direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: RO herinrichting woonwagenlocatie Schoolweg Venlo
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.OV201802WWSCHO-VA01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Om de veiligheid en leefbaarheid op de woonwagenlocaties te verbeteren is het, zoals vastgelegd in het Bestuursakkoord tussen de gemeente Venlo en alle woningcorporaties, noodzakelijk om de woonwagenlocaties te herinrichten. Een 8-tal woonwagenlocaties is in beheer/eigendom van woningcorporatie Woonwenz. Een van de her in te richten woonwagenlocaties, betreft de locatie aan de Schoolweg 141 t/m 147.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV201802WWSCHO-VA01_0001.png"

Luchtfoto Schoolweg – mei 2016

De gronden van de woonwagenlocatie aan de Schoolweg zijn planologisch geregeld in het bestemmingsplan 't Ven (vastgesteld 10 juni 2009 met IMRO-nummer NL.IMRO.0983.BPL2009008-VA01). De gronden hebben binnen dit bestemmingsplan de bestemming “Wonen - Woonwagen”. Als gevolg van de herinrichting ontstaat er vanuit fysiek oogpunt een aantal kleine strijdigheden ten op zichte van het bestemmingsplan (zie ook verder onder hoofdstuk 3).

De gemeente Venlo heeft aangegeven dat het herinrichten van de woonwagenlocatie op dezelfde locatie in principe niet bezwaarlijk is, maar dat daarvoor wel een (uitgebreide) afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dient te worden gevoerd (Wabo, artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°). De te verlenen omgevingsvergunning, als ook onderhavige ruimtelijke onderbouwing, ziet enkel op het in planologisch opzicht regelen van de nieuwe locaties van de woonwagens (hoofdgebouwen). Een van de vereisten voor het kunnen voeren van deze procedure is dat een ruimtelijke onderbouwing wordt aangeleverd, waaruit geen belemmeringen voor het initiatief blijken. Onderhavig document betreft de ruimtelijke onderbouwing voor deze procedure.

1.2 Ligging en begrenzing locatie

De locatie bevindt zich in het noorden van Venlo, in het westen van de kern 't Ven en is op onderstaande uitsnede middels een rode ster weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV201802WWSCHO-VA01_0002.png"

Ligging besluitgebied

1.3 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing gaat nader in op de volgende aspecten:

  • ontwikkeling (hoofdstuk 2);
  • het vigerend bestemmingsplan (hoofdstuk 3);
  • relevante milieu- en omgevingsaspecten (hoofdstuk 4);
  • ruimtelijke aanvaardbaarheid (hoofdstuk 5);
  • economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid (hoofdstuk 6).

Hoofdstuk 2 Ontwikkeling

2.1 Algemeen

Het doel van de herinrichting van de woonwagenlocaties in Venlo is het bewerkstelligen van veilige, leefbare en handhaafbare woonwagenlocaties. Aangezien de woonwagens op de woonwagenlocaties in Venlo momenteel niet voldoen aan de wettelijk geldende brandafstanden (afstand van 5 meter tussen de gevels van woonwagens) dienen de bestaande woonwagens op diverse plekken verplaatst te worden en worden de locaties in zijn geheel heringericht.

In het kader van de leefbaarheid wordt deze herinrichting tevens aangegrepen om de kwaliteit van de woonwagenlocaties te upgraden. Deze upgrade wordt bewerkstelligd door het waar nodig bouwen van nieuwe woonvormen (zoals bijvoorbeeld een chalet of een woning), en het waar nodig verwijderen van opstallen. Daarnaast wordt de openbare ruimte op de woonwagenlocatie waar nodig aangepast, door bijvoorbeeld het wijzigen van in- en uitritten, het aanleggen van parkeerplaatsen en het vervangen van de ondergrondse infrastructuur, de algemene nutsvoorzieningen en openbaar groen. In het kader van de handhaafbaarheid worden de woonwagenlocaties omkaderd met een tuinmuur.

