale woningbouwafspraken en volkshuisvestingsbeleid.

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond en met dien verstande dat per bestemmingsvlak maximaal het aangeduide aantal supermarkten is toegestaan zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal supermarkten';
  • b. horeca, uitsluitend op de begane grond en met dien verstande dat horeca is toegestaan die is opgenomen in de categorie 1 van de bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten' (Bijlage 2);
  • c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • d. wonen, uitsluitend op de verdiepingen, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - sociale huurwoningen' uitsluitend sociale huurwoningen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het aangeduide aantal woningen/wooneenheden is toegestaan:
    • 3. beroepen aan huis met een maximum oppervlak van 40 m² zijn toegestaan;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportschool', een sportschool/fitnessstudio, met dien verstande dat deze functie slechts op de begane grond mag worden uitgeoefend;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk':
    • 1. maatschappelijke dienstverlening waaronder tevens een wijkcentrum en met uitsluiting van een begraafplaats en justitiële inrichting;
    • 2. aan de voornoemde maatschappelijke functies ondergeschikte activiteiten die vallen onder cultuur en ontspanning, recreatie, sport, kantoren, dienstverlening, kleinschalige bedrijvigheid, detailhandel en horeca, een en ander conform het bepaalde in 'Staat van activiteiten Gemengd' die in bijlage 3 bij deze regels is opgenomen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten, inpandige voorzieningen ten behoeve van laden en lossen en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • h. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • i. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.3.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • d. Het verlenen van een omgevingsvergunning is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - omgevingsvergunning' enkel mogelijk is nadat een (verkennend) bodemonderzoek is uitgevoerd en akkoord bevonden.
9.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' dient te worden voldaan aan het vermelde percentage;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. gebouwen, met uitzondering van bestaande kerktorens, dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt;
  • f. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
9.2.3 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.
9.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 9.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 9.2.2 onder c voor het overschrijden van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • b. artikel 9.2.3 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde tot ten hoogste 8 meter.

Onder de voorwaarden dat:

  • c. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen, behoudens het wonen zoals bedoeld in artikel 9.1.1;
  • b. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • c. bedrijf aan huis;
  • d. groothandel, grootschalige en/of volumineuze detailhandel;
  • e. horeca, behoudens horeca zoals bedoeld in artikel 9.1.1;
  • f. recreatief (mede)gebruik;
  • g. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • h. het opslaan en stallen van materialen buiten de bebouwing;
  • i. laden en lossen buiten de inpandige voorzieningen;
  • j. seksinrichting.
  • k. bedrijven voor opslag en verkoop van motorbrandstoffen (al dan niet met LPG);
9.5.2 Beroep aan huis

Een beroep aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een beroep aan huis mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet aangetast;
  • c. maximaal 40 m² van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen mag als zodanig worden gebruikt;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 33.4;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van beperkte detailhandel, ondergeschikt aan en in direct verband met het beroep aan huis.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.5.1 onder g voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in artikel 9.5.2 onder a tot en met g in acht worden genomen.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speel-, sport- en wandelgelegenheid;
  • c. verblijfsgebied;
  • d. kiosken;
  • e. kunstwerken;
  • f. langzaamverkeersroute(s);
  • g. voorzieningen van openbaar nut;
  • h. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. bluswatervoorzieningen en andere bijbehorende bouwwerken;
  • j. kruizen en kapellen;
  • k. kiss & ride zone;
  • l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', bijgebouwen ten behoeve van nabijgelegen woningen;
  • m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', parkeervoorzieningen;
  • n. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', volkstuinen;

met de daarbij behorende:

  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Regels voor gebouwen

Op en in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • b. bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 20 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. een kiosk met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.
10.2.2 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. op en in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd te behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 4 meter, met uitzondering van:
    • 1. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 2. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn.
10.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 10.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijziging in de bestemming Verkeer

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Groen' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Verkeer', onder de voorwaarden dat:

  • a. de wijziging uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. de wijziging noodzakelijk is uit hoofde van de verkeerssituatie;
  • c. er geen onevenredige aantasting van het structurele groen plaatsvindt.

Artikel 11 Groen - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speel-, sport- en wandelgelegenheid;
  • c. wegen, paden en verhardingen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. kiosken;
  • f. kunstwerken;
  • g. kruizen en kapellen;
  • h. langzaamverkeersroute(s);
  • i. voorzieningen van openbaar nut;
  • j. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. bluswatervoorzieningen en andere bijbehorende bouwwerken;

met de daarbij behorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Regels voor gebouwen

Op en in de voor 'Groen - 2' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • b. een kiosk met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.
11.2.2 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. op en in de voor 'Groen - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd te behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 4 meter, met uitzondering van:
    • 1. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 2. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn.
11.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 11.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik

voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca die is opgenomen in de categorie 1 van de bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten' (Bijlage 2);
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', horeca die is opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten' (Bijlage 2);
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', dienstverlening, inclusief maatschappelijke dienstverlening, met uitsluiting van een begraafplaats en justitiële inrichting;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het wonen in een bedrijfswoning;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • f. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • g. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
12.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. gebouwen dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.
12.2.3 Regels voor bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. per bouwperceel is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de bedrijfswoning dient te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt;
  • e. de minimale afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt 3 meter.
12.2.4 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn;
  • b. bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m². De oppervlakte van carports blijft bij de berekening van die oppervlakte buiten beschouwing;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder b. mag worden verhoogd tot maximaal 70 m2, mits het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder b. en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5 meter;
  • f. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45°;
  • g. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien de bijbehorende woning plat is afgedekt.
12.2.5 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.
12.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 12.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen, behoudens het wonen als bedoeld in artikel 12.1.1;
  • b. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • c. bedrijf aan huis;
  • d. detailhandel;
  • e. recreatief (mede)gebruik;
  • f. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. seksinrichtingen.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke dienstverlening;
  • b. aan de maatschappelijke functie ondergeschikte activiteiten die vallen onder cultuur en ontspanning, recreatie, sport, kantoren, dienstverlening, kleinschalige bedrijvigheid en horeca, een en ander conform het bepaalde in 'Staat van activiteiten Gemengd' die als Bijlage 3 bij deze regels is opgenomen;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’, horeca als onderdeel van en ten dienste van een maatschappelijke voorziening, in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten' die als Bijlage 2 bij deze regels is opgenomen, met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte van de betreffende horecafunctie niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte (m2) is aangegeven;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel als onderdeel van en ten dienste van een maatschappelijke voorziening, uitsluitend op de begane grond en met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte van de betreffende detailhandelsfunctie niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum vloeroppervlakte (m2) is aangegeven;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, het wonen in een bedrijfswoning;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - groepswoningen', het wonen in groepswoningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het aangeduide aantal woningen/wooneenheden is toegestaan;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies', het bieden van gelegenheid om te overnachten voor personen die elders hun hoofdverblijfplaats hebben;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant', een restaurant als onderdeel van en ten dienste van een maatschappelijke voorziening, uitsluitend op de begane grond.
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', evenementen met dien verstande dat de regels uit artikel 34.2 van toepassing zijn;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwonen', het wonen door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en/of ondersteuning;
  • k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘sportschool’, een sportschool/fitnesstudio;
  • l. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • m. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • n. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
13.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op en in de voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden

gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
13.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' dient te worden voldaan aan het vermelde percentage;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. gebouwen, met uitzondering van bestaande kerktorens, dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.
13.2.3 Regels voor bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. per bouwperceel is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 meter, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', waar de op de verbeelding aangegeven maximum hoogte geldt;
  • d. de bedrijfswoning dient te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.
13.2.4 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
  • c. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45°;
  • d. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien de bijbehorende woning plat is afgedekt.
13.2.5 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.
13.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 13.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 13.2.5 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde tot ten hoogste 8 meter, mits dit noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering.

Onder de voorwaarden dat:

  • b. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen, behoudens het wonen zoals bedoeld in artikel 13.1.1;
  • b. (bedrijfs)woningsplitsing;
  • c. bedrijf aan huis;
  • d. detailhandel, behoudens detailhandel zoals bedoeld in artikel 13.1.1 ;
  • e. recreatief (mede)gebruik, behoudens logies als bedoeld in 13.1.1;
  • f. horeca, behoudens horeca zoals bedoeld in artikel 13.1.1;
  • g. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • h. seksinrichting.
13.5.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies'

Voor het bieden van logies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies' gelden de volgende regels:

  • a. het aanbieden van logies is enkel toegestaan op de 2e en 3e bouwlaag;
  • b. de totale vloeroppervlakte van gebouwen en voorzieningen ten behoeve van logies mag niet meer bedragen dan 1.500 m2.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.5.1 onder e, ten behoeve van het gebruik van de bebouwing voor kleinschalige verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:

  • a. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 33.4;
  • b. de verkeersveiligheid wordt gehandhaafd;
  • c. de activiteiten niet mogen leiden tot onevenredige hinder voor omwonenden.

Artikel 14 Maatschappelijk - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke dienstverlening en zorgwonen;
  • b. aan de maatschappelijke functie ondergeschikte activiteiten die vallen onder cultuur en ontspanning, recreatie, sport, kantoren, dienstverlening, kleinschalige bedrijvigheid en horeca, een en ander conform het bepaalde in 'Staat van activiteiten Gemengd' die als Bijlage 3 bij deze regels is opgenomen;
  • c. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • d. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • e. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
14.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op en in de voor ‘Maatschappelijk - 2’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden

gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
14.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' dient te worden voldaan aan het vermelde percentage;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. gebouwen, met uitzondering van bestaande kerktorens, dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.
14.2.3 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd voor zover gelegen achter de achtergevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
  • c. de dakhelling van bijgebouwen bedraagt maximaal 45°;
  • d. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien de bijbehorende woning plat is afgedekt.
14.2.4 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen welke uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mogen zijn en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mogen zijn;
    • 2. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • 3. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
    • 4. vlaggenmasten, die maximaal 10 meter hoog mogen zijn.
14.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 14.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
14.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 14.2.2 onder c voor het overschrijden van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • b. artikel 14.2.4 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde tot ten hoogste 8 meter, mits dit noodzakelijk is in het kader van de bedrijfsvoering.

Onder de voorwaarden dat:

  • c. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen, behoudens zorgwonen zoals bedoeld in artikel 14.1.1; ;
  • b. detailhandel, behoudens detailhandel zoals bedoeld in artikel 14.1.1;
  • c. recreatief (mede)gebruik, behoudens logies als bedoeld in 14.1.1;
  • d. horeca, behoudens horeca zoals bedoeld in artikel 14.1.1;
  • e. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • f. seksinrichting.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.5.1 onder c, ten behoeve van het gebruik van de bebouwing voor kleinschalige verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:

  • a. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 33.4;
  • b. de verkeersveiligheid wordt gehandhaafd;
  • c. de activiteiten niet mogen leiden tot onevenredige hinder voor omwonenden.

Artikel 15 Recreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportieve en recreatieve doeleinden;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca', horeca ondergeschikt aan en ten dienste van de doeleinden als bedoeld onder a, met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte van de betreffende horecafunctie niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte (m2)' is aangegeven;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', evenementen met dien verstande dat de regels uit artikel 34.2 van toepassing zijn;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek', een jongerenontmoetingsplek;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege', een manege;
  • f. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • g. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • h. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
15.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op en in de voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden

gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 15.1.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
15.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum nokhoogte (m)' mag de nokhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. gebouwen, met uitzondering van bestaande kerktorens, dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.
15.2.3 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de hoogte van maximaal 3 meter mag bedragent, met uitzondering van:

  • a. erfafscheidingen, die maximaal 2 meter hoog mogen zijn;
  • b. voorzieningen voor de openbare verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
  • c. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
  • d. lichtmasten, die maximaal 18 meter hoog mogen zijn;
  • e. tribunes, geen gebouwen zijnde, die maximaal 6 meter hoog mogen zijn;
  • f. vangnetten en ballenvangers die maximaal 8 meter hoog mogen zijn.
15.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 15.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 15.2.2 onder c voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximum goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • b. artikel 15.2.3 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde tot ten hoogste 8 meter;

Onder de voorwaarden dat:

  • c. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca, behoudens horeca zoals bedoeld in artikel 15.1.1;
  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • f. seksinrichting.

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportterreinen, sportieve en recreatieve doeleinden;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - jeu de boules', een bouledrome;
  • c. horeca, uitsluitend ondergeschikt met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'horeca' niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte (m2)' is aangegeven;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', evenementen met dien verstande dat de regels uit artikel 34.2 van toepassing zijn;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • f. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • g. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
16.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op en in de voor ‘Sport’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden

gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 16.1.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
16.2.2 Regels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. gebouwen, met uitzondering van bestaande kerktorens, dienen te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt.
16.2.3 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten, lichtmasten en ballenvangers mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.
16.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 16.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 16.2.2 onder c voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximum goothoogte (m)' met ten hoogste 3 meter;
  • b. artikel 16.2.3 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde tot ten hoogste 8 meter;

Onder de voorwaarden dat:

  • c. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. seksinrichting.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer - en verblijfsdoeleinden;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. wegen, paden, verhardingen en andere bij de bestemming passende voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. kunstwerken;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut;
  • h. speel- en wandelgebied;
  • i. kiss & ride zone;
  • j. bluswatervoorzieningen;
  • k. kruizen en kapellen;
  • l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', garageboxen;
  • m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', bijgebouwen ten behoeve van nabijgelegen woningen;
  • n. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', evenementen met dien verstande dat de regels onder 34.2 van toepassing zijn.
17.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
  • b. garageboxen met een oppervlakte van maximaal 20 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • c. bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 20 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.
17.2.2 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. op en in de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd te behoeve van de in artikel 17.1 genoemde bestemming;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 4 meter, met uitzondering van:
    • a. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 8 meter hoog mogen zijn;
    • b. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn.
17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. de berging, wateraanvoer en/of –afvoer (infiltratie);
  • c. ter plaatse van duikers tevens tuinen, erven, kavelontsluitingen en/of weg(berm) behorende bij de aansluitende bestemmingen;
  • d. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
  • e. overige bijbehorende voorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen / openbaar nut.
18.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Regels voor gebouwen

Op en in de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een hoogte van maximaal 3 meter.

18.2.2 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op en in de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd te behoeve van de in artikel 18.1 genoemde bestemming zoals bruggen, dammen en/of duikers, alsmede voorzieningen noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterloop met een maximale hoogte van 3 meter en steigers.

18.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 18.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1 Wijziging in de bestemming Verkeer

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Water' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Verkeer', onder de voorwaarden dat:

  • a. de wijziging uit stedenbouwkundig oogpunt uitvoerbaar is;
  • b. de wijziging noodzakelijk is uit hoofde van de verkeerssituatie;
  • c. er geen onevenredige aantasting van het structurele groen plaatsvindt.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroepen aan huis met een maximum oppervlak van 40 m²;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportschool', een sportschool/fitnesstudio, met dien verstande dat deze functie slechts op de begane grond mag worden uitgeoefend;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf', een kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang, met dien verstande dat deze functie slechts op de begane grond mag worden uitgeoefend;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', kleinschalige bedrijvigheid, niet zijnde aan-huis-gebonden bedrijvigheid, met dien verstande dat deze functie slechts op de begane grond mag worden uitgeoefend en met inachtname van het bepaalde in 19.5.3;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel, niet zijnde detailhandel in volumineuze goederen, met dien verstande dat deze functie slecht op de begane grond mag worden uitgeoefend;
  • g. de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, uitsluitend ter plaatse waar deze op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan reeds legaal aanwezig zijn;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', maatschappelijke dienstverlening, met daaraan ondergeschikte horeca, met dien verstande dat deze functie slechts op de begane grond mag worden uitgeoefend;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', kleinschalige bedrijvigheid, maatschappelijke dienstverlening en zakelijke en overige dienstverlening, met dien verstande dat deze functie slechts op de begane grond mag worden uitgeoefend;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto en motorrijschool', een auto- en motorrijschool;
  • k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies', logies in de vorm van een groepsaccommodatie bed&breakfast met dien verstande dat deze functie een oppervlakte heeft van maximum 200 m2;
  • l. uitsluitend ter plaatse van van de aanduiding 'detailhandel - 1', detailhandel in kerstbomen, groente en fruit;
  • m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier', een atelier met een maximum oppervlakte van 250 m²;
  • n. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', bijgebouwen ten behoeve van nabijgelegen woningen;
  • o. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen voorzijde', bestaande bijgebouwen aan de voorzijde van het hoofdgebouw;
  • p. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • q. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • r. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
19.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden:

  • a. gebouwen;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • d. ongeacht het bepaalde in artikel 19.2.2, artikel 19.2.3 en artikel 19.2.6 dient tenminste 50% van het achtererf van het woonperceel onbebouwd en onoverdekt te blijven, met uitzondering van patiowoningen waar tenminste 20% van het bouwperceel, gelegen achter de voorgevelrooilijn onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • e. daar waar de toegang van woningen en garages over een wadi moet worden aangelegd, wordt deze toegang in groepen van minimaal twee toegangen samengevoegd.
19.2.2 Regels voor hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het aangeduide aantal woningen/wooneenheden is toegestaan;
  • c. woningsplitsing is niet toegestaan;
  • d. vrijstaande, geschakelde, twee-aaneengebouwde, aaneengebouwde woningen en patiowoningen zijn overal toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoning' uitsluitend patiowoningen zijn toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten' geen aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  • e. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • f. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • g. elke woning dient te worden afgedekt met een dak, waarvan de dakhelling ten minste 0° en ten hoogste 65° bedraagt;
  • h. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in of ten hoogste 3 meter achter de voorgevelrooilijn te worden gebouwd. Indien voor een bouwperceel twee voorgevelrooilijnen zijn bepaald dient zowel de voor- als zijgevel in of ten hoogste 3 meter achter deze lijn te worden gebouwd;
  • i. de voorgevelbreedte per hoofdgebouw mag maximaal 12 meter bedragen;
  • j. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen minimaal 3 meter aan één zijde;
    • 3. bij eindwoningen van aaneengebouwde woningen minimaal 1 meter aan één zijde, met dien verstande dat indien de woning grenst aan de bestemming 'Groen' in de perceelsgrens gebouwd mag worden;
  • k. de maximale diepte van het hoofdgebouw bedraagt 12 meter, met dien verstande dat voor patiowoningen de maximale diepte 20 meter bedraagt en voor vrijstaande woningen de maximale diepte 15 meter bedraagt, tenzij ter plaatse de aanduiding 'vrijstaand' is aangegeven. In dat geval bedraagt de maximale diepte 20 meter;
  • l. het bepaalde onder k. is niet van toepassing op gestapelde woningbouw.
19.2.3 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van bijgebouwen bij vrijstaande-, twee-aaneengebouwde- en aaneengebouwde woningen, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. bijgebouwen mogen uitsluitend op het achtererf worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • bij vrijstaande woningen aan één zijde minimaal 7 meter aan opstelruimte ten behoeve van parkeren vrij blijft;
      • ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijgebouwen mogen worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 20 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' dient één zijerf vrij te zijn van bijgebouwen;
    • 3. tegen de achtergevel van het hoofdgebouw mag/mogen (een) bijgebouw(en) worden gebouw over de volledige breedte van die achtergevel, met een diepte van maximaal 4 meter. De oppervlakte hiervan telt niet mee bij de berekening van de oppervlakte als bedoeld onder 4 en 5;
    • 4. bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m². De oppervlakte van carports en de oppervlakte van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' blijft bij de berekening van die oppervlakte buiten beschouwing;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder 4 mag worden verhoogd tot maximaal 70 m2, mits het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder 4 en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
    • 6. de goothoogte van bijgebouwen mag niet hoger zijn dan:
      • Voor aangebouwde bijgebouwen: 0,3 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, of -als het hoofdgebouw geen tweede bouwlaag heeft- even hoog als het hoofdgebouw met een maximum van 3 meter;
      • Voor vrijstaande bijgebouwen 3 meter.
    • 7. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen;
    • 8. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien de bijbehorende woning plat is afgedekt;
    • 9. bijgebouwen dienen met de dichtstbijzijnde gevel binnen een afstand van 15 meter van de achter- en/of zijgevels van de woning te worden gebouwd.
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid a onder 1 mogen worden gebouwd:
    • 1. bijgebouwen in hoeksituaties op het naar openbaar gebied gekeerde zijerf, met dien verstande dat:
      • de totale bebouwde oppervlakte maximaal 30 m2 mag bedragen;
      • slechts aan het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen zijn toegestaan, met een breedte van maximaal 4 meter;
    • 2. carports, zowel op het voorerf als het achtererf, met dien verstande dat:
      • de oppervlakte tot maximaal 30 m² mag bedragen;
      • de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
      • de carport met minimaal één zijde of een deel daarvan tegen de zijgevel van het hoofdgebouw of tegen een voor- of zijgevel van een bijgebouw wordt gebouwd;
      • de carport maximaal 2,5 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden gebouwd;
    • 3. ondergeschikte bouwdelen op het voorerf, met dien verstande dat:
      • de diepte maximaal 1,2 meter bedraagt;
      • de breedte maximaal 50% bedraagt van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
      • de hoogte maximaal 3 meter bedraagt.
  • c. bij patiowoningen zijn geen bijgebouwen toegestaan.
19.2.4 Regels ter plaatse van de aanduiding 'garagebox'

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 20 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

19.2.5 Regels voor bijzondere woonvormen

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 19.2.1, 19.2.2 en 19.2.3 gelden voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijzondere woonvorm' de volgende regels:

  • a. op de gronden mag per bouwvlak maximaal 1 woning of standplaatsen aanwezig zijn;
  • b. de totale oppervlakte, die niet mag worden verhard bij een woning/ wooneenheid, dient ten minste 50% van een standplaats/ bouwperceel te bedragen. Deze regeling dient onverminderd het bepaalde in dit lid in acht te worden genomen;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  • d. bij elke standplaats mag ten hoogste één bijgebouw worden gebouwd met een oppervlak van maximaal 25 m² met een (bouw)hoogte van maximaal 4 m;
  • e. waar en zolang op een standplaats een woonwagen is geplaatst, mag niet tegelijkertijd een woning met bijgebouwen worden gebouwd.
19.2.6 Regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen aan de zijgevel bij hoekwoningen voor de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedragen, mits:
    • 1. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 0,5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
    • 3. het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 3 meter.
19.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 19.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;

indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:

