direct naar inhoud van Artikel 20 Waarde-Cultuurhistorie
Plan: Centrum Tegelen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BPL2009025-VA01

Artikel 20 Waarde-Cultuurhistorie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Cultuurhistorie' aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/ of in deze gronden voorkomende:

  • a. cultuurhistorische waarden;
  • b. archeologische vindplaatsen, zoals aanwezig ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie - archeologische vindplaats';
  • c. archeologisch zeer hoge waarden, zoals aanwezig ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie- archeologisch zeer hoge waarde'.


20.2 Bouwregels
20.2.1 Bouwregeling

Er mag slechts worden gebouwd indien:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;
  • b. het bouwplangebied de oppervlakte ondergrens van 100 m² niet overschrijdt, waarbij voor archeologische vindplaatsen én gebieden gelegen binnen een straal van 50 meter van een archeologische vindplaats geen ondergrens geldt;
  • c. bij overschrijding van de onder b. bedoelde ondergrens, op basis van een archeologisch rapport blijkt dat de bebouwing (op grond van het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan geldige cultuurhistorische beleid van de gemeente) aantoonbaar niet leidt tot verstoring van cultuurhistorische en archeologische waarden.

20.2.2 Voorwaarden bouwvergunning

Indien uit het onder lid 20.2.1 onder c bedoelde onderzoek blijkt dat de archeologische en cultuurhistorische waarden van de gronden zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van nader archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen door een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de (op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan geldende) Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
  • c. de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg (die voldoet aan de op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan geldende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

20.3 Ontheffing van de bouwregels
20.3.1 Ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 20.2.1 indien:

  • a. de ingre(e)p(en) word(t)(en) verricht op minder dan 40 centimeter onder het maaiveld;
  • b. het bouwplan of bouwplannen uitsluitend betrekking heeft of hebben op verandering of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwde oppervlakte gehandhaafd blijft en de bestaande fundering niet wordt gewijzigd en of uitgebreid;
  • c. de nieuwbouw naar het oordeel van burgemeester en wethouders binnen de archeologische of cultuurhistorische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
  • d. de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.

20.4 Aanlegvergunning
20.4.1 Verbod

Het is verboden op of in gronden bestemd als 'Waarde-Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • b. het aanleggen van diepwortelende beplantingen en/ of bomen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 meter ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij horende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • f. het vellen, rooien of anderszins aantasten van waardevolle groenelementen en/ of erfaanleg;
  • g. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van waardevolle cultuurhistorische elementen.

20.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 20.4.1. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. minder diep reiken dan 30 centimeter onder het maaiveld en waarbij geen grond blijvend wordt afgevoerd en/ of het grondoppervlak van de aanlegwerken minder is dan 100 m² per bouwperceel;
  • e. archeologisch onderzoek betreffen.

20.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar mits:

  • a. naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 20.1 genoemde doeleinden.

20.5 Sloopvergunning
20.5.1 Voorschriften sloopvergunning

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een sloopvergunning op of in gronden bestemd als 'Waarde-Cultuurhistorie' indien de sloopwerken of werkzaamheden dieper reiken dan 30 centimeter boven het maaiveld en het grondoppervlak van het gebied waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft groter is dan 100 m².

20.5.2 Toepassing voorschriften

Aan de sloopvergunning voor de gronden, als bedoeld in 20.5.1., kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 30 cm boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de (op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan geldende) Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

20.5.3 Archeologische vindplaatsen

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vindplaatsen van (zeer hoge) cultuurhistorische waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' (geheel of gedeeltelijk) wordt verwijderd, als op basis van archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek geen cultuurhistorische en/ of archeologische waarden zijn vastgesteld.