De te verlenen omgevingsvergunning, als ook onderhavige ruimtelijke onderbouwing, ziet enkel op het planologisch opzicht regelen van de nieuwe locaties van de woonwagens (hoofdgebouwen). Het besluitvlak zal zich ook hier toe beperken. Concreet komt dit dus neer op het gedeelte tussen de Horsterweg en het sanitair gebouw. Alles wat daar buiten valt (nieuwe bijgebouwen) wordt separaat geregeld middels overige omgevingsvergunningen.

2.2 Bestaande situatie

De woonwagenlocatie is reeds aan de Schoolweg 141 t/m 147 te Venlo gelegen en biedt ruimte aan 4 woonwagens. Alle 4 de woonwagens zijn voorzien van een klompenhok en bergingen op het achterterrein.

Op de situatietekening in bijlage 1 is de bestaande situatie weergegeven en is tevens in rood het vigerende bouwvlak ingetekend. Onderstaande foto's geven de situatie vanuit de Schoolweg weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV201802WWSCHO-VA01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV201802WWSCHO-VA01_0004.png"

Foto's huidige situatie

Ter plaatse van de locatie vigeert het bestemmingsplan 't Ven dat op 10 juni 2009 is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Venlo.

2.3 Toekomstige situatie

Ook voor de woonwagens op de locatie aan de Schoolweg geldt dat deze niet voldoen aan de wettelijk geldende brandafstanden van 5 meter. De bestaande woonwagens dienen derhalve verplaatst te worden. Alle huurders van de standplaatsen krijgen bovendien een aanbod om een nieuwe woonvorm te huren. De keuze is aan de huurder zelf. De huurder kan er ook voor kiezen om de bestaande woonvorm te houden, of om zelf een nieuwe eigendoms-woonvorm te plaatsen. De definitieve keuze voor de woonvorm door de huurder zal in het laatste stadium plaatsvinden. De bedoeling van deze ruimtelijke onderbouwing is dan ook om deze toekomstige woonvormen mogelijk te maken en maximale afmetingen te stellen aan de nieuwe woonvormen. Binnen dat kader kan de huurder vervolgens kiezen voor een nieuwe woonvorm of voor het behoud van de huidige woonwagen.

De afmetingen van de nieuw te plaatsen chalets bedragen maximaal 7 meter breed, 13 meter lang, bouwhoogte ten op zichte van peil (maaiveld): 5 meter, goothoogte: 3,32 (afgerond 3,50) meter. De afmeting van het klompenhok bedraagt maximaal 1,50 x 3,22 meter. De totale oppervlakte van het chalet en het klompenhok bedraagt daarmee maximaal ca. 96 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV201802WWSCHO-VA01_0005.png"

Foto voorbeeld nieuw chalet

In bijlage 2 is een brochure bijgevoegd, waarin ook gevel- en dakaanzichten zijn opgenomen alsmede de uiterlijke verschijningsvorm van het chalet, zoals bijvoorbeeld de gevelbekleding (steenstrips).

In bijlage 3 is op de situatietekening het toekomstige bouwblok ingetekend. Binnen dit bouwvlak zullen 4 woonwagens worden gesitueerd, met een maximale grootte van 9 x 13 meter (afmeting van de grootste reeds aanwezige woonwagen).

De onderlinge afstand tussen de woonwagens (inclusief klompenhok) zal 5 meter bedragen zoals ook als uitgangspunt op de tekening is opgenomen. Ter plaatse van deze ruimte tussen de woonwagens in, zullen in verband met de brandveiligheid en de doorkijk geen bouwwerken worden opgericht. Als gevolg hiervan wordt het perceel alsmede het bouwvlak opgerekt met 2 meter ter plaatse van Schoolweg 147.

Eventuele tijdelijke verplaatsing van de woonwagens tijdens de herinrichting zal zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Gelet op de specifieke aard van het onderhavige voornemen kan ten aanzien van het beleid volstaan worden met het behandelen van het gemeentelijk beleid; het vigerende bestemmingsplan.

