Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. agrarisch grondgebruik;
-
b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een productiegebonden paardenhouderij;
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': bedrijfswoningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
-
e. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur': tevens behoud en verbetering van de Ecologische Hoofdstructuur;
met daaraan ondergeschikt:
-
f. voorzieningen van algemeen nut;
-
g. recreatief medegebruik;
-
h. bed and breakfast in maximaal 5 ruimten in bestaande bebouwing, tot een maximum oppervlakte van 60 m2 van het hoofdgebouw;
-
i. standplaats voor maximaal 15 kampeermiddelen, uitsluitend binnen het bouwvlak, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
-
j. infrastructurele voorzieningen;
-
k. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
l. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
-
m. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
n. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
-
o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 (Bedrijfs)gebouwen
Voor het bouwen van (bedrijfs)gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van agrarisch grondgebruik dan wel volwaardige agrarische bedrijven worden gebouwd;
-
b. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
-
c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
-
d. het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
-
e. per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
-
b. de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
-
c. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 900 m3 bedragen;
-
d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.
3.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, behorende tot de bedrijfswoning, gelden de volgende regels:
-
a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mogen alleen in het bouwvlak worden gebouwd;
-
b. goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
-
d. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen, behorende tot de bedrijfswoning, mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
-
e. de afstand van de bijgebouwen, behorende tot de bedrijfswoning, tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder dan 3 m bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. silo's zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak;
-
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
-
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
-
d. de bouwhoogte van silo's en buffertanks mag niet meer dan 12 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
-
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
-
c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
-
d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
-
e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
-
f. ter bevordering van de zelfredzaamheid van personen die in de nabijheid van risicobronnen verblijven;
-
g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
-
h. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval verstaan, het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
-
a. standplaats voor meer dan 15 kampeermiddelen;
-
b. een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf;
-
c. prostitutie en/of seksinrichtingen;
-
d. coffeeshops;
-
e. niet-grondgebonden bedrijven en intensieve veehouderijen;
-
f. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
h. detailhandel met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen of detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in agrarische nevenproducten.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van het hergebruik van een legale agrarische bedrijfswoning als burgerwoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. bekeken dient te worden of agrarisch hergebruik nog mogelijk is;
-
b. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
-
c. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
-
d. de burgerwoning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
-
e. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken dient te worden teruggebracht tot 100 m2 of tot maximaal 20% van de te slopen oppervlakte tot een maximum maat van 150 m2;
-
f. de ontwikkeling past binnen het POL en het reconstructieplan;
-
g. er dient aandacht te worden besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.