direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Middengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BPL2009015-VA01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitvoeren van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
  • b. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, waarbij geldt dat maximaal 10% van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 500 m2, voor productiegebonden detailhandel mag worden gebruikt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf': een gemeentewerf;
  • d. kantoren bij bedrijven, niet zijnde zelfstandige kantoren, mits het kantoorvloeroppervlak maximaal 40% van het bedrijfsvloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt, tot een maximum van 1.500 m2;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend openbare nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. parkeervoorzieningen. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • j. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • k. gebouwen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen algemeen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.

4.2.2 Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw wordt opgericht;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
  • b. de afstand tot op de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 4.2.1 sub d minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval verstaan, het gebruik van de gronden voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. wonen;
  • d. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 4.1 sub b;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • f. prostitutie en/of seksinrichtingen;
  • g. coffeeshops;
  • h. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
  • i. afvalwerkende bedrijven.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 sub a ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1, mits:
    • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
    • 2. het geen risicovolle inrichtingen betreft;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1, maar niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd, mits:
    • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
    • 2. het geen risicovolle inrichtingen betreft;

Bij de beoordeling van de aard en de invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

4.6.2 Criteria

Bovengenoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid.