Plan: | Stadsdeel Blerick |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0983.BPL2009018SDBLERCK-VA01 |
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt o.a. de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en is vastgesteld op 13 maart 2012.
Het Rijk stelt in deze structuurvisie heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
In de structuurvisie geeft de rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Hierbij staat kwaliteit voor kwantiteit centraal. In de structuurvisie maakt het rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid en welke instrumenten voor deze belangen door de rijksoverheid worden ingezet:
Voor deze 3 hoofddoelen zijn vervolgens de onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
In de structuurvisie maakt de gemeente Venlo deel uit van de stedelijke regio rond een Greenport. In dergelijke regio's wil het rijk een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat (nationaal belang 1). Greenport Venlo is belangrijk voor de concurrentiekracht van de regio Venlo.
Dit beleid biedt geen concrete fysieke uitgangspunten die relevant zijn bij het actualiseren van vigerende bestemmingsplannen.
Daarnaast zijn er in Stadsdeel Blerick geen grote ontwikkelingen voorzien waarover de SVIR zich uitspreekt.
De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Hiermee geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen.
Sinds de inwerkingtreding per 1 juli 2008 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn instrumenten als Planologische kernbeslissingen en concrete beleidsbeslissingen (respectievelijk pkb en cbb) namelijk niet meer beschikbaar.
Met het Barro maakt het rijk voor een aantal specifieke onderwerpen gebruik van deze mogelijkheid om algemene regels te stellen voor bestemmingsplannen. Het Barro stelt in eerste instantie regels voor het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter. Het doel is te borgen dat geformuleerde nationale belangen niet gefrustreerd worden door ontwikkelingen die met bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Het Barro bevat onder meer de regel dat gemeenten de een vrijwaringszone voor rijkswegen en een primaire waterkering als zodanig in het bestemmingsplan bestemmen.
Het bestemmingsplan is, voor zover van toepassing, conform bovenstaande regels in het Barro.
Algemeen
Op 22 september 2006 is een nieuw Provinciaal Omgevingsplan (POL) vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. Vervolgens is het nieuwe POL op 1 december 2006 gepubliceerd en daarmee in plaats getreden van het tot dan toe vigerende POL uit 2001. In 2008, 2009, 2010 en 2011 is het POL op onderdelen geactualiseerd. Net als het 'oude' POL is het POL 2006 een integraal plan dat verschillende, bestaande plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg en beschrijft de ambities, de context en de hoofdlijnen van aanpak voor onderwerpen waarbij de provincie een rol speelt. Het POL 2006 is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkelingen van Limburg tot een kwaliteitsregio.
In 2009 is het POL geactualiseerd met de POL-aanvulling "Verstedelijking & Limburgs kwaliteitsmenu" (2009). Deze zal hier kort worden beschouwd. Daarbij wordt eerst ingegaan op de kaart Perspectieven en de themakaarten blauwe, groene en kristallen waarden. Vervolgens worden de perspectieven die van toepassing zijn op het plangebied nader belicht.
Kaart Perspectieven
Ter beoordeling van toekomstige ontwikkelingen is de zogenaamde POL-kaart 'Perspectieven' vervaardigd die onderscheid maakt in tien ruimtelijke perspectieven. Uit de uitsnede van de POL-kaart valt op te maken dat voor het plangebied perspectief P9: "stedelijke bebouwing" van toepassing is (zie bijgaand kaartje). Het plangebied is tevens gelegen binnen de grens "stedelijke dynamiek'.
Deze aspecten worden in de navolgende paragrafen nader toegelicht.
Themakaarten Blauwe, Groene en Kristallen Waarden
Om bepaalde basiswaarden te beschermen en te versterken heeft de provincie een drietal kaarten ontwikkeld waarop deze basiswaarden aangeduid worden. Het betreft de kaarten: Blauwe Waarden, Groene Waarden en Kristallen Waarden.
