Plan: | Centrum Tegelen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0983.BPL2009025-VA01 |
Ter plaatse van de aanduiding:
is het betreffende gebouw of object primair bestemd voor het behoud en/ of herstel van cultuurhistorische en/ of monumentale waarden.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' mag alleen worden gebouwd krachtens de onderliggende bestemming en als de bestaande kwaliteit niet wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door situering, massa, kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling en gevelafwerking met kleur en materiaalgebruik, zulks met inbegrip van waardevolle details.
In afwijking van de regels behorende bij de ter plaatse geldende bestemming, mag en dient het stedenbouwkundige beeld en uitwendige karakter van de gebouwde objecten (te) worden behouden, eventueel ook in een van het ter plaatse geldende bestemmingsregel afwijkende maatvoering, mits van het bouwwerk, zoals dit bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, niet wordt veranderd en ook de architectuur en structuur van de bebouwing worden gehandhaafd, te weten: de hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, de dakvorm, de nokrichting en de dakhelling, alsmede de gevelindeling van ramen, deuropeningen, luiken en erkers.
Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager van een bouwvergunning verplichten een rapport te overleggen waarin de cultuurhistorische waarden en zonodig de archeologische (verwachtings)waarden van het op de bouwaanvraag betrekking hebbende terrein en de zich eventueel daarop bevindende opstallen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Het rapport wordt vervaardigd met inachtneming van een programma van eisen, welke daartoe is opgesteld door een deskundige op het gebied van archeologie en/ of cultuurhistorie van de gemeente Venlo.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen in het kader van de bouw-, aanleg- en sloopvergunning ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien ter plaatse gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten of behoudens- en beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels met betrekking tot de bebouwing, voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen zoals opgenomen onder 22.1.2., onder de voorwaarden dat:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' is het verboden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' (geheel of gedeeltelijk) wordt verwijderd, als op basis van archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek geen cultuurhistorische en/ of archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog, de beleidsmedewerker monumenten en/ of beleidsmedewerker cultuurhistorie van de gemeente Venlo.
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/ of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/ of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.