    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
19.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 19.2.2 onder e voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximum goothoogte (m)' tot ten hoogste 6 meter;
  • b. artikel 19.2.2 onder i voor het verhogen van de maximale toegestane breedte van het hoofdgebouw;
  • c. artikel 19.2.3 onder a sub 5 voor het overschrijden van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 100 m2, mits:
    • 1. het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder 19.2.3 onder a sub 4 en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
  • d. 19.2.2 onder a. voor het bouwen van een hoofgebouw buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter;

Onder de voorwaarden dat:

  • e. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • b. de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. beperkte detailhandel, ondergeschikt aan het beroep aan huis als bedoeld in artikel 19.1.1;
    • 2. detailhandel zoals bedoeld in artikel 19.1.1 onder f;
    • 3. detailhandel zoals bedoeld in artikel 19.1.1 onder l;
  • c. horeca, met uitzondering van horeca als bedoeld in artikel 19.1.1 onder h;
  • d. zelfstandige bewoning voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • e. gebruik van gronden voor de voorgevelrooilijn voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit;
  • f. bedrijf aan huis;
  • g. recreatief (mede)gebruik;
  • h. seksinrichting.
19.5.2 Beroep aan huis

Een beroep aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een beroep aan huis mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet aangetast;
  • c. maximaal 40 m² van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen mag als zodanig worden gebruikt;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 33.4;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van beperkte detailhandel, ondergeschikt aan en in direct verband met het beroep aan huis.
19.5.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'

Voor de kleinschalige bedrijvigheid ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' als bedoeld in artikel 19.1.1 gelden de volgende regels:

  • a. er is uitsluitend kleinschalige bedrijvigheid toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1);
  • b. de totale bruto-vloeroppervlakte aan kleinschalige bedrijvigheid bedraagt maximaal 200 m2;
  • c. de bruto-vloeroppervlakte per bedrijf bedraagt maximaal 50 m2.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.5.1 onder f ten behoeve van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in artikel 19.5.2 onder a tot en met g in acht worden genomen.

19.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.5.1 onder g en kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een bed & breakfast toestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. de voorzieningen in hun totaliteit niet groter zijn dan 100 m²;
  • c. het woonmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld;
  • f. detailhandel slechts plaatsvindt voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met de verblijfsrecreatieve voorziening.
19.6.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een auto- en motorrijschool

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.1.1 onder i en een auto- en motorrijschool toestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. het woonmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • d. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld.
19.7 Wijzigingsbevoegdheid
19.7.1 Verschuiven of vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming te wijzigen door het verschuiven of vergroten van het bouwvlak, onder de voorwaarden dat:

  • a. het bouwvlak met maximaal 10% mag worden vergroot;
  • b. dit niet leidt tot een toename van het aantal woningen;
  • c. dit past binnen het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de maximale goothoogte in acht wordt genomen.
19.7.2 Woningtype

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, en toe te staan dat het woningtype wordt gewijzigd, onder de voorwaarden dat:

  • a. dit passend is in het bestaande straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. sprake is van een goede stedenbouwkundige uitvoering;
  • c. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. het aantal woningen niet toeneemt;
  • f. voldaan wordt aan de bouw- en gebruiksregels van de bestemming 'Wonen'.
19.7.3 Maximum aantal wooneenheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en het maximum aantal wooneenheden, zoals aangegeven op de verbeelding naar beneden bijstellen indien een locatie/bouwstrook volledig is ontwikkeld en er op betreffende locatie een overschot blijkt te zijn qua aantal wooneenheden.

 

Artikel 20 Woongebied

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroepen aan huis met een maximum oppervlak van 40 m²;
  • c. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder begrepen de berging, wateraanvoer en/of - afvoer (infiltratie);
  • e. wegen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. voorzieningen van openbaar nut;
  • i. speel- en wandelgebied;
  • j. bluswatervoorzieningen.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • k. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • l. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
20.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Woongebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van het wonen;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. ongeacht het bepaalde in de artikelen 20.2.2, 20.2.3 en 20.2.4 dient tenminste 50% van het achtererf van het woonperceel onbebouwd en onoverdekt te blijven, met uitzondering van patiowoningen waar tenminste 20% van het bouwperceel, gelegen achter de voorgevelrooilijn onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
20.2.2 Regels voor hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. woningsplitsing is niet toegestaan;
  • b. vrijstaande, geschakelde, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen, alsmede patiowoningen, zijn overal toegestaan. Gestapelde woningbouw is niet toegestaan.
  • c. het totaal aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied' mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  • f. de hoofdmassa's van de hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met kap met een dakhelling van maximaal 65º of met een plat dak;
  • g. de voorgevelbreedte per hoofdgebouw mag maximaal 12 meter bedragen;
  • h. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen minimaal 3 meter aan één zijde;
    • 3. bij eindwoningen van aaneengebouwde woningen minimaal 1 meter aan één zijde, met dien verstande dat indien de woning grenst aan de bestemming 'Groen' of openbaar groen in de perceelsgrens gebouwd mag worden;
  • i. de maximale diepte van het hoofdgebouw bedraagt 12 meter, met dien verstande dat voor vrijstaande woningen en patiowoningen de maximale diepte 20 meter bedraagt.
  • j. de woningen dienen tussen de 3 en 8 meter uit de voorste perceelsgrens opgericht te worden.
20.2.3 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van bijgebouwen bij vrijstaande-, twee-aaneengebouwde- en aaneengebouwde woningen, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. bij patiowoningen zijn geen bijgebouwen toegestaan;
    • 2. bijgebouwen mogen uitsluitend op het achtererf worden gebouwd, met dien verstande dat aan één zijde minimaal 7 meter aan opstelruimte ten behoeve van parkeren vrij blijft;
    • 3. bij vrijstaande woningen dienen aan- of bijgebouwen minimaal 1 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd te worden;
    • 4. tegen de achtergevel van het hoofdgebouw mag/mogen (een) bijgebouw(en) worden gebouwd over de volledige breedte van die achtergevel, met een diepte van maximaal 4 meter. De oppervlakte hiervan telt niet mee bij de berekening van de oppervlakte als bedoeld onder 5 en 6;
    • 5. bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m². De oppervlakte van carports blijft bij de berekening van die oppervlakte buiten beschouwing;
    • 6. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder 5 mag worden verhoogd tot maximaal 70 m², mits het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder 3 en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
    • 7. de goothoogte van bijgebouwen mag niet hoger zijn dan:
      • voor aangebouwde bijgebouwen: 0,3 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, of -als het hoofdgebouw geen tweede bouwlaag heeft- even hoog als het hoofdgebouw met een maximum van 3 meter;
      • voor vrijstaande bijgebouwen: 3 meter;
    • 8. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 6 meter bedragen;
    • 9. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien de bijbehorende woning plat is afgedekt.
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid a onder 2 mogen worden gebouwd:
    • 1. bijgebouwen in hoeksituaties op het naar openbaar gebied gekeerde zijerf, met dien verstande dat:
      • de totale bebouwde oppervlakte maximaal 30 m² mag bedragen;
      • slechts aan het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen zijn toegestaan, met een breedte van maximaal 4 meter;
    • 2. carports, zowel op het voorerf als het achtererf, met dien verstande dat:
      • de oppervlakte maximaal 30 m² mag bedragen;
      • de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
      • de carport met minimaal één zijde of een deel daarvan tegen de zijgevel van het hoofdgebouw of tegen een voor- of zijgevel van een bijgebouw worden gebouwd;
      • de carport maximaal 2,5 meter voor de voorgevellijn mag worden gebouwd;
    • 3. ondergeschikte bouwdelen op het voorerf, met dien verstande dat:
      • de diepte maximaal 1,2 meter bedraagt;
      • de breedte maximaal 60% bedraagt van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan het bouwdeel wordt gebouwd;
      • de hoogte maximaal 3 meter bedraagt.
  • c. bij patiowoningen zijn geen bijgebouwen toegestaan.
20.2.4 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen aan de zijgevel bij hoekwoningen voor de voorgevellijn maximaal 2 meter bedragen mits:
    • 1. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 0,5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
    • 3. het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het wonen bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verkeersdoeleinden bedraagt 4 meter, met uitzondering van:
  • e. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
  • f. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn.
20.2.5 Voorwaardelijke verplichting