Uit deze kaarten blijkt dat het plangebied voor een deel (zuidoosten) in de aanduidingen "Veerkrachtig watersysteem Maas" en "EHS en POG (P1 en P2)" valt. In de themakaarten Groene en Kristallen Waarden is te zien dat deze EHS- en POG gebieden worden aangeduid als "nieuwe natuurgebied" en "Bos- en natuurgebied"(perspectief 1; EHS) en "Provinciale Ontwikkelingszone Groen" (perspectief 2, POG). Tot slot blijkt uit de themakaart Kristallen waarden dat het volledige plangebied onderdeel uitmaakt van de "Venloschol".
In de navolgende paragrafen worden bovenstaande waarden nader belicht.
Perspectief 1 Ecologische Hoofd Structuur
Hoofdlijn van het beleid is het beschermen en realiseren van de samenhangende robuuste structuur van grotere natuur- en bosgebieden en verbindingen daartussen. Bescherming, ontwikkeling en verbetering van de (grensoverschrijdende) biodiversiteit en natuurlijke ecosystemen via milieubescherming, natuurbeheer en herstel van natuurlijke watersystemen, zoals beken en (grond)waterafhankelijke natuurgebieden, staat hier voorop.
Dit perspectief is als een bestemming "Natuur" met dubbelbestemming "Waarde - Ecologie" in dit bestemmingsplan opgenomen.
Voor ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden aantasten of de nagestreefde natuurontwikkeling belemmeren geldt het "nee, tenzij"-regime. Als dergelijke activiteiten toch doorgang vinden moet compensatie plaatsvinden. Onder strikte condities kunnen voor knelpuntsituaties oplossingen worden gecreëerd mits dit tevens leidt tot een versterking van de ecologische structuur voorzien van (recreatieve) routestructuren binnen de ecologische randvoorwaarden.
Perspectief 2: Provinciale ontwikkelingszone groen (POG)
Het beleid in de POG is gericht op het versterken en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden. Door inrichting en vergunningstelsel wordt bijgedragen aan de voor de aangrenzende EHS-gebieden gewenste water- en milieucondities. Binnen de POG wordt tevens zorg gedragen voor het vasthouden en bergen van water in de beekdalen, in combinatie met ecologisch herstel van de SEF-beken, waterconservering ten behoeve van de grondwaterafhankelijke natuurgebieden en het voorkomen van erosie op de steilere hellingen.
Het POG is als bestemming "Natuur" in dit bestemmingsplan opgenomen.
Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschapswaarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen in de POG. Belangrijk zijn het behoud en bewerkstelligen van de juiste basiscondities voor de beoogde verbetering van natuur en watersystemen, mede met het oog op het waarborgen van een gegarandeerde en veilige drinkwatervoorziening. Het bebouwingsarme karakter blijft gehandhaafd.
Perspectief 9 "Stedelijke bebouwing"
De stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon-, winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgave ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering en ecologisch water.
Het perspectief stedelijke bebouwing bestaat uit diverse functies en is daarom juridisch geregeld in diverse bestemmingen en dubbelbestemmingen.
Stedelijke dynamiek
Stedelijke dynamiek wordt omschreven als een continu proces van verandering en vernieuwing, intensief ruimtegebruik, samengaan van verschillende leefstijlen en een breed scala aan ontmoetingsplaatsen waar informatie, diensten en goederen worden uitgewisseld. Zeven stadsregio's (de regio Venlo waarbinnen dit plangebied is gelegen) krijgen ruimte voor opvang van de stedelijke dynamiek in de provincie. Daar is ruimte voor stedelijke milieus, daar ligt het accent bij het bieden van een gevarieerd cultuuraanbod en hoogwaardige voorzieningen.
De grens van de stedelijke dynamiek is niet specifiek geregeld in het bestemmingsplan. Indien het plangebied buiten de grens stedelijke dynamiek is gelegen is het Limburgs Kwaliteitsmenu van toepassing. Dit is hier echter niet aan de orde.