3.1 Gemeentelijk beleid

3.1.1 Vigerend bestemmingsplan

De gronden van de woonwagenlocatie aan de Schoolweg 141, 143, 145 en 147 zijn planologisch geregeld in het bestemmingsplan 't Ven (vastgesteld 10 juni 2009). De gronden hebben binnen dit bestemmingsplan de bestemming “Wonen - Woonwagen” met de aanduiding “vrijstaand”. Er zijn maximaal 4 vrijstaande wooneenheden toegestaan binnen het opgenomen bouwvlak, dat strak om de woonwagens is ingetekend, met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 7 meter.

Bouwregels (Artikel 16.2 Wonen – Woonwagen)

16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende bepalingen:

  • a. Woonwagens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.
  • b. Er mogen maximaal 4 woonwagens gebouwd
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.

16.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd worden.
  • b. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw –of het verlengde daarvan– te worden gebouwd.
  • c. In hoeksituaties dienen aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw –of het verlengde daarvan– te worden gebouwd.
  • d. Per standplaats mogen bijgebouwen tot een maximale oppervlakte van 25 m² gebouwd worden;
  • e. De goothoogte van aan– en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3,30 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw –of in het verlengde daarvan– te worden gebouwd; In hoeksituaties dienen erf– en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen, gelegen aan de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens, op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw –of het verlengde daarvan– te worden gebouwd;
  • b. De hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
    • 2. speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
    • 3. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

Verbeelding

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV201802WWSCHO-VA01_0006.png"

Uitsnede verbeelding

Bevindingen

Ondanks dat alle gronden voorzien zijn van de bestemming “Wonen - Woonwagen” met de aanduiding “vrijstaand”, zorgt het te strak ingetekende bouwvlak er voor dat de herinrichting ter hoogte van Schoolweg 141 niet past binnen het bouwvlak.

Er zijn maximaal 4 vrijstaande wooneenheden toegestaan binnen het opgenomen bouwvlak, dat strak om de woonwagens is ingetekend, met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 7 meter. Het aantal wooneenheden zal niet toenemen en volstaat derhalve. Dit geldt ook voor de bouwhoogte.

Op de volgende punten past het voornemen niet binnen het vigerende bestemmingsplan:

  • De 4 chalets passen niet binnen het bouwvlak. Het bouwvlak wordt opgerekt.
  • De goothoogte van de nieuw te bouwen chalets bedraagt maximaal 3,5 meter, terwijl het vigerende bestemmingsplan slechts maximaal 3 meter toestaat.

Het klompenhok is 1,50 x 3,22 waardoor het oppervlak van het klompenhok 4,83 m² bedraagt. De afmeting van de berging bedraagt 2,75 x 6,25 waardoor het oppervlak 17,19 m² bedraagt. De bergingen zijn afgedekt met een plat dak waardoor goot- en bouwhoogte gelijk zijn. De hoogte van de bergingen is 2,80 m. De berging blijft hiermee binnen de toegestane afmetingen.

Conclusie

De chalets alsmede de bergingen blijven hiermee binnen de toegestane afmetingen, behoudens de goothoogte en het bouwvlak, dat aan de zijde van de Schoolweg 141 wordt opgerekt.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingseffecten

Op de locatie is reeds een woonwagenlocatie aanwezig. Aangezien er reeds een milieugevoelig planologisch gebruik in de vorm van ‘wonen’ is toegestaan, wijzigt de functie ter plaatse niet en is als gevolg van de herinrichting geen sprake van de toevoeging van een meer milieugevoelige functie dan reeds planologisch mogelijk.

Met betrekking tot de onderstaande aspecten verandert er derhalve niets ten aanzien van de geldende planologische rechten/ bestaande situatie en is nader onderzoek (mede vanwege de kleinschaligheid van het initiatief in bestaand stedelijk gebied) derhalve niet nodig:

  • Besluit m.e.r.;
  • Natuur en landschap;
  • Waterhuishouding;
  • Geluid;
  • Luchtkwaliteit;
  • Externe veiligheid;
  • Milieuzonering;
  • Archeologie en cultuurhistorie;
  • Verkeer en parkeren;
  • Kabels en leidingen.