Bij vrijstaande woningen dienen minimaal 2 parkeerplaatsen, die onafhankelijk van elkaar gebruikt kunnen worden, gerealiseerd te worden op eigen terrein.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 20.2.2 onder d voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maximum goothoogte (m)' tot ten hoogste 6 meter;
  • b. artikel 20.2.3 onder a sub 5 voor het overschrijden van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 100 m2, mits:
    • 1. het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder 20.2.3 onder a sub 4 en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
  • c. artikel 20.2.2 voor het bouwen van woningen tot in de zijdelingse perceelsgrens, mits stedenbouwkundig verantwoord;

Onder de voorwaarden dat:

  • d. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
20.4 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 20.2 zijn Burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. dakhelling en dakhellingsrichting van de hoofdgebouwen en bijgebouwen;
  • c. aanleg en omvang van voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals reserveringen voor infiltratievoorzieningen, waterbuffers en goten op particuliere percelen voor de waterafvoer;
  • d. aanleg en omvang van parkeervoorzieningen op eigen terrein en op openbaar gebied;
  • e. functie en inrichting van de openbare ruimte;
  • f. het type woning, de verschijningsvorm, de bouwhoogte en de oriëntatie van woningen en andere gebouwen;
  • g. het maximale oppervlakteverhardingspercentage;
  • h. mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bestemmingen.
    • 6. ter voldoening aan het bepaalde in dit artikel;
20.5 Specifieke gebruiksregels
20.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • b. de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van beperkte detailhandel, ondergeschikt aan het beroep aan huis als bedoeld in artikel 20.1.1 onder b;
  • c. zelfstandige bewoning voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • d. gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit;
  • e. bedrijf aan huis;
  • f. recreatief (mede)gebruik;
  • g. seksinrichting.
20.5.2 Beroepen aan huis

Een beroep aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een beroep aan huis mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet aangetast;
  • c. maximaal 40 m² van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen mag als zodanig worden gebruikt;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 33.4;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van beperkte detailhandel, ondergeschikt aan het beroep aan huis.
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
20.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 20.5.1 onder f ten behoeve van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in artikel 20.5.2 onder a tot en met g in acht worden genomen.

20.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde onder 20.5.1 onder h van de planregels en kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een bed & breakfast toestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. de voorzieningen in hun totaliteit niet groter zijn dan 100 m2;
  • c. het woonmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld;
  • f. detailhandel slechts plaatsvindt voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met de verblijfsrecreatieve voorziening.
20.7 Wijzigingsbevoegdheid
20.7.1 Bestemming 'Gemengd-2'

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' (gedeeltelijk) te wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 2', onder voorwaarde dat:

  • a. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen ten aanzien van de bestemmingswijziging;
  • b. uit onderzoek is gebleken dat er door de wijziging van de bestemming geen duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur optreedt. Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden door een, door de gemeente aan te wijzen, onafhankelijke deskundige partij;
  • c. maximaal één supermarkt is toegestaan;
  • d. het initiatief past binnen de gemeentelijke én regionale afspraken over verdeling van de woningbouw;
  • e. er voor de omgeving geen onevenredige verkeershinder optreedt;
  • f. voorzien wordt in een goede stedenbouwkundige inpassing.
20.7.2 Maximum aantal wooneenheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en het maximum aantal wooneenheden, zoals aangegeven op de verbeelding naar beneden bijstellen indien een locatie/bouwstrook binnen het woongebied volledig is ontwikkeld en er op betreffende locatie een overschot blijkt te zijn qua aantal wooneenheden.

Artikel 21 Woongebied - 2

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. maatschappelijke dienstverlening;
  • c. beroepen aan huis met een maximum van 40 m²;
  • d. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • e. water en waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder begrepen de berging,
  • f. wateraanvoer en/of - afvoer (infiltratie);
  • g. wegen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. kunstwerken
  • j. voorzieningen van openbaar nut;
  • k. speel- en wandelgebied;
  • l. bluswatervoorzieningen.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, wegen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  • m. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 33.3;
  • n. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 33.4.
21.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit 39.3.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Op en in de voor 'Woongebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van het wonen;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. ongeacht het bepaalde in de artikelen 21.2.2, 21.2.3 en 21.2.4 dient tenminste 50% van het achtererf van het woonperceel onbebouwd en onoverdekt te blijven, met uitzondering van patiowoningen waar tenminste 20% van het achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven.
21.2.2 Regels voor hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. woningsplitsing is niet toegestaan;
  • b. het totaal aantal nieuw te bouwen woningen binnen de bestemming 'Woongebied - 2' mag niet meer bedragen dan 240;
  • c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. de hoofdmassa's van de hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met kap met een dakhelling van minimaal 30° en maximaal 65º of met een plat dak;
  • e. de maximale inhoud van een grondgebonden woning bedraagt 750 m³, met dien verstande dat voor vrijstaande woningen de maximale inhoud 1.500 m³ bedraagt;
  • f. de maximale diepte van het hoofdgebouw bedraagt 12 meter, met dien verstande dat voor vrijstaande woningen en patiowoningen de maximale diepte 20 meter bedraagt.
  • g. het bepaalde onder d. en e. is niet van toepassing op gestapelde woonbebouwing.
21.2.3 Regels voor bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van bijgebouwen bij vrijstaande-, twee-aaneengebouwde- en aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen, gelden de volgende bepalingen
    • 1. bijgebouwen mogen uitsluitend op het achtererf worden gebouwd, met dien verstande dat aan één zijde minimaal 7 meter aan opstelruimte ten behoeve van parkeren vrij blijft;
    • 2. bij vrijstaande woningen dient één zijerf vrij te zijn van bijgebouwen;
    • 3. tegen de achtergevel van het hoofdgebouw mag/mogen (een) bijgebouw(en) worden gebouwd over de volledige breedte van die achtergevel, met een diepte van maximaal 4 meter. De oppervlakte hiervan telt niet mee bij de berekening van de oppervlakte als bedoeld onder 5 en 6;
    • 4. bijgebouwen zijn toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m². De oppervlakte van carports blijft bij de berekening van die oppervlakte buiten beschouwing;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder 5 mag worden verhoogd tot maximaal 70 m², mits het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder 3 en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
    • 6. de goothoogte van bijgebouwen mag niet hoger zijn dan:
      • voor aangebouwde bijgebouwen: 0,3 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, of -als het hoofdgebouw geen tweede bouwlaag heeft- even hoog als het hoofdgebouw met een maximum van 3 meter;
      • voor vrijstaande bijgebouwen: 3 meter;
    • 7. de bouwhoogte van bijgebouwen mag maximaal 5 meter bedragen;
    • 8. aangebouwde bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt indien de bijbehorende woning plat is afgedekt.
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid a onder 2 mogen worden gebouwd:
    • 1. bijgebouwen in hoeksituaties op het naar openbaar gebied gekeerde zijerf, met dien verstande dat:
      • de totale bebouwde oppervlakte maximaal 30 m² mag bedragen;
      • slechts aan het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen zijn toegestaan, met een breedte van maximaal 4 meter;
    • 2. carports, zowel op het voorerf als het achtererf, met dien verstande dat:
      • de oppervlakte maximaal 30 m² mag bedragen;
      • de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
      • de carport met minimaal één zijde of een deel daarvan tegen de zijgevel van het hoofdgebouw of tegen een voor- of zijgevel van een bijgebouw worden gebouwd;
      • de carport maximaal 2,5 meter voor de voorgevellijn mag worden gebouwd;
    • 3. ondergeschikte bouwdelen op het voorerf, met dien verstande dat:
      • de diepte maximaal 1,2 meter bedraagt;
      • de breedte maximaal 60% bedraagt van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan het bouwdeel wordt gebouwd;
      • de hoogte maximaal 3 meter bedraagt.
  • c. bij patiowoningen zijn geen bijgebouwen toegestaan.
21.2.4 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen aan de zijgevel bij hoekwoningen voor de voorgevellijn maximaal 2 meter bedragen mits:
    • 1. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 0,5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
    • 3. het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het wonen bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verkeersdoeleinden bedraagt 4 meter, met uitzondering van:
  • e. masten ten behoeve van de (openbare) verlichting, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn;
  • f. antenne-installaties, die maximaal 12 meter hoog mogen zijn.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. artikel 21.2.3 onder a sub 5 voor het overschrijden van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 100 m2, mits:
    • 1. het achtererf, ook na de bouw van bijgebouwen als bedoeld onder 21.2.3 onder a sub 4 en carports, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;