Venloschol
Het plangebied ligt in de zogenaamde Venloschol grondformatie. In dit gebied tussen Venlo, Venray en Blitterswijck geldt in de VWL vanaf 4 februari 2005 een stand-still voor onttrekkingen ten behoeve van beregening of bevloeiing met grondwater dat dieper dan N.A.P. + 5 m wordt onttrokken. Dit komt op de meeste plaatsen overeen met een diepte van 15-20 m beneden maaiveld. Voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van andere toepassingen dan beregening of bevloeiing beneden deze diepte geldt een vergunningplicht vanaf 0 m³/uur.
Sinds januari 2008 is de Venloschol in de PMV aangewezen als boringsvrije zone en geldt er tevens een boorverbod, weliswaar met ontheffingsmogelijkheid. De boringsvrije zone Venloschol is ingericht om te voorkomen dat de in het gebied aanwezige (beschermende) kleilaag wordt doorboord en daarmee het onderliggende kwalitatief hoogwaardige grondwater kans loopt op vervuiling. Het betreft hier echter géén absoluut verbod.
De boringsvrijezone is niet specifiek gergeld in dit bestemmingsplan. Indien geboord wordt tot een diepte van 5m. + NAP, dient een ontheffing te worden verkregen in het kader van een omgevingsvergunning.
In de Strategische Visie 2030 is vastgelegd hoe Venlo zich tot 2030 zal moeten ontwikkelen. Een belangrijke aanleiding voor deze visie was de gemeentelijke herindeling van januari 2001. Omdat drie gemeenten werden samengevoegd met ieder hun eigen beleidserfenis was het noodzakelijk om een nieuw beleidsdocument te vervaardigen voor de pasgevormde gemeente.
De visie wordt geschetst aan de hand van thema's en ambities. Deze vijf thema's proberen een onderling samenhangend en in de toekomst geprojecteerd antwoord te geven op de ontwikkelingen en trends zoals we die nu, anno 2010, kennen en onderkennen. De thema's zijn:
De geschetste thema’s en ambities zijn samengetrokken tot een drietal scenario’s waarin duidelijk herkenbare accenten worden gezet:Netwerk Venlo; Woonkamer Venlo en Atelier Venlo. Tijdens het besluitvormingsproces over de strategische visie in de gemeenteraad zijn een aantal elementen uit een deze drie scenario’s samengevoegd tot een samengesteld scenario, ‘Venlo Kansenstad’
Individuele ontplooiing en participatie, innovatiekracht en een aantrekkelijk woonklimaat zijn de belangrijkste karakteristieken dit voorkeursscenario.
De strategische visie formuleert geen fysieke maatregelen welke in dit bestemmingsplan van een juridische regeling moeten worden voorzien.
De "Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015" is het functioneel en ruimtelijk toetsingskader voor het maken van keuzes bij ruimtelijke ontwikkelingen in Venlo. Deze visie is op 25 maart 2009 gewijzigd vastgesteld op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid van de structuurvisie zijn mede gebaseerd op de ambities zoals die eerder zijn verwoord in visies als "Venlo grenzeloze stad", de Perspectievennota, de Voorjaarsnota en o.a. geactualiseerd in de Stadsvisie die op 2 juni 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. De Ruimtelijke Structuurvisie is het ruimtelijk integratie kader tussen de stadsvisie (Visie Venlo 2030), de sociale en economische structuurvisies en de beleidsnota's en beleidsprogramma's. In Blerick vormt behoud en de vernieuwing van de woningvoorraad een aandachtspunt. De ontwikkelingen geven aan dat de voorzieningen onder druk zullen komen te staan. Er dient een balans te worden gevonden tussen de verzorgingsfunctie van het centrum (primair als boodschappenfunctie en als ontmoetingsfunctie) en de basisvoorzieningen in de wijken. De mogelijkheden om via nieuwbouw het draagvlak te versteken zijn beperkt. Aandachtspunt is tevens de relatie met de Maas. Functiewijziging van verzorgingsfuncties die door centralisatie zullen verdwijnen is een punt van aandacht.
In de Ruimtelijke Structuurvisie is gekozen voor het voor het ruimtelijk structuurconcept “Krachtige kernen in een robuust casco”. De kern van de Ruimtelijek Structuurvisie wordt gevormd door een aantal principes die uitwerking geven aan de doelstellingen.