Vanwege de herinrichting en de daarmee samenhangende werkzaamheden zijn er nog twee onderzoeksaspecten die in het kader van een goede ruimtelijke ordening nadere onderbouwing behoeven, namelijk bodem en ecologie. Deze onderdelen worden hierna beschreven en getoetst.

4.1 Bodem

Volgens artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Ten behoeve van de inpassing van de reeds verworven rechten, is onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit. Onderstaand zijn de resultaten van het onderzoek en de conclusie op een rij gezet.

Milieuhygiënische kwaliteit van de grond

De onderzoekslocatie is onder te verdelen in 3 deelgebieden: de Schoolweg, de woonwagenlocatie en het openbaar groen;

  • Ter plaatse van de Schoolweg is een asfaltverharding aanwezig die sterk varieert in dikte: 16 cm. ter plaatse van B16; dit asfalt is teerhoudend en 4 cm ter plaatse van B17; dit asfalt is teervrij. Onder de asfaltverharding ter plaatse van B16 is een funderingslaag met onder andere asfaltresten aan getroffen, welke sterk verontreinigd is met PAK. Daaronder is ter plaatse van beide boringen een zandlaag met bijmengingen met bodemvreemd materiaal aangetroffen, welke licht verontreinigd is met zware metalen, PAK en/of minerale olie. Deze funderingslaag is tevens onderzocht op asbest: dat is zowel zintuiglijk als analytisch niet aangetroffen.
  • Ter plaatse van het openbaar groen bestaat de bodem over het algemeen tot de maximaal verkende diepte van 5 m-mv. uit matig fijn zand. De bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv.) is licht verontreinigd met PCB's. De ondergrond bevat geen ten opzichte van de AW2000 verhoogde gehalten.
  • Onder de klinker- en tegelverharding ter plaatse van de woonwagenlocatie is veelal tot de maximaal verkende diepte van 2 m-mv. een zandlaag aangetroffen met plaatselijk (zwakke) bijmengingen met baksteen of kolen. Ter plaatse van 1 boring is een slakkenlaag aangetroffen (B09) en ter plaatse van 1 boring (B15) is de zandlaag matig puinhoudend. De bovengrond ter plaatse van de gehele woonwagenlocatie bevat geen ten opzichte van de AW2000 verhoogde gehalten. De ondergrond is licht verontreinigd met enkele zware metalen, PAK en PCB's. De bodem ter plaatse van de B03 (zwak baksteenhoudend) en B09 (matig puinhoudend) is tevens onderzocht op asbest. Dat is zowel zintuiglijk als analytisch niet aangetroffen.

Milieuhygiënische kwaliteit van het grondwater

Het grondwater is aangetroffen op een diepte van 3,60 m-mv. en is licht verontreinigd met enkele zware metalen.

Conclusies

  • Aangezien er enkel sprake is van licht verhoogde gehalten in de bodem, is er vanuit de Wet bodembescherming (Wbb) geen noodzaak voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of het treffen van saneringsmaatregelen. 
  • De funderingslaag met asfalt resten ter plaatse van de Schoolweg is sterk verontreinigd met PAK. Aangezien er géén sprake is van bodem, is de Wbb niet van toepassing en nader onderzoek en/of treffen van saneringsmaatregelen ook hier niet noodzakelijk.
  • De gevonden gehalten in de bodem vormen in milieuhygiënische zin geen belemmeringen voor het huidige en toekomstige gebruik van het terrein.
  • Bij toekomstige (her)ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met het feit dat niet alle grond zondermeer vrij toepasbaar is. Bij grondwerkzaamheden dient rekening gehouden te worden met het eventueel vrijkomen van verontreinigde grond en materiaalstromen waarmee conform de geldende wet- en regelgeving (Besluit Bodemkwaliteit) op milieuhygiënisch verantwoorde wijze mee moet worden omgegaan.