Onder de voorwaarden dat:

  • b. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van de nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
21.4 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 21.2 zijn Burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. dakhelling en dakhellingsrichting van de hoofdgebouwen en bijgebouwen;
  • c. aanleg en omvang van voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals reserveringen voor infiltratievoorzieningen, waterbuffers en goten op particuliere percelen voor de waterafvoer;
  • d. aanleg en omvang van parkeervoorzieningen op eigen terrein en op openbaar gebied;
  • e. functie en inrichting van de openbare ruimte;
  • f. het type woning, de verschijningsvorm, de bouwhoogte en de oriëntatie van woningen en andere gebouwen;
  • g. het maximale oppervlakteverhardingspercentage;
  • h. mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bestemmingen.
    • 6. ter voldoening aan het bepaalde in dit artikel;
21.5 Specifieke gebruiksregels
21.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • b. de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van beperkte detailhandel, ondergeschikt aan het beroep aan huis als bedoeld in artikel 21.1.1 onder b;
  • c. zelfstandige bewoning voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • d. woningsplitsing;
  • e. gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit;
  • f. bedrijf aan huis;
  • g. recreatief (mede)gebruik;
  • h. seksinrichting;
  • i. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
21.5.2 Beroepen aan huis

Een beroep aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een beroep aan huis mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet aangetast;
  • c. maximaal 40 m² van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen mag als zodanig worden gebruikt;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 33.4;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van beperkte detailhandel, ondergeschikt aan het beroep aan huis.
21.6 Afwijken van de gebruiksregels
21.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 21.5.1 onder f ten behoeve van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in artikel 21.5.2 onder a tot en met g in acht worden genomen.

21.6.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde onder 21.5.1 onder h van de planregels en kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een bed & breakfast toestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. de voorzieningen in hun totaliteit niet groter zijn dan 100 m2;
  • c. het woonmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld;
  • f. detailhandel slechts plaatsvindt voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met de verblijfsrecreatieve voorziening.
21.7 Wijzigingsbevoegdheid
21.7.1 Maximum aantal wooneenheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de maximum aantal wooneenheden, zoals aangegeven op de verbeelding naar beneden bij stellen indien een locatie/bouwstrook binnen het woongebied volledig is ontwikkeld en er op betreffende locatie een overschot blijkt te zijn qua aantal wooneenheden.

Artikel 22 Leiding - Gas

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse gasleidingen, waarbij artikel 39.3 in acht dient te worden genomen.

22.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits:

  • a. de onderliggende enkelbestemming de bebouwing toelaat;
  • b. de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten;
  • c. hierover tevoren schriftelijk overeenstemming is bereikt met de betrokken leidingbeheerder(s).

Indien door de bouw, de situering, dan wel de hoogte van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding wordt geen vergunning verleend.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Vergunningplicht

In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen van deze regels is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen/rooien van diepwortelende en/of hoogopgaande bomen of beplantingen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het permanent opslaan van goederen.
22.4.2 Uitzonderingen

Het hierboven onder 22.4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • c. werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning kunnen worden uitgevoerd;
  • d. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
22.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden onder 22.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen het doelmatig en veilig functioneren van de in 22.1 genoemde leiding niet wordt c.q. kan worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt de betreffende leidingbeheerder gehoord.

Artikel 23 Leiding - Hoogspanningsverbinding

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor bovengrondse hoogspanningsverbindingen en de daarbij behorende beschermingszone.

23.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van deze bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 50 m bedraagt.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.2 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits:

  • a. de onderliggende enkelbestemming de bebouwing toelaat;
  • b. de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten;
  • c. hierover tevoren schriftelijk overeenstemming is bereikt met de betrokken leidingbeheerder(s).

Indien door de bouw, de situering, dan wel de hoogte van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding wordt geen vergunning verleend.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbodsbepaling

Het is verboden, op of in de voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen, vellen of rooien van hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport,- energie-, of telecommunicatie-leidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur, anders dan ten behoeve van de betreffende hoogspanningsverbinding;
  • c. het opslaan van materiaal;

met dien verstande dat de alvorens de betreffende omgevingsvergunning wordt verleend de leidingbeheerder wordt gehoord.

23.4.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 23.4.1 is niet vereist voor:

  • a. werken en werkzaamheden welke van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. werken en werkzaamheden welke normale onderhoudswerkzaamheden betreffen;
  • c. werken en werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van het op de bestemming gerichte normale beheer en gebruik van de grond.
23.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 23.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.

Artikel 24 Leiding - Riool

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij artikel 39.3 in acht dient te worden genomen.

24.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen;
  • b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits:

  • a. de onderliggende enkelbestemming de bebouwing toelaat;
  • b. de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten;
  • c. hierover tevoren schriftelijk overeenstemming is bereikt met de betrokken leidingbeheerder(s).

Indien door de bouw, de situering, dan wel de hoogte van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding wordt geen vergunning verleend.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders (vergraven);
  • d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen en woelen);
  • e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven);
  • f. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • g. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • h. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • i. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • j. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • k. het planten van bomen en/of struiken;
  • l. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m².
24.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 24.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
  • f. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer betreft.
24.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 24.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.

Artikel 25 Leiding - Water

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse waterleidingen voor het transport van drinkwater en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij artikel 39.3 in acht dient te worden genomen.

25.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen;
  • b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits:

  • a. de onderliggende enkelbestemming de bebouwing toelaat;
  • b. de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten;
  • c. hierover tevoren schriftelijk overeenstemming is bereikt met de betrokken leidingbeheerder(s).