Een van die principes is gericht op het behoud van krachtige kernen, daarbij wordt Blerick specifiek genoemd als onderscheidbare en herkenbare kern in het stedelijk netwerk van Venlo. De vraag naar ruimte voor woningen, bedrijven, kantoren en voorzieningen wordt, in ieder geval tot 2015, primair opgelost op locaties binnen de grenzen van de kernen. Dit is noodzakelijk om voldoende draagvlak te behouden voor voorzieningen in de kernen tegen de achtergrond van een stabiliserende bevolking.
Ontwikkelingen in de kernen dienen gericht te zijn op een gedifferentieerd aanbod in belevings en gebruiksmogelijkheden. Dit bestemmingsplan biedt de planologisch-juridische ruimte en om een gedifferentieerd woningbestand en een passend voorzieningenniveau in stand te houden. Daarbij worden waardevolle bebouwingselementen en straatbeelden van een bescherming voorzien en hiermee een duurzame, functionele en evenwichtige ruimtelijke structuur gewaarborgd.
De nota ten aanzien van het architectuurbeleid heeft het behoud van bestaande kwaliteiten van de bebouwde omgeving en een hoge standaard voor de nieuwbouw op het oog. De commissie Ruimtelijke kwaliteit is een belangrijke gemeentelijke orgaan om de bewaking van de kwaliteit uit te voeren. De beeldkwaliteit van stedenbouw en architectuur kan hierdoor worden versterkt.
In de Welstandsnota worden de lijnen uiteengezet van het gemeentelijk welstandsbeleid. Voor verschillende gebieden wordt een verschillend beleid gevoerd in dat kader.
Blerick valt over het algemeen onder een bijzonder welstandsbeleid, voor enkele deelgebieden gelden specifiek opgestelde beeldkwaliteitplannen. Het welstandsbeleid is volgend op het bestemmingsplan; welstandseisen mogen de mogelijkheden van het bestemmingsplan niet overschrijden. Via de ontheffingsregeling, de nadere eisen regeling en het in een bestemmingsplan op te nemen aanlegvergunningsstelsel kan er een relatie ontstaan tussen welstand, cultuurhistorie en archeologie.
Het onderhavige plan heeft vooral een beheerskarakter en is over het algemeen gedetailleerd van opzet. De ruimte voor ongewenste ontwikkelingen in welstandelijke zin is zeer beperkt.
Ten behoeve van het in stand houden en verbeteren van de ruimtelijke voorwaarden voor het goed functioneren van de steden, zowel in ruimtelijk, sociaal-cultureel als in economisch opzicht, legt het kabinet de nadruk op het streven naar een goed leef- en productiemilieu, op de benutting van de nog aanwezige capaciteiten van het stedelijk gebied voor wonen, werken, recreatie en verzorging en op vermenging van deze functies.
Het perspectief voor het stedelijk gebied als geheel is georiënteerd op de schaal van de stad, respectievelijk het stadsgewest. Het kabinet streeft voor deze gebieden naar het scheppen van ruimte voor stedelijke vernieuwing.
Ook het bestaand stedelijk gebied moet inspelen op de toenemende vraag naar woon- en werklocaties met kwaliteit. Dit beleid krijgt gestalte zowel in consolidatiegebieden, waar het ruimtelijk beleid gericht is op handhaving van de bestaande ruimtelijke structuur, als in stagnatiegebieden, die via ingrijpende vernieuwing opnieuw tot leven moeten worden gebracht, en in expansiegebieden, waar vaak kan worden volstaan met aanpassing van ruimtelijke structuren, respectievelijk het wegnemen van factoren die vernieuwing van de ruimtelijke structuur in de weg staan.
Door goede afstemming van woon-werklocaties en aandacht voor het mobiliteitsprofiel van bedrijven en voorzieningen wordt een zodanige ontwikkeling van de binnensteden bevorderd dat het mobiliteitsvraagstuk niet wordt verzwaard.