Het verkennend bodemonderzoek zal als bijlage 4 worden bijgevoegd.

4.2 Ecologie

De Flora- en faunawet, die sinds april 2002 in werking is getreden en sinds 1 januari 2017 is vervangen door de Wet natuurbescherming, beschermt een groot aantal plant- en diersoorten (waaronder vrijwel alle gewervelde dieren en een aantal planten). Deze mogen (o.a.) niet gedood, verjaagd, gevangen en verontrust worden.

In het kader van de voorgenomen herinrichting van de woonwagenlocatie ter plaatse van de locatie Schoolweg 141 t/m 147 te Venlo heeft een ecologisch onderzoek plaatsgevonden om vast te stellen of er beschermde soorten planten en dieren voor (kunnen) komen binnen de begrenzing van de planlocatie. Waarbij wordt opgemerkt dat het groen aan de achterzijde van de woonwagenlocatie (Van Coehoornstraat) en in het verlengde van de Schoolweg in grote lijn gehandhaafd blijft.

Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de ingreep niet tot een negatief effect en daarmee niet tot overtreding van de Wet natuurbescherming (voorheen Flora- en faunawet) leidt. Er zijn in het kader van de Wet natuurbescherming geen vervolgstappen noodzakelijk om de ingreep binnen dit juridisch kader uit te kunnen voeren.

De ecologisch quickscan is als bijlage 5 bijgevoegd.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijke aanvaardbaarheid

De bebouwing in ‘t Ven heeft overwegend een woonfunctie. Dit geldt ook voor de directe omgeving van het besluitgebied vanuit de kern 't Ven. De woonwagenlocatie is gelegen in het westen van de kern en grenst aan de achterzijde aan bedrijventerrein Veegtes.

Het bedrijventerrein is aangelegd in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw en is daarmee het oudste als zodanig geplande bedrijventerrein van Venlo. De woonwagenlocatie wordt ook zoals uit onderstaande foto's blijkt reeds afgeschermd door een groenstrook aan de Van Coehoornstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV201802WWSCHO-VA01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.OV201802WWSCHO-VA01_0008.png"

Foto's achterzijde woonwagenlocatie (Van Coehoornstraat)

Op de woonwagenlocatie zijn en blijven vier woonwagens aanwezig. Het aantal woonwagens neemt derhalve niet toe. Ruimtelijk-functioneel gezien wordt een woonwagenlocatie dan ook passend in de omgeving bevonden.

In stedenbouwkundig opzicht vindt er slechts op kleinschalige basis een aantal wijzigingen plaats, namelijk:

  • het bouwvlak wordt opgerekt, zoals weergegeven in de uitsnede in bijlage 3, zodat de woonwagens op de gewenste afstand van elkaar geplaatst kunnen worden;
  • de goothoogte, gemeten vanaf peil maaiveld, wordt gewijzigd van 3 meter naar maximaal 4 meter;
  • de bouwhoogte, gemeten vanaf peil maaiveld, wordt gewijzigd van 7 meter naar maximaal 6 meter.

Tussen de woonwagens onderling worden in verband met de brandveiligheid en de doorkijk geen bouwwerken opgericht. Ook zijn er in de bestaande situatie reeds parkeermogelijkheden op eigen terrein aanwezig. In de praktijk blijkt echter dat auto's geparkeerd worden aan de overzijde van de straat, in het openbaar groen. Dit levert een ruimtelijk ongewenste situatie op. In overleg met de gemeente Venlo wordt bekeken of hier mogelijk enkele parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden.