Indien door de bouw, de situering, dan wel de hoogte van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding wordt geen vergunning verleend.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  • c. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders (vergraven);
  • d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen en woelen);
  • e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven);
  • f. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • g. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • h. het aanbrengen vandrainagebuizen in de grond;
  • i. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • j. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • k. het planten van bomen en/of struiken;
  • l. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m².
25.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
  • f. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming verkeer betreft.
25.4.3 Afwegingskader

Een in artikel 25.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 39.3 in acht dient te worden genomen.

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen op en in de als 'Waarde - Archeologie 2' aangeduide gronden gelden de volgende regels:

  • a. Op en in de als 'Waarde - Archeologie 2 ' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 250 m² per bouwperceel gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
  • b. Indien de verstoring meer dan 250 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm dient de aanvrager een rapport (bureauonderzoek, inventariserend (verkennend, karterend of waarderend) veldonderzoek d.m.v. proefsleuven of boringen, opgraving, archeologische begeleiding) te overleggen, waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren die de archeologische waarden verstoren, indien bij het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de verstoring van gronden meer dan 250 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • f. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt).
26.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 26.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. blijkens een rapport van een door van gemeentewege erkende archeologisch deskundige (voortoets) de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming 'Verkeer' betreft.
26.3.3 Afwegingskader

Een in artikel 26.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

26.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 39.3 in acht dient te worden genomen.

27.2 Bouwregels

Voor het bouwen op en in de als 'Waarde - Archeologie 3' aangeduide gronden gelden de volgende regels:

  • a. Op en in de als 'Waarde - Archeologie 3 ' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 100 m² per bouwperceel (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
  • b. Indien de verstoring meer dan 100 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm dient de aanvrager een rapport (bureauonderzoek, inventariserend (verkennend, karterend of waarderend) veldonderzoek d.m.v. proefsleuven of boringen, opgraving, archeologische begeleiding) te overleggen, waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren die de archeologische waarden verstoren, indien bij het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de verstoring van gronden meer dan 100 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • f. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt).
27.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 27.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. blijkens een rapport van een door van gemeentewege erkende archeologisch deskundige (voortoets) de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming 'Verkeer' betreft.
27.3.3 Afwegingskader

Een in artikel 27.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

27.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 4

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 39.3 in acht dient te worden genomen.

28.2 Bouwregels

Voor het bouwen op en in de als 'Waarde - Archeologie 4' aangeduide gronden gelden de volgende regels:

  • a. Op en in de als 'Waarde - Archeologie 4 ' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 500 m² per bouwperceel (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
  • b. Indien de verstoring meer dan 500 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm dient de aanvrager een rapport (bureauonderzoek, inventariserend (verkennend, karterend of waarderend) veldonderzoek d.m.v. proefsleuven of boringen, opgraving, archeologische begeleiding) te overleggen, waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren die de archeologische waarden verstoren, indien bij het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de verstoring van gronden meer dan 500 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • f. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt).
28.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 28.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. blijkens een rapport van een door van gemeentewege erkende archeologisch deskundige (voortoets) de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming 'Verkeer' betreft.
28.3.3 Afwegingskader

Een in artikel 28.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

28.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 5

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 39.3 in acht dient te worden genomen.

29.2 Bouwregels

Voor het bouwen op en in de als 'Waarde - Archeologie 5' aangeduide gronden gelden de volgende regels:

  • a. Op en in de als 'Waarde - Archeologie 5 ' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 2.500 m² per bouwperceel (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
  • b. Indien de verstoring meer dan 2.500 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm dient de aanvrager een rapport (bureauonderzoek, inventariserend (verkennend, karterend of waarderend) veldonderzoek d.m.v. proefsleuven of boringen, opgraving, archeologische begeleiding) te overleggen, waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren die de archeologische waarden verstoren, indien bij het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de verstoring van gronden meer dan 2.500 m² per bouwperceel bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm:

  • a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  • b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  • c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het oorspronkelijke maaiveld) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  • d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  • e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  • f. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
  • g. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  • h. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  • i. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  • j. het aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt).
29.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 29.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. blijkens een rapport van een door van gemeentewege erkende archeologisch deskundige (voortoets) de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
  • c. het aanbrengen van leidingen in wegbermen binnen de bestemming 'Verkeer' betreft.
29.3.3 Afwegingskader

Een in artikel 29.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

29.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Artikel 30 Waarde - Boom

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van monumentale en waardevolle bomen die beiden vermeld staan op de gemeentelijke bomenlijst, waarbij artikel 39.3 in acht dient te worden genomen. .

30.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Boom' mag niet worden gebouwd,

30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.2 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat dit het behoud van de boom niet in gevaar brengt en de stedenbouwkundige of landschappelijke waarde van de boom niet aantast. Dit dient te worden aangetoond door middel van een bomen effect analyse.

30.4 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 30.2 zijn Burgemeester en wethouders bevoegd met het oog op het behoud van de monumentale of waardevolle boom nadere eisen te stellen aan de plek en de hoogte van bebouwing binnen een zone van 5 m van de dubbelbestemming 'Waarde - Boom'. Voor het stellen van de nadere eisen kan ter zake van een ingediende aanvraag omgevingsvergunning een bomen effect analyse worden geëist.

30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het kappen van monumentale en waardevolle bomen;
  • b. het uitvoeren van werkzaamheden aan die leiden tot een bedreiging van de duurzame instandhouding van waardevolle en monumentale bomen.
30.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 30.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
30.5.3 Afwegingskader

Een in artikel 30.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de (monumentale) waarde van de boom niet langer aanwezig is en deze niet zonder ingrijpende maatregelen aan de boom kan worden hersteld, of de (monumentale) waarde in redelijkheid niet meer is te handhaven conform de afweging uit het geldend beleidsstuk hieromtrent, of de boom zich in een zodanige staat bevindt, dat de veiligheid van gebruikers van het omliggende terrein in gevaar wordt gebracht.

Artikel 31 Waterstaat - Beschermingszone watergang

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop.

31.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.

31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

  • a. het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
31.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' van de verbeelding verwijderen indien uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat de bescherming overbodig is geworden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 33 Algemene bouwregels

33.1 Ondergronds bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels

opgenomen beperkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan bij bestaande hoofd- en bijgebouwen met dien verstande dat ondergrondse bouwwerken uitsluitend zijn toegestaan binnen de gevelgrenzen van de bestaande hoofd- en bijgebouwen;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in sub a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  • d. het zwembad dient te worden gebouwd in het achtererf en op een afstand van ten minste 3,00 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
  • e. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde in de regels voor de van toepassing zijnde bestemming in acht wordt genomen;
  • f. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • g. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
  • h. de ondergrondse ruimte(n) mogen uitsluitend van binnenuit bereikbaar zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben.
33.2 Bestaande afstanden en maten
33.2.1 Bestaande grotere afstanden en maten

Indien afstanden tot, goot- en bouwhoogten, oppervlakte en inhoud van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

33.2.2 Bestaande kleinere afstanden en maten

In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, oppervlakte en inhoud van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden

33.2.3 Heroprichting gebouwen

In geval van heroprichting van bouwwerken is het bepaalde in 33.2.1 en 33.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

33.3 Infiltratie
33.3.1 Infiltratieplicht

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien voor de aanwezige functie op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater.

33.3.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 33.3.1 voor zover op andere wijze in de nodige infiltratievoorziening wordt voorzien.

33.4 Parkeergelegenheid
33.4.1 Parkeernorm

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in “Bijlage 3 Parkeernormen Venray” die als bijlage bij de “Beleidsnota parkeernormen, Gemeente Venray” hoort. Indien deze nota niet toereikend is wordt getoetst aan de CROW publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Indien de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

33.4.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsverlening verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 33.4.1 indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 34 Algemene gebruiksregels

34.1 Strijdig gebruik

Onverlet het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is het (ook) verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het laten gebruiken danwel het doen laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

34.2 Evenementen

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’ gelden de volgende regels:

  • a. het maximaal aantal evenementen dat mag plaatsvinden op de betreffende gronden bedraagt 100 per kalenderjaar;
  • b. het totaal aantal dagen van de duur van de evenementen bedraagt 15 per evenement, inclusief de dagen die nodig zijn voor het op- en afbouwen;
  • c. het maximale aantal toegestane bezoekers per evenement per kalenderdag bedraagt 5.000.

Artikel 35 Algemene aanduidingsregels

35.1 luchtvaartverkeerzone

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone', zijn de gronden mede bestemd voor de obstakelvrije zone van het luchtvaartterrein en is het niet toegestaan, enig bouwwerk te bouwen, enig roerend goed, houtopstanden en/of beplantingen te hebben of aan te brengen, danwel de bodem op te hogen, met een grotere hoogte dan aangegeven dan aangegeven op de verbeelding door middel van de aanduiding 'maximum bouwhoogte'.

35.2 radarverstoringsgebied
35.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'radarverstoringsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en het civiele luchtverkeer.

35.2.2 Bouwregels

Op de voor 'radarverstoringsgebied' aangewezen gronden mag, ongeacht het bepaalde elders in deze regels, de hoogte van 65 m boven NAP niet door bebouwing worden overschreden.

35.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 35.2.2 onder voorwaarde dat de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Hierover wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de radar (i.c. de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie).

35.3 milieuzone - boringsvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de daarin aanwezige beschermde kleilaag. Binnen de boringsvrije zone mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan en slechts met inachtneming van de voorwaarden, zoals die zijn opgenomen in de provinciale Omgevingsverordening Limburg.

35.4 vrijwaringszone - molenbiotoop
35.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduidingen 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden mede bestemd voor bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.

35.4.2 Bouwregels

Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' is het niet toegestaan:

  • a. binnen 100 m van de molen nieuwe bouwwerken op te richten, hoger dan de onderste punt van de verticale wiek;
  • b. binnen 400 m van de molen nieuwe bouwwerken op te richten met een grotere hoogte dan 1/30 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de onderste punt van de verticaal staande wiek.

tenzij op de verbeelding in de onderliggende bestemming een hogere maximale bouwhoogte is opgenomen.

35.4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 35.4.2 teneinde hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde op te richten, indien de vrije windvang en het zicht op de molen reeds zijn beperkt door bebouwing. Hierover dient vooraf advies te zijn ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

35.4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan de ingevolge artikel 35.4.2 toegestane bouwhoogte voor gebouwen;
  • b. het hebben of aanleggen van beplantingen die hoger wordt dan de bouwhoogte die ingevolge artikel 35.4.2 voor bouwwerken is toegestaan;
  • c. het ophogen van gronden.  

Uitzonderingen

Het hiervoor genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen.

Afwegingskader

De werken en werkzaamheden, zoals hiervoor bedoeld, zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen.

35.5 vrijwaringszone - weg 1 (0-50 m)
35.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1 (0-50 m)' zijn de gronden mede bestemd voor de bevordering van de verkeersveiligheid en een goede afwikkeling van het verkeer.

35.5.2 Bouwregels

Op de voor 'vrijwaringszone - weg 1 (0-50 m)' aangewezen gronden mag, ongeacht het bepaalde elders in deze regels, niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van verkeersdoeleinden.

35.6 vrijwaringszone - weg (50-100 m)
35.6.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg (50-100 m)' zijn de gronden mede bestemd voor de bevordering van de verkeersveiligheid en een goede afwikkeling van het verkeer.

35.6.2 Bouwregels

Op de voor 'vrijwaringszone - weg (50-100 m) ' aangewezen gronden mag, ongeacht het bepaalde elders in deze regels, niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van verkeersdoeleinden.

35.6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 35.6.2 ten behoeve van het bebouwen van de gronden ten dienste van de daar voorkomende bestemmingen, mits

  • a. de goede en veilige afwikkeling van het verkeer zich hier niet tegen verzet.
  • b. het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betrokken wegbeheerder.

Artikel 36 Algemene afwijkingsregels

36.1 10%-regeling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% en maximaal 1 meter van die maten en percentages indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels een andere omgevingsvergunning/ontheffing is of kan worden verleend.

36.2 Bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het uitbreiden van het bouwvlak, binnen de bestemming, tot maximaal 10%, met dien verstande dat:

  • a. binnen een afstand van minimaal 5 meter tot aan de zijdelingse en achterste perceelsgrens geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
  • b. de belangen van eigenaren en/of gebruikers van de nabij gelegen gronden en bebouwing niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er uit oogpunt van brandveiligheid geen belemmeringen zijn.
36.3 Meetverschillen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.

36.4 Voorzieningen van openbaar nut

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers, kapellen, wegkruisen en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud maximaal 50 m3 mag bedragen;
  • b. de hoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen.
36.5 Evenementen

In afwijking van het bepaalde in de artikel 34.2 is het mogelijk om een locatie die niet is aangewezen als ‘evenemententerrein’ te gebruiken ten behoeve van evenementen, onder de voorwaarden dat:

  • a. deze evenementen niet langer dan drie kalenderdagen in beslag nemen, inclusief de dagen die nodig zijn voor het op- of afbouwen;
  • b. versterkt geluid of muziek slechts gedurende één dag is toegelaten tussen 10.00 uur en 01.00 uur;
  • c. voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid en een goede verkeersafwikkeling;
  • d. het maximaal aantal bezoekers per evenement per dag niet meer bedraagt dan 5.000.

Artikel 37 Algemene wijzigingsregels

37.1 Feitelijke situatie

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

37.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' (gedeeltelijk) te wijzigen onder voorwaarde dat:

  • a. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen ten aanzien van de bestemmingswijziging;
  • b. maximaal 16 woningen zijn toegestaan;
  • c. het initiatief past binnen de gemeentelijke én regionale afspraken over verdeling van de woningbouw;
  • d. er voor de omgeving geen onevenredige verkeershinder optreedt;
  • e. voorzien wordt in een goede stedenbouwkundige inpassing.

Artikel 38 Algemene procedureregels

38.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.9a van de Wro van toepassing.

38.2 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende vier weken voor belanghebbenden ter inzage op het gemeentehuis;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend op de internetsite van de gemeente Venray;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij het bevoegd gezag;
  • d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 39 Overige regels

39.1 Overtreding algemene gebruiksregels

Overtreding van het bepaalde in artikel 21 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

39.2 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

39.3 Voorangsregels
39.3.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

39.3.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

  • a. Waarde - Archeologie 2;
  • b. Waarde - Archeologie 3;
  • c. Waarde - Archeologie 4;
  • d. Waarde - Archeologie 5;
  • e. Waarde - Boom;
  • f. Leiding - Gas;
  • g. Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  • h. Leiding - Water;
  • i. Leiding - Riool;
  • j. Waterstaat - Beschermingszone watergang.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

40.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Venray'.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Venray van ..............

Mij bekend,

de raadsgriffier.