De ontwikkeling wordt niet belemmerd door aanwezige, storende milieuaspecten en veroorzaakt geen onoverkomenlijke hinder op de omgeving. Het geldende bestemmingsplan biedt echter geen afwijkings- of wijzigingsmogelijkheden waarmee het plan gerealiseerd kan worden. Uit de hiertoe opgestelde ruimtelijke onderbouwing blijkt dat de gewenste functiewijziging niet bezwaarlijk is en niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Het initiatief wordt derhalve zowel ruimtelijk-functioneel als stedenbouwkundig inpasbaar in de omgeving bevonden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Wanneer een aangewezen bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet als het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

Onderhavig voornemen heeft betrekking op de herinrichting van een bestaande woonwagenlocatie. Derhalve betreft voorliggend plan geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en is kostenverhaal niet noodzakelijk. Daarmee is ook het sluiten van een anterieure overeenkomst niet nodig. Aangezien de gemeente Venlo zelf initiatiefnemer is, is ook het sluiten van een planschadeverhaalsovereenkomst niet nodig.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Procedure

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan dient de uitgebreide procedure zoals beschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) te worden gevolgd.

Voor de uitgebreide procedure geldt afdeling 3.4 van de Awb. De Wabo geeft hierop enkele aanvullingen. Dit zijn onder andere:

  • Aanvraag, ontwerpbesluit en/of het definitieve besluit moeten op grond van zowel de Wabo als het Besluit omgevingsrecht (Bor) in bepaalde specifieke gevallen aan specifieke personen of instanties worden toegestuurd. Te denken valt aan het orgaan dat de verklaring van geen bedenkingen afgeeft, de Inspectie, een ander bestuursorgaan dan het aangewezen bevoegd gezag, etc.
  • Iedereen kan zienswijzen op het ontwerpbesluit indienen (art. 3.12 lid 5 Wabo). Alleen belanghebbenden kunnen bezwaar maken en in beroep gaan.
  • De beslistermijn van zes maanden begint te lopen op de dag ná de dag van ontvangst van de aanvraag (art. 3.12 lid 7 Wabo).
  • De beslistermijn van zes maanden mag éénmaal verlengd worden, met ten hoogste zes weken (art. 3.12 lid 8 Wabo).
  • Indien er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wabo (de toestemming uit de Wabo die in de plaats komt van het projectbesluit) wordt de kennisgeving van het ontwerpbesluit en de mededeling van het definitieve besluit in de Staatscourant geplaatst en gezonden aan de eigenaar van en eventuele beperkt gerechtigden op de in het ontwerpbesluit begrepen gronden, voor zover dat nodig is met het oog op de toepassing van artikel 85 van de onteigeningswet (art. dat nodig is met het oog op de toepassing van artikel 85 van de onteigeningswet (art. 3.12 lid 2 Wabo jo. art. 6.14 lid 2 Regeling omgevingsrecht). De mededeling van het definitieve besluit wordt tevens langs elektronische weg gedaan en beschikbaar gesteld (art. 6.14 Bor jo. Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008).

Terinzagelegging ontwerp-omgevingsvergunning De aanvraag, de ontwerp-omgevingsvergunning en de overige bijbehorende stukken hebben met ingang van PM t/m PM 2016 gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Van de gelegenheid tot het indienen van een zienswijze is geen gebruik gemaakt.

Bij de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort onderhavige ruimtelijke onderbouwing en bijbehorend bodem- en geluidsonderzoek. Het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning wordt beschikbaar gesteld conform de vereisten, zoals die zijn vastgelegd voor ‘projectbesluiten’ in IMRO2012 en STRI2012, met het daarbij behorende besluitgebied c.q. de geometrische plaatbepaling.

6.2.2 Overleg

In artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht is artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing verklaard. Voor deze procedure dient dan ook vooroverleg te worden gevoerd met diensten van het Rijk, provincie en het waterschap. Deze diensten kunnen aangeven dat in bepaalde gevallen vooroverleg niet noodzakelijk is.

Aangezien met het planvoornemen geen provinciale belangen worden geraakt, is vooroverleg met de provincie Limburg niet nodig.

Omdat het besluitgebied reeds nagenoeg volledig verhard is, is ook vooroverleg met het Waterschap Peel en Maasvallei niet noodzakelijk. Belangen van overige instanties zijn niet in